De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van de Europese Unie van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor
visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van
derde landen tot de communautaire wateren, en houdende wijziging van verordeningen (EEG) nr. 2847/93 en (EG) nr. 1627/94 en
houdende intrekking van verordening (EG) nr. 3317/94 (PbEG L 286);
Gelet op de verordening van 18 december 2008 van de Raad van de Europese Unie tot vaststelling van een langetermijnplan voor
kabeljauwbestanden en de bevissing van deze bestanden, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 423/2004;
Gelet op de verordening van 18 december 2008 van de Raad van de Europese Unie tot vaststelling, voor 2009 en 2010, van de
vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen;
Gelet op de verordening van 19 december 2008 van de Raad van de Europese Unie tot vaststelling, voor 2009, van de vangstmogelijkheden
voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap,
in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften;
Gelet op de artikelen 3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling technische maatregelen 20001 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel l komt te luiden:
l. verordening inzake vangstmogelijkheden: Verordening van 19 december 2008 van de Raad van de Europese Unie tot vaststelling,
voor 2009, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap
en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van
de bij de visserij in acht te nemen voorschriften;.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel m door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
n. verordening nr. 1006/2008: verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van de Europese Unie van 29 september 2008 betreffende
machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van
vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren, en houdende wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93 en (EG)
nr. 1627/94 en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 3317/94 (PbEG L 286).
B
Artikel 7b komt te luiden:
Artikel 7b
Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 22 en 27 van de verordening van 18 december 2008 van de Raad van de
Europese Unie tot vaststelling van een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden en de bevissing van deze bestanden, en tot
intrekking van verordening (EG) nr. 423/2004.
C
Artikel 7c komt te luiden:
Artikel 7c
1. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 17 van de verordening inzake vangstmogelijkheden.
2. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 20, vierde lid, en 21 van de verordening inzake vangstmogelijkheden.
3. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 28, eerste lid, en 29, eerste lid, van de verordening inzake vangstmogelijkheden.
4. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 32, eerste en tweede lid, en 33, eerste, tweede en vierde lid, van
de verordening inzake vangstmogelijkheden.
5. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 40, 42, 43, 45, 46, 47, 48, eerste lid, 50, vierde lid, 51, eerste
tot en met vijfde lid, 52, tweede tot en met vierde lid, 53 en 54, tweede tot en met vierde lid, van de verordening inzake
vangstmogelijkheden.
6. Het is verboden enige visserijactiviteit uit te oefenen in het gebied, bedoeld in artikel 4, onder k, van de verordening
inzake vangstmogelijkheden.
7. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 56, eerste lid, 58, 59, vijfde en zesde lid, en 71, eerste lid, van
de verordening inzake vangstmogelijkheden.
8. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 78, derde en vierde lid, van de verordening inzake vangstmogelijkheden.
9. Het is verboden visserijactiviteiten uit te oefenen in strijd met de artikelen 79, eerste en vierde lid, en 80, eerste en
vierde lid, van de verordening inzake vangstmogelijkheden.
10. Het is verboden visserijactiviteiten uit te oefenen ten aanzien van de soorten in de gebieden genoemd in de artikelen 84
en 86 van de verordening inzake vangstmogelijkheden.
11. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 84a van de verordening inzake vangstmogelijkheden.
12. Het is verboden visserijactiviteiten uit te oefenen ten aanzien van de soorten genoemd in de bijlage ID van de verordening
inzake vangstmogelijkheden in het gebied bedoeld in artikel 4, onder l, van de verordening inzake vangstmogelijkheden.
13. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 87, derde lid, van de verordening inzake vangstmogelijkheden.
14. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 93 van de verordening inzake vangstmogelijkheden.
D
Artikel 7d wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het is verboden in strijd te handelen met de onderdelen 1, 4, 5, 5b.1, 6.1 tot en met 6.6, 7.2 tot en met 7.5, 8.1, 8.2,
12, 13, 15 tot en met 20, 21.1, 21.3, 21.4, 22, 23 en 24, onderdelen a, c, d en e, van bijlage III van de verordening inzake
vangstmogelijkheden.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het is verboden in strijd te handelen met onderdeel 9.3 van bijlage III van de verordening inzake vangstmogelijkheden, tenzij
de minister voor het vissersvaartuig een vergunning als bedoeld in onderdeel 9.6 van die bijlage heeft verstrekt en de vergunninghouder
voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in de onderdelen 9.4, 9.5, 9.7 en 9.9 tot en met 9.11 van die bijlage.
