Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 december 2008, nr. DGUHB/08/35787, houdende toedeling van taken en doorverlening van vertegenwoordigingsbevoegdheden aan onder de directeur-generaal Uitvoering, Handhaving en Bedrijfsvoering ressorterende functionarissen (Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit directeur-generaal Uitvoering, Handhaving en Bedrijfsvoering 2009)

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 8, derde lid, aanhef en onderdeel a, en 23, eerste lid, van het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2009;

Besluit:

§ 1. Begripsbepaling

Artikel 1

In deze regeling en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. directie:

een van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onderdelen a tot en met e;

b. directeur:

een functionaris die leiding geeft aan een directie;

c. directeur-generaal:

de directeur-generaal Uitvoering, Handhaving en Bedrijfsvoering;

d. teamleider stafbureau:

de functionaris die leiding geeft een het stafbureau, genoemd in artikel 2, onderdeel i.

§ 2. Organisatie

Artikel 2

Onder de directeur generaal ressorteren:

  • a. het Agentschap SZW;

  • b. de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst;

  • c. de directie AI Arbeidsomstandigheden;

  • d. de directie AI Major Hazard Control;

  • e. de directie AI Arbeidsmarktfraude;

  • f. een Concernstaf AI;

  • g. de afdeling Personeelsontwikkeling AI;

  • h. de afdeling Informatievoorziening AI;

  • i. een stafbureau.

§ 3. Verantwoordelijkheden

Artikel 3

  • 1. Elk van de directeuren is verantwoordelijk voor:

    • a. het leiding geven aan de eigen directie;

    • b. het door tussenkomst van de directeur-generaal adviseren van de bewindspersonen ten aanzien van het werkterrein van de eigen directie en het attenderen van hen op politiek of maatschappelijke gevoelige aspecten;

    • c. het coördineren van de beleidsontwikkeling en -uitvoering van de eigen directie met de beleidsontwikkeling en -uitvoering van de andere onderdelen van het ministerie en van andere ministeries;

    • d. het zorgdragen voor een effectieve en efficiënte bedrijfsvoering, met uitzondering van de vaststelling van de formatie, voor periodieke evaluatie daarvan en voor de planning en bewaking van de productie van de eigen directie;

    • e. personeelsaangelegenheden van de onder elk van hen ressorterende functionarissen, met inbegrip van de uitvoering van het arbeidsomstandigheden- en ziekteverzuimbeleid, voor zover dit niet is voorbehouden aan de secretaris-generaal dan wel de directeur-generaal;

    • f. het zorgdragen voor de administratieve en financiële afhandeling van de uitvoering van de eigen personeelsaangelegenheden voor zover deze niet is opgedragen aan anderen zoals de directie Personeel, Organisatie en Informatie, de directie Financieel Economische Zaken, de directie Gemeenschappelijke Organisatie Bedrijfsvoering en de Stichting Pensioenfonds ABP;

    • g. het op orde hebben van de administratieve organisatie en informatiebeveiliging;

    • h. het formuleren en uitvoeren van jaarplannen voor de eigen directie binnen de door de secretaris-generaal en directeur-generaal vastgestelde uitgangspunten;

    • i. het rapporteren aan de directeur-generaal over de uitvoering van de jaarplannen betreffende de eigen directie;

    • j. het, na overeenstemming daarover met de directeur-generaal aanwijzen van een plaatsvervangend directeur;

    • k. het zorgdragen voor de vastlegging van de organisatie van de eigen directie en de daarbinnen geldende mandaten, volmachten en machtigingen in een Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit voor de eigen directie;

    • l. de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht voor zover deze betrekking hebben op de gedragingen van de onder hen ressorterende functionarissen;

    • m. het dynamisch archiefbeheer van zijn directie, te weten postbehandeling, registratie, voortgang- en afdoeningsbewaking, dossierbeheer, informatievoorziening, selectie, vernietiging en overdracht aan de directie Gemeenschappelijke Organisatie Bedrijfsvoering, alsmede het opstellen, vaststellen en onderhouden van het ordeningsplan van de directie;

    • n. het materieel beheer overeenkomstig de Regeling materieelbeheer rijksoverheid 2006 en de Regeling materieelbeheer museale voorwerpen.

