Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 5 december 2008, nr. RB\2008119957, houdende wijziging van de Regeling externe veiligheid inrichtingen

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op de artikelen 1, eerste lid, onderdeel m, 2, eerste lid, onderdeel d, 4, vijfde, zesde en zevende lid, 5, derde, vierde en vijfde lid, 11, 17, tweede en vijfde lid, en 18, tweede lid, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling externe veiligheid inrichtingen1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a vervalt.

2. De onderdelen b tot en met k worden geletterd a tot en met j.

3. In onderdeel d (nieuw) wordt de zinsnede ‘versie nr. 3.0, uitgave 2008’ vervangen door: versie nr. 3.1, uitgave januari 2009.

4. Na onderdeel j (nieuw) wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

  • k. propaan: product, hoofdzakelijk bestaande uit propaan en propeen, met geringe hoeveelheden ethaan, butanen en butenen, voor zover de dampspanning bij 343 Kelvin (70 graden Celsius) ten hoogste 3100 kilopascal (31 bar) bedraagt;.

5. In onderdeel l vervalt de zinsnede ‘, versie nr. 3.0, uitgave 2008’.

B

Artikel 1b wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt na ‘licht ontvlambare vloeistof in een’ ingevoegd: bovengronds.

2. In onderdeel f wordt ‘enig opslagcompartiment’ vervangen door: ‘enige opslagvoorziening’ en wordt ‘dat opslagcompartiment’ vervangen door: die opslagvoorziening.

3. Onderdeel g komt als volgt te luiden:

  • g. inrichtingen waar aardgasdruk gereduceerd wordt of aardgashoeveelheid gemeten wordt, voor zover de gastoevoerleiding een grotere diameter heeft dan 20 inch.

C

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b van het eerste lid komt te luiden:

  • b. bijlage 1, tabel 3, indien het risico wordt veroorzaakt door een inrichting waar verpakte gevaarlijke afvalstoffen of verpakte gevaarlijke stoffen, niet zijnde nitraathoudende kunstmeststoffen, worden opgeslagen als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, onderdeel b, van het besluit;

2. Onderdeel c van het eerste lid vervalt.

3. Het tweede tot en met vierde lid worden vernummerd tot derde tot en met vijfde lid.

4. Er wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Voor de toepassing van bijlage 1, tabel 3, geldt dat:

    • a. indien binnen een opslagvoorziening het zwavelgehalte, uitgedrukt in gewichtspercentage, danwel het gehalte van chloor, fluor en broom gezamenlijk, uitgedrukt in gewichtspercentage, hoger is dan de in tabel 3 genoemde stikstofcategorie, de afstand behorende bij de in de tabel 3 daarop volgende hogere stikstofcategorie wordt gehanteerd, en

    • b. indien er sprake is van een sterk wisselende, op het moment van de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 4, eerste tot en met vierde lid, juncto artikel 15 van het besluit onbekende, samenstelling van de aanwezige gevaarlijke stoffen, bij de toepassing van tabel 3 een stikstofgehalte van 10% wordt gehanteerd.

D

In artikel 3, tweede lid, onderdeel b, wordt de zinsnede ‘verpakte gevaarlijke stoffen, verpakte gevaarlijke afvalstoffen of verpakte bestrijdingsmiddelen’ vervangen door: verpakte gevaarlijke afvalstoffen of verpakte gevaarlijke stoffen, niet zijnde nitraathoudende kunstmeststoffen.

E

In artikel 5, eerste lid, onderdeel b, wordt de zinsnede ‘verpakte gevaarlijke stoffen, verpakte gevaarlijke afvalstoffen, verpakte bestrijdingsmiddelen, of meststoffen groep 2’ vervangen door: verpakte gevaarlijke afvalstoffen, meststoffen groep 2, of verpakte gevaarlijke stoffen, niet zijnde nitraathoudende kunstmeststoffen.

F

In artikel 6, tweede lid, onderdeel b, wordt de zinsnede ‘verpakte gevaarlijke stoffen, verpakte gevaarlijke afvalstoffen, verpakte bestrijdingsmiddelen, of meststoffen groep 2’ vervangen door: verpakte gevaarlijke afvalstoffen, meststoffen groep 2, of verpakte gevaarlijke stoffen, niet zijnde nitraathoudende kunstmeststoffen.