3. In het derde lid wordt ‘onderdeel 8.8’ vervangen door: onderdeel 9.8.
4. In het vierde tot en met het zesde lid wordt ‘bijlage XIII’ telkens vervangen door: bijlage XV.
E
Artikel 7e wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en tweede lid wordt ‘de verordening inzake vangstmogelijkheden’ telkens vervangen door: verordening (EG) nr. 40/2008
van de Raad van de Europese Unie van 16 januari 2008 tot vaststelling, voor 2008, van de vangstmogelijkheden voor sommige
visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere
wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn (PbEU L 19).
2. Het derde lid vervalt.
F
Artikel 12g wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid wordt ‘Het is verboden in 2008’ vervangen door ‘Het is verboden in 2009’ en wordt ‘verminderd met 25%’
vervangen door ‘verminderd met 35%’.
2. Het zesde lid komt te luiden:
6. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 7, tweede lid, van de verordening van 18 december 2008 van de Raad tot
vaststelling, voor 2009 en 2010, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van
diepzeevissen.
G
Artikel 12j komt te luiden:
Artikel 12j
1. Het is verboden de visserij uit te oefenen buiten de communautaire wateren, tenzij voor het desbetreffende vissersvaartuig
een vismachtiging als bedoeld in artikel 3 van verordening nr. 1006/2008 is uitgereikt.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op vaartuigen als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de verordening inzake vangstmogelijkheden.
3. Het verzoek tot uitreiking van een vismachtiging als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend bij de minister.
4. Bij de uitoefening van de visserij, bedoeld in het eerste lid, is het verboden in strijd te handelen met de artikelen 9,
tweede lid, en 13, eerste lid, van verordening nr. 1006/2008.
5. De exploitant van een vissersvaartuig met een totale lengte van meer dan 24 meter dient het verzoek tot machtiging als bedoeld
in artikel 11, eerste lid, van verordening nr. 1006/2008 in bij de minister, indien hij het voornemen heeft om met dat vaartuig
visserijactiviteiten als bedoeld in dat artikel te ontplooien.
H
Artikel 12o komt te luiden:
Artikel 12o
Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 18, 22, 23, eerste lid, en 24, tweede lid, van verordening nr. 1006/2008.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.
TOELICHTING
Met de onderhavige wijziging van de Regeling technische maatregelen 2000 wordt uitvoering gegeven aan de verordening van 19 december
2008 van de Raad van de Europese Unie tot vaststelling, voor 2009, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en
groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met
vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (hierna:
de verordening inzake vangstmogelijkheden). Dit is de jaarlijkse Europese verordening waarbij thans de maximaal toegestane
vangstmogelijkheden voor 2009 en aanvullende voorschriften worden vastgesteld. De aanvullende voorschriften zijn op een beperkt
aantal punten gewijzigd.
In de onderhavige wijzigingsregeling wordt uitvoering gegeven aan de aanvullende voorschriften. Zo zijn er aanvullende bepalingen
opgenomen voor de visserij in de Antarctische wateren, het zogenoemde CCAMLR-gebied, zijn er aanvullende bepalingen opgenomen
ter bescherming van tonijn en tonijnachtigen in de West en Centraal Pacifische wateren, het zogenoemde WCPCF-gebied, en zijn
er ter uitvoering van de aanbevelingen van de Internationale Commissie ter bescherming van Atlantische tonijn aanvullende
voorschriften opgenomen ter bescherming van haaien. Ook is bepaald dat het vissen op de alaskakoolvis (Theragra chalcogramma)
in de diepzee van de Beringzee verboden is. Aan deze bepalingen is uitvoering gegeven in artikel 7c van de Regeling (Artikel
I, onder C).
Tevens is de visserij inspanning voor vaartuigen met diepzee vergunningen teruggebracht van 75% naar 65% van het niveau van
2003. Aan deze bepaling is uitvoering gegeven in artikel 12g, vijfde lid van de regeling (artikel I, onder H, tweede lid).
In bijlage III van de verordening is een aantal nieuwe technische maatregelen vastgesteld. Er zijn beschermingsmaatregelen
ten aanzien van de blauwe leng genomen. Het toepassingsgebied van de bepalingen over het gebruik van kieuwnetten is uitgebreid.
Tevens zijn er maatregelen genomen ten aanzien van kabeljauw in de Noordzee, het Skagerrak en het Oostelijke Kanaal, waaronder
een verbod op de zogenoemde ‘high-grading’. In artikel 7d van de regeling is uitvoering gegeven aan deze maatregelen (artikel
I, onderdeel E).
Voorts zijn verwijzingen naar de verordening geactualiseerd (Artikel I, onderdelen A, B, E en F).
Voor de volledigheid wordt hier opgemerkt dat aan de bepalingen uit hoofdstuk III en V van de verordening inzake voorschriften
met betrekking tot visserijactiviteiten van derde landen in EG wateren uitvoering is gegeven middels artikel 7c, eerste en
tweede lid, van onderhavige regeling, de artikelen 2, tweede lid, onderdeel c, en 5, derde lid,van de Regeling vangstbeperking,
en artikel 21, tweede lid, van de Regeling eisen administratie en registratie inzake uitoefening visserij.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om aan enkele andere verordeningen uitvoering te geven. In de eerste plaats worden de
verwijzingen aangepast aan de Verordening van 18 december 2008 van de Raad van de Europese Unie tot vaststelling, voor 2009
en 2010, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (artikel
I, onderdeel G, tweede lid). In de tweede plaats wordt in onderhavige regeling uitvoering gegeven aan enkele bepalingen van
de Verordening van 18 december 2008 van de Raad van de Europese Unie tot vaststelling van een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden
en de bevissing van deze bestanden, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 423/2004. Die bepalingen hebben betrekking
een verbod op het overladen van kabeljauw op zee en op de gescheiden opslag van kabeljauw. In de derde plaats wordt uitvoering
gegeven aan verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van de Europese Unie van 29 september 2008 betreffende machtigingen
voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen
van derde landen tot de communautaire wateren, en houdende wijziging van verordeningen (EEG) nr. 2847/93 en (EG) nr. 1627/94
en houdende intrekking van verordening (EG) nr. 3317/94 (PbEG L 286). Deze verordening regelt ten algemene hoe communautaire
vissers gemachtigd worden om buiten de communautaire wateren te vissen. Voortaan moeten ook vissers die gaan vissen op de
open zee in een gebied dat niet valt onder een regionale visserijorganisatie gemachtigd worden (artikel I, onderdeel G). Tevens
stelt de verordening eisen aan de visserij in communautaire wateren door vaartuigen uit derdelanden (artikel I, onderdeel
H).
Administratieve lasten
Onderhavige wijzigingsregeling bevat een nieuwe informatieverplichting. Vissers die voornemens zijn te gaan vissen op de open
zee in een gebied dat niet valt onder een regionale visserijorganisatie, moeten een verzoek tot machtiging indienen bij de
Minister. Er zijn slechts ongeveer 15 Nederlandse vissersvaartuigen die in staat zijn om in voornoemde gebieden te vissen,
waarbij moet worden aangetekend dat er bijna geen gebieden meer bestaan waar geen regionale visserijorganisatie actief is.
De verwachting is dan ook dat er geen verzoeken tot machtiging zullen worden gedaan. Voor deze berekening wordt uitgegaan
van een aanvraag per jaar. Het voldoen aan de informatieverplichting kost 30 minuten (sturen van een brief) tegen een tarief
van € 30,–. Dit maakt de totale administratieve last van deze regeling verwaarloosbaar.
Afwijking Vaste Verandermoment
De onderhavige regeling treedt op 1 januari 2009 in werking. De vaststelling van de hieraan ten grondslag liggende EU-regelgeving
in de Europese Raad van 18 en 19 december 2008 brengt met zich dat niet voldaan kan worden aan de uitgangspunten van het systeem
van Vaste Verandermomenten voor wat betreft het uitgangspunt dat de regelgeving minimaal drie maanden voorafgaande aan de
inwerkingtreding wordt gepubliceerd, zoals neergelegd in mijn brief van 28 april 2008 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
(Kamerstukken II 2007–2008, 29 515 en 31 201, nr. 243).
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
overeenkomstig het door de minister genomen besluit,
de Directeur-Generaal,
J.P. Hoogeveen.