Algemene wet bestuursrecht. Algemene wet inzake rijksbelastingen. Besluit Fiscaal Bestuursrecht

9 december 2008

Nr. CPP2008/2635M

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Aspectgebied Formeel Recht

De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

1. Inleiding

Dit besluit komt in de plaats van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht (Besluit van 7 januari 2007, nr. CPP 2007/3207M, Stcrt. 2008, nr. 11). In dit besluit wordt in hoofdlijnen aangegeven welke van de Awb afwijkende en welke aanvullende regels gelden voor de Belastingdienst. De opbouw van dit besluit sluit aan bij de artikelvolgorde van de Algemene wet bestuursrecht. Ten opzichte van het vervangen besluit is een nieuw onderdeel 6 toegevoegd onder vernummering van de oude onderdelen 6 en 7.

2. Weigeren gemachtigde

De Awb geeft in artikel 2:2 aan het bestuursorgaan de mogelijkheid een gemachtigde te weigeren. De Belastingdienst maakt van die bevoegdheid slechts in uitzonderingsgevallen gebruik. Te denken is aan gevallen van evidente en ernstige ondeskundigheid. Ook kan worden gedacht aan gemachtigden die herhaaldelijk de normale gang van zaken, eventueel onder bedreiging van geweld, verstoren of tegen wie vermoedens bestaan van het begaan van strafbare feiten. De bevoegdheid om een gemachtigde te weigeren wordt uitsluitend uitgeoefend door de voorzitters en de leden van de managementteams van de regio’s van de Belastingdienst. Tegen deze beschikking kan op grond van de Awb bij de voorzitters en de leden van de managementteams van de regio’s van de Belastingdienst bezwaar worden gemaakt, waarna beroep mogelijk is bij de Rechtbank, sector bestuursrecht.

3. Horen bij het vaststellen van de aanslag

Uit artikel 4:12 van de Awb vloeit voort dat de inspecteur kan afzien van het horen voorafgaand aan het vaststellen van een belastingaanslag. De Belastingdienst voert evenwel het beleid om bij correcties van aangiften vooraf contact op te nemen met belastingplichtige.

4. Niet-ontvankelijk bezwaar

Als een bezwaarschrift niet voldoet aan één van de vormvereisten van artikel 6:5 van de Awb, dan geeft de inspecteur de indiener vier weken de gelegenheid dat verzuim te herstellen. Mocht het verzuim niet binnen die vier weken hersteld zijn, dan krijgt de indiener van de inspecteur nog een termijn van twee weken. Daarbij deelt de inspecteur mee dat hij het bezwaarschrift op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk zal verklaren als het verzuim niet binnen de termijn wordt aangevuld. In alle gevallen waarin het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard, wordt het voorzover mogelijk (ambtshalve) in behandeling genomen.

5. Horen

In afwijking van artikel 25, eerste lid, van de AWR ligt het initiatief voor het horen van belanghebbende, conform artikel 7:2 Awb, bij de inspecteur. Als belanghebbende niet reageert op de uitnodiging, dan neemt de inspecteur contact met hem op.

Een hoorgesprek kan niet telefonisch worden gevoerd. Wel kan het zo zijn dat belanghebbende na telefonisch contact met de inspecteur van mening is dat hij zijn zaak voldoende heeft toegelicht en afziet van een hoorgesprek.

Het horen strekt er mede toe om (ambtshalve) een zo gefundeerd mogelijke beslissing te kunnen nemen. De inspecteur hoort de belastingplichtige als er redelijkerwijs twijfel mogelijk is of het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is. Conform artikel 7:7 Awb maakt de inspecteur van het hoorgesprek een verslag. Hij stelt belanghebbende en/of zijn gemachtigde in de gelegenheid zich over dat verslag uit te laten.

6. Uitstel beslissing op bezwaar

Indien een bezwaarschrift wordt ingediend over een geschilpunt waarover in een andere zaak al wordt geprocedeerd, kan de inspecteur met inachtneming van artikel 7:10, vierde lid, Awb, met de belastingplichtige afspreken dat hij pas uitspraak op het bezwaarschrift doet als de Hoge Raad de in geschil zijnde rechtsvraag definitief heeft beantwoord. Het moet gaan om een rechtsvraag waarin de individuele omstandigheden van belastingplichtigen geen rol spelen. Als de indiener niet instemt met het aanhouden van het bezwaarschrift, wijst de inspecteur het bezwaar af.

De inspecteur doet geen toezegging de belastingaanslag ambtshalve te zullen herzien nadat de Hoge Raad in de kwestie heeft beslist. Dit lijdt slechts uitzondering wanneer de in geschil zijnde fiscale kwestie zich bij één belastingplichtige met betrekking tot meer dan één heffingstijdvak of heffingstijdstip onveranderd voordoet en de desbetreffende aanslagen nog niet onherroepelijk vaststaan. Dan kan de inspecteur met de belastingplichtige afspreken dat hij kan volstaan met het indienen van één bezwaarschrift.

7. Klachten

Titel 9.1 van de Awb regelt de klachtafhandeling door bestuursorganen. Klachten die gaan over gedragingen van medewerkers van organisatie-onderdelen van de Belastingdienst die onder leiding staan van een managementteam waarvan de voorzitter in Hoofdstuk 2 van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 niet is aangewezen als inspecteur of ontvanger, worden door deze organisatie-onderdelen zelf behandeld. In daartoe aanleiding gevende gevallen vindt afstemming plaats met de inspecteur en/of ontvanger onder wie de belanghebbende ressorteert.

8. Inwerkingtreding en intrekking besluiten

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst. Het besluit van 7 januari 2008, nr. CPP 2007/3207M, Stcrt. 2008, nr. 11, wordt hierbij ingetrokken.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 9 december 2008

De Staatssecretaris van Financiën,

namens deze:

de directeur-generaal Belastingdienst,

M.A. Ruys.

Naar boven