  • 2. Het eerste lid, met uitzondering van onderdeel k, is van overeenkomstige toepassing op de hoofden van de Concernstaf AI, de afdeling Personeelsontwikkeling AI en de afdeling Informatievoorziening AI, alsmede de teamleider stafbureau.

Artikel 4

  • 1. Het Agentschap SZW is belast met de uitvoering van door de minister vastgestelde subsidieregelingen op het terrein van het Europees Sociaal Fonds.

  • 2. Het Agentschap SZW kan ook belast worden met de uitvoering van overige door de minister vastgestelde regelingen op het terrein van werk en inkomen.

  • 3. Het Agentschap SZW kan, na instemming van de directeur-generaal andere dan in dit artikel bedoelde diensten verrichten.

  • 4. Het Agentschap SZW kan, na instemming van de directeur-generaal, regelingen uitvoeren voor opdrachtgevers buiten het ministerie.

  • 5. De directeur van het Agentschap SZW is verantwoordelijk voor de werkgeversverplichtingen die voortvloeien uit wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden ten aanzien van het Agentschap SZW, voor zover het niet gaat om centraal georganiseerde werkgeversverplichtingen als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel b, van het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2009.

Artikel 5

  • 1. De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst is – onder gezag van de officier van justitie – verantwoordelijk voor de opsporing van strafbare feiten op de beleidsterreinen waarvoor de minister verantwoordelijkheid draagt en de strafbare feiten, welke worden geconstateerd in het kader van genoemde opsporing en welke daarmee verband houden.

  • 2. In het kader van de opsporing van deze strafbare feiten is de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst verantwoordelijk voor het verzamelen van criminele inlichtingen en een juiste verwerking van persoonsgegevens binnen het kader van de geldende privacywetgeving.

  • 3. De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst is mede in verband met de opsporing, bedoeld in het eerste lid belast met het toetsen van voorgenomen wet- en regelgeving op handhaafbaarheid en fraudegevoeligheid, het verzamelen van beleidsrelevante informatie, het opstellen van rapportages (criminaliteitsbeelden, risicoanalyses en onderzoeksevaluaties) en het adviseren van beleidsdirecties en andere betrokkenen daarover.

  • 4. De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst is verantwoordelijk voor het uitvoeren van het technisch beheer, de exploitatie en de beveiliging van de ICTinfrastructuur, voor zover dit betrekking heeft op digitaal bewijsmateriaal dat door de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst is opgeslagen en zich bevindt op de door de directie ICT-diensten specifiek daartoe aangewezen computerapparatuur binnen het netwerkdomein van het ministerie.

  • 5. De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst is verantwoordelijk voor de beleidsvorming, de instrumentenontwikkeling en de controle op de naleving van het beveiligingsbeleid (ICT, gebouwen en personen) welke specifiek is voor een bijzondere opsporingsdienst.

  • 6. De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst is verantwoordelijk voor de inrichting, het onderhoud en het beheer van de archieven met opsporingsinformatie van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst

  • 7. De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst is verantwoordelijk voor de ontwikkeling en het onderhoud van diverse financiële processen welke specifiek zijn voor een bijzondere opsporingsdienst.

  • 8. De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst is verantwoordelijk voor de uitvoering van de taken van het SZW-informatieknooppunt. Het SZW-informatieknooppunt verzamelt informatie, analyseert deze informatie en verstrekt deze vervolgens aan deelnemende partijden. De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst borgt een uitvoeringspraktijd van het SZW-informatieknooppunt, waarbij geheel onafhankelijk van het opsporingsproces van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst wordt geopereerd.

Artikel 6

  • 1. De directie AI Arbeidsomstandigheden is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving door werkgevers en werknemers door middel van controles, het opsporen van strafbare feiten, het hanteren van juridische instrumenten als eis tot naleving, stillegging van het werk en bestuursdwang, op het gebied van arbeidsomstandigheden met inbegrip van stralingsbescherming, gewasbeschermingsmiddelen en biociden, gevaarlijke werktuigen en stoffen, arbeidstijden en milieubeheer.

  • 2. De directie AI Arbeidsomstandigheden is verantwoordelijk voor de totstandkoming van landelijke strategieën met betrekking tot het toezicht op de naleving van de wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden.

  • 3. De directie AI Arbeidsomstandigheden is verantwoordelijk voor het behandelen van klachten betreffende het niet naleven van wetgeving die ligt op zijn terrein.

