Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Bedrijfstakeigen Regelingen 2008/2013

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

BESLUIT VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID VAN 22 DECEMBER 2008 TOT ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST BEDRIJFSTAKEIGEN REGELINGEN VOOR DE BITUMINEUZE EN KUNSTSTOF DAKBEDEKKINGSBEDRIJVEN

UAW Nr. 10870

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek van partijen bij de CAO voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Partij(en) te ener zijde: de Vereniging Dakbedekkingsbranche Nederland (VEBIDAK);

Partij(en) te anderer zijde: FNV Bouw en CNV Hout en Bouw.

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I

Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III, IV en V is bepaald:

1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze Collectieve Arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder:

  • a. Bitumineus en/of kunststof dakbedekkingsbedrijf

  • Elke natuurlijke of rechtspersoon die in Nederland arbeid verricht, dan wel doet verrichten in de zin van of verband houdende met het aanbrengen van dakbedekkingen van bitumen en/of kunststof materialen, waaronder tevens begrepen het zogenaamde inwerken of anderszins waterdicht aanbrengen van permanente veiligheidsvoorzieningen, met uitzondering van:

    • 1. de onderneming die in hoofdzaak andere activiteiten verricht of doet verrichten dan de uitvoering van bitumineuze en/of kunststof dakbedekkingen en uit dien hoofde onder de werkingssfeer van een andere ondernemings- dan wel bedrijfstak-Collectieve Arbeidsovereenkomst valt (met dien verstande dat het aandeel van de loonsom voor de uitoefening van bitumineuze en/of kunststof dakbedekkingen niet overweegt);

    • 2. de onderneming of gedeelten van een onderneming waarin tevens bitumineuze en/of kunststof dakbedekkingsmaterialen worden vervaardigd voor levering aan derden.

  • b. Werkgever: iedere werkgever in het bitumineuze en kunststof dakbedekkingsbedrijf in de zin van dit artikel sub a.

  • c. Werknemer: iedere werknemer met een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7: 610 BW met een werkgever, voor zover zijn functie is opgenomen in bijlage 1 van deze Collectieve Arbeidsovereenkomst.

  • d. Werknemer in de zin van de regeling van de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Dakbedekkingsbedrijf: werknemer in de zin van dit artikel sub c. alsmede iedere werknemer in loondienst van een werkgever, die belast is met de hieronder genoemde taken:

    • het laden en/of lossen van een vrachtwagen en/of het verrichten van werkzaamheden in magazijn en/of opslagplaats (expeditie- en magazijnmedewerker);

    • het verrichten van diverse werkzaamheden ten behoeve van het onderhoud van onder andere het materiaal, hetwelk in het bedrijf van de werkgever dan wel op de bouwplaats wordt gebruikt (onderhoudsmedewerker).

  • e. UTA-personeel: iedere werknemer in loondienst van een werkgever, wiens functie niet is opgenomen in bijlage 1 van deze Collectieve Arbeidsovereenkomst.

  • f. Cordares: de relevante werkmaatschappij(en) van de Cordares respectievelijk diens eventuele rechtsopvolger(s).

  • g. Accountant: registeraccountant of een accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid.

Artikel 3 Sociale Fondsen en bijdrageverplichtingen

  • 1. Naast de bepalingen van de in deze CAO opgenomen:

    • Statuten en de reglementen van de Stichting Sociaal Fonds voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven; hierna ook te noemen SF BIKUDAK en de

    • Statuten en de reglementen van de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Dakbedekkingsbedrijf, hierna ook te noemen VUDAK; binden ook de nadere uitvoeringsvoorschriften van organisatorische aard, welke door de besturen van genoemde stichtingen worden gegeven, werkgevers en werknemers alsof die bepalingen in deze CAO waren opgenomen.

  • 2. Krachtens de bepalingen van de in het eerste lid van dit artikel genoemde reglementen is de werkgever voor iedere dag waarop de werknemer in zijn dienst loon ontvangt jegens hem gehouden tot het storten van bijdragen ten behoeve van de in het eerste lid van dit artikel genoemde stichtingen.

  • 3. De werkgever betaalt hetgeen hij ten aanzien van een bij hem in dienst zijnde werknemer aan bijdragen is verschuldigd aan de in het eerste lid van dit artikel genoemde stichtingen aan Cordares, het uitvoeringsorgaan van bedoelde stichtingen.

  • 4. De werkgever dient per loonbetalingstijdvak, van vier weken of een maand de door hem verschuldigde bijdragen aan Cordares te betalen, onder gelijktijdige verstrekking van alle gegevens benodigd voor de bijboeking van rechten van de individuele werknemer.

  • Deze betaling en verstrekking van gegevens dient binnen 14 dagen na afloop van elk hiervoor bedoeld loonbetalingstijdvak te geschieden.

  • 5. De hoogte van de door de werkgever te betalen bijdragen dienen te worden vastgesteld aan de hand van een door Cordares aan de werkgever te verstrekken bijdragewaardenoverzicht.

Artikel 4 Invordering en sanctionering

  • 1. Indien de werkgever zijn bijdrageverplichtingen jegens de in artikel 3, eerste lid genoemde stichtingen niet nakomt, hebben deze stichtingen alsmede Cordares een zelfstandig recht op invordering jegens de werkgever.

  • 2. In geval van nalatigheid door een werkgever bij het tijdig voldoen van zijn bijdrageverplichtingen is de invorderingsgerechtigde, te weten de in artikel 3, eerste lid genoemde stichtingen alsmede Cordares bevoegd nadere incasso maatregelen te treffen, als mede de wettelijke rente over te late betaling of de achterstallige bedragen te heffen. De kosten van invordering zullen op de betreffende werkgever worden verhaald.

  • 3. Achterstand in het nakomen door de werkgever ten aanzien van de in dit artikel neergelegde verplichtingen kan voor de werknemer een dringende reden opleveren, als bedoeld in artikel 7:679 BW, tot onmiddellijke beëindiging van de dienstbetrekking.

  • 4. De besturen van de in artikel 3, eerste lid genoemde stichtingen hebben, in onderlinge afstemming, in de aldaar genoemde reglementen voorschriften opgenomen tot het treffen van sancties in geval door een werkgever geen bijdragen als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel voor een bij hem in dienst zijnde werknemer worden gestort.

2. STATUTEN EN REGLEMENTEN BEDRIJFSTAKEIGEN REGELINGEN STATUTEN VAN DE STICHTING SOCIAAL FONDS VOOR DE BITUMINEUZE EN KUNSTSTOF DAKBEDEKKINGSBEDRIJVEN

Artikel 1 Naam en zetel

  • 1. De stichting draagt de naam ’Stichting Sociaal Fonds voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven’. Zij wordt bij afkorting ook genoemd: SF-BIKUDAK.

  • 2. De stichting is gevestigd in Amsterdam.

