Loonheffingen. Inkomstenbelasting. Internationale aspecten van pensioenen

31 januari 2008

Nr. CPP2007/98M

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven en beleidsbesluiten

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit bevat een samenvoeging en actualisering van zes eerdere beleidsbesluiten over de pensioenen van werknemers die grensoverschrijdend wonen of werken of allebei. Dit besluit bevat de aanwijzing van een aantal regelingen als pensioenregeling.

1

Algemene inleiding

Dit besluit behandelt enige situaties van pensioenopbouw en pensioenafwikkeling met internationale aspecten. De eerste situatie komt in onderdeel 2 aan de orde. Het betreft daar inkomende werknemers. De tweede situatie betreft uitgaande werknemers. Hierover gaat onderdeel 3.

In dit besluit wijs ik enkele regelingen aan als pensioenregeling. Die aanwijzingen vinden plaats in overeenstemming met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (zie artikel 19d van de Wet op de loonbelasting 1964).

Dit besluit bevat enkele beleidswijzigingen. Ik geef de voornaamste daarvan aan in de tekst van het besluit.

Voorgaande besluiten

a. Dit beleidsbesluit is een samenvoeging en actualisatie van:

– het besluit van 20 december 2000, nr. CCP2000/3178M over overdracht van pensioenkapitaal aan EU/ECB;

– het besluit van 17 januari 2002, nr. CPP2001/3181M, over overdracht van pensioenkapitaal vanuit het buitenland;

– het besluit van 16 juli 2002, nr. CPP2002/192M, over overdracht van pensioenkapitaal aan een buitenlandse verzekeraar;

– het besluit van 6 augustus 2002, nr. CPP2002/784M, over in het buitenland opgebouwde zuivere pensioenen waarvoor tijdens de opbouw geen tegemoetkoming is genoten;

– het besluit van 24 september 2002, nr. CPP2002/1640M, over aanwijzing van onzuivere buitenlandse pensioenregelingen;

– het besluit van 22 januari 2004, nr. CCP2003/200M over overdracht van pensioenkapitaal aan een pensioenfonds van een internationale organisatie.

b. De volgende besluiten zijn niet in dit besluit overgenomen omdat de inhoud daarvan rechtstreekse wetstoepassing betreft:

– het besluit van 16 april 2001, nr. RTB2001/1325M, over beperkte pensioenopbouw gedurende salarissplitsing;

– het besluit van 24 juli 2002, nr. CPP2002/1073M, over voortzetting van een Nederlandse pensioenregeling bij uitzending naar het buitenland in concernverband.

De inhoud van deze besluiten is of wordt voor zoveel nodig geactualiseerd en verplaatst naar de voorlichtingssite van de kennisgroep pensioenen van de Belastingdienst: www.belastingdienstpensioensite.nl (op termijn te raadplegen via www.belastingdienst.nl).

c. Ook trek ik het besluit in van 21 december 2000, nr. CPP2000/2971M, over de toepassing van de artikelen 19b en 36 (tekst tot 28 december 2000) van de Wet op de loonbelasting 1964 in internationaal verband. Dat besluit heeft zijn belang verloren door jurisprudentie.

1.1

Gebruikte begrippen en afkortingen

aanvullend pensioen

een pensioen dat is overeengekomen tussen werkgever en werknemer en dat niet valt onder Verordening (EEG) 1408/71 of onder een verdrag inzake de sociale zekerheid

AWR

Algemene wet inzake rijksbelastingen

BSN

Burgerservicenummer

buitenlandse pensioen-

uitvoerder

een pensioenuitvoerder die in het buitenland is gevestigd of een pensioenuitvoerder van een internationale organisatie

conserverende aanslag

een aanslag inkomstenbelasting als bedoeld in artikel 3.83, eerste of tweede lid, of artikel 7.2, achtste lid, van de Wet IB 2001, inclusief de daarop verschuldigde revisierente als bedoeld in artikel 30i van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

detachering

tijdelijke uitzending voor werkzaamheden op het grondgebied van een andere lidstaat; de werknemer blijft op grond van de artikelen 14, eerste lid, en 17 van Verordening (EEG) 1408/71 voor de sociale verzekeringen verzekerd in de lidstaat van uitzending

DNB

De Nederlandsche Bank N.V.

ECB

Europese Centrale Bank

EU

Europese Unie (hieronder worden alle Europese Gemeenschappen begrepen)

inkomende werknemer

werknemer die vanuit het buitenland in Nederland komt wonen of werken

loon

loon in de zin van hoofdstuk II van de Wet LB

loonheffingen

loonbelasting, premie volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet

pensioenuitvoerder

een instelling of organisatie die een pensioenregeling uitvoert in overeenstemming met de fiscale, sociale en arbeidswetgeving van de staat van vestiging of met internationale regelgeving

pensioenverzekeraar

een pensioenfonds of een lichaam in de zin van artikel 19a van de Wet LB

PW

Pensioenwet

UBLB

Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965

tewerkstelling

tijdelijke uitzending voor werkzaamheden vanuit een staat naar het grondgebied van een andere staat, daaronder begrepen een detachering die valt onder de artikelen 14, eerste lid, en 17 van Verordening (EEG) 1408/71

uitgaande werknemer

werknemer die in het buitenland gaat werken of die in Nederland gaat werken voor een internationale organisatie

vervolgoverdracht

elke overdracht van pensioenkapitaal (waardeoverdracht) aan een fiscaal niet-toegelaten pensioenuitvoerder die volgt op de (eerste) waardeoverdracht vanuit een Nederlandse pensioenregeling aan een fiscaal niet-toegelaten pensioenuitvoerder

voorzitter

de voorzitter van het managementteam van Belastingdienst/Limburg/kantoor Buitenland te Heerlen

waardeoverdracht

overdracht van pensioenkapitaal aan een andere pensioenuitvoerder

werkgever

– inhoudingsplichtige ingevolge de Wet LB of

– degene tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat

Wet IB 2001

Wet inkomstenbelasting 2001

Wet LB

Wet op de loonbelasting 1964

2

Inkomende werknemers

2.1

Inleiding

Als een werknemer in Nederland komt wonen of werken is er wat zijn pensioen betreft een aantal situaties mogelijk. In dit besluit ga ik in op drie situaties:

a. De werknemer zet bij een tewerkstelling in Nederland de bestaande deelneming in een buitenlandse pensioenregeling voort (onderdeel 2.2).

b. Er vindt een overdracht plaats van het buitenlandse pensioenkapitaal aan de pensioenverzekeraar van een Nederlandse pensioenregeling (onderdeel 2.3).

c. De (ex-)werknemer gaat in Nederland pensioen genieten uit een naar Nederlandse maatstaven zuivere pensioenregeling, die deels of geheel buiten Nederland is opgebouwd zonder fiscale faciliëring (onderdeel 2.4).