  • 4. De directie AI Arbeidsomstandigheden is verantwoordelijk voor het verrichten van onderzoek bij gemelde arbeidsongevallen, bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel i, van de Arbeidsomstandighedenwet.

Artikel 7

  • 1. De directie AI Major Hazard Control is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de Arbeidsomstandighedenwet, in het bijzonder ten aanzien van het bij of krachtens artikel 6 van die wet en hoofdstuk II, afdeling 2, van het Arbeidsomstandighedenbesluit bepaalde, door middel van het opsporen van strafbare feiten, het hanteren van juridische instrumenten als eis tot naleving, stillegging van het werk en toepassing van bestuursdwang.

  • 2. De directie AI Major Hazard Control is verantwoordelijk voor de totstandkoming van landelijke strategieën met betrekking tot de uitoefening van het toezicht, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. De directie AI Major Hazard Control is verantwoordelijk voor het behandelen van klachten betreffende het niet naleven van wetgeving die ligt op het werkterrein van de directie AI Major Hazard Control.

  • 4. De directie AI Major Hazard Control is verantwoordelijk voor het onderhouden van de samenwerkingsverbanden met de instanties die mede betrokken zijn bij de uitvoering van het Besluit risico’s zware ongevallen 1999.

Artikel 8

  • 1. De directie AI Arbeidsmarktfraude is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving alsmede het opsporen van strafbare feiten met name ten aanzien van de Wet arbeid vreemdelingen, de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen en de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

  • 2. De directie AI Arbeidsmarktfraude is verantwoordelijk voor de totstandkoming van landelijke strategieën en projecten met betrekking tot de aanpak van arbeidsmarktfraude.

  • 3. De directie AI Arbeidsmarktfraude is verantwoordelijk voor de participatie in multidisciplinaire- en interventieteams.

  • 4. De directie AI Arbeidsmarktfraude is verantwoordelijk voor het behandelen van klachten betreffende het niet naleven van wetgeving die ligt op het werkterrein van de directie AI Arbeidsmarktfraude.

  • 5. De directie AI Arbeidsmarktfraude is verantwoordelijk voor het adviseren en ondersteunen van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onderdelen c tot en met i, met betrekking tot financiële-, materiële- en huisvestingszaken, alsmede het organiseren van het daaraan verbonden beheer.

Artikel 9

De Concernstaf AI is verantwoordelijk voor de advisering van de directeur-generaal in zijn functie als algemeen directeur van de Arbeidsinspectie omtrent strategische vraagstukken met betrekking tot de missie, positionering, taken, handhaving, presentatie en het functioneren van de Arbeidsinspectie.

Artikel 10

De afdeling Personeelsontwikkeling AI is verantwoordelijk voor het ontwikkelen van voorstellen met betrekking tot het te voeren personeelsontwikkelingsbeleid van de Arbeidsinspectie en het organiseren van voor de Arbeidsinspectie specifieke opleidingen.

Artikel 11

  • 1. De afdeling Informatievoorziening AI is verantwoordelijk voor het ontwikkelen van voorstellen met betrekking tot het informatiebeleid van de Arbeidsinspectie.

  • 2. De afdeling Informatievoorziening AI is verantwoordelijk voor het implementeren van nieuwe informatiesystemen en het beheer van de binnen de Arbeidsinspectie gangbare informatiesystemen, voor zover dit niet de verantwoordelijkheid is van de directie ICT-diensten van het ministerie.

Artikel 12

Het stafbureau is verantwoordelijk voor het beheersmatig en beleidsinhoudelijk adviseren van directeur-generaal bij de aansturing van de onder hem ressorterende directies.

§ 4. Bevoegdheden

Artikel 13

  • 1. Elk van de directeuren, alsmede elk van de hoofden van de Concernstaf AI, de afdeling Personeelsontwikkeling AI en de afdeling Informatievoorziening AI en de teamleider stafbureau, is bevoegd om namens een bewindspersoon besluiten te nemen, overeenkomsten aan te gaan en handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, voor zover zij verband houden met de taken en verantwoordelijkheden van zijn directie, tenzij deze zijn voorbehouden aan een bewindspersoon, de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal of de directeur-generaal.