Artikel 2 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze statuten en de reglementen wordt verstaan onder:

  • 1. Stichting: de in artikel 1 genoemde stichting

  • 2. CAO: de Collectieve Arbeidsovereenkomst Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

  • 3. Bestuur: het bestuur van de stichting

  • 4. Organisaties: de organisaties van werkgevers en werknemers, partij bij de CAO

  • 5. Statuten: deze statuten

  • 6. Reglement: reglement als bedoeld in artikel 15

  • 7. Cordares: de te Amsterdam gevestigde besloten vennootschap Cordares CAO-Regelingen B.V.

  • 8. Werkgever: de werkgever in de zin van de CAO

  • 9. Werknemer: de werknemer in de zin van artikel 1 van sub c. van de CAO

  • 10. WW: Werkloosheidswet

  • 12. WAO: Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

  • 13. WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

Artikel 3 Doel

  • 1. De stichting heeft de volgende bestedingsdoelen en activiteiten:

    • a. Opleiding en Ontwikkeling: de financiering dan wel subsidiëring van beroepsopleidingen en van onderzoek naar de opleidingsbehoeften en onderzoek naar de verdere professionalisering van bedrijven en medewerkers in de sector.

    • b. Scholing: de vergoeding van verlet- en cursuskosten voor scholingsdagen.

    • c. Werkgelegenheid: de financiering dan wel subsidiëring van:

      • projecten in het kader van de ontwikkeling van arbeidsmarktbeleid en de daarop afgestemde projecten voor werklozen en gedeeltelijk arbeidsongeschikten door middel van het verzorgen van werkgelegenheidstrajecten.

      • vormings-, opleidings- en onderzoeksactiviteiten om een goede werking van de arbeidsmarkt in de sector te bewerkstelligen en de employability van de werknemers in de sector te verbeteren.

    • d. Arbeidsomstandigheden: de financiering dan wel subsidiëring van:

      • activiteiten in het kader van voorlichting, advisering en evaluatie die leiden tot een grotere bewustwording en naleving van veiligheids- en gezondheidsbevorderende regels, verbetering van de arbeidsomstandigheden, afname van het ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheidsrisico’s en kleiner aantal ongevallen.

      • De ontwikkeling en uitvoering van beleid, activiteiten en onderzoek in het kader van projecten ter bevordering van arbeidsomstandigheden, veiligheid en gezondheid.

    • e. Arbeidsvoorwaarden: de financiering dan wel subsidiëring van de ontwikkeling en uitvoering van beleid, activiteiten en onderzoek in het kader van projecten die gericht zijn op arbeidsen rusttijden, beloning, arbeid en zorg.

    • f. Sociale zekerheid: de financiering dan wel subsidiëring van de ontwikkeling en uitvoering van beleid, activiteiten en onderzoek in het kader van projecten op het gebied van sociale zekerheid, waaronder de preventie van werkloosheid en (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid en de reïntegratie van werkzoekenden en (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten afkomstig uit de bedrijfstak.

    • g. Aanvullingen en Uitkeringen: de verstrekking van een aanvulling of het doen van een verstrekking aan of voor werknemers die een uitkering ontvangen op basis van de WW, WAO of de WIA; de verstrekking van uitkeringen aan werkgevers in verband met werkloosheid wegens onwerkbaar weer.

    • h. Stervensbegeleiding en Rouwverlof: de (gedeeltelijke) financiering van kosten die de werkgever maakt in verband met loondoorbetaling bij stervensbegeleiding en/of rouwverlof.

    • i. Informatie, Organisatie, Afstemming en Beheer:

      • 1. het stimuleren en subsidiëren van ontwikkelingen gericht op het bevorderen van de medezeggenschap, participatie, personeelsvertegenwoordigingen en ondernemersraden als vormen van overleg op ondernemersniveau tussen werknemers en werkgevers in de bedrijfstak.

      • Hierin is begrepen het opstellen en afsluiten van sociale plannen en het overleg in geval van een reorganisatie.

      • 2. de voorlichting, verzorging van algemene informatie en publiciteit aan werkgevers, werknemers en direct belanghebbenden over de vraag en het aanbod van arbeid, de arbeidsvoorwaarden, de arbeids-omstandigheden, de sociale zekerheid en de opleidingsmogelijkheden binnen de bedrijfstak.

      • 3. het bevorderen van een goede toepassing van en afstemming van regels en afspraken op de wet- en regelgeving op sociaal-economisch terrein binnen de bedrijfstak.

      • 4. het uitvoeren van werkzaamheden verbonden aan het bestuurlijke, financiële en administratieve beheer van de stichting.

      • 5. de bevordering van een eenduidige uitleg en toepassing van de bepalingen van de CAO voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven voor de bedrijfstak en het voorkomen van geschillen over de uitleg en de toepassing van deze CAO voor de bedrijfstak.

      • 6. het coördineren, voorbereiden en ondersteunen van het geformaliseerde overleg – met uitzondering van CAO-overleg tussen sociale partners ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in de bedrijfstak.

      • 7. De vervaardiging van, uitgifte en verzending van de noodzakelijke hoeveelheid CAO-boekjes ten behoeve van alle werknemers en werkgevers in de branche.

  • 2. Waar in lid 1 sprake is van de financiering dan wel subsidiëring van onderzoek, verbindt de Stichting hieraan steeds als voorwaarde dat het desbetreffende onderzoek gepubliceerd dient te worden in het belang van de bedrijfstak.

  • 3. De nadere voorwaarden voor financiering dan wel subsidiëring van activiteiten in het kader van de in het eerste lid genoemde doelstellingen en voor toekenning van de in dat lid genoemde aanvullingen, verstrekkingen en vergoedingen worden bij reglement vastgesteld.

Artikel 4 Middelen ter realisering van het doel

De stichting tracht haar doel te bereiken door:

  • het innen en beheren van gelden in overeenstemming met het bepaalde in de statuten en reglementen;

  • het verstrekken van vergoedingen overeenkomstig het gestelde in de statuten en reglementen;

  • geld aan derden ter beschikking te stellen ter financiering dan wel subsidiëring van de kosten verband houdende met de in artikel 3 vermelde doelstellingen van de stichting.

Artikel 5 Geldmiddelen

De geldmiddelen van de stichting bestaan uit:

  • het stichtingskapitaal;

  • de bijdragen die ter uitvoering van het doel van de stichting door de werkgevers en de werknemers worden opgebracht op de wijze als door partijen bepaald en nader vastgesteld in het bijdragereglement;

  • renten;

  • eventuele andere baten.

Artikel 6 Bijdragereglement

Het bestuur stelt een bijdragereglement vast waarin ten minste zijn geregeld de wijze van vaststelling en de hoogte van de bijdragen en de wijze van incasseren daarvan.

Artikel 7 Administratie

De stichting heeft haar administratie en uitvoerende taken opgedragen aan Cordares, maar kan, indien het bestuur zulks nodig acht, deze taken opdragen aan een andere organisatie onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur.

Artikel 8 Bestuur

  • 1. Het bestuur van de stichting bestaat uit zes leden.