In de situaties onder a en b kan sprake zijn van een pensioenregeling die in strijd is of komt met de Wet LB. In dat geval zou de regeling niet onder de fiscale faciliteit vallen. Vanwege het mogelijk negatieve effect daarvan op de arbeidsmobiliteit vind ik dat ongewenst. Daarom wijs ik deze regelingen hierna voor zover nodig en onder voorwaarden aan als pensioenregeling. In situatie c kan sprake zijn van een ongewenste economische dubbele heffing.

2.2

Voortzetting buitenlandse pensioenregeling bij inkomende werknemers

Inkomende werknemers die hebben gewerkt bij een in het buitenland gevestigde niet-inhoudingsplichtige werkgever kunnen tijdelijk werknemer worden in de zin van de Wet LB. Meestal is dan sprake van uitzending naar en tewerkstelling in Nederland. Zij willen vaak de buitenlandse pensioenregeling voortzetten in de periode dat ze in Nederland belastingplichtig zijn. Een buitenlandse pensioenregeling zal in het algemeen niet aan de bepalingen van de Wet LB voldoen. De regeling zal dan moeten worden aangewezen.

In dit onderdeel geef ik twee aanwijzingen. Bij de eerste aanwijzing (onderdeel 2.2.1) gaat het om pensioenen van werknemers die vanuit een lidstaat van de EU in Nederland worden tewerkgesteld. De tweede aanwijzing (onderdeel 2.2.2) betreft de pensioenen van werknemers in geval van tewerkstelling in Nederland vanuit een niet-lidstaat.

Beide aanwijzingen laten onverlet een eventuele collectieve aanwijzing als pensioenregeling van buitenlandse ouderdomsvoorzieningen in andere besluiten. Voorts laten de aanwijzingen onverlet de bepalingen in verdragen die een voor de werknemer gunstiger fiscale behandeling van betaalde pensioenbijdragen toestaan.

2.2.1

Aanwijzing en voorwaarden bij uit een andere EU-lidstaat tewerkgestelde werknemers

Deze aanwijzing betreft tijdelijke tewerkstellingen vanuit een andere EU-lidstaat. De aanwijzing sluit aan bij de bepalingen van richtlijn 98/49/EG betreffende de bescherming van rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen. Deze aanwijzing komt neer op een fiscale erkenning door Nederland van alle regelingen voor aanvullend pensioen in de EU in geval van een tewerkstelling in Nederland. De fiscale erkenning houdt in dat Nederland vrijstelling van pensioenaanspraken en aftrek van pensioenpremies verleent in dezelfde mate en tot hetzelfde bedrag als hetgeen de fiscale wetgeving in de lidstaat van uitzending voorschrijft. Nederland accepteert hiermee een tijdelijke inbreuk op de fiscale autonomie bij tewerkstellingen en handhaaft hiermee, in overeenstemming met Europese regelgeving, zo veel mogelijk de gelijkheid tussen uitgezonden en niet-uitgezonden werknemers uit de uitzendstaat. Hiervoor wijkt tijdelijk en binnen zekere grenzen het gebruikelijke uitgangspunt van gelijkheid van behandeling van alle werknemers op het grondgebied van de werkstaat (territorialiteitsbeginsel). De begrenzing van de fiscale behandeling tot wat in de andere lidstaat fiscaal is toegestaan houdt hiermee rechtstreeks verband. Deze begrenzing strekt ertoe tegen te gaan dat de werknemer gedurende de detachering in Nederland een hogere aftrek of vrijstelling van pensioenpremies of -aanspraken krijgt dan in de lidstaat van uitzending.

De fiscale erkenning heeft als achtergrond de bevordering van een zo veel mogelijk ongewijzigde opbouw van het aanvullende pensioen van mobiele werknemers alsmede het voorkomen van complicaties in de uitvoering ten gevolge van het stellen van aanvullende voorwaarden en het verminderen van administratieve lasten voor werkgever en werknemer. Deze aanwijzing vindt plaats op grond van artikel 19d, onderdeel c, van de Wet LB.

Voor deze aanwijzing gelden de voorwaarden die zijn opgenomen in bijlage I. Een van de voorwaarden voor de aanwijzing als fiscaal erkende pensioenregeling is dat de regeling wordt uitgevoerd door een pensioenverzekeraar in de zin van artikel 19a, eerste lid, onderdeel c of onderdeel f, van de Wet LB. Voor de toepassing van deze aanwijzing versta ik met toepassing van artikel 63 van de AWR onder pensioenverzekeraar ook de werkgever die op grond van de wetgeving van de andere lidstaat bevoegd is zelf als pensioenuitvoerder van een collectieve regeling op te treden. Zie voorwaarde d van bijlage 1. Deze uitbreiding betreft met name de pensioentoezeggende onderneming die de pensioenverplichting opneemt op de balans. Dit noemt men wel het systeem van boekreserves. Een voorbeeld van de toepassing van het boekreservesysteem is te vinden bij de Duitse Direktzusage-pensioenen. In dat systeem is de werkgever zelf de pensioenuitvoerder.

De aanwijzing betreft werknemers die tijdelijk vanuit een andere EU-lidstaat in Nederland worden tewerkgesteld. In de meeste gevallen zal tevens sprake zijn van een detachering. De werknemer blijft dan onderworpen aan de sociale-verzekeringswetgeving van de lidstaat van oorsprong krachtens de artikelen 14, eerste lid, en 17 van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1971 (PbEG L 149). Deze verordening betreft de toepassing van de sociale-zekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen die zich binnen de gemeenschap verplaatsen. Omwille van de eenvoud in de uitvoering geldt de aanwijzing ook voor werknemers die worden tewerkgesteld vanuit een andere EU-lidstaat zonder dat sprake is van een formele detachering in de zin van Verordening (EEG) nr. 1408/71.

Wellicht ten overvloede merk ik op dat het bij de toepassing van dit besluit moet gaan om reële tewerkstellingen. De Belastingdienst zal misbruik en oneigenlijk gebruik van de aanwijzing van de buitenlandse pensioenregeling bestrijden. Voorbeeld: een werknemer is eerst in Nederland in dienst bij een Nederlandse concernmaatschappij. Hij treedt vervolgens in dienst van een buitenlandse concernmaatschappij en wordt direct ‘teruggedetacheerd’ naar de Nederlandse concernmaatschappij. Het doel is om de Nederlandse fiscale begrenzingen aan pensioenregelingen voor 5 jaar te omzeilen met een ruimere pensioenregeling uit een andere lidstaat. Indien partijen de realiteitswaarde van een dergelijke constructie niet aannemelijk kunnen maken, is dit besluit niet van toepassing. De Belastingdienst zal de pensioenaanspraak in dat geval aanmerken als belast loon.

