Wijziging Leidraad Invordering 2008

8 oktober 2008

Nr. CPP2008/2115M

Belastingdienst/Centrum voor Proces- en productontwikkeling, Sector Ontwerp, procesketen Inning

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

ARTIKEL I

De Leidraad Invordering 2008, besluit van 12 juni 2008, nr. CPP2008/1137M, Stcrt. 2008, 122, wordt gewijzigd als volgt.

A

Artikel 1.1.1. wordt vervangen door:

Artikel 1.1.1. Lijst met gebruikte afkortingen

Afkorting

Omschrijving

Adw

Algemene douanewet

Awb

Algemene wet bestuursrecht

Awir

Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen

AWR

Algemene wet inzake rijksbelastingen

B/CA

Belastingdienst/Centrale administratie, sector betalingsverwerking

BW

Burgerlijk Wetboek

CDW

Communautair douanewetboek

FW

Faillissementswet

MSNP

minnelijke schuldsanering natuurlijke personen

Rv

Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

Sr

Wetboek van Strafrecht

Sv

Wetboek van Strafvordering

UWV

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen

WSF

Wet Studiefinanciering 2000

WSNP

wettelijke schuldsanering natuurlijke personen

Wwb

Wet werk en bijstand

B

In artikel 3, aanhef, wordt aan het slot de punt vervangen door een puntkomma en wordt aan de opsomming toegevoegd:

  • de Rijksadvocaat.

C

Na artikel 3.3. wordt een nieuw artikel 3.4. ingevoegd luidende:

Artikel 3.4. Rijksadvocaat

Aan de advocaat aan wie de rechtsbijstand van de Belastingdienst in invorderingszaken is opgedragen, wordt de persoonlijke titel van rijksadvocaat verleend. In overleg met de rijksadvocaat kan aan één of meer van zijn kantoorgenoten de persoonlijke titel van plaatsvervangend rijksadvocaat worden verleend.

D

Na artikel 24.1. wordt een nieuw artikel 24.1.1. ingevoegd luidende:

Artikel 24.1.1. Voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting

De ontvanger is bevoegd een van de belastingschuldige te innen bedrag te verrekenen met een voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting. Als de belastingschuldige door die verrekening een lager bedrag aan bestaansmiddelen overhoudt dan overeenkomt met de voor hem geldende beslagvrije voet, dan zal de ontvanger, op verzoek van de belastingschuldige, de verrekening ongedaan maken voor zover hierdoor de beslagvrije voet is aangetast. Dat sprake is van aantasting van de beslagvrije voet dient door de belastingschuldige voldoende aannemelijk te worden gemaakt. Voor nog te verrekenen termijnen van de voorlopige teruggaaf houdt de ontvanger in dat geval eveneens rekening met de beslagvrije voet.

E

Aan artikel 25.5.1. wordt toegevoegd: Indien uit het verzoek om uitstel blijkt dat de belastingschuldige over onvoldoende betalingscapaciteit beschikt om binnen twaalf maanden zijn schuld te betalen, dan neemt de ontvanger dat verzoek ambtshalve in behandeling als een verzoek om kwijtschelding. Bij de beoordeling daarvan neemt hij de gehele belastingschuld in beschouwing. Artikel 26.1.2. is in deze situaties niet van toepassing indien en voorzover de belastingschuldige gebruik maakt van het daartoe ingestelde verzoekformulier voor uitstel van betaling en hij dit formulier volledig invult.

F

In artikel 25.2.2., eerste volzin, wordt tussen ‘een’ en ‘bezwaarschrift’ ingevoegd: gemotiveerd.

G

In artikel 26.1.9., het achtste gedachtestreepje, onderdeel g., wordt de puntkomma vervangen door een punt. Voorts wordt toegevoegd: Als het verzoek naar waarheid is ingevuld en de belastingschuldige redelijkerwijs niet kon voorzien dat zich wijzigingen in zijn situatie zouden voordoen die van invloed zijn op de aanspraak op een voorlopige teruggaaf, wordt het in de vorige volzin bedoelde bewijs geacht te zijn geleverd;.

H

In artikel 26.1.10., eerste volzin, wordt ‘het kwijtscheldingsbeleid voor particulieren toe of de schuldenregeling voor particulieren en ex-ondernemers.’ vervangen door: het kwijtscheldingsbeleid voor particulieren toe.

I

Artikel 49.8.2. vervalt.

J

Artikel 73.5.1. wordt gewijzigd als volgt.

a. In de aanhef wordt ‘36 maanden’ vervangen door: 32 maanden

b. In de tekst bij onderdeel a. wordt de zinsnede ‘tot stand is gekomen’ telkens vervangen door: wordt voortgezet.

K

De tekst van artikel 73.5.2. wordt vervangen door:

Vanaf het moment van ontvangst van een afschrift van de stabilisatie-overeenkomst neemt de ontvanger gedurende vier maanden geen dwanginvorderingsmaatregelen. Lopende invorderingsmaatregelen schort de ontvanger op, zo nodig in overleg met de schuldhulpverlener. Voorts vindt verrekening alleen plaats met teruggaven die betrekking hebben op belasting die (materieel) is ontstaan tot en met de dag waarop het afschrift van de stabilisatie-overeenkomst is ontvangen.