  • 2. De bestuursleden worden als volgt benoemd:

    • drie leden door de Vereniging Dakbedekkingsbranche Nederland (VEBIDAK), gevestigd te Nieuwegein, of diens rechtsopvolger, partij bij de CAO;

    • twee leden door de FNV Bouw, gevestigd te Woerden en één lid door de CNV Hout en Bouw, gevestigd te Odijk, of diens rechtsopvolgers, partij bij de CAO.

  • 3. Bij afwezigheid van één der bestuursleden kan de instelling, die dat bestuurslid heeft benoemd, een plaatsvervanger aanwijzen.

  • Het lidmaatschap van het bestuur eindigt door bedanken, dan wel door intrekking van de benoeming door de instelling, die het betrokken bestuurslid heeft aangewezen.

  • 4. Indien in het bestuur één of meer vacatures ontstaan, wordt daarin zo spoedig mogelijk voorzien; de benoeming geschiedt door de instelling, door welke het lid, wiens zetel is opengevallen, was aangewezen. Gedurende het bestaan van een vacature behoudt het bestuur zijn volledige bevoegdheden.

  • 5. Bestuursleden genieten geen bezoldiging ten laste van de stichting; het bestuur kan een regeling treffen inzake vacatiegelden en vergoeding van reis- en verblijfkosten.

Artikel 9 Voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, secretaris

  • 1. Het bestuur benoemt uit zijn midden twee voorzitters: één van werkgeverszijde en één van werknemerszijde; deze vertegenwoordigen tezamen de stichting in en buiten rechte. De stichting wordt tevens door het bestuur vertegenwoordigd.

  • 2. Om beurten treden de voorzitters voor de tijd van een jaar als voorzitter en als tweede voorzitter op. Het bestuur wijst bij de eerste benoeming van twee voorzitters aan, welke van hen beiden gedurende het eerste boekjaar als voorzitter en welke als tweede voorzitter zal optreden.

  • 3. Het bestuur kiest uit zijn midden twee secretarissen: één van werkgeverszijde en één van werknemerszijde. Indien als voorzitter een werkgeversvertegenwoordiger fungeert, fungeert als secretaris de secretaris van werknemerszijde, en omgekeerd.

Artikel 10 Adviseurs en waarnemers

  • 1. De bestuursleden kunnen zich in vergaderingen van het bestuur laten bijstaan door adviseurs.

  • 2. Indien door betrokken instanties de wens daartoe te kennen wordt gegeven, wordt in overleg tussen het bestuur en de bedoelde instanties een waarnemer toegelaten. Waarnemers zijn gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen, alsmede van alle vergaderingen van in artikel 11, tweede lid bedoelde commissies.

  • Waarnemers ontvangen alle ter zake dienende stukken.

  • 3. Het besluit om de aanwezigheid van adviseurs en/of waarnemers al dan niet toe te staan is voorbehouden aan het bestuur.

  • 4. Eventuele adviseurs en waarnemers vallen niet onder de vigerende declaratieregeling voor bestuursleden. Hun eventuele honorering wordt door het bestuur vastgesteld.

Artikel 11 Taak en bevoegdheden van het bestuur

  • 1. Het bestuur is bevoegd uit naam van de stichting alle handelingen te verrichten, welke met de doelstelling in overeenstemming zijn en die niet bij of krachtens deze statuten aan de bevoegdheid van het bestuur onttrokken zijn.

  • 2. Het bestuur kan uitdrukkelijk omschreven bevoegdheden delegeren aan Cordares en/of aan door het bestuur, al dan niet geheel uit zijn midden, benoemde paritaire commissies.

  • Daarbij kunnen deze commissies, volgens door het bestuur te stellen richtlijnen, een deel van deze bevoegdheden weer overdragen aan Cordares. De gedelegeerde bevoegdheden worden door de commissies en Cordares uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur.

Artikel 12 Besluitvorming

  • 1. Het aantal stemmen dat elk bestuurslid uitbrengt wordt zodanig bepaald, dat het aantal stemmen aan werkgeverszijde even groot is als het aantal stemmen aan werknemerszijde.

  • 2. Is het aantal ter vergadering aanwezige stemmen aan werkgeverszijde niet even groot als het aantal ter vergadering aanwezige stemmen aan werknemerszijde, dan brengen de leden van die groep waarvan het grootste stemmenaantal ter vergadering aanwezig is, ieder evenveel stemmen uit als het aantal stemmen van de leden van de andere groep, ter vergadering aanwezig, maal het eigen stemmenaantal. De leden van de andere groep brengen alsdan ieder evenveel stemmen uit als het aantal stemmen van de leden van de grootste groep, ter vergadering aanwezig, maal het eigen stemmenaantal.

  • 3. Voor zover in deze statuten niet anders is bepaald, kunnen geldige besluiten slechts worden genomen met gewone meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.

  • 4. Door het bestuur worden geen beslissingen genomen indien niet meer dan de helft van het aantal bestuursleden aanwezig is. Indien het vereiste aantal bestuursleden in een vergadering niet aanwezig is, kan in een volgende vergadering, ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden, een besluit worden genomen over die voorstellen waarover wegens het ontbreken van het quorum in eerstbedoelde vergadering geen besluit kon worden genomen.

  • 5. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in een volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen wederom, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 6. Over zaken wordt mondeling, over personen wordt bij voorkeur schriftelijk gestemd.

  • 7. Onverminderd het gestelde in de voorgaande leden van dit artikel heeft een unanieme schriftelijke verklaring van de gezamenlijke in functie zijnde bestuursleden dezelfde rechtskracht als een besluit, genomen met algemene stemmen in een bestuursvergadering waarin alle fungerende bestuursleden aanwezig zijn.

  • 8. Bij uitzondering kunnen, in spoedeisende gevallen of in gevallen waarin geen twijfel mogelijk is, door de beide voorzitters voorlopige beslissingen en maatregelen worden genomen die in de eerstvolgende vergadering van het bestuur ter bekrachtiging worden voorgedragen.

  • 9. Indien een bestuurslid niet ter vergadering aanwezig kan zijn, kan hij een medebestuurslid machtigen zijn stem uit te brengen middels een schriftelijke volmacht.

Artikel 13 Beheer

  • 1. Het bestuur is belast met het beheer van het fondsvermogen. Het is bevoegd uit naam van de stichting alle handelingen te verrichten, welke met de doelstelling in overeenstemming zijn en die niet bij of krachtens deze statuten aan de bevoegdheid van het bestuur onttrokken zijn.

  • 2. Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen. Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten, waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt.

  • 3. De in artikel 5, sub b, bedoelde bijdragen worden geadministreerd naar de in artikel 3 genoemde bestedingsdoelen.

  • 4. Het bestuur belegt (tijdelijk overtollige) middelen op een zodanige wijze dat:

    • een redelijke spreiding naar aard en risico der bezittingen en interessen wordt verkregen;

    • een optimaal rendement wordt verkregen;

    • geen belangrijk risico van blijvende vermogensverliezen wordt gelopen.

  • 5. De aan de stichting toebehorende zaken worden, indien zij niet ten kantore worden gehouden, in bewaring gegeven bij een ingevolge de Wet Toezicht Kredietwezen geregistreerde instelling.