Mandaatverlening van de aanwijsbevoegdheid

Ik mandateer hierbij (met de bevoegdheid van ondermandaat) aan de voorzitter de bevoegdheid om pensioenregelingen van vanuit een andere EU-lidstaat inkomende werknemers aan te wijzen als pensioenregeling in de zin van de Wet LB. Bij een dergelijke aanwijzing gelden de voorwaarden en bijzonderheden die zijn vermeld in bijlage I van dit besluit.

2.2.2

Aanwijzing en voorwaarden in andere situaties van tewerkstelling in Nederland

Deze aanwijzing betreft alle gevallen van tijdelijke tewerkstelling in Nederland van werknemers vanuit een staat die geen lid is van de EU. Voor deze aanwijzing gelden deels andere voorwaarden. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van het voorheen geldende besluit zijn:

– de introductie van een gedeeltelijke aanwijzing;

– een uitdrukkelijk voorbehoud voor wijzigingen van de regeling op meer dan ondergeschikte punten en voor wetswijzigingen.

Mandaatverlening van de aanwijsbevoegdheid

Ik mandateer hierbij (met de bevoegdheid van ondermandaat) aan de voorzitter de bevoegdheid om pensioenregelingen van inkomende werknemers als in dit onderdeel bedoeld aan te wijzen als pensioenregeling in de zin van de Wet LB. Bij een dergelijke aanwijzing gelden de voorwaarden en bijzonderheden die zijn vermeld in bijlage II van dit besluit.

2.3

Waardeoverdracht vanuit het buitenland

Inkomende werknemers die in Nederland voor langere tijd een dienstbetrekking aangaan, willen soms het in het buitenland opgebouwde pensioenkapitaal naar Nederland overdragen. Het gaat hier om andere waardeoverdrachten dan die zijn geregeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel f, van het UBLB. De buitenlandse pensioenuitvoerder is doorgaans een volgens de Nederlandse regels niet-toegelaten verzekeraar. Op grond van de pensioenovereenkomst kent de Nederlandse werkgever aan de werknemer pensioenaanspraken toe in de Nederlandse pensioenregeling als tegenprestatie voor het ontvangen kapitaal. Dit zijn aanspraken die worden verleend over dienstjaren die de Nederlandse regelgeving fiscaal niet erkent. Ze worden immers niet genoemd in artikel 10a van het UBLB. De gehele pensioenaanspraak komt daardoor mogelijk in strijd met de algemene regels voor fiscale faciliëring. Dit acht ik in een aantal gevallen ongewenst. Daarom volgt hierna voor die gevallen een aanwijzing als pensioenregeling.

Aanwijzing

Voor zover nodig wijs ik de volgende pensioenregelingen aan als pensioenregeling in de zin van de Wet LB. Het betreft pensioenregelingen van werknemers die pensioenkapitaal vanuit het buitenland laten overdragen aan de pensioenverzekeraar van hun Nederlandse pensioenregeling. Aan deze aanwijzing verbind ik de volgende voorwaarden:

a. De buitenlandse pensioenuitvoerder draagt het pensioenkapitaal rechtstreeks over aan de pensioenverzekeraar.

b. De Nederlandse werkgever kent niet meer pensioenrechten toe dan hetgeen overeenkomt met het overgedragen kapitaal.

c. Na de waardeoverdracht blijft de regeling in alle overige opzichten voldoen aan de van toepassing zijnde bepalingen van de Wet LB.

d. De werknemer pleegt in verband met de waardeoverdracht geen enkele aftrek op enig in Nederland belastbaar inkomen van hem of zijn partner.

Toelichting op voorwaarde b

Als men het kapitaal inbrengt in een pensioenregeling die is gebaseerd op een eindloonstelsel kan de werkgever aan de werknemer fictieve dienstjaren toekennen, overeenkomend met het bedrag van het kapitaal. Is sprake van een middelloonstelsel dan kan de werknemer voor het kapitaal een extra pensioenbedrag inkopen. Bij een beschikbare-premiestelsel dient het overgedragen kapitaal als premie voor een toekomstig pensioen.

2.4

Uitkeringen ingevolge Nederlandse pensioenaanspraken waarvoor de werknemer tijdens de opbouw in het buitenland geen fiscale tegemoetkoming heeft genoten

Pensioenuitkeringen uit een Nederlandse pensioenregeling die voldoet aan de regels voor fiscale faciliëring zijn belast volgens artikel 10, eerste lid, van de Wet LB. Daar staat tegenover dat de verworven aanspraken tijdens de opbouw zijn vrijgesteld en dat de premies aftrekbaar zijn. Het komt voor dat werknemers in het buitenland pensioen (blijven) opbouwen in een Nederlandse pensioenregeling die wel voldoet aan de Nederlandse fiscale regels, maar niet aan de buitenlandse. Deze situatie kan zich voordoen als een werknemer tijdelijk in het buitenland gaat werken onder voortzetting van zijn Nederlandse pensioenregeling bij de pensioenverzekeraar van die regeling. Het gevolg hiervan kan zijn dat de werknemer in het buitenland geen vrijstelling en geen premieaftrek krijgt tijdens de opbouw. De uitkeringen uit die regeling worden evenwel na terugkeer in Nederland normaal belast volgens artikel 10, eerste lid, van de Wet LB. Er is in dat geval dus sprake van economische dubbele heffing. Dit geeft mij aanleiding het volgende goed te keuren.

Goedkeuring

Met toepassing van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen keur ik goed dat in deze situatie een deel van de pensioenuitkeringen buiten de heffing van loon- en inkomstenbelasting blijft. Het betreft het bedrag van de voor en door de werknemer betaalde bijdragen terzake van de buitenlandse arbeid. Voorwaarde is dat de werknemer voor deze bijdragen in het buitenland geen fiscale tegemoetkoming heeft ontvangen. Ik verbind aan deze wetstoepassing de voorwaarde dat belanghebbende desgevraagd aannemelijk maakt dat in verband met de verkrijging van de pensioenaanspraken in het buitenland daadwerkelijk belasting is geheven die naar aard en strekking overeenkomt met de loonbelasting of de inkomstenbelasting. Onder een daadwerkelijke heffing versta ik ook het achterwege zijn gebleven van premieaftrek bij de werknemer.

Uitwerking en voorbeelden

Een cijfermatige uitwerking met voorbeelden van toepassing bij verschillende pensioenstelsels is te vinden op www.belastingdienstpensioensite.nl.