G

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel b, wordt de zinsnede ‘tabellen 3, 4 en 5’ vervangen door: ‘tabel 3’ en wordt de zinsnede ‘verpakte gevaarlijke stoffen, verpakte gevaarlijke afvalstoffen of verpakte bestrijdingsmiddelen’ vervangen door: verpakte gevaarlijke afvalstoffen of verpakte gevaarlijke stoffen, niet zijnde nitraathoudende kunstmeststoffen.

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Artikel 2, tweede, derde en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

H

Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt de zinsnede ‘Tabel 3: Inrichtingen waar (...) (PGS 15 inrichtingen)’ vervangen door:

Tabel 3: Inrichtingen waar verpakte gevaarlijke afvalstoffen of verpakte gevaarlijke stoffen, niet zijnde nitraathoudende kunstmeststoffen, worden opgeslagen (PGS 15 inrichtingen).

2. In de aanhef vervalt de zinsnede ‘Tabellen 4 en 5: Inrichtingen waar verpakte gevaarlijke stoffen, verpakte gevaarlijke afvalstoffen of verpakte bestrijdingsmiddelen worden opgeslagen (PGS 15 inrichtingen) en waar niet meer dan honderd maal per jaar zeer vergiftige stoffen of preparaten in de open lucht worden gelost en geladen’.

3. In tabel 1 wordt de aanduiding ‘1000–1500’ vervangen door: ≥ 1000.

4. Tabel 2 komt te luiden:

Tabel 2. Afstanden in meters tot kwetsbare objecten, waarbij wordt voldaan aan de grenswaarde 10–5 per jaar (zie artikel 9, eerste lid)

Afstand (m) vanaf vulpunt

Afstand (m) vanaf ondergronds of ingeterpt reservoir

25

15

5. In tabel 2a wordt de aanduiding ‘1000–1500’ vervangen door: ≥ 1000.

6. Het opschrift boven tabel 3 komt te luiden:

Inrichtingen waar verpakte gevaarlijke afvalstoffen of verpakte gevaarlijke stoffen, niet zijnde nitraathoudende kunstmeststoffen, worden opgeslagen (PGS 15 inrichtingen).

7. Tabel 3 komt te luiden:

Tabel 3. Afstanden in meters tot al dan niet geprojecteerde kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, waarbij wordt voldaan aan de grenswaarde 10–6 per jaar, onderscheidenlijk de richtwaarde 10–6 per jaar, met een minimum van 20 meter met het oog op de bereikbaarheid van de opslagvoorziening bij brand en het voorkomen van brandoverslag (zie de artikelen 2, eerste lid, onderdeel b, en 9, tweede lid, onderdeel b).

Oppervlakte opslagvoorziening (m2)

0–100

100–300

300–600

600–900

900–1500

1500–2500

Brandbestrijdingssysteem/beschermingsniveau volgens PGS-15 en stikstofcategorie

      

Beschermingsniveau 11

      

Automatische sprinklerinstallatie (ook sprinkler in rekken)

30

30

40

50

50

50

Automatische deluge installatie

30

30

40

50

50

50

Automatische blusgasinstallatie

20

20

20

20

20

35

Automatische hi-ex inside-air installatie

20

20

20

20

20

20

(Semi-) Automatische monitorinstallatie

20

20

20

20

20

20

Bedrijfsbrandweer met handbediende deluge-installatie

20

30

40

55

65

85

Handbediende deluge-installatie met watervoorziening door bedrijfsbrandweer

20

35

55

75

100

170

Handbediende deluge-installatie met watervoorziening door lokale brandweer

20

45

55

n.v.t.3

n.v.t.3

n.v.t.3

Automatische hi-ex outside-air installatie, stikstofgehalte < 5%1, 2

40

45

50

55

55

55

Automatische hi-ex outside-air installatie, stikstofgehalte 5 tot en met 10%2

40

45

50

55

55

55

Automatische hi-ex outside-air installatie, stikstofgehalte > 10% 2

50

50

60

60

60

60

Bedrijfsbrandweer met ter plaatse blussen (binnenaanval), stikstofgehalte < 5%2

260

490

570

630

630

n.v.t.3

Bedrijfsbrandweer met ter plaatse blussen (binnenaanval), stikstofgehalte 5 tot en met 10%2

260

490

570

630

630

n.v.t.3

Bedrijfsbrandweer met ter plaatse blussen (binnenaanval), stikstofgehalte > 10%2

310

550

660

720

720

n.v.t.3

Beschermingsniveau 2 stikstofgehalte > 10 %1, 2

      

