Besluit van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking van 18 december 2008, nr. DSI/MY-305/-08, houdende vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Stage en uitwisseling jongeren 2009)

De Minister voor Ontwikkelingsamenwerking,

Gelet op de artikelen 6, 7, derde lid, en 10 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken;

Gelet op de artikelen 9.1 en 9.2 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006;

Besluit:

Artikel 1

Voor subsidieverlening op grond van de artikelen 9.1 en 9.2 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 voor activiteiten in het kader van het programma voor stage en uitwisseling van jongeren, gelden met ingang van 1 januari 2009 tot en met 31 oktober 2009 de als bijlage bij dit besluit gevoegde beleidsregels. Voor dit tijdvak is een subsidieplafond beschikbaar van € 1,3 miljoen.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2009 en vervalt met ingang van 1 november 2009.

Dit besluit zal met de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A.G. Koenders.

BIJLAGE

Doel

De Nederlandse overheid vindt het belangrijk om jongeren bij de ontwikkelingsproblematiek te betrekken en daarmee het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking (OS) in Nederland te verbreden, te verdiepen en te vernieuwen (vermaatschappelijking van OS). In de begroting van OS is daarom een aparte post opgenomen om jongeren (12 tot 30 jaar) door middel van stages en uitwisseling meer te betrekken bij armoedevraagstukken. Dit is het Programma Stage/Uitwisseling Jongeren (SUJ).

In het kader van ontwikkelingssamenwerking is het belangrijk dat jongeren inzicht krijgen in armoedevraagstukken en de keuzes die gemaakt kunnen worden.

Het programma SUJ zal middels stage cq uitwisseling jongeren, uit alle segmenten van de Nederlandse samenleving, in de leeftijdscategorie van 12 tot 30 jaar actief betrekken bij het armoedevraagstuk. De betreffende jongeren zullen hun ervaringen benutten om het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking in Nederland te verdiepen en te vernieuwen (vermaatschappelijking van OS).

Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verleend voor het voorbereiden en uitvoeren van stages en uitwisselingsactiviteiten in het kader van OS, alsmede voor deskundigheidsbevordering van de intermediaire doelgroep (vrijwilligers c.q. beroepskrachten in diverse sectoren, zoals onderwijs, welzijn, sport, cultuur, milieu).

De stage of uitwisseling vormt onderdeel van een vooraf opgezet programma dat in het kader van OS wordt uitgevoerd waarin

  • de jongeren (deelnemers) een actieve functie krijgen en

  • kader, doel, resultaten, planning, follow-up e.d. helder zijn verwoord.

De activiteit moet een bredere uitstraling hebben dan alleen voor de deelnemers.

Onder Stage c.q. Uitwisseling wordt verstaan:

Eénrichtingsverkeer (Stage) of tweerichtingsverkeer (Uitwisseling) tussen jongeren, instellingen en/of organisaties uit verschillende landen in het kader van ontwikkelingssamenwerking. De activiteiten worden ondernomen op basis van gelijkwaardigheid en leveren een concrete bijdrage aan het agenderen van het armoedevraagstuk in het kader van ontwikkelingssamenwerking.

Uitgangspunt is, bij zowel stage als uitwisseling, dat de activiteiten gekenmerkt worden door samenwerking met leeftijdsgenoten in het andere land.

Deskundigheidsbevordering beoogt de kwaliteit van de Stage/Uitwisselingsprogramma’s te verhogen door vrijwilligers en beroepskrachten te ondersteunen bij het ontwikkelen van relevante vaardigheden, kennis en inzicht (trainingen, seminars etc).

Onder ‘Ontwikkelingslanden’ worden verstaan de landen die als zodanig gedefinieerd zijn door het Development Assistance Committee van de OESO.

Organisaties die voor subsidiëring in aanmerking komen

Subsidie kan worden verleend aan rechtspersonen die een programmastructuur voor stages of uitwisselingsactiviteiten voor jongeren aanbieden.

Overige voorwaarden

  • 1. Jongeren zijn vanaf het begin bij de activiteit betrokken en kunnen er duidelijk hun stempel op drukken. Zij worden zoveel mogelijk belast met voor de voorbereiding, de stage/uitwisseling en de follow-up. De betrokkenheid van de deelnemers kan bij voorkeur blijken uit een eigen financiële bijdrage, maar is daartoe niet beperkt.

  • 2. Er moet een eigen financiële bijdrage zijn van minimaal 25%, dit mag dus geen indirecte bijdrage zijn van een Nederlandse OS-organisatie. Mocht dit aantoonbaar niet mogelijk zijn, dan dient de organisatie de betrokkenheid van de organisatie zelf en van de deelnemers op een andere manier aan te tonen.