3

Uitgaande werknemers

3.1

Inleiding

In dit onderdeel ga ik in op twee situaties die op pensioengebied kunnen voorkomen als een werknemer in het buitenland gaat werken (uitgaande werknemer):

a. De werknemer wenst de deelneming in de Nederlandse pensioenregeling tijdens zijn verblijf in het buitenland voort te zetten (onderdeel 3.2).

b. Op verzoek van de werknemer vindt een overdracht van het pensioenkapitaal (waardeoverdracht) plaats van de pensioenverzekeraar aan een buitenlandse, fiscaal niet-toegelaten pensioenuitvoerder (onderdeel 3.3).

In situatie a kan de vraag ontstaan in welke gevallen Nederland de voortgezette regeling nog fiscaal facilieert. Bij situatie b is van belang dat de wet de mogelijkheid biedt voorwaarden te stellen aan de overdracht. Van deze mogelijkheid maak ik in dit besluit gebruik. Indien de betrokkenen bij een overdracht niet aan die voorwaarden voldoen, kan de overdracht een belaste afkoop vormen.

3.2

Voortzetting Nederlandse pensioenregeling in het buitenland

Ik heb in de besluiten van 16 april 2001, nr. RTB2001/1325M, en 24 juli 2002, nr. CPP2002/1073M, antwoord gegeven op vragen over de mogelijkheden van voortzetting. Deze antwoorden betreffen rechtstreekse wetstoepassing. Zie onderdeel 1, onder b, van dit besluit.

3.3

Waardeoverdracht aan een fiscaal niet-toegelaten pensioenuitvoerder

Dit onderdeel behandelt de waardeoverdrachten op verzoek van een werknemer door een pensioenverzekeraar aan een fiscaal niet-toegelaten pensioenuitvoerder. Het gaat om overdrachten vanuit een Nederlandse pensioenregeling aan een buitenlandse pensioenuitvoerder of aan een in Nederland gevestigde uitvoerder van de pensioenregeling van een internationale organisatie. De overnemende pensioenuitvoerder is geen toegelaten pensioenverzekeraar als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, van de Wet LB.

In bepaalde gevallen kan een dergelijke overdracht zonder loonheffingen plaatsvinden op grond van artikel 19b, zesde lid, van de Wet LB. De bepaling betreft de aanvaarding van een dienstbetrekking buiten Nederland of bij een internationale organisatie in Nederland. Dit onderdeel bevat de uitwerking van de in het artikel bedoelde voorwaarden. Onderdeel 3.3.1 behandelt de voorwaarden voor de overdrachten in het algemeen van pensioenkapitaal aan buitenlandse, fiscaal niet-toegelaten pensioenuitvoerders. Daarna volgen twee soorten overdrachten waarvoor afwijkende, specifieke regels gelden. Het gaat in de eerste plaats om de overdrachten van pensioenkapitaal aan (de pensioenuitvoerder van) de EU of de ECB (onderdeel 3.3.2). Daarna volgen in onderdeel 3.3.3 de overdrachten aan (de pensioenuitvoerders van) internationale organisaties, zowel die in Nederland als die in het buitenland.

Ter vermindering van de administratieve lasten heb ik de voorwaarde van akkoordverklaring met de hoogte van het over te dragen pensioenkapitaal beperkt. Die voorwaarde geldt nu alleen nog voor overdrachten door een lichaam als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdeel d, van de Wet LB. Het gaat dan om een lichaam dat een pensioenovereenkomst met een directeur-grootaandeelhouder uitvoert. Voor zover nodig heb ik voorts de voorwaarden voor overdracht aangepast aan de wet- en regelgeving rond de PW. Daarbij beoog ik een gelijke fiscale behandeling van pensioenverzekeraars die wel en pensioenverzekeraars die niet onder de PW vallen.

3.3.1

Waardeoverdracht in het algemeen

Op grond van artikel 19b, zesde lid, van de Wet LB, verleen ik de voorzitter de bevoegdheid ermee in te stemmen dat een waardeoverdracht aan een buitenlandse pensioenuitvoerder zonder loonheffingen geschiedt. Daarbij gelden de voorwaarden en bijzonderheden van bijlage III van dit besluit.

3.3.2

Waardeoverdracht aan (een pensioenuitvoerder van) de EU of de ECB

Ik ben met de Europese Commissie en de ECB zogenoemde ‘working arrangements’ overeengekomen. Deze arrangements zijn mede tot stand gekomen in het licht van het arrest van het Hof van Justitie van de EG van 20 maart 1986, zaak 72/85 (gepubliceerd in Jurisprudentie van het Hof van Justitie, 1986-3, blz. 1219 e.v.). De arrangements regelen de fiscale consequenties van waardeoverdrachten aan (een pensioenuitvoerder van) de Europese Unie of de ECB. Daarbij gelden de voorwaarden en bijzonderheden van bijlage IV van dit besluit. Deze voorwaarden en bijzonderheden zijn grotendeels overgenomen uit de arrangements. Indien een pensioenverzekeraar een waardeoverdracht pleegt aan (een pensioenuitvoerder van) de EU of de ECB dient deze overdracht te voldoen aan de voorwaarden en bijzonderheden uit die bijlage. In dat geval kan de waardeoverdracht zonder loonheffingen geschieden. Instemming van de voorzitter is dan niet noodzakelijk.

3.3.3 Waardeoverdracht aan (een pensioenuitvoerder van) een internationale organisatie

Een uitgaande werknemer kan een dienstbetrekking aanvaarden bij een internationale organisatie die al dan niet in Nederland is gevestigd. Ik verleen de voorzitter de bevoegdheid ermee in te stemmen dat een waardeoverdracht aan (de pensioenuitvoerder van) die internationale organisatie zonder loonheffingen geschiedt. Daarbij gelden de voorwaarden en bijzonderheden van bijlage V van dit besluit.

Voor de goede orde merk ik op dat overdrachten aan (de pensioenuitvoerders van) de EU of de ECB niet onder dit onderdeel vallen maar onder onderdeel 3.3.2.

4

Overgangsrecht

Inkomende werknemers als bedoeld in onderdeel 2.2 kunnen een rechtstreeks beroep doen op dit besluit als hun detachering of tewerkstelling begint bij of na de inwerkingtreding van dit besluit. Als hun detachering of tewerkstelling eerder begon, geldt het volgende.

Bestaande aanwijzingen blijven als hoofdregel van kracht. Bestaande aanwijzingen zijn aanwijzingen op grond van het besluit van 24 september 2002, nr. CPP2002/1640M (zie ook onderdeel 5). Als DNB de ontheffing heeft verleend als bedoeld in voorwaarde 2.3 van dat besluit, eindigt de aanwijzing 5 jaar na de aanvangsdatum van de ontheffing. Anders dan voorwaarde 2.4 van dat besluit vermeldt, geldt dit derhalve ook als DNB slechts ontheffing heeft verleend voor de periode tot 1 januari 2007.