  • 2. Aan elke directeur, alsmede elk van de hoofden van de Concernstaf AI, de afdeling Personeelsontwikkeling AI en de afdeling Informatievoorziening AI en de teamleider stafbureau, wordt mandaat en machtiging verleend tot het nemen van besluiten over en het vaststellen en ondertekenen van stukken die betrekking hebben op:

    • a. de in artikel 3, eerste lid, onderdeel e, genoemde personeelsaangelegenheden;

    • b. de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover deze klachten betrekking hebben op gedragingen van de onder elk van hen ressorterende functionarissen.

  • 3. De in het eerste lid genoemde bevoegdheid omvat de bevoegdheid tot het verlenen en vaststellen van subsidies en rijksvergoedingen, het aangaan van verbetertrajecten en het korten op bevoorschotting, voor zover het de uitvoering betreft van regelingen op zijn werkterrein.

  • 4. De in het eerste lid genoemde bevoegdheid om overeenkomsten aan te gaan is beperkt tot overeenkomsten met een waarde per overeenkomst onder de laagste drempel voor aanbesteding conform de Europese aanbestedingsrichtlijnen, met dien verstande dat de volgende overeenkomsten mogen worden aangegaan tot een waarde van € 500.000,– per overeenkomst:

    • a. overeenkomsten welke gebaseerd zijn op een raamovereenkomst;

    • b. overeenkomsten voor het opleiden van medewerkers van de directie;

    • c. overeenkomsten voor het inhuren van personeel voor de uitvoering van werkzaamheden die onder de directe verantwoordelijkheid van het departementale management worden verricht;

    • d. arbeidsovereenkomsten naar burgerlijk recht;

    • e. overeenkomsten met betrekking tot raden en commissies;

    • f. overeenkomsten met betrekking tot onderzoek;

    • g. overeenkomsten met betrekking tot incidentele beleidsinformatie, met uitzondering van overeenkomsten met het Centraal bureau voor de statistiek.

  • 5. Van de in het eerste lid genoemde bevoegdheid is uitgezonderd het aangaan en ondertekenen van convenanten of samenwerkingsovereenkomsten die worden gesloten met een partij buiten het ministerie.

Artikel 14

  • 1. De directeur van het Agentschap SZW is bevoegd om besluiten te nemen over en stukken vast te stellen en te ondertekenen met betrekking tot het uitvoeren van bekostigingsactiviteiten die verband houden met de toekenning en de verrekening van subsidies, voorschotten en budgetten aan uitvoerende instellingen in het kader van subsidieregelingen waarvan de uitvoering aan het Agentschap SZW is opgedragen.

  • 2. De directeur van het Agentschap SZW is bevoegd tot het afsluiten van:

    • a. overeenkomsten met betrekking tot meerjarige, structurele beleidsinformatievoorziening, na afstemming met de directeur Financieel-Economische Zaken;

    • b. overeenkomsten met betrekking tot systeemontwikkeling, licenties, functioneel beheer en onderhoud van applicaties van voorlichtings- en documentatiesystemen;

    • c. overeenkomsten met betrekking tot de productie en distributie van voorlichtingsmateriaal voor zover het betreft de voorlichting over de door het Agentschap SZW uit te voeren subsidieprogramma’s aan doelgroepen en publiek, na afstemming met de directeur Communicatie;

    • d. overeenkomsten met betrekking tot systeemontwikkeling, licenties, functioneel beheer en onderhoud van applicaties van geautomatiseerde informatie- en salarissystemen, systeemontwikkeling en licenties, mits er gebleven wordt binnen de door de secretaris-generaal en directeur-generaal te stellen kaders;

    • e. overeenkomsten met betrekking tot de technische infrastructuur, de hardware, de kantoorautomatiseringssoftware, de datacommunicatievoorzieningen, de huisvesting, facilitaire voorzieningen en het technisch beheer van geautomatiseerde systemen voor zover geen gebruik wordt gemaakt van de departementale infrastructuur en er geen sprake is van huisvesting in een gebouw waar tevens andere organisatieonderdelen van het ministerie, die niet ressorteren onder de inspecteur-generaal, zijn gehuisvest.

  • 3. In afwijking van artikel 13, vierde lid, geldt voor de directeur van het Agentschap SZW dat deze bevoegd is om overeenkomsten aan te gaan tot een waarde van ten hoogste € 500.000 per overeenkomst.