  • 6. De kosten van beheer met betrekking tot een boekjaar komen ten laste van de rekening van baten en lasten over dat boekjaar.

  • 7. Het bestuur kan zich ter zake van het beheer laten adviseren.

Artikel 14 Boekjaar, begroting, accountant en jaarverslag

  • 1. Het boekjaar van het fonds valt samen met het kalenderjaar.

  • 2. Het bestuur stelt voor aanvang van het boekjaar een begroting op. De begroting van inkomsten en uitgaven moet zijn ingericht en gespecificeerd volgens de in artikel 3 genoemde bestedingsdoelen en behoeft de goedkeuring van de organisaties.

  • 3. Deze begroting is op aanvraag beschikbaar voor de organisaties die partij zijn bij de CAO. Ook wordt de begroting ten kantore van de stichting gelegd ter inzage van de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers.

  • Op aanvraag wordt de begroting toegezonden aan de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

  • 4. Het saldo, zoals dit blijkt uit de laatstelijk vastgestelde balans wordt toegevoegd aan de middelen van het volgende boekjaar.

  • 5. Het bestuur benoemt een externe registeraccountant of een accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid aan wie de controle van de jaarrekening wordt opgedragen.

  • 6. De registeraccountant of accountant-administratieconsulent is gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van de stichting. De waarden van de stichting moeten hem desgevraagd worden getoond.

  • 7. De registeraccountant of accountant-administratieconsulent brengt ten minste jaarlijks een rapport uit over zijn bevindingen.

  • 8. Het bestuur legt van zijn beleid jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar schriftelijk verantwoording af aan de organisaties die partij zijn bij de CAO door middel van een verslag.

  • 9. Het in het achtste lid bedoelde verslag bevat:

    • een algemeen overzicht van de werkzaamheden van de stichting gedurende het afgelopen boekjaar;

    • een overzicht van de specifieke werkzaamheden van de stichting per in artikel 3 genoemd deelfonds;

    • een rekening en verantwoording omtrent het beheer van de stichting, bestaande uit een balans en een rekening van baten en lasten, vergezeld van een verklaring van een register-accountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid ter zake van zijn bevindingen bij de controle opgedaan. In de rekening en verantwoording zal voor elk doel afzonderlijk vermeld worden welke middelen en welke uitgaven aan dat doel moeten worden toegerekend;

    • in voorkomende gevallen mededelingen omtrent de wijzigingen die in de statuten en/of reglement(en) hebben plaatsgehad.

  • Het verslag moet zijn gespecificeerd en gecontroleerd door een registeraccountant of een accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid, uit welke stukken moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen genoemd in artikel 3 zijn gedaan.

  • Het jaarverslag wordt toegezonden aan de werkgevers- en werknemersorganisaties betrokken bij de CAO.

  • 10. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers gelegd: ten kantore van het fonds; op één of meer door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.

  • 11. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag van de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

  • 12. Indien sprake is van subsidie-verzoekende instellingen dienen deze instellingen een begroting in te dienen welke moet zijn gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen en activiteiten die zijn genoemd in artikel 3 van de statuten.

  • 13. De subsidie-ontvangende instellingen dienen jaarlijks een door een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring over te leggen over de besteding van de gelden, welke verklaring (tenminste) moet zijn gespecificeerd volgens de in artikel 3 genoemde bestedingsdoelen en activiteiten en deze verklaring dient een geïntegreerd onderdeel uit te maken van het financiële jaarverslag van de stichting.

Artikel 15 Reglementen

  • 1. Het bestuur stelt één of meer reglementen vast als bedoeld in artikel 3 van de statuten, waarin wordt geregeld de wijze waarop het doel van de stichting zal worden bereikt, alsmede die zaken die nadere voorziening behoeven.

  • 2. Het bestuur is zelfstandig bevoegd wijzigingen in een reglement aan te brengen. Het bestuur brengt een reglementswijziging ter kennis van de organisaties.

  • 3. Een wijziging van een reglement treedt in werking op een door het bestuur te bepalen tijdstip.

  • 4. Ten aanzien van de besluitvorming over de vaststelling of wijziging van een reglement is het bepaalde in artikel 16, eerste tot en met vierde lid van toepassing.

  • 5. De bepalingen van de reglementen mogen niet in strijd zijn met de bepalingen van deze statuten of met de wet.

Artikel 16 Wijziging van statuten en reglementen

  • 1. Het bestuur is zelfstandig bevoegd deze statuten te wijzigen. Het bestuur brengt een statutenwijziging ter kennis aan de organisaties.

  • 2. Een besluit tot statutenwijziging moet worden genomen in een bijzondere daartoe uitgeschreven vergadering, waarop ten minste de helft van de werkgeversleden en ten minste de helft van de werknemersleden van het bestuur aanwezig zijn. De uitnodiging voor deze vergadering moet met het voorstel uiterlijk veertien dagen voor de vergadering aan de bestuursleden worden toegezonden.

  • 3. Indien in een vergadering, waar een statutenwijziging zal worden behandeld niet het voor het nemen van een besluit vereiste aantal leden aanwezig is, zal binnen een maand nadien een tweede vergadering worden gehouden, op te roepen met inachtneming van de voor oproeping gestelde termijn, welke ongeacht het ter vergadering aanwezige aantal leden tot het nemen van een besluit bevoegd zal zijn.

  • 4. Een besluit tot statutenwijziging moet worden genomen met een meerderheid van tweederde van de uitgebrachte geldige stemmen.

  • 5. Een statutenwijziging treedt eerst in werking nadat hiervan een notariële akte is opgemaakt.

  • 6. Het bestuur is verplicht een authentiek afschrift van de wijziging, alsmede de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het openbaar stichtingenregister, gehouden bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Amsterdam.

Artikel 17 Ontbinding

  • 1. Voor een besluit tot ontbinding van de stichting gelden dezelfde bepalingen als voor een besluit tot wijziging van de statuten.

  • 2. In geval van ontbinding zal, tenzij partijen een ander besluit nemen, het bestuur met de liquidatie zijn belast.

  • 3. Het bestuur beslist over de bestemming van een batig saldo. Een batig saldo moet worden bestemd voor een doel dat het meest overeenkomt met het doel van de stichting.

Artikel 18 Slotbepalingen

In alle gevallen waarin niet door de wet, deze statuten of de reglementen van de stichting is voorzien, beslist het bestuur.

3. BIJDRAGEREGLEMENT STICHTING SF BIKUDAK

Artikel 1 Bijdrageverplichting

  • 1. Onder de geldmiddelen genoemd in artikel 4 van de statuten vallen bijdragen voor uitvoering van doelstellingen van de stichting die de werkgever aan de stichting verschuldigd is.

  • 2. De bijdragen worden vastgesteld in de vorm van een percentage van het door de werkgever aan zijn werknemers uitbetaalde loon. Als loon wordt aangemerkt het brutoloon SV.

  • 3. De hoogten van de in lid 1 bedoelde bijdragen voor de bestedingsdoelen uit artikel 3 van de statuten, worden elk jaar door het bestuur van de stichting aan de hand van een begroting geschat en (voorlopig) vastgesteld.