Werknemers die dat wensen kunnen de voorzitter verzoeken om een bestaande aanwijzing te wijzigen in een nieuwe aanwijzing op grond van dit besluit. De nieuwe aanwijzing geldt met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit tot aan de datum waarop de bestaande aanwijzing zou vervallen.

Het is ook mogelijk dat werknemers bij de inwerkingtreding van dit besluit (nog) geen verzoek hebben gedaan om aanwijzing volgens besluit CPP2002/1640M. Ook zij kunnen desgewenst de voorzitter verzoeken om toepassing van dit besluit. In dat geval geldt de aanwijzing met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit tot aan het einde van de termijn van 5 jaar van hun detachering of tewerkstelling.

5

Ingetrokken regelingen

De volgende besluiten zijn ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit:

– besluit van 20 december 2000, nr. CPP2000/3178M;

– besluit van 21 december 2000, nr. CPP2000/2971M;

– besluit van 16 april 2001, nr. RTB2001/1325M;

– besluit van 17 januari 2002, nr. CPP2001/3181M;

– besluit van 16 juli 2002, nr. CPP2002/192M;

– besluit van 24 juli 2002, nr. CPP2002/1073M;

– besluit van 6 augustus 2002, nr. CPP2002/784M;

– besluit van 24 september 2002, nr. CPP2002/1640M;

– besluit van 22 januari 2004, nr. CCP2003/200M.

6

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 31 januari 2008.
De Staatssecretaris van Financiën,
namens deze:
de directeur-generaal Belastingdienst, J. Thunnissen.

Bijlage I. EU-tewerkstellingen

Voorwaarden en bijzonderheden bij aanwijzing op grond van onderdeel 2.2.1 van het besluit

Bij de aanwijzing op grond van onderdeel 2.2.1 van het besluit gelden de volgende voorwaarden en bijzonderheden:

Voorwaarden:

a. Voortzetting buitenlandse pensioenregeling

De Nederlandse werkgever en de werknemer zetten de opbouw van aanspraken ingevolge de buitenlandse pensioenregeling van de werknemer voort.

b. Fiscale eisen buitenland

De belastingwetten van de buitenlandse lidstaat komen naar aard en strekking overeen met de Nederlandse loonbelasting of inkomstenbelasting. Die wetten beschouwen de buitenlandse regeling als een pensioenregeling.

c. Juridisch karakter regeling

De voort te zetten regeling betreft een aanvullende pensioenregeling. De regeling valt derhalve niet onder Verordening (EEG) nr. 1408/71.

d. Uitvoerder regeling

Het buitenlandse pensioen is verzekerd bij een pensioenverzekeraar als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdeel c of f, van de Wet LB. Het pensioen mag ook verzekerd zijn bij een werkgever in de lidstaat van uitzending die volgens de wetten van die lidstaat een in die lidstaat toegelaten uitvoerder van collectieve pensioenregelingen is. De werkgever moet in dat geval voor de uitvoering van de pensioenregeling onderworpen zijn aan een vorm van overheidstoezicht.

e. Eisen indiening verzoek

Werkgever en werknemer dienen een verzoek om aanwijzing in bij de voorzitter. In het verzoek verklaren werkgever en werknemer dat is voldaan aan de hiervoor onder a tot en met d genoemde voorwaarden. Voorts verstrekken zij bij het verzoek de volgende gegevens:

– de naam, het adres en het loonbelastingnummer van de werkgever;

– de voor de werkgever bevoegde inspecteur

– naam, adres en sofinummer of BSN van de werknemer

– de staat van waaruit de werknemer wordt uitgezonden en waar hij pensioen opbouwt.

Bijzonderheden:

f. Toelichting op begrip voortzetting

Het begrip ‘voortzetting van de pensioenregeling’ omvat voor de toepassing van dit besluit ook de situatie waarin de volgende drie momenten in de tijd samenvallen:

– het moment van indiensttreding bij de uitzendende werkgever,

– het moment van toetreding tot de buitenlandse pensioenregeling en

– het moment van de tewerkstelling in Nederland.

g. Duur aanwijzing

De aanwijzing geldt voor de periode van tewerkstelling, maar niet langer dan voor maximaal 5 jaar in totaal.

h. Nederlandse pensioenregeling

De aanwijzing geldt voor zover de werknemer niet deelneemt in een Nederlandse pensioenregeling.

i. Fiscale faciliëring in Nederland

De fiscale faciliëring in Nederland zal na de aanwijzing gelijk zijn aan hetgeen wettelijk is toegestaan in de lidstaat waar de werknemer deelneemt in de voort te zetten regeling. Dit houdt in dat Nederland dezelfde vrijstelling van de genoten pensioenaanspraken verleent als de belastingwetten in de detacherende lidstaat toestaan. Onder het begrip vrijstelling valt hier ook: de aftrek van het (loon)inkomen van werknemersbijdragen aan de regeling. Het Nederlandse loon en het Nederlandse belastbaar inkomen worden met hetzelfde bedrag verlaagd als in de lidstaat van deelneming zou geschieden als de werknemer in die lidstaat zou werken.

j. Aanwijzing door voorzitter

De voorzitter wijst de regeling aan zonder inhoudelijke toetsing van de voorwaarden voor aanwijzing, tenzij hij beschikt over aanwijzingen dat niet aan die voorwaarden is voldaan.

k. Gedeeltelijke afkoop na tewerkstelling

Indien de werknemer na afloop van de tewerkstelling het pensioen afkoopt, zal de ontvanger overgaan tot invordering van eventuele, aan de werknemer opgelegde en nog openstaande conserverende aanslagen. Hij trekt dan het verleende uitstel voor deze aanslagen in. Hiervoor bestaat mijns inziens geen reden in het geval dat de werknemer gebruik maakt van een gebruikelijke, in de pensioenregeling voorziene, mogelijkheid van een gedeeltelijke afkoop van het pensioen. Ik acht het dan ook in overeenstemming met een redelijke wetstoepassing dat de ontvanger in een dergelijk geval het uitstel niet intrekt. Voorwaarde hiervoor is dat het niet afgekochte deel van de waarde van de pensioenaanspraak uitgedrukt in de totale waarde daarvan tenminste gelijk is aan het percentage dat de Nederlandse diensttijd uitmaakt van de totale diensttijd in de regeling. Op deze wijze wordt het afgekochte bedrag bij de afwikkeling van de conserverende aanslagen geacht volledig betrekking te hebben op de buiten Nederland doorgebrachte diensttijd.