Inzettijd < 6 min; ADR klasse 3 in kunststof

340

620

570

570

n.v.t.3

n.v.t.3

Inzettijd < 6 min; ADR klasse 3 NIET in kunststof

310

450

460

500

500

n.v.t.3

Inzettijd < 6 min; geen ADR klasse 3

190

390

460

500

500

500

Inzettijd < 15 min; ADR klasse 3 in kunststof

340

620

660

750

n.v.t.3

n.v.t.3

Inzettijd < 15 min; ADR klasse 3 NIET in kunststof

340

620

560

570

570

n.v.t.3

Inzettijd < 15 min; geen ADR klasse 3

210

530

560

570

570

570

Beschermingsniveau 2 stikstofgehalte 5 tot en met 102

      

Inzettijd < 6 min; ADR klasse 3 in kunststof

290

500

400

430

n.v.t3

n.v.t.3

Inzettijd < 6 min; ADR klasse 3 NIET in kunststof

270

370

320

370

370

n.v.t.3

Inzettijd < 6 min; geen ADR klasse 3

120

270

320

370

370

370

Inzettijd < 15 min; ADR klasse 3 in kunststof

290

500

470

550

n.v.t3

n.v.t.3

Inzettijd < 15 min; ADR klasse 3 NIET in kunststof

290

500

380

400

400

n.v.t.3

Inzettijd < 15 min; geen ADR klasse 3

130

360

380

400

400

400

Beschermingsniveau 2 stikstofgehalte < 5 %1, 2

      

Inzettijd < 6 min; ADR klasse 3 in kunststof

290

360

190

220

n.v.t.3

n.v.t.3

Inzettijd < 6 min; ADR klasse 3 NIET in kunststof

270

270

160

210

210

n.v.t.3

Inzettijd < 6 min; geen ADR klasse 3

45

120

160

210

210

210

       

Inzettijd < 15 min; ADR klasse 3 in kunststof

290

360

230

290

n.v.t3

n.v.t.3

Inzettijd < 15 min; ADR klasse 3 NIET in kunststof

290

360

170

220

220

n.v.t.3

Inzettijd < 15 min; geen ADR klasse 3

50

150

170

220

220

220

Beschermingsniveau 31, 2

      

Stikstofgehalte <5%2

30

75

80

85

85

85

Stikstofgehalte 5 tot en met 10% 2

65

150

170

180

180

180

Stikstofgehalte >10%2

90

210

240

270

270

270

Alle beschermingsniveaus

      

Gasflessen, met uitzondering van gasflessen met vergiftige of zeer vergiftige stoffen4

20

20

20

20

20

20

1 De afstanden die zijn opgenomen bij de verschillende beschermingsniveaus gelden niet voor opslagvoorzieningen bestemd voor de opslag van gasflessen. Voor gasflessen, met uitzondering van gasflessen met vergiftige of zeer vergiftige inhoud, zijn de afstanden apart onderaan in de tabel opgenomen.

2 De afstanden die zijn opgenomen bij de verschillende beschermingsniveaus gelden niet voor opslagvoorzieningen bestemd voor de opslag van gasflessen. Voor gasflessen, met uitzondering van gasflessen met vergiftige of zeer vergiftige inhoud, zijn de afstanden apart onderaan in de tabel opgenomen.

3 n.v.t.: het genoemde brandbestrijdingssysteem is geschikt voor opslagvoorzieningen met een maximaal oppervlakte van respectievelijk 500, 800 en 1500 m2. Het betreft randvoorwaarden van het betreffende brandbestrijdingssysteem die zijn vastgelegd in PGS 15 dan wel CPR 15-2

4 Voor gasflessen met giftige of zeer vergiftige inhoud moet het plaatsgebonden risico op grond van artikel 1b, aanhef en onderdeel f, worden berekend.