  • Deze begroting wordt direct ter beschikking gesteld van partijen bij de CAO. De hoogte wordt pas definitief vastgesteld door het bestuur nadat daarover door partijen bij de CAO overeenstemming is bereikt.

  • 4. De bijdrage en de verdeling over de bestedingsdoelen zijn vanaf 2008 als volgt vastgesteld:

  • Opleiding en Ontwikkeling: 1,00%

  • Scholing: 0,80%

  • Werkgelegenheid: 0,20%

  • Aanvullingen en Uitkeringen: 2,39%

  • Informatie, organisatie, afstemming en beheer: 0,30%

Artikel 2 Invordering

  • 1. De invordering van de in artikel 1 bedoelde bijdrage is opgedragen aan Cordares CAO-Regelingen.

  • 2. De stichting heeft ten aanzien van de bijdrageverplichtingen van de werkgevers aan de stichting een zelfstandig recht op invordering.

  • 3. De bijdrage wordt aan het eind van elk kalenderjaar terstond en ineens opeisbaar.

Artikel 3 Betaaltermijnen

  • 1. De betaling van de verschuldigde bijdrage dient per loonbetalingstijdvak, maar ten minste eenmaal per maand plaats te vinden.

  • 2. Indien de betaling niet binnen veertien dagen na afloop van elke hiervoor bedoelde periode heeft plaatsgevonden, is de werkgever in verzuim.

  • 3. Het bestuur is bevoegd vanaf de datum van verzuim rente te vorderen over de achterstallige betalingen.

  • 4. Deze rente is gelijk aan de wettelijke rente.

  • 5. Het bestuur is bevoegd van invordering van rente geheel of gedeeltelijk af te zien.

  • 6. Cordares CAO-Regelingen is bevoegd tot uitvoering van het bepaalde in de leden 3 en 5.

4. SUBSIDIEREGLEMENT STICHTING SF BIKUDAK

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit reglement gelden de begripsbepalingen die zijn opgenomen in de statuten. Verder wordt verstaan onder subsidie: de geldelijke vergoeding die door de stichting wordt verstrekt aan natuurlijke of rechtspersonen die door het bestuur goedgekeurde activiteiten als bedoeld in artikel 3 van de statuten en nader uitgewerkt in artikel 2 van dit reglement verrichten.

Artikel 2 Te financieren en subsidiëren activiteiten

De middelen vanuit de stichting worden aangewend voor:

  • 1. Opleiding en Ontwikkeling:

    • a. De bestrijding van verletkosten van in opleiding zijnde werknemers, onder meer door het zo nodig verstrekken van vergoedingen aan werkgevers bij wie bedoelde werknemers in dienst zijn;

    • b. De financiering dan wel subsidiëring van:

      • beroepsopleidingen in of ten behoeve van het bitumineuze en kunststof dakbedekkingsbedrijf;

      • het verrichten van onderzoek naar de verwachte behoefte in de toekomst aan werknemers met bepaalde scholing in de onderscheiden categorieën in het bitumineuze en kunststof dakbedekkingsbedrijf en het aan de hand daarvan bepalen van de gewenste aard en omvang van de opleidingen;

      • het onderzoek naar de invloed van de technische ontwikkeling op de opleidingen en de verwerking van de verworven informatie in bestaande dan wel nieuwe opleidingen;

      • het onderzoek ten behoeve van de opleidingen naar nieuwe werkmethoden en andere arbeidsproductiviteitbevorderende middelen en de verwerking van de verworven informatie in bestaande dan wel nieuwe opleidingen;

      • het verwerken van de resultaten van de eerder bedoelde onderzoeken in cursussen voor werkgevers en werknemers;

      • de bekendmaking van de resultaten van de eerder bedoelde onderzoeken door publicaties, vergaderingen en bijeenkomsten;

      • activiteiten in het kader van de verdere professionalisering van bedrijven en medewerkers in de sector;

      • het bevorderen van schriftelijke en mondelinge voorlichting en promotie met het doel nieuwe leerlingen voor het bitumineuze en kunststof dakbedekkingsbedrijf aan te trekken en zo groot mogelijke categorieën van in het bitumineuze en kunststof dakbedekkingsbedrijf werkzame werkgevers en werknemers te laten deelnemen aan de voor hen geschikte opleidingen, bijscholingen, cursussen en bijeenkomsten.

    • a. projecten in het kader van de ontwikkeling van arbeidsmarktbeleid en de daarop door organisaties afgestemde projecten voor werklozen en gedeeltelijk arbeidsongeschikten door middel van het verzorgen van werkgelegenheidstrajecten;

    • b. vormings-, opleidings- en onderzoeksactiviteiten om een goede werking van de arbeidsmarkt in de sector te bewerkstelligen en de employability van de werknemers in de sector te verbeteren.

  • 2. Werkgelegenheid: de financiering dan wel subsidiëring van:

    • a. projecten in het kader van de ontwikkeling van arbeidsmarktbeleid en de daarop door organisaties afgestemde projecten voor werklozen en gedeeltelijk arbeidsongeschikten door middel van het verzorgen van werkgelegenheidstrajecten;

    • b. vormings-, opleidings- en onderzoeksactiviteiten om een goede werking van de arbeidsmarkt in de sector te bewerkstelligen en de employability van de werknemers in de sector te verbeteren.

  • 3. Arbeidsomstandigheden: de financiering dan wel subsidiëring van:

    • a. activiteiten in het kader van voorlichting, advisering en evaluatie die leiden tot een grotere bewustwording en naleving van veiligheids- en gezondheidsbevorderende regels, verbetering van de arbeidsomstandigheden, afname van het ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheidsrisico’s en een kleiner aantal ongevallen;

    • b. de ontwikkeling en uitvoering van beleid, activiteiten en onderzoek in het kader van projecten ter bevordering van arbeidsomstandigheden, veiligheid en gezondheid.

  • 4. Arbeidsvoorwaarden: de financiering dan wel subsidiëring van de ontwikkeling en uitvoering van beleid, activiteiten en onderzoek in het kader van projecten die gericht zijn op arbeidsen rusttijden, beloning, arbeid en zorg.

  • 5. Sociale Zekerheid: de financiering dan wel subsidiëring van de ontwikkeling en uitvoering van beleid, activiteiten en onderzoek in het kader van projecten op het gebied van sociale zekerheid, waaronder de preventie van werkloosheid en (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid en de reïntegratie van werkzoekenden en (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten afkomstig uit de bedrijfstak.