Inhoudelijke toetsing

l. Eisen indiening verzoek inhoudelijke toetsing

In afwijking van de onderdelen e en j kunnen de Nederlandse werkgever en de werknemer desgewenst gezamenlijk bij het verzoek vragen om inhoudelijke toetsing van de voorwaarden voor de aanwijzing. Zij voegen dan bij het verzoek zodanige stukken en gegevens - desgevraagd in de Nederlandse taal - dat daaruit aannemelijk wordt dat zij voldoen of zullen voldoen aan de onderdelen a tot en met d en g tot en met i van deze bijlage. Het verdient aanbeveling om in ieder geval de volgende stukken en gegevens bij het verzoek te voegen:

1. bewijs van de tewerkstelling;

2. een verklaring van de pensioenuitvoerder van de buitenlandse regeling waaruit blijkt dat de regeling voldoet aan voorwaarde b van deze bijlage;

3. een kopie van de buitenlandse regeling;

4. bewijs van de voortzetting van de deelneming in de buitenlandse regeling (zie de onderdelen a en f van deze bijlage);

5. de volgende gegevens:

– de naam, het adres en het loonbelastingnummer van de werkgever,

– de voor de werkgever bevoegde inspecteur,

– naam, adres en sofinummer of BSN van de werknemer;

6. een beschrijving van de buitenlandse wijze van fiscale faciliëring van de regeling;

7. een verklaring waaruit blijkt dat men verzoekt om toepassing van dit onderdeel (l) van deze bijlage.

De voorzitter kan om nadere gegevens vragen voorzover die nodig zijn om de toetsing te kunnen uitvoeren. De voorzitter wijst na de toetsing de pensioenregeling aan of deelt bij afwijzing van het verzoek gemotiveerd de redenen daarvoor mee aan de werkgever.

Bijlage II. Overige tewerkstellingen

Voorwaarden en bijzonderheden bij aanwijzing op grond van onderdeel 2.2.2 van het besluit

Bij de aanwijzing op grond van onderdeel 2.2.2 van het besluit gelden de volgende voorwaarden en bijzonderheden:

a. Voortzetting buitenlandse pensioenregeling

De Nederlandse werkgever en de werknemer zetten de opbouw van aanspraken ingevolge de buitenlandse pensioenregeling van de werknemer voort.

b. Fiscale eisen buitenland

De belastingwetten van de buitenlandse staat komen naar aard en strekking overeen met de Nederlandse loonbelasting of inkomstenbelasting. Die wetten beschouwen de buitenlandse regeling als een pensioenregeling.

c. Juridisch karakter regeling

De voort te zetten regeling betreft een aanvullende pensioenregeling.

d. Uitvoerder regeling

Het buitenlandse pensioen is verzekerd bij een pensioenverzekeraar als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdeel c of f, van de Wet LB.

e. Gebruikelijkheid regeling

Het gaat om een in het desbetreffende buitenland gebruikelijke, fiscaal gefacilieerde regeling. De regeling bevat een inkomensvoorziening bij ouderdom van de werknemer of een inkomensvoorziening voor nabestaanden bij overlijden van de werknemer of beide.

f. Toetsing regeling aan hoofdstuk IIB van de Wet LB

Het resultaat van de pensioenopbouw in de regeling is vergelijkbaar met het resultaat van een pensioenopbouw overeenkomstig hoofdstuk IIB van de Wet LB en staat daarmee in een redelijke verhouding.

g. Grens fiscale faciliëring in Nederland

De fiscale faciliëring in Nederland gaat niet verder dan gebruikelijk is in het land van herkomst van de werknemer.

h. Eisen indiening verzoek

Werkgever en werknemer dienen een verzoek om aanwijzing in bij de voorzitter. Zij maken in het verzoek aannemelijk dat is voldaan aan de hiervoor genoemde voorwaarden. Het verzoek gaat vergezeld van de volgende stukken en gegevens, desgevraagd in de Nederlandse taal:

1. bewijs van de tewerkstelling;

2. een verklaring van de pensioenuitvoerder van de buitenlandse regeling waaruit blijkt dat de regeling voldoet aan voorwaarden b en e van deze bijlage;

3. een kopie van de buitenlandse regeling;

4. bewijs van de voortzetting van de deelneming in de buitenlandse regeling (zie de onderdelen a en j van deze bijlage);

5. de volgende gegevens:

– de naam, het adres en het loonbelastingnummer van de werkgever,

– de voor de werkgever bevoegde inspecteur,

– naam, adres en sofinummer of BSN van de werknemer;

6. een beschrijving van de buitenlandse wijze van fiscale faciliëring van de regeling;

De voorzitter kan om nadere gegevens vragen voorzover die nodig zijn om de toetsing te kunnen uitvoeren. De voorzitter wijst na de toetsing de pensioenregeling aan of deelt bij afwijzing van het verzoek gemotiveerd de redenen daarvoor mee aan de werkgever.

Bijzonderheden

i. Toelichting op begrip voortzetting

Het begrip ‘voortzetting van de pensioenregeling’ omvat voor de toepassing van dit besluit ook de situatie waarin de volgende drie momenten in de tijd samenvallen:

– het moment van indiensttreding bij de uitzendende werkgever,

– het moment van toetreding tot de buitenlandse pensioenregeling en

– het moment van de tewerkstelling in Nederland.

j. Duur aanwijzing

De aanwijzing geldt voor de periode van tewerkstelling maar niet langer dan voor maximaal 5 jaar.

k. Nederlandse pensioenregeling

De aanwijzing geldt voor zover de werknemer niet deelneemt in een Nederlandse pensioenregeling.

l. Wijzigingen

De aanwijzing vervalt zodra de buitenlandse pensioenregeling op meer dan ondergeschikte punten is gewijzigd. Bij een wijziging van de pensioenregeling op meer dan ondergeschikte punten kunnen werkgever en werknemer een nieuw verzoek om aanwijzing indienen. Verder is de aanwijzing van kracht tot het moment waarop een relevante wijziging van de Nederlandse fiscale wet- of regelgeving plaatsvindt. In die situatie vervalt de aanwijzing van rechtswege, eventueel na afloop van een periode van overgangsrecht.

m. Afwegingsproces

Bij overschrijdingen van de normeringen en beperkingen van hoofdstuk IIB van de Wet LB vindt bij de beoordeling van de regeling een afweging plaats tussen deze overschrijdingen aan de ene kant en een mogelijke onderbenutting van de mogelijkheden van hoofdstuk IIB aan de andere kant.

n. Gedeeltelijke aanwijzing

Als de buitenlandse faciliëring verder gaat dan de Nederlandse faciliëring is gedeeltelijke aanwijzing mogelijk. Een buitenlandse beschikbare-premieregeling met te hoge pensioenbijdragen komt voor aanwijzing in aanmerking voor het gedeelte van de werkgevers- en werknemersbijdragen dat niet uitgaat boven de bedragen die worden aangegeven in de terzake geldende regelgeving.