8. Tabellen 4 en 5 en de bijbehorende opschriften vervallen.

I

Tabel 1 van bijlage 2 komt te luiden:

Afstand (m) tot grens invloedsgebied

150

ARTIKEL II

Artikel 1, onderdeel e, van de Regeling externe veiligheid inrichtingen zoals deze gold onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling blijft van toepassing op de onderstaande besluiten, totdat deze onherroepelijk zijn geworden:

  • a. besluiten op aanvragen om een vergunning als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van het besluit, externe veiligheid inrichtingen, waarbij de aanvraag is ingediend voor 1 april 2009, en

  • b. besluiten als bedoeld in artikel 16 van het besluit, waarvan het ontwerp voor 1 april 2009 ter inzage is gelegd.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het besluit van 9 september 2008, houdende wijziging van het Besluit externe veiligheid inrichtingen tot wegneming van enkele onvolkomenheden (Stb. 2008, 380) in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 5 december 2008

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer.

TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

Met deze regeling wordt tabel 3 van bijlage 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (hierna: de regeling) gewijzigd. In deze tabel zijn afstanden vastgesteld die in acht genomen moeten worden bij inrichtingen waar verpakte gevaarlijke stoffen worden opgeslagen in een hoeveelheid groter dan 10.000 kg per opslagplaats, de zogenaamde PGS 15 inrichtingen. Ook is een nieuwe versie van de Handleiding Risicoberekeningen Bevi van toepassing verklaard. Tot slot zijn enkele wijzigingen aangebracht die verband houden met de wijziging van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Stb. 2008, 380).

Revi

In eerste instantie waren in de regeling afstanden tot al dan niet geprojecteerde kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten opgenomen voor LPG-tankstations, opslagplaatsen voor verpakte gevaarlijke stoffen en koel- of vriesinstallaties met ammoniak. Die afstanden moeten onder meer worden toegepast bij de beslissing op de aanvraag om een vergunning op grond van de Wet milieubeheer en bij de vaststelling van bepaalde ruimtelijk relevante besluiten, zoals bestemmingsplannen en vrijstellingsbesluiten. Daarnaast waren in de regeling afstanden opgenomen ten behoeve van de urgente sanering van LPG-tankstations die in de onmiddellijke nabijheid van kwetsbare objecten zijn gelegen.

Wijziging Revi eerste tranche

Op 1 juli 2007 is een wijziging van de regeling, de eerste tranche, in werking getreden. Daarbij is de regeling uitgebreid met afstanden ter voldoening aan de grenswaarde van 10–6 per jaar voor bestaande LPG-tankstations en bestaande koel- en vriesinstallaties met ammoniak als koelmiddel (Stcrt. 2007, nr. 66, pag. 13). Deze inrichtingen moeten in 2010 voldoen aan de voorgeschreven afstand. Tevens zijn spoorwegemplacementen waar gerangeerd wordt met gevaarlijke stoffen in de regeling aangewezen.

Wijziging Revi tweede tranche

In de tweede wijziging van de regeling, de tweede tranche (Stcrt. 2007, nr. 249, pag. 35), zijn de afstanden voor opslagplaatsen voor verpakte gevaarlijke stoffen mede van toepassing geworden op reeds bestaande opslagplaatsen. Ook zijn categorieën van inrichtingen aangewezen op grond van artikel 2, eerste lid, onderdelen d en h, van het besluit en is een uniforme rekenmethodiek aangewezen voor het berekenen van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico (de rekenmethodiek Bevi).

Wijziging Revi derde tranche

De belangrijkste onderdelen van de onderhavige wijziging, de derde tranche, zijn:

  • a. Het van toepassing verklaren van een nieuwe versie van de Handleiding Risicoberekeningen Bevi, en

  • b. Een wijziging van tabel 3 van bijlage 1, waarin afstanden zijn opgenomen voor inrichtingen met opslagvoorzieningen voor verpakte gevaarlijke stoffen en het schrappen van tabellen 4 en 5.

Daarnaast zijn wijzigingen aangebracht in verband met de wijziging van het Bevi. De tabellen voor LPG-tankstations zijn aangepast, omdat op grond van het wijzigingsbesluit Bevi voor LPG-tankstations met een doorzet groter dan 1.500 m3 per jaar geen kwantitatieve risicoanalyse (QRA) meer hoeft te worden opgesteld, maar voor alle LPG-tankstations vaste afstanden mogen worden vastgesteld in de regeling. Ook worden bestrijdingsmiddelen niet meer afzonderlijk genoemd, omdat de relevante bestrijdingsmiddelen tevens onder het begrip gevaarlijke stof vallen.