  • 6. Informatie, Organisatie, Afstemming en Beheer:

    • a. het stimuleren en subsidiëren van ontwikkelingen gericht op het bevorderen van de medezeggenschap, participatie, personeelsvertegenwoordigingen en ondernemersraden als vormen van overleg op ondernemersniveau tussen werknemers en werkgevers in de bedrijfstak. Hierin zijn begrepen het opstellen en afsluiten van sociale plannen en het overleg in geval van een reorganisatie;

    • b. de voorlichting, verzorging van algemene informatie en publiciteit aan werkgevers, werknemers en direct belanghebbenden over de vraag en het aanbod van arbeid, de arbeidsvoorwaarden, de arbeidsomstandigheden, de sociale zekerheid en de opleidingsmogelijkheden binnen de bedrijfstak;

    • c. het bevorderen van een goede toepassing van en afstemming van regels en afspraken op de wet- en regelgeving op sociaal-economisch terrein binnen de bedrijfstak;

    • d. het uitvoeren van werkzaamheden verbonden aan het bestuurlijke, financiële en administratieve beheer van de stichting;

    • e. de bevordering van een eenduidige uitleg en toepassing van de bepalingen van de CAO voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven en/of de CAO Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven voor de bedrijfstak en het voorkomen van geschillen over de uitleg en de toepassing van die cao’s voor de bedrijfstak;

    • f. het coördineren, voorbereiden en ondersteunen van het geformaliseerde overleg – met uitzondering van het CAO-overleg- tussen sociale partners ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in de bedrijfstak;

    • g. de vervaardiging van, uitgifte en verzending van de noodzakelijke hoeveelheid CAO-boekjes ten behoeve van alle werknemers en werkgevers in de branche.

Artikel 3 Aanspraken subsidiegerechtigde

De subsidiegerechtigde heeft ten opzichte van de stichting de aanspraken die hij aan de statuten en dit reglement kan ontlenen.

Artikel 4 Voorwaarden rond subsidieaanvragen

  • 1. Ten behoeve van projecten:

    • Tijdstip van indiening

    • Een aanvraag ten behoeve van subsidiëring van projecten dient voor 30 november voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor subsidiëring gevraagd wordt te zijn ingediend.

    • Vermelding van gegevens in de subsidieaanvraag

    • De ingediende verzoeken om subsidie dienen de volgende gegevens te bevatten: omschrijving doelstelling van de activiteiten, alsmede de te volgen werkwijze; aanvangsdatum en geschatte tijdsduur; uitvoerende personen c.q. instelling; geraamde kosten, gespecificeerd in:

      • a. voorbereidende kosten;

      • b. tarieven, mandagen, uren e.d.;

      • c. werkzaamheden derden;

      • d. raming beschikbaarheid geldbehoefte.

    • Voortgangsrapportage bij toewijzing

    • Per kwartaal dient informatie te worden verstrekt, waaruit per activiteit moet blijken:

      • a. totaal verwerkt bedrag tot moment van rapportage;

      • b. het nog beschikbare bedrag;

      • c. de nog te verwachten uitgaven;

      • d. percentage gereed;

      • e. de eventueel te verwachten afwijkingen;

      • f. de gerealiseerde activiteiten en de geprogrammeerde activiteiten in tijd gezien.

    • Publicatie van onderzoek

    • Ingeval de financiering dan wel subsidiëring betrekking heeft op onderzoek zoals bedoeld in artikel 2, zal het desbetreffende onderzoek gepubliceerd dienen te worden in het belang van de bedrijfstak.

    • Beëindiging van een project

    • Indien bij de beëindiging van een project een eindrapport wordt opgesteld, dient een exemplaar van dat eindrapport aan het bestuur van de stichting te worden verstrekt. Eveneens dient een definitieve afrekening aan het bestuur van de stichting te worden verstrekt, vergezeld van een goedkeurende verklaring van een externe accountant.

  • 2. Ten behoeve van doorlopende bijdragen aan subsidiegenietende instellingen:

    • Tijdstip van indiening begroting

    • De desbetreffende instelling dient per kalenderjaar een begroting over haar activiteiten op te stellen. Deze jaarbegroting dient voor 1 november voorafgaande aan het kalenderjaar waarop de begroting betrekking heeft, te zijn ingediend.

    • Samenstelling begroting

    • De begroting dient te zijn samengesteld uit zogenaamde kostensoorten met zo nodig een specificatie per deelpost op de begroting en een toelichting.

    • Kwartaalverantwoording

    • De subsidiegenietende instelling dient ieder kwartaal een overzicht te verstrekken, waarin naast de begrote cijfers opgenomen zijn (cumulatief) de uitgaven c.q. verwerkte bedragen tot en met dat kwartaal.

    • Verklaring registeraccountant

    • De subsidiegenietende instelling dient elk jaar een verklaring van een externe registeraccountant aan het bestuur van de stichting te verstrekken met betrekking tot de besteding van de subsidie aan de activiteiten ten behoeve waarvan zij is toegekend.

  • 3. Overschrijdingen op activiteiten en begrotingen:

    • Alle relevante overschrijdingen op toegewezen bedragen inzake activiteiten en begrotingen dienen in een zo vroeg mogelijke fase aan het bestuur van de stichting kenbaar te worden gemaakt met opgave van redenen.

    • Relevante overschrijdingen binnen een begroting van de deelposten dienen eveneens – zo nodig mondeling – aan het bestuur van de stichting te worden gemeld.

    • Voor overboekingen van bedragen binnen een begroting van de ene deelpost naar de andere deelpost, dient vooraf toestemming te worden gevraagd aan het bestuur van de stichting.

  • 4. Het bestuur is gemachtigd in geval van co-financiering goedkeuring te verlenen aan een afwijkende, gelijkwaardige rapportagesystematiek.

Artikel 5 Betalingen aan subsidiënten

Om te voorkomen dat er bij de subsidiegenietende instellingen overtollige liquide middelen aanwezig zijn, zullen betalingen aan deze instellingen uitsluitend plaatsvinden op grond van de werkelijk door hen te verrichten uitgaven. Hiertoe zal de wijze van betaling, alsmede het betalingsschema, in overleg worden vastgesteld door het bestuur van de stichting en de desbetreffende instelling.

Artikel 6 Toets doelmatigheid

Het bestuur van de stichting heeft tot taak de doelmatigheid van de uitgaven van de subsidiegenietende instellingen te bezien en te toetsen of die uitgaven rechtmatig zijn ontleend aan de begrotingen.

Artikel 7 Controle

Het bestuur van de stichting is bevoegd te allen tijde de besteding van de ter beschikking gestelde gelden te doen controleren door een door het bestuur aan te wijzen externe accountant.

5. REGLEMENT SCHOLING STICHTING SF BIKUDAK

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • 1. CAO: de CAO Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven;

  • 2. het loon: het bruto individueel overeengekomen loon in de zin van de CAO;

  • 3. verletkosten: het loon, alsmede de over dat loon op grond van de CAO door de werkgever verschuldigde premies en bijdragen;

  • 4. werkgever: de werkgever als bedoeld in artikel 1 sub b. van de CAO;

  • 5. werknemer: de werknemer als bedoeld in artikel 1 sub c. van de CAO.

Artikel 2 Vergoeding voor relevante cursussen

  • 1. De werkgever heeft tegenover de stichting aanspraak op vergoedingen van kosten verbonden aan het volgen van door het bestuur aangewezen bijscholingscursussen die worden verzorgd door een door het bestuur aangewezen opleidingsinstituut. De cursus dient te zijn gericht op het beroep van de werknemer en moet leiden tot verbreding, verdieping of bijhouden van vaktechnische en/of sociaal-technische vaardigheden.