o. Afkoop- en spaarmogelijkheid

De mogelijkheid van afkoop en de aanwezigheid van onderdelen met het karakter van een spaarproduct vormen geen beletsel voor aanwijzing. Ze maken op zich ook geen deel uit van het onder m genoemde afwegingsproces. Wel dient de werknemer desgevraagd aannemelijk te maken dat de afkoopmogelijkheid of de spaarmogelijkheid in het desbetreffende buitenland een gebruikelijk onderdeel van een pensioenregeling is.

p. Gedeeltelijke afkoop na tewerkstelling

Indien de werknemer na afloop van de tewerkstelling het pensioen afkoopt, zal de ontvanger overgaan tot invordering van eventuele, aan de werknemer opgelegde en nog openstaande conserverende aanslagen. Hij trekt dan het verleende uitstel voor deze aanslagen in. Hiervoor bestaat mijns inziens geen reden in het geval dat de werknemer gebruik maakt van een gebruikelijke, in de pensioenregeling voorziene, mogelijkheid van een gedeeltelijke afkoop van het pensioen. Ik acht het dan ook in overeenstemming met een redelijke wetstoepassing dat de ontvanger in een dergelijk geval het uitstel niet intrekt. Voorwaarde hiervoor is dat het niet afgekochte deel van de waarde van de pensioenaanspraak uitgedrukt in de totale waarde daarvan tenminste gelijk is aan het percentage dat de Nederlandse diensttijd uitmaakt van de totale diensttijd in de regeling. Op deze wijze wordt het afgekochte bedrag bij de afwikkeling van de conserverende aanslagen geacht volledig betrekking te hebben op de buiten Nederland doorgebrachte diensttijd.

Bijlage III. Waardeoverdracht in het algemeen aan een buitenlandse, fiscaal niet-toegelaten pensioenuitvoerder

Voorwaarden bij de fiscale behandeling van een waardeoverdracht als bedoeld in onderdeel 3.3.1 van het besluit

Bij een in onderdeel 3.3.1 van het besluit bedoelde overdracht gelden de volgende voorwaarden:

a. Akkoordverklaring inspecteur

Als artikel 19a, eerste lid, onderdeel d, van de Wet LB van toepassing is op de pensioenverzekeraar, vindt waardeoverdracht alleen plaats als de bevoegde inspecteur van die verzekeraar akkoord gaat met de hoogte van het over te dragen kapitaal.

b. Substantiële dienstbetrekking

De werknemer maakt aannemelijk dat hij in het desbetreffende land een substantiële dienstbetrekking heeft aanvaard. Een dienstbetrekking is in ieder geval substantieel als deze is aangegaan voor een termijn van tenminste vijf jaar.

c. Eisen aan de overnemende en de overdragende pensioenuitvoerder

1. De overnemende pensioenuitvoerder is een niet in Nederland gevestigd pensioenfonds of lichaam dat het verzekeringsbedrijf uitoefent, anders dan bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdeel f, van de Wet LB.

2. Als de overdracht plaatsvindt op grond van artikel 85 van de PW toont de overdragende pensioenverzekeraar ten genoegen van de voorzitter aan dat is voldaan aan de voorwaarden van dat artikel.

3. Als de overdracht plaatsvindt op grond van artikel 87 van de PW legt de overdragende pensioenverzekeraar een verklaring van DNB over waaruit blijkt dat voldaan is aan de voorwaarden van dat artikel.

4. Als de overdragende pensioenverzekeraar niet onder de PW valt, maakt hij dat aannemelijk. In dat geval toont de verzekeraar ten genoegen van de voorzitter aan dat de voorwaarden van artikel 87 van de PW bij de overdracht zijn vervuld.

d. Nieuwe pensioenregeling

De werknemer maakt aannemelijk dat de nieuwe pensioenregeling een in het desbetreffende land gebruikelijke pensioenregeling is. De werknemer legt een exemplaar van de nieuwe pensioenregeling over.

e. Rechtstreekse overdracht

De pensioenverzekeraar draagt het pensioenkapitaal rechtstreeks en in zijn geheel over aan de buitenlandse pensioenuitvoerder ter verwerving van pensioenaanspraken.

f. Geen aftrek

De werknemer pleegt in verband met de waardeoverdracht geen enkele aftrek op enig in Nederland belastbaar inkomen van hem of zijn partner.

g. Emigratie

Als sprake is van (voorgenomen) emigratie geldt het volgende.

1. De werknemer maakt aannemelijk dat het land van immigratie de te zijner tijd uit het overgedragen kapitaal te verrichten uitkeringen zal betrekken in een heffing naar het inkomen in welke vorm dan ook.

2. De werknemer verstrekt gegevens waaruit de nieuwe woonplaats blijkt.

h. Overname aansprakelijkheid artikel 44b, vijfde lid, Invorderingswet 1990

De overnemende pensioenuitvoerder sluit een overeenkomst met de ontvanger. In die overeenkomst aanvaardt de uitvoerder aansprakelijkheid voor de door de gerechtigde werknemer verschuldigde belasting en revisierente terzake van de belastbare feiten, genoemd in artikel 44b, eerste lid, van de Invorderingswet 1990. Zie artikel 44b, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990 en hoofdstuk VI, artikel 44b, paragraaf 1, zevende lid, van de Leidraad Invordering 1990.

De voorgaande voorwaarde vervalt indien zich één van de volgende situaties voordoet:

1. De overdragende pensioenverzekeraar verklaart schriftelijk tegenover de ontvanger de aansprakelijkheid ingevolge artikel 44b Invorderingswet 1990 na de waardeoverdracht te aanvaarden.

2. De werknemer heeft voldoende zekerheid gesteld.

Bijlage IV. Waardeoverdracht aan (een pensioenuitvoerder van) de EU of de ECB

Voorwaarden en bijzonderheden bij de fiscale behandeling van waardeoverdrachten als bedoeld in onderdeel 3.3.2 van het besluit

Bij de in onderdeel 3.3.2 van het besluit bedoelde overdrachten gelden de volgende voorwaarden en bijzonderheden:

Voorwaarden:

a. Akkoordverklaring inspecteur

Als artikel 19a, eerste lid, onderdeel d, van de Wet LB van toepassing is op de pensioenverzekeraar, vindt waardeoverdracht alleen plaats als de bevoegde inspecteur van die verzekeraar akkoord gaat met de hoogte van het over te dragen kapitaal.

b. Werknemer

De werknemer is deelnemer in een pensioenregeling van de EU of de ECB.

c. Vervolgoverdracht aan andere pensioenuitvoerder

Als de (pensioenuitvoerder van) de EU of de ECB op enig moment na ontvangst van de waardeoverdracht uit de Nederlandse regeling wordt verzocht mee te werken aan een vervolgoverdracht van het ontvangen kapitaal aan een opvolgende pensioenuitvoerder geldt het volgende.