Ad a. Handleiding Risicoberekeningen Bevi

In de vorige wijziging van de regeling, de tweede tranche, is de Handleiding Risicoberekeningen Bevi (hierna: de handleiding) gedefinieerd als ‘Handleiding Risicoberekeningen Bevi, versie 3.0, uitgave 2008’. Na de inwerkingtreding van de tweede tranche is de handleiding verder ontwikkeld. Voor PGS 15 opslagvoorzieningen was de ontwikkeling van een geünificeerde rekenmethodiek nog niet afgerond. Met de onderhavige wijziging van de regeling wordt de rekenmethodiek voor PGS 15 opslagvoorzieningen in de Handleiding Risicoberekeningen Bevi opgenomen (Module C Modellering van de specifieke Bevi categorieën). In deze nieuwe rekenmethodiek is een aantal belangrijke nieuwe inzichten op het gebied van scenario’s en methodieken verwerkt. Zie voor verdere informatie www.rivm.nl.

Ad b. Afstanden voor PGS-15 inrichtingen

De tabellen 3, 4 en 5 van bijlage 1 van de regeling waren om meerdere redenen aan herziening toe. De afstandstabellen waren gebaseerd op berekeningsmethodieken uit 1997 en op de destijds geldende richtlijnen CPR 15-2 en CPR 15-3. Eveneens zijn inzichten met betrekking tot de invloed van het stikstofgehalte van de opgeslagen gevaarlijke stoffen gewijzigd. Onderstaand wordt op deze aspecten nader ingegaan. Volledigheidshalve wordt vooraf opgemerkt dat voor PGS 15 inrichtingen in plaats van een afstand uit bijlage 1 van de regeling te hanteren, ook gerekend mag worden. Dit is geregeld in artikel 3 van de regeling.

Gevolgen van nieuwe rekenmethodiek voor de afstandstabel voor PGS 15-inrichtingen

De afstandstabellen in de regeling waren gebaseerd op de Risicoanalyse methodiek CPR 15 inrichtingen (VROM, 1997). Omdat een nieuwe rekenmethodiek is vastgesteld, moeten ook de afstandstabellen worden herzien. In het algemeen geldt dat ten gevolge van het toepassen van de nieuwe rekenmethodiek, in vergelijking met de Risicoanalyse methodiek CPR 15, de afstanden tussen inrichtingen en kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, waarbij wordt voldaan aan de grens- of richtwaarde van 10–6 per jaar, kleiner worden.

Van CPR 15 naar PGS 15

In 2005 is de richtlijn PGS 15 in werking getreden. PGS 15 vervangt de richtlijnen CPR 15-1, 15-2 en 15-3. In PGS 15 is een aantal randvoorwaarden van brandbestrijdingssystemen gewijzigd. Bovendien is een enkel systeem toegevoegd. Tabel 3 is aangepast naar aanleiding van deze wijzigingen.

Stikstofgehalte

In artikel 4, vijfde lid, onderdeel b sub 1 van het Bevi was bepaald dat vaste afstanden in acht kunnen worden genomen als (naast andere voorwaarden) het stikstofgehalte van de opgeslagen verpakte gevaarlijke stoffen niet meer bedraagt dan 1,5 gewichtsprocent. Bij een hoger stikstofgehalte moest een QRA worden uitgevoerd. Deze randvoorwaarde is vervallen, zodat ongeacht het stikstofpercentage vaste afstanden in acht kunnen worden genomen. De reden voor het vervallen van de randvoorwaarde van een stikstofgehalte van minder dan 1,5 gewichtsprocent is dat de uitvoerbaarheid daarvan beperkt is gebleken en, indien toegepast en gehandhaafd, tot administratieve en bestuurlijke lasten leidt. Bovendien is gebleken dat bij veel opslagvoorzieningen het gemiddelde stikstofpercentage hoger is dan 1,5 %. Bij het merendeel van de inrichtingen ligt het gemiddelde stikstofpercentage tussen de 4 en 7 %, met incidentele uitschieters tot 10 á 15 %.

De wijziging van het Bevi is in samenhang met de onderhavige wijziging voorbereid. Het blijkt dat het, in samenhang met de gewijzigde rekenmethodiek, mogelijk is om voor alle mogelijk voorkomende stikstofpercentages bij opslagvoorzieningen voor verpakte gevaarlijke stoffen, afstanden vast te stellen.

