Ontheffing VFR-vluchten beneden minimumvlieghoogte

Beschikking van de Minister van Verkeer en Waterstaat, houdende ontheffing van het verbod VFR-vluchten uit te voeren beneden de minimum vlieghoogte buiten gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen

5 februari 2008

Nr. IVW TBE 45.1.b - 2008 - 128 - Helicon

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Defensie;

Gezien het verzoek om ontheffing d.d. 1 februari 2008, ontvangen op 1 februari 2008 van Helicon BV;

Overwegende dat de vereiste maatschappelijke relevantie blijkt uit de opdrachten van de Gasunie voor het uitvoeren van inspectievluchten op gaspijpleidingen. Het gehele gaspijpleidingnetwerk (hogedrukleidingen) dient op frequente basis geïnspecteerd te worden om calamiteiten, op en rondom het totale gaspijpleidingtraject en werkzaamheden die het leidingenstelsel in gevaar zouden kunnen brengen, tijdig te signaleren zodat de algemene veiligheid in heel Nederland mede gewaarborgd kan worden;

Gelet op artikel 45, vijfde lid, van het Luchtverkeersreglement;

Besluit:

Artikel 1

Deze beschikking is van toepassing op de helikopters van het type Robinson R44 en Eurocopter EC120, in gebruik bij Helicon BV, waarmee VFR-vluchten worden uitgevoerd in heel Nederland ten behoeve van het inspecteren van het gaspijpleidingnetwerk (hogedrukleidingen), in opdracht van de Gasunie.

Artikel 2

Aan de gezagvoerders van de in artikel 1 genoemde helikopters wordt van 5 februari 2008 tot en met 5 februari 2009 ontheffing verleend van het verbod, genoemd in artikel 45, eerste lid, onder b, van het Luchtverkeersreglement, om VFR-vluchten uit te voeren beneden de minimum VFR-vlieghoogte, die niet plaatsvinden boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen, gedurende de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de in artikel 60, onder a, bedoelde luchtvaartgids, met inachtneming van de volgende voorschriften en beperkingen:

a. de gezagvoerder is in het bezit van een geldig CPL of ATPL;

b. de minimum toegestane vlieghoogte bedraagt 60 meter (200 voet) boven de grond of het water, maar ten minste 30 meter (100 voet) boven de hoogste hindernis gelegen binnen een afstand van 100 meter van de helikopter of 600 meter van het vliegtuig;

c. er wordt niet gevlogen beneden de minimum-VFR-vlieghoogte over vogelreservaten, zoals gepubliceerd in de luchtvaartgids;

d. de vluchten beneden de minimum VFR-vlieghoogte vinden uitsluitend plaats binnen de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de luchtvaartgids;

e. er wordt uitsluitend gevlogen beneden de minimum-VFR-vlieghoogte gedurende de periode dat dit noodzakelijk is voor het doel van de vlucht;

f. er dient eerst klaring verkregen te worden van de betrokken luchtverkeersdienstleiding voor vluchten die plaatsvinden binnen een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied;

g. voor vluchten binnen een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied zal een SSR -transponder met 4096 codemogelijkheden in Mode A met automatische hoogterapportering in Mode C worden gebruikt;

h. tijdens het uitvoeren van de vlucht is een tweezijdige radioverbinding tot stand gebracht met de betrokken luchtverkeersleidingsdienst en wordt voortdurend op de aangewezen radiofrequentie geluisterd;

i. voor het maken van opnamen van gaspijpleidingen dient de cameraman in het bezit te zijn van een op zijn / haar naam gestelde luchtopnamevergunning, verkregen bij het Ministerie van Defensie, MIVD/ACIV/BBMG, Sectie Luchtfotografie;

j. bij het niet of niet volledig nakomen van de bovenstaande voorschriften en beperkingen kan dat aanleiding zijn deze ontheffing in te trekken.

Artikel 3

De aanvrager draagt er zorg voor dat de gezagvoerder en de cameraman bekend zijn met de inhoud van deze beschikking.

Artikel 4

Deze beschikking treedt in werking met ingang van 5 februari 2008 en vervalt met ingang van 6 februari 2009, tenzij deze voortijdig wordt ingetrokken.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,namens deze,
de unitmanager Unit Kennis, Advies en Berichtgeving, Toelating/Continuering Luchtruim,
R.J. Putters.

Bezwaarmogelijkheid

Indien u het niet eens bent met deze beslissing kunt u hiertegen, op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, binnen zes weken na de datum waarop deze beslissing is verzonden schriftelijk bezwaar aantekenen.

Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en moet ten minste bevatten:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht;

- de gronden van het bezwaar.

Het bezwaarschrift kunt u richten aan:

Inspectie Verkeer en Waterstaat

Toezicht Beheereenheid

Unit Juridische Zaken

Postbus 90653

2509 LR Den Haag.

Naar boven