Als zich bijzondere omstandigheden voordoen kan de voormelde termijn door de schuldhulpverlener in overleg met de ontvanger met maximaal vier maanden worden verlengd. Als vier maanden na het sluiten van de stabilisatie-overeenkomst of na afloop van de verlenging van de stabilisatie-periode de schuldhulpverlener de ontvanger niet schriftelijk heeft geïnformeerd dat een schuldregelingsovereenkomst tot stand is gekomen, hervat de ontvanger de invordering. Mocht een schuldregelingsovereenkomst tot stand zijn gekomen en de ontvanger is daaromtrent door de schuldhulpverlener geïnformeerd, dan handelt de ontvanger gedurende maximaal vier maanden na het sluiten van de overeenkomst overeenkomstig het beleid dat geldt gedurende de looptijd van de stabilisatie-overeenkomst.

Als uiterlijk vier maanden na het sluiten van de schuldregelingsovereenkomst de schuldhulpverlener de ontvanger niet schriftelijk heeft geïnformeerd dat de schuldregelingsovereenkomst wordt voortgezet, hervat de ontvanger de invordering.

L

Artikel 73.5.3. wordt gewijzigd als volgt.

a. De tweede volzin vervalt.

b. In de derde volzin wordt ‘het verzoek van de schuldhulpverlener om een gespecificeerde schriftelijke opgave van de openstaande vorderingen’ vervangen door: het afschrift van de stabilisatie-overeenkomst.

M

Artikel 73.5.4. wordt gewijzigd als volgt.

a. In de eerste volzin wordt ‘vanwege’ vervangen door: op grond van. Voorts wordt na ‘overeenkomst tot’ ingevoegd: voortzetting van de.

b. In de tweede volzin wordt ‘het verzoek van de schuldhulpverlener om een gespecificeerde schriftelijke opgave van de openstaande vorderingen’ vervangen door: het afschrift van de stabilisatie-overeenkomst.

N

In artikel 74.2.1., tweede volzin, wordt ‘artikel 32 van de Pensioen- en spaarfondsenwet’ vervangen door: artikel 64, eerste lid, aanhef en onderdeel a., van de Pensioenwet.

O

In artikel 76.1. wordt ‘artikel 4 DW’ vervangen door: artikel 1:3 Adw.

P

In artikel 76.6. vervalt ‘overeenkomstig artikel 56 DW’.

Q

In artikel 79.9., laatste volzin, wordt na ‘verbonden dat’ ingevoegd: gedurende 3 jaar te rekenen vanaf de datum van de mededeling,.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Den Haag, 8 oktober 2008

De Staatssecretaris van Financiën,

namens deze:

de directeur-generaal Belastingdienst,

J. Thunnissen.

TOELICHTING

De wijzigingen opgenomen in de onderdelen A, O en P vloeien voort uit de inwerkingtreding van de Algemene douanewet per 1 augustus 2008. De onderdelen B en C strekken ertoe om de positie van de rijksadvocaat in het beleid te verankeren. Onderdeel D geeft uitvoering aan een aanbeveling van de Nationale ombudsman om in het verrekeningsbeleid de plaats van de voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting in het kader van het bestaansminimum tot uitdrukking te brengen. Onderdeel E geeft uitvoering aan een aanbeveling uit het rapport ‘Mensen met schulden in de knel’ dat door de Landelijke Organisatie van Sociale Raadslieden onlangs is aangeboden aan de Tweede Kamer. Als gevolg daarvan zal de Belastingdienst burgers die een verzoek om uitstel van betaling hebben ingediend waaruit blijkt dat zij geen of slechts weinig betalingscapaciteit hebben, actief in het kwijtscheldingstraject betrekken. Onderdeel F strekt ertoe om het uitstelbeleid in verband met bezwaar tegen de aanslag te verduidelijken. Een bezwaarschrift moet niet alleen het bestreden bedrag en een berekening van dat bedrag bevatten maar ook anderszins gemotiveerd zijn om als verzoek om uitstel van betaling te kwalificeren. Onderdeel G geeft uitvoering aan een aanbeveling van de Nationale ombudsman om in het kwijtscheldingsbeleid te verduidelijken in welke gevallen het ten onrechte verzoeken om een voorlopige teruggaaf niet aan belastingschuldige zal worden toegerekend. De onderdelen J, K, L en M vloeien voort uit een toezegging van de staatssecretaris aan de Tweede Kamer om het beleid rondom de minnelijke schuldsaneringsregeling zodanig aan te passen dat de schuldhulpverlener al in een zo vroeg mogelijk stadium van de Belastingdienst de ruimte krijgt om een schuldsaneringsregeling te bewerkstelligen. Onderdeel Q heeft betrekking op de situatie waarin Belastingdienst/Toeslagen aan de belanghebbende met onvoldoende betalingscapaciteit die toeslag moet terugbetalen meedeelt dat geen verdere invorderingsmaatregelen zullen worden getroffen voor de nog openstaande schuld. De wijziging geeft een begrenzing aan de periode die Belastingdienst/Toeslagen na de mededeling ter beschikking staat om verrekening toe te passen op de nog openstaande schuld.

De wijzigingen in de overige onderdelen zijn louter van redactionele aard.

Naar boven