1. De EU of de ECB neemt in de overeenkomst van overdracht een clausule op waarin voorwaarden worden opgenomen voor de opvolgende pensioenuitvoerder.

2. De opvolgende pensioenuitvoerder verklaart door middel van ondertekening van de overeenkomst of de clausule te voldoen aan de voorwaarden. De voorwaarden luiden als volgt:

i. Het pensioenkapitaal zal niet in één bedrag worden uitbetaald aan de (gewezen) werknemer/deelnemer.

ii. Het pensioenkapitaal wordt uitbetaald in de vorm van maandelijkse pensioenuitkeringen.

iii. De ingangsdatum van deze pensioenuitkeringen ligt op zijn vroegst op het tijdstip waarop de (gewezen) werknemer/deelnemer de 60-jarige leeftijd bereikt en op zijn laatst op het tijdstip waarop deze de 65-jarige leeftijd bereikt.

iv. De regeling waarin het kapitaal wordt ingebracht voorziet in mogelijkheden voor partner- of wezenpensioen.

v. Elke verdere vervolgoverdracht aan een opvolgende pensioenuitvoerder zal slechts geschieden als die pensioenuitvoerder verklaart te zullen voldoen aan de voorwaarden i tot en met v.

d. Melding en overlegging verklaring door de EU of de ECB

Indien van toepassing meldt de EU of de ECB de eerste vervolgoverdracht schriftelijk aan de voorzitter. Bij deze melding overlegt de EU of de ECB aan de voorzitter (een afschrift van) de verklaring van de opvolgende pensioenuitvoerder dat hij niet mee zal werken aan een afkoop van pensioenrechten.

e. Verklaring spontane melding door werknemer

De werknemer verklaart schriftelijk de voorzitter uit eigen beweging schriftelijk te zullen informeren omtrent elke vervolgoverdracht van het kapitaal aan een andere buitenlandse pensioenuitvoerder.

Bijzonderheden:

f. Geen voorafgaande toestemming van Belastingdienst

Voor een individuele overdracht in overeenstemming met de voorgaande bepalingen is geen voorafgaande toestemming van de Belastingdienst noodzakelijk. De overdracht kan zonder loonheffingen plaatsvinden.

g. Verklaring van voorzitter op verzoek

Belanghebbenden kunnen desgewenst een verzoek bij de voorzitter indienen om te verklaren dat de individuele overdracht plaatsvindt overeenkomstig de bepalingen van deze bijlage. Bij het verzoek voegen belanghebbenden zodanige stukken en gegevens - desgevraagd in de Nederlandse taal - dat daaruit aannemelijk wordt dat de overdracht aan de bepalingen voldoet. De voorzitter kan om nadere gegevens vragen voorzover die nodig zijn om de toetsing te kunnen uitvoeren. De voorzitter deelt na de toetsing aan de verzoekers mede of de overdracht naar zijn oordeel in overeenstemming is met deze bijlage. Is dat het geval dan verklaart de voorzitter desgevraagd tevens dat de Nederlandse verzekeraar niet langer aansprakelijk is terzake van de belastbare feiten, genoemd in artikel 44b, eerste lid, van de Invorderingswet 1990. Overname van de aansprakelijkheid door de (pensioenuitvoerder van de) EU of de ECB of zekerheidstelling door de werknemer is hiervoor niet nodig. Artikel 44b, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990 en hoofdstuk VI, artikel 44b, paragraaf 1, zevende lid, van de Leidraad Invordering 1990 zijn derhalve in deze situatie niet van toepassing.

Bijlage V. Waardeoverdracht aan (een pensioenuitvoerder van) een internationale organisatie

Voorwaarden bij waardeoverdrachten als bedoeld in de onderdelen 3.3.3 van het besluit

Bij de in de onderdelen 3.3.3 van het besluit bedoelde overdrachten gelden de volgende voorwaarden en bijzonderheden:

a. Akkoordverklaring inspecteur

Als artikel 19a, eerste lid, onderdeel d, van de Wet LB van toepassing is op de pensioenverzekeraar, vindt waardeoverdracht alleen plaats als de bevoegde inspecteur van die verzekeraar akkoord gaat met de hoogte van het over te dragen kapitaal.

b. Substantiële dienstbetrekking

De werknemer maakt aannemelijk dat hij een substantiële dienstbetrekking heeft aanvaard bij een internationale organisatie als bedoeld in artikel 86 van de PW. Een dienstbetrekking is in ieder geval substantieel als deze is aangegaan voor een termijn van vijf jaar.

c. Eisen aan de overnemende en de overdragende pensioenuitvoerder

1. De overnemende pensioenuitvoerder is een pensioenfonds of lichaam dat het verzekeringsbedrijf uitoefent, anders dan bedoeld in artikel 19a van de Wet LB.

2. Als de overdragende pensioenverzekeraar niet onder de PW valt, maakt hij dat aannemelijk. In dat geval toont de verzekeraar ten genoegen van de voorzitter aan dat de voorwaarden van artikel 86 van de PW bij de overdracht zijn vervuld.

d. Geen aftrek

De werknemer pleegt in verband met de waardeoverdracht geen enkele aftrek op enig in Nederland belastbaar inkomen van hem of zijn partner.

e. Emigratie

Als sprake is van (voorgenomen) emigratie verstrekt de werknemer gegevens waaruit de nieuwe woonplaats blijkt.

f. Overname aansprakelijkheid artikel 44b, vijfde lid, Invorderingswet 1990

De overnemende pensioenuitvoerder sluit een overeenkomst met de ontvanger. In die overeenkomst aanvaardt de uitvoerder aansprakelijkheid voor de door de gerechtigde werknemer verschuldigde belasting en revisierente terzake van de belastbare feiten, genoemd in artikel 44b, eerste lid, van de Invorderingswet 1990. Zie artikel 44b, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990 en hoofdstuk VI, artikel 44b, paragraaf 1, zevende lid, van de Leidraad Invordering 1990.

De voorgaande voorwaarde vervalt indien zich één van de volgende situaties voordoet:

1. De overdragende pensioenverzekeraar verklaart schriftelijk tegenover de ontvanger de aansprakelijkheid ingevolge artikel 44b Invorderingswet 1990 na de waardeoverdracht te aanvaarden.

2. De werknemer heeft voldoende zekerheid gesteld.

Naar boven