Artikel 15

  • 1. De directeuren kunnen hun vertegenwoordigingsbevoegdheden in een door hen te bepalen omvang doorverlenen aan onder hen ressorterende functionarissen, met dien verstande dat bevoegdheden met betrekking tot personeelsaangelegenheden slechts kunnen worden doorverleend aan rechtstreeks onder hen ressorterende functionarissen en slechts voor zover het betreft:

    • a. het opmaken, niet zijnde vaststellen, van een beoordeling van medewerkers;

    • b. het houden van manager-medewerker gesprekken;

    • c. verlof van medewerkers;

    • d. kleine beloningen, niet zijnde gratificaties, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de directeur.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kunnen directeuren bevoegdheden met betrekking tot personeelsaangelegenheden doorverlenen aan functionarissen die rechtstreeks ressorteren onder rechtstreeks onder hen ressorterende functionarissen, voor zover dit noodzakelijk is vanwege de organisatiestructuur van de directie en voor zover de directeur-generaal daarmee schriftelijk instemt. Voorzover de doorverlening van bevoegdheden de beoordeling van medewerkers betreft, geldt dat de vaststelling van een beoordeling van een medewerker altijd dient te geschieden door de functionaris die leiding geeft aan de functionaris die de beoordeling heeft opgemaakt.

  • 3. Onverminderd het eerste lid kunnen directeuren, na voorafgaande schriftelijke toestemming van de directeur-generaal, hun vertegenwoordigingsbevoegdheden doorverlenen aan functionarissen van een ander organisatieonderdeel, mits de betreffende functionaris daarmee schriftelijk instemt.

  • 4. De (door)verlening van (onder-)mandaat, volmacht en machtiging kan uitsluitend bij een schriftelijk besluit geschieden.

Artikel 16

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

  • 2. Deze regeling wordt aangehaald als: Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit directeur-generaal Uitvoering, Handhaving en Bedrijfsvoering 2009.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 10 december 2008

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

namens deze:

de Directeur-Generaal Uitvoering, Handhaving en Bedrijfsvoering,

J.A. van den Bos.

TOELICHTING

Algemeen

Ingevolge artikel 8, derde lid, aanhef en onderdeel a, van het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2009 (hierna: OMV-besluit SZW 2009) dient de directeur-generaal bij schriftelijk besluit taken toe te delen aan de onder hem ressorterende organisatieonderdelen. Tevens kunnen bevoegdheden worden doorverleend aan de functionarissen die leiding geven aan deze organisatieonderdelen. In dit besluit worden door de directeur-generaal Uitvoering, Handhaving en Bedrijfsvoering taken en verantwoordelijkheden belegd bij onder hem ressorterende organisatieonderdelen en worden tevens vertegenwoordigingsbevoegdheden doorverleend.

Artikelsgewijs

Artikel 1, onderdeel a

Voor de toepassing van dit besluit worden alle in artikel 2 vermelde organisatieonderdelen aangemerkt als directie. Dat betekent dat de normen die betrekking hebben op directies en de normen die gericht zijn tot de directeuren van toepassing zijn ten aanzien van die organisatieonderdelen en ten aanzien van de hoofden van die onderdelen. Hierbij neemt het Agentschap SZW wel een bijzondere positie in (zie artikel 14 en de toelichting daarbij).

Artikel 3

Dit artikel geeft aan welke algemene verantwoordelijkheden voor alle directeuren gelden.

Onderdeel a van het eerste lid geeft aan dat de directeuren belast zijn met het leiding geven aan de eigen directie. Hierbij moeten zij wel de aanwijzingen en richtlijnen van de bewindspersonen, van de secretaris-generaal voor zover voortvloeiend uit het koninklijk besluit van 18 oktober 1988 inzake de functie en verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal en van de plaatsvervangend secretaris-generaal, onder wie zij ressorteren, in acht nemen. Onderdeel e van het eerste lid geeft aan dat elke directeur verantwoordelijk is voor de personeelsaangelegenheden van de onder hem ressorterende functionarissen. Hierbij geldt wel dat zij de departementale regels en aanwijzingen in acht moeten nemen. Uiteraard moeten zij ook de toepasselijke wet- en regelgeving toepassen, met name de Ambtenarenwet, het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en de daarop berustende regelgeving. Uiteraard kunnen door de directeur-generaal alleen vertegenwoordigingsbevoegdheden worden doorverleend die aan hemzelf verleend zijn. Zo geldt dat bepaalde bevoegdheden op het terrein van personeelsaangelegenheden zijn voorbehouden aan de secretaris-generaal dan wel bij koninklijk besluit moeten geschieden (zie de artikelen 4 en 5 van het OMV-besluit SZW 2009 en de daarbij behorende toelichting). Verder geldt dat bepaalde bevoegdheden niet mogen worden doorverleend aan functionarissen onder het niveau van directeur-generaal of inspecteur-generaal (zie artikel 22, tweede lid, onderdelen b en c, van het OMV-besluit SZW 2009). Dit betekent in concreto dat de volgende personele besluiten niet door de directeuren mogen worden genomen:

  • het toepassen van de Ambtenarenwet, het Algemeen Rijksambtenarenreglement en het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 voor zover daarin is voorzien in besluiten bij koninklijk besluit;

  • het verlenen van ontslag op grond van artikel 125e van de Ambtenarenwet;

  • het benoemen, aanstellen, verplaatsen en ontslagverlening van functionarissen;

  • het op grond van artikel 22a van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 toekennen van periodieke toeslagen voor zover het gaat om toeslagen om redenen van werving en behoud;

  • de toepassing van het Besluit vergoeding representatiekosten rijkspersoneel en van artikel 6a van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (het aanstellen in tijdelijke dienst met afwijkende arbeidsvoorwaarden in zeer bijzondere gevallen).

Ter verduidelijking is aangegeven dat de verantwoordelijkheid voor personeelsaangelegen-heden ook betrekking heeft op de uitvoering van het arbeidsomstandigheden- en ziekteverzuimbeleid.

Onderdeel m van het eerste lid laat de ruimte aan directeuren om de taken die uit het dynamisch archiefbeheer voortvloeien, geheel of deels, op te dragen aan de directie Gemeenschappelijke Organisatie Bedrijfsvoering.

Artikel 4

In dit artikel wordt de taakomschrijving en verantwoordelijkheden van de het Agentschap SZW weergegeven

In een eigenaarconvenant is nader uitgewerkt hoe de rol van de directeur-generaal als ‘eigenaar’ zich verhoudt tot de taken van het Agentschap SZW.

In het tweede lid wordt geregeld dat het Agentschap SZW ook belast kan worden met de uitvoering van regelingen anders dan die in het eerste lid worden genoemd, indien deze betrekking hebben op het terrein van werk en inkomen. Hiervoor is in dit besluit echter geen mandaat opgenomen. Dit betekent dat indien een organisatieonderdeel van het ministerie op grond van dit artikel een regeling wil laten uitvoeren door het Agentschap SZW, er naast een opdrachtverlening teveom ns een mandaat gegeven moet worden. Over een opdrachtverlening op grond van het tweede lid van dit artikel zijn nadere regels opgenomen in een opdrachtgeversconvenant.

Indien het Agentschap SZW regelingen of diensten als bedoeld in het tweede en derde lid uitvoert, kan ervoor gekozen worden om het Agentschap SZW ook te belasten met de behandeling van bezwaar- en beroepszaken die daaruit voortvloeien. In dat geval zal daartoe een mandaat gegeven moeten worden.

In het vierde lid wordt geregeld dat het Agentschap SZW ook opdrachten van opdrachtgevers buiten het ministerie kan uitvoeren.

In het vijfde lid is de verantwoordelijkheid voor de werkgeversverplichting voortvloeiend uit de Arbeidsomstandighedenwet 1998 opgenomen. In het geval van het Agentschap SZW treedt de directeur-generaal niet op als bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden, daarom wordt hier deze verantwoordelijkheid aan de directeur van het Agentschap SZW toebedeeld. Een en ander met uitzondering van de centraal georganiseerde werkgeversverplichting.