  • 2. De werkgever heeft tegenover de stichting aanspraak op vergoedingen van kosten verbonden aan het volgen van door het bestuur aangewezen omscholingscursussen voor werknemers die dreigen arbeidsongeschikt te raken.

  • 3. De werkgever heeft tegenover de stichting aanspraak op (gedeeltelijke) vergoeding van de cursuskosten van de Ondernemers- en Kaderopleiding Dakbedekkingsbranche (OKD) na het behalen van het diploma door de werknemer.

Artikel 3 Verletkosten

De werkgever heeft tegenover de stichting aanspraak op vergoeding van een vast bedrag per dag voor verletkosten verbonden aan het volgen van door het bestuur aangewezen cursussen.

Artikel 4 Cursuskosten

  • 1. De cursuskosten zijn, met inachtneming van het onder lid 2 bepaalde, door de werkgever verschuldigd.

  • 2. Er komen geen cursuskosten ten laste van de werknemer.

  • 3. De stichting vergoedt aan de werkgever een vast bedrag per dag voor de cursuskosten, tenzij het bestuur anders bepaalt.

Artikel 5 Verrekening

Indien de werkgever een opeisbare schuld aan de stichting heeft, wordt deze schuld verrekend met de aanspraken als bedoeld in artikel 3 tot en met 4.

Artikel 6 Cursusdagen tijdens ziekte of vorstverlet

Het bestuur is bevoegd nadere regels te stellen ten aanzien van door de stichting te verstrekken vergoedingen, indien een werkgever een declaratie inzendt voor een werknemer die tijdens ziekte deelneemt aan een cursus of voor een werknemer die deelneemt aan een cursus op een dag dat hij anders wegens vorst niet gewerkt zou hebben.

Artikel 7 Verstrekken van de vergoedingen

De stichting stelt op basis van een deelnamelijst van het desbetreffende opleidingsinstituut een specificatie van aan de werkgever te verstrekken vergoedingen op.

Gelijktijdig met de toezending van de specificatie gaat Cordares CAO-Regelingen over tot betaling van het bedrag dat op de specificatie staat vermeld.

De vergoedingsbedragen zullen op het bij Cordares CAO-Regelingen bekende rekeningnummer van de werkgever worden overgeschreven.

Artikel 8 Aanvraag voor goedkeuring

  • 1. Als een werkgever in aanmerking wenst te komen voor vergoedingen voor een cursus die verzorgd wordt door een niet door het bestuur erkend instituut of voor een niet door het bestuur aangewezen cursus, dient hij vooraf goedkeuring van het bestuur te verkrijgen.

  • 2. Interne bedrijfscursussen kunnen onder door het bestuur gestelde voorwaarden ook voor vergoeding in aanmerking komen.

  • 3. Voor het verzoek om een cursus als bedoeld in het eerste of tweede lid voor vergoeding in aanmerking te laten komen, dient de werkgever te richten aan Cordares CAO-regelingen.

Artikel 9 Leverancierscursussen

Als cursus in de zin van dit Reglement Scholing gelden tevens zogenaamde leverancierscursussen die aan de navolgende criteria voldoen.

  • 1. De cursus wordt aangeboden door een leverancier van dakbedekkings-materialen en/of dakgerelateerde veiligheidsmiddelen, een en ander in de ruimste zins des woords.

  • 2. De cursus is gewijd aan de samenstelling en/of de applicatie en/of het onderhoud en/of het gebruik van dakbedekkingsmaterialen en/of dakgerelateerde veiligheidsmiddelen die behoren tot het assortiment van de betrokken leverancier en/of van constructies die uit dergelijke materialen en/of middelen zijn samengesteld.

  • 3. De cursus is, zo niet uitsluitend, dan toch overwegend bestemd voor medewerkers van de bestaande relaties van de betrokken leverancier. Een leverancierscursus heeft dus qua opzet en thema niet tot doel nieuwe relaties te acquireren.

  • 4. De cursus is qua opzet en thema primair bestemd voor medewerkers die onder deze CAO ressorteren.

  • 5. De cursus vindt plaats binnen de normale arbeidstijd, dus niet in de avonduren of in het weekend, en omvat ten hoogste vier (niet noodzakelijkerwijs aaneengesloten) dagen.

  • 6. De cursus vindt plaats in Nederland. Van dit vereiste kan hetzij voor individuele of voor generieke cursussen ontheffing worden verleend door het Bestuur van het Sociaal Fonds BIKUDAK, mits deze ontheffing vooraf is aangevraagd.

  • 7. Voor zover de cursus ook programma-onderdelen met een sociaal karakter omvat, zijn deze naar hun aard en tijdsduur ondergeschikt aan het educatieve doel.

  • 8. Indien een van de door het Bestuur aangewezen scholingsinstituut inhoudelijk betrokken is bij de uitvoering van een cursus, die voldoet aan het hierboven onder 1 tot en met 7 bepaalde, zal deze cursus bovendien als subsidiabele scholingsdag gelden.

Artikel 10 Geen vergoedingen

  • 1. Cursussen die (gedeeltelijk) in de avonduren en/of op zaterdag, zondag of een roostervrije dag worden georganiseerd, komen niet voor vergoeding in aanmerking, tenzij het gaat om de Ondernemersen Kaderopleiding Dakbedekkingsbranche (OKD).

  • 2. Geen vergoedingen worden verstrekt als een cursusdag minder dan een hele werkdag omvat, tenzij het gaat om de Ondernemersen Kaderopleiding Dakbedekkingsbranche (OKD).

  • 3. Scholing van een Ondernemingsraadslid komt niet voor vergoeding in aanmerking als de scholing verband houdt met de vervulling van de taak als OR-lid.

  • Vergoedingen gelden niet voor cursussen die gevolgd zijn door UTA-personeel.

  • 4. In bijzondere gevallen kan het bestuur afwijking van het bepaalde in het eerste lid toestaan.

Artikel 11 Overschrijding aantal scholingsdagen

  • 1. Het bestuur kan bepalen dat aan een werkgever vergoedingen worden verstrekt over meer cursusdagen dan tweemaal het aantal werknemers in dienst bij het desbetreffende bedrijf en/of over meer cursusdagen dan vijf per werknemer per jaar.

  • 2. Een werkgever die over meer dan het in de CAO bepaalde maximum aantal cursusdagen vergoedingen wenst te ontvangen, dient aan het bestuur een scholingsrooster te overleggen, waarin het scholingsbeleid is uitgewerkt en vermeld staat wie, wanneer welke cursus zal volgen.

Artikel 12 Garantie

Het bestuur kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de aanspraken van de werknemer als zijn werkgever ten opzichte van hem niet de verplichting nakomt om het loon te verstrekken over cursusdagen.