De afstanden voor PGS 15 inrichtingen zijn opgenomen in tabel 3 van de regeling. Per beschermingsniveau wordt onderscheid gemaakt in verschillende stikstofgehaltes, uitgedrukt in gewichtsprocent. Er zijn drie stikstofcategorieën: kleiner dan 5%, 5 tot en met 10% en groter dan 10%. Het stikstofgehalte wordt bepaald op basis van de in de aanvraag om een milieuvergunning opgenomen stoffenlijst. Met dat gehalte wordt vervolgens de bij het betreffende beschermingsniveau behorende afstand bepaald. Die afstand varieert afhankelijk van de grootte van de opslagvoorziening, uitgedrukt in oppervlakte m2.

Voor de meest voorkomende brandbestrijdingssystemen van beschermingsniveau 1 zijn de risicoafstanden stikstofonafhankelijk. Dat wil zeggen dat de bijbehorende afstanden van toepassing zijn op alle voorkomende gemiddelde stikstofpercentages in de aanwezige gevaarlijke stoffen. Voor twee brandbestrijdingssystemen van beschermingsniveau 1 (de automatische hi-ex outside air blusinstallatie en het systeem met bedrijfsbrandweer met ter plaatse blussen) en voor de opslagvoorzieningen die zijn uitgevoerd op beschermingsniveau 2 of 3 is het stikstofgehalte wel relevant.

Indien in de opslagvoorziening steeds wisselende soorten gevaarlijke stoffen aanwezig zijn en op voorhand niet bekend is welke stoffen dit zijn, bijvoorbeeld zoals dat het geval is bij de opslag- en transportsector, is het niet mogelijk om een gemiddeld stikstofpercentage vast te stellen. In dat geval moet voor het vaststellen van de afstand de waarde in de tabel bij een stikstofpercentage van 10% worden toegepast. Dit percentage is ook vastgelegd in de Handleiding Risicoberekeningen Bevi en moet gebruikt worden bij het uitvoeren van risicoberekeningen.

Indien de risicoafstanden stikstofonafhankelijk zijn, behoeven ook toxische verbrandingsproducten van chloor-, fluor-, broom- of zwavelhoudende verbindingen niet te worden beschouwd. Bij de brandbestrijdingssystemen en beschermingsniveaus waarbij het stikstofgehalte wel van invloed is op de risicoafstand, kunnen deze verbindingen wel een rol spelen. Op basis van de bij de aanvraag om een milieuvergunning behorende stoffenlijst moet dan het gewichtspercentage zwavel en het gezamenlijke gewichtspercentage van chloor, fluor en broom worden vastgesteld. Indien het zwavelgehalte, of het gezamenlijke gehalte van chloor, fluor en broom hoger is dan de vastgestelde categorie voor het stikstofgehalte, moet de afstand van de bovenliggende categorie (met een hoger stikstofgehalte) worden gehanteerd.

Voor de opslagvoorzieningen met sterk wisselende en onbekende samenstelling van de gevaarlijke stoffen, kan het gemiddelde gehalte van de stoffen zwavel, respectievelijk chloor, fluor en broom gezamenlijk, evenals voor stikstof, op 10 % worden gesteld.

Verpakte gevaarlijke stoffen kunnen ook stoffen in gasflessen zijn. Voor een opslagvoorziening van gasflessen met brandbare, verstikkende of oxiderende inhoud geldt een vaste afstand van 20 meter tot al dan niet geprojecteerde kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Voor gasflessen met (zeer) vergiftige stoffen moet op grond van artikel 1b, onderdeel f, een QRA worden opgesteld, indien de totale waterinhoud van deze gasflessen meer dan 1.500 liter bedraagt.

Overigens is in PGS 15 (voorschrift 3.1.1) bepaald dat gasflessen gescheiden van overige gevaarlijke stoffen moeten worden opgeslagen in een aparte opslagvoorziening.

Administratieve lasten

De onderhavige regeling is niet ter advisering voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten. Op 23 februari 2004 is het ontwerp van het Besluit externe veiligheid inrichtingen ter advisering voorgelegd aan genoemd college. Het college heeft naar aanleiding daarvan bericht geen advies uit te brengen. De reden hiervan is dat het besluit is gericht tot overheden; het heeft derhalve geen administratieve lasten voor bedrijven tot gevolg. Aangezien de regeling een uitwerking van het besluit betreft en eveneens gericht is tot overheden, heeft ook deze wijzigingsregeling geen administratieve lasten voor het bedrijfsleven tot gevolg.