Artikel 5 t/m 12

In deze artikelen worden de taakomschrijving en verantwoordelijkheden van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, de directie AI Arbeidsomstandigheden, de directie AI Major Hazard Control, de directie AI Arbeidsmarktfraude, de Concernstaf AI, de afdeling Personeelsontwikkeling AI, de afdeling Informatievoorziening AI en het stafbureau weergegeven

Artikel 13

In het eerste lid is een algemene bevoegdheid voor elke directeur geregeld om besluiten te nemen, overeenkomsten aan te gaan en andere handelingen te verrichten, voor zover deze betrekking hebben op de taken van zijn directie. Deze taken staan eerder in dit besluit voor elke directie en projectorganisatie gespecificeerd aangegeven (de artikelen 4 tot en met 7). Het gaat hier om mandaten, volmachten en machtigingen om namens een bewindspersoon te handelen (zie voor een toelichting op deze begrippen de toelichting bij artikel 1 van het OMV-besluit SZW 2009). Hierbij zijn altijd de bepalingen van afdeling 10.1.1 (mandaat) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. De bepalingen van deze titel gelden op grond van artikel 10:12 (schakelbepaling) niet alleen voor mandaten (het nemen van besluiten in de zin van de Awb), maar ook indien volmacht verleend wordt tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen (waaronder overeenkomsten) en indien machtiging verleend wordt tot het verrichten van handelingen die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn. De bepalingen in de Awb en de algemene bepalingen in het OMV-besluit SZW 2009 brengen onder meer het volgende met zich mee:

  • bevoegdheden worden altijd uitgeoefend in naam van en onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan (in casu een bewindspersoon van SZW);

  • als algemene beperking van de bevoegdheid om namens een bewindspersoon te handelen geldt: ‘tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich tegen verlening van mandaat, volmacht dan wel machtiging verzet’ (zie artikel 14, vierde lid, OMV-besluit SZW 2009 en artikel 10:3 Awb);

  • iedere leidinggevende kan algemene en bijzondere aanwijzingen geven ter zake van de uitoefening van mandaten, volmachten en machtigingen; deze aanwijzingen moeten worden opgevolgd (zie artikel 25 OMV-besluit SZW 2009);

  • leidinggevenden blijven bevoegd de doorverleende bevoegdheden zelf uit te oefenen (zie artikel 19 OMV-besluit SZW 2009 en artikel 10:7 Awb);

  • een doorverleende bevoegdheid (mandaat, volmacht en/of machtiging) kan altijd schriftelijk worden ingetrokken (zie artikel 10:8 Awb);

  • krachtens mandaat genomen besluiten en krachtens volmacht aangegane overeenkomsten moeten vermelden namens welk bestuursorgaan zij zijn genomen of aangegaan (zie artikel 10:10 Awb); in artikel 15 van het OMV-besluit SZW 2009 is een uniforme formule opgenomen waarmee vertegenwoordigingsbevoegden (dus ook directeuren) stukken moeten ondertekenen die op basis van mandaat, volmacht of machtiging worden ondertekend; daaruit moet steeds blijken dat ondertekening namens de Minister dan wel een Staatssecretaris van SZW plaatsvindt.

In het vierde lid wordt aangegeven dat de bevoegdheid om overeenkomsten aangegaan is beperkt tot overeenkomsten met een bepaalde waarde per overeenkomst. Voor het berekenen van de waarde van een overeenkomst moet worden uitgegaan van de maximale waarde die een overeenkomst kan hebben. Dat betekent dat bij overeenkomsten waarin de hoogte van de verplichting niet in de overeenkomst zelf is vastgelegd en bij overeenkomsten waarin is voorzien in verlengingsmogelijkheden voor de tekeningsbevoegdheid moet worden uitgegaan van de maximale waarde.

Het gestelde in het vierde lid, onderdelen c en d, betreft medewerkers die niet op basis van een ambtelijke aanstelling werkzaam zijn bij SZW. Met betrekking tot de in het vierde lid, onderdeel c, geregelde bevoegdheid wordt opgemerkt dat directeuren voor de inhuur van externen voor specifieke projecten (dus niet voor het tijdelijk vervangen van zittend personeel, bijvoorbeeld voor het opvangen van vacatures, ziekte, zwangerschapsverlof of langdurig verlof) vooraf instemming van de directeur-generaal-generaal moeten hebben (en dekking van de daarmee gepaard gaande uitgaven moeten aangeven).

Artikel 14

Het Agentschap SZW heeft bij gezamenlijk besluit van het Ministerie van SZW en Financiën de status van baten-lastendienst toegekend gekregen. Deze status brengt met zich mee dat voor dit organisatieonderdeel ruimere bevoegdheden gelden dan voor de ‘reguliere’ directies van SZW.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

namens deze:

de Directeur-Generaal Uitvoering, Handhaving en Bedrijfsvoering,

J.A. van den Bos.

Naar boven