Artikel 13 Verstrekken van inlichtingen

  • 1. De werkgever en de werknemer zijn verplicht aan het bestuur en aan degene die door het bestuur schriftelijk tot het inwinnen van inlichtingen is gemachtigd, inzage te verlenen in alle bescheiden en voorts alle overige inlichtingen te verschaffen die worden gevraagd ten behoeve van de uitvoering van het bepaalde in de statuten van de stichting en in dit reglement.

  • 2. Degene aan wie bij uitvoering van het bepaalde in de statuten van de stichting of in dit reglement enig bedrijfsgegeven ter kennis komt waarvan hij het vertrouwelijke karakter moet begrijpen, is dienaangaande jegens derden tot geheimhouding verplicht.

Artikel 14 Voorschriften

  • 1. Om een efficiënte werking van de stichting te verzekeren, kunnen door het bestuur nadere voorschriften gegeven worden in overeenstemming met de bepalingen van dit reglement, mits deze voorschriften niet in strijd komen met een of meer bepalingen van de CAO.

  • 2. In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur.

6. REGLEMENT OMSCHOLING BIJ DREIGENDE ARBEIDSONGESCHIKTHEID VAN DE STICHTING SF-BIKUDAK

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement gelden de begripsbepalingen die zijn opgenomen in de statuten. Verder wordt verstaan onder:

  • a. Trajectadviseur: begeleider uit het loopbaantraject Bouw&Infra.

  • b. Arbouw: de te Amsterdam gevestigde stichting Arbouw.

  • c. Werkgever: de werkgever als bedoeld in artikel 1 sub b. van de CAO.

  • d. Werknemer: de werknemer als bedoeld in artikel 1 sub c. van de CAO.

Artikel 2 Omscholing bij dreigende arbeidsongeschiktheid

  • 1. Als een werknemer arbeidsongeschikt dreigt te worden, is hij verplicht tot omscholing, binnen of buiten bedrijfstak.

  • 2. De kosten voor omscholing ingeval van dreigende arbeidsongeschiktheid worden volledig vergoed door de stichting. Voor omscholing buiten de bedrijfstak is een bedrag van maximaal € 5.000,– per werknemer per jaar beschikbaar. Bij overschrijding van dit bedrag kan een aanvullende vergoeding worden aangevraagd bij het bestuur van de stichting.

  • 3. De werknemer dient een aanvraag voor vergoeding van omscholingskosten in te dienen bij de stichting. Die aanvraag moet worden voorzien van een advies door de werkgever.

Artikel 3 Beoordeling dreigende arbeidsongeschiktheid

Een bedrijfsarts die voldoet aan de certificeringsvoorwaarden die Arbouw heeft vastgesteld beoordeelt of er sprake is van dreigende arbeidsongeschiktheid. De arts maakt daarbij gebruik van het instrument arbeidsongeschiktheidsindicator van Arbouw.

Artikel 4 Aanvraag om vergoeding

  • 1. Als sprake is van dreigende arbeidsongeschiktheid, zal de betrokken werknemer met ondersteuning van een trajectadviseur een individueel ontwikkelingsplan opstellen. In dat plan moeten onder andere de omscholingskosten en het in artikel 2, lid 3 genoemde advies van de werkgever zijn opgenomen.

  • 2. Het individueel ontwikkelingsplan wordt ter toetsing voorgelegd aan een commissie die is ingesteld door het bestuur van de stichting. Verder dienen aan de commissie te worden overlegd een verklaring over de toepassing van de arbeidsongeschiktheidsindicator en het op schrift gestelde oordeel van de trajectadviseur over de kans op een succesvolle transitie.

  • 3. Het individueel ontwikkelingsplan en het op schrift gestelde oordeel van de in lid 2 genoemde commissie worden samen beschouwd als aanvraag om vergoeding van omscholingskosten.

Artikel 5 Aanvraag om aanvullende vergoeding

Als de kosten voor omscholing buiten de bedrijfstak hoger zijn dan € 5.000.= per jaar, dient bij de aanvraag in ieder geval extra informatie te worden verstrekt over de investering door de huidige werkgever, de inzet/investering van de werknemer, de benutting van externe subsidiemogelijkheden, mogelijke investering door de nieuwe werkgever en de erkenning en relevantie van de externe opleiding c.q. het externe opleidingsinstituut.

Artikel 6 Verstrekken van inlichtingen

  • 1. De werknemer en de werkgever zijn verplicht aan het bestuur en de door het bestuur schriftelijk gemachtigde inzage te geven in alle documenten en alle inlichtingen te verstrekken die nodig zijn voor de uitvoering van het bepaalde in dit reglement en de statuten.

  • 2. Degene die bij de uitvoering van het bepaalde in dit reglement of de statuten kennis neemt van zaken waarvan hij het vertrouwelijke karakter moet begrijpen, is verplicht tot geheimhouding tegenover derden.

Artikel 7 Nadere voorschriften

Het bestuur kan nadere voorschriften vaststellen om een verantwoorde uitvoering van de regeling mogelijk te maken. Dergelijke voorschriften moeten in overeenstemming zijn met dit reglement en de statuten.

Artikel 8 Terugvordering

  • 1. Betalingen die onverschuldigd zijn gedaan, worden teruggevorderd. Het onverschuldigd betaalde bedrag kan daarbij worden verhoogd met de wettelijke rente.

  • 2. Het bestuur kan besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

Artikel 9 Hardheidsclausule

Als de toepassing van dit reglement naar het oordeel van het bestuur leidt tot onvoorziene of onbedoelde gevolgen, kan het bestuur een afwijkende beslissing nemen die tegemoet komt aan de bedoeling van de regeling.

Artikel 10 Intern beroep

  • 1. Wanneer de werknemer het niet eens is met een beslissing die hem treft, kan hij het bestuur vragen daarop terug te komen.

  • 2. Op verzoek van de werknemer ontvangt hij een schriftelijke beslissing van het bestuur.

  • 3. Zo’n beslissing is voorzien van een datum en bevat de argumenten voor de beslissing.

7. REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN VAN DE STICHTING SF BIKUDAK

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement gelden de begripsbepalingen die zijn opgenomen in de statuten. Verder of in afwijking daarvan wordt verstaan onder:

  • 1. werkgever: de werkgever als bedoeld in artikel 1 sub b. van de CAO.

  • 2. werknemer: degene die

    • direct voorafgaand aan zijn recht op WW-uitkering werknemer was in de zin van artikel 1 sub c. van de CAO of

    • direct voorafgaand aan zijn arbeidsongeschiktheid werknemer was in de zin van artikel 1 sub c. van de CAO of

    • arbeidsongeschikt is geworden in de eerste 6 maanden van de WW-uitkering en direct voorafgaand aan zijn werkloosheid werknemer was in de zin van artikel 1 sub c. van de CAO.

  • 3. vakantietoeslag: de vakantiebijslag als bedoeld in artikel 33 van de WW.

  • 4. pensioenpremie: de betaling voor gedeeltelijke voortzetting van de opbouw van ouderdomspensioen.

  • 5. pensioenfonds: Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven.

  • 6. eindejaarsuitkering: jaarlijkse betaling in de maand december aan WAO- en IVA-gerechtigden.

  