Bestuurlijke lasten

De onderhavige wijziging van de regeling brengt per saldo geen extra bestuurlijke lasten met zich mee.

Voor nieuwe situaties brengt het toepassen van de nieuwe rekenmethodiek en de nieuwe afstandstabel geen extra bestuurlijke lasten met zich mee. Met betrekking tot bestaande situaties moet uiterlijk 1 januari 2010 aan de grenswaarde van 10–6 per jaar worden voldaan. Deze grenswaarde is door de onderhavige wijziging anders ingevuld, waardoor bestaande situaties alsnog aan de nieuwe afstanden en met de nieuwe rekenmethodiek moeten worden getoetst. Enerzijds vergt dit, in die gevallen waarin al op basis van de oude tabel of rekenmethodiek getoetst is, een extra inspanning. Anderzijds zijn de afstanden in de nieuwe tabel 3 kleiner dan of gelijk aan de afstanden die voor de inwerkingtreding van deze regeling van toepassing waren. Ook bij het toepassen van de nieuwe rekenmethodiek zijn de afstanden in het algemeen kleiner dan bij toepassing van de oude methodiek. Hierdoor zijn er minder saneringssituaties, hetgeen een verlaging van de bestuurlijke lasten met zich meebrengt.

De rijksoverheid ondersteunt de identificatie van bestaande normoverschrijdende situaties. In algemene zin worden de andere overheden in de uitvoering van externe veiligheidstaken ondersteund via de programmafinanciering externe veiligheid.

Notificatie

De wijzigingsregeling is op 17 juli 2008 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatienummer 2008/0303/NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). De regeling bevat mogelijk enkele technische voorschriften in de zin van de hiervoor bedoelde richtlijn. Naar aanleiding van deze melding zijn geen reacties ontvangen.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

In dit onderdeel wordt verwezen naar een nieuwe versie van de Handleiding risicoberekeningen Bevi. Het van toepassing worden van de nieuwe versie, waarin een methodiek is gevoegd voor het berekenen van risico’s ten aanzien van PGS 15 inrichtingen, kan worden aangemerkt als een gewijzigd inzicht als bedoeld in artikel 20 van het besluit. De rekenmethodiek Bevi is namelijk een

nieuw inzicht ten aanzien van de berekening van het risico waarin eveneens nieuwe kennis over gevaarsaspecten van bepaalde gevaarlijke stoffen is verwerkt. Het is denkbaar dat door het toepassen van de rekenmethodiek Bevi bepaalde inrichtingen die reeds voldoen aan de grenswaarde van 10–6 per jaar, nu niet meer voldoen aan deze grenswaarde. Dit zou betekenen dat als gevolg van dit gewijzigde inzicht nieuwe saneringssituaties ontstaan die uiterlijk op 1 januari 2010 aan de grenswaarde van 10–6 per jaar moeten voldoen. Artikel 20, eerste lid, van het besluit geeft aan dat in die gevallen binnen 5 jaar na inwerkingtreding van de regeling waarin het gewijzigd inzicht is vastgelegd, voldaan moet worden aan de grenswaarde van 10–6 per jaar.

Ter verduidelijking is een definitie van het begrip propaan toegevoegd. Onder dit begrip worden ook bepaalde mengsels met propaan verstaan.

Onderdeel B

In dit onderdeel worden enkele wijzigingen aangebracht ter verduidelijking. In het eerste wijzigingsonderdeel wordt benadrukt dat het bij inrichtingen met (zeer) licht ontvlambare vloeistof in een insluitsysteem moet gaan om een bovengronds insluitsysteem. Ondergrondse insluitsystemen voor deze stoffen brengen geen externe veiligheidsrisico’s met zich mee.

In het tweede wijzigingsonderdeel wordt het begrip opslagcompartiment steeds vervangen door opslagvoorziening. Zo wordt aangesloten bij de terminologie uit het besluit tot wijziging van het Bevi en het Activiteitenbesluit. Onderdeel g van artikel 1b wordt gewijzigd om te benadrukken dat dit onderdeel niet alleen ziet op inrichtingen waar het reduceren van aardgasdruk of het meten van aardgashoeveelheid de enige activiteit of de hoofdactiviteit is. Ook inrichtingen waar deze activiteit een (klein) onderdeel van het geheel vormt, worden met deze wijziging onder de werking van het Bevi gebracht.