  • 3. De stage of uitwisseling komt tot stand in nauwe samenwerking tussen de organisatie in Nederland en de partner in het ontwikkelingsland. Er worden afspraken gemaakt over de wederzijdse verantwoordelijkheid m.b.t. voorbereiding, beheer, begeleiding van de jongeren en follow-up van het project.

  • 4. Er moet sprake zijn van een uitstralingseffect: hoe sterker een project zich richt op het betrekken van jongeren en andere actoren bij de thematiek, hoe eerder een project voor subsidie in aanmerking zal kunnen komen.

  • 5. Jongeren die vervolgd worden in verband met een misdrijf komen niet in aanmerking voor een stage of een uitwisseling ten laste van dit programma.

Voor subsidie in aanmerking komende kosten

  • De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de kosten (zie echter punt 2 ‘overige voorwaarden’).

  • Deskundigheidsbevordering komt slechts tot ten hoogste 10% van de projectbegroting in aanmerking;

  • In de begroting zijn de kosten voor beide partners opgenomen;

  • Onvoorziene kosten komen tot ten hoogste 5% van de projectbegroting voor subsidiëring in aanmerking. Indien gebruik wordt gemaakt van de post ‘onvoorzien’, dient het betreffende bedrag gerapporteerd te worden o.v.v. de reden waarom van deze post gebruik werd gemaakt.

  • In het algemeen zal gelden dat projectvoorstellen die gezien het resultaat relatief lage kosten hebben eerder in aanmerking voor subsidie zullen komen; gangbaar subsidiebedrag is tussen € 1000,– en € 5000,– per persoon.

Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 wordt subsidie geweigerd indien:

  • de aanvrager een instellingssubsidie ten laste van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken ontvangt;

  • het project mede commerciële doeleinden in Nederland dan wel in het ontwikkelingsland dient;

  • de aanvrager reeds in het jaar van uitvoering een subsidie voor een ander stage/uitwisseling-bijdrage voor jongeren ten laste van de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken ontvangt, of

  • er sprake is van belangenverstrengeling.

Aanvragen

Aanvragen om subsidie kunnen worden ingediend bij: Nederlands Jeugdinstituut/Nji, Postbus 19221, 3501 DE Utrecht, t (030) 230 6550, f (030) 230 6312 www.nji.nl.

TOELICHTING

Onderkend wordt dat het betrekken van jongeren bij OS niet eenvoudig is, maar dat stage c.q. uitwisseling bij uitstek instrumenten zijn om jongeren te mobiliseren.

De methodiek van stage/uitwisseling betreft leren in de praktijk. Er wordt geleerd uit daadwerkelijke, fysieke ontmoeting met mensen, instellingen en bedrijven in de dagelijkse realiteit in een ontwikkelingsland en/of in Nederland. Naast leren zijn het doen (meewerken), kennisontwikkeling, interesse wekken en met name ervaren, andere belangrijke aspecten van de methodiek. Met stage/uitwisseling worden zaken beoogd als: verbreden horizon; bevorderen van direct contact tussen Noord en Zuid; kennis en ervaring verwerven over mondiale aspecten en verhoudingen; creëren van een draagvlak voor OS en voor de mondiale consequenties van het eigen beleid; verhogen participatiegraad; bevorderen van internationale solidariteit.

De specifieke meerwaarde van stage/uitwisseling, zoals grotere persoonlijke betrokkenheid, betere kwaliteit van verzamelde kennis en informatie, etc. moet leiden tot een navenante kwaliteitsverbetering van informatieverspreiding in Nederland en een effectieve communicatie naar de achterban (vereniging, school, klankbordgroep, wijk etc.).

Een stijgende gemotiveerdheid voor en betrokkenheid bij ontwikkelingssamenwerking kan leiden tot een verdere vermaatschappelijking van OS.

Dit kan onder meer blijken uit een actief wereldburgerschap, zoals bijvoorbeeld:

  • een actief vrijwilligersschap;

  • ontplooiing van een eigen maatschappelijk initiatief;

  • een specifieke OS gerelateerde studie cq. beroepskeuze;

  • bijdrage aan kennisoverdracht, menings- en beeldvorming over ontwikkelingslanden en internationale verhoudingen;

  • consumentengedrag;

  • de bijdrage aan beleidsbeïnvloeding van de eigen organisatie;

  • de bijdrage aan de politieke besluitvorming;

  • lidmaatschappen van organisaties actief in ontwikkelingsvraagstukken;

Benadrukt wordt dat stage/uitwisseling niet als doel op zich gezien wordt, maar als een methode voor het verwezenlijken van doelstellingen als: kennisoverdracht, bewustwording, vermaatschappelijking OS etc.

Naar boven