Onderdelen C tot en met G

De artikelen 2 en 9 van de regeling zijn gewijzigd in verband met het vervallen van de tabellen 4 en 5 in bijlage 1 van de regeling. Het aantal malen per jaar dat in de open lucht wordt geladen en gelost met vergiftige stoffen of preparaten, is in het Bevi komen te vervallen als onderscheidend criterium voor het al dan niet kunnen vaststellen van vaste afstanden. Alle vaste afstanden voor PGS 15 inrichtingen zijn in tabel 3 opgenomen.

Daarnaast wordt in artikel 2 bepaald dat in tabel 3 van bijlage 1 afstanden zijn vastgesteld voor opslagvoorzieningen voor PGS 15-inrichtingen. Onderdeel a van het nieuwe tweede lid van artikel 2 gaat over de toepassing van tabel 3 van bijlage 1, in het geval de opgeslagen stoffen zwavel, chloor, fluor of broom bevatten. Onderdeel b heeft betrekking op een wisselende samenstelling van de gevaarlijke stoffen die worden opgeslagen in een opslagvoorziening. Voor een toelichting wordt verwezen naar het algemene deel van de toelichting.

Aan artikel 9 is een lid toegevoegd, waarin bepaald wordt dat het tweede, derde en vierde lid van artikel 2 van overeenkomstige toepassing zijn. In die artikelleden worden regels gesteld over de wijze van toepassen van de tabellen uit bijlage 1 van de regeling. Het spreekt voor zich dat deze specificaties bij de tabellen voor nieuwe èn bestaande situaties gelden. Het tweede lid van artikel 2 is nieuw. Voor het derde en vierde lid van artikel 2 betreft deze wijziging een reparatie.

In de artikelen 2, 3, 5, 6 en 9 van de regeling zijn wijzigingen aangebracht in de formulering van verpakte gevaarlijke (afval)stoffen, bestrijdingsmiddelen en meststoffen. Hiermee wordt aangesloten op het wijzigingsbesluit Bevi, waarin:

  • a. bestrijdingsmiddelen niet meer expliciet genoemd worden, omdat de voor externe veiligheid relevante bestrijdingsmiddelen tevens gevaarlijke stoffen zijn, en

  • b. nitraathoudende kunstmeststoffen op sommige plaatsen worden uitgesloten van het begrip gevaarlijke stoffen. Inrichtingen waar deze meststoffen worden opgeslagen, zijn als afzonderlijke categorie aangewezen op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel h van het Bevi (artikel 1 van de regeling). Voor deze inrichtingen geldt een afzonderlijke afstandstabel (tabel 8).

Onderdeel H

In de tabellen 1, 2 en 2a, waarin afstanden zijn opgenomen voor LPG-tankstations, is bij de grootste afstand de bovengrens van 1.500 m3 doorzet per jaar komen te vervallen. Hiermee wordt aangesloten op de wijziging van het Bevi, waarin deze grens als onderscheidend criterium voor het al dan niet kunnen vaststellen van vaste afstanden is komen te vervallen. Het is daardoor mogelijk geworden om voor alle LPG-tankstations, ongeacht de doorzet, vaste afstanden vast te stellen.

Ook wordt in dit onderdeel tabel 3 van bijlage 1 gewijzigd en komen de tabellen 4 en 5 te vervallen. Voor een toelichting wordt verwezen naar het algemene deel van de toelichting.

Tot slot zijn wijzigingen aangebracht in verband met het vervallen van de tabellen 4 en 5 en wijzigingen in het Bevi met betrekking tot de formulering in het kader van gevaarlijke stoffen. Verwezen wordt naar de toelichting bij de onderdelen C tot en met G.

Onderdeel I

Dit onderdeel wijzigt bijlage 2 van de regeling. De wijziging betreft het vervallen van de bovengrens voor LPG-tankstations. Voor een toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij onderdeel H.

Artikel II

In de vorige wijziging van de regeling is de rekenmethodiek Bevi verplicht gesteld. Nu de nieuwe methodiek ook voor PGS 15 inrichtingen van toepassing wordt, is voor deze inrichtingen een overgangsbepaling opgenomen die overeenkomt met de overgangsbepaling in de vorige wijziging van de regeling.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer.


XNoot
1

Stcrt. 2004, 183; gewijzigd bij ministeriële regeling van 20 maart 2007 (Stcrt. 2007, 66) en 20 december 2007 (Stcrt. 2007, 249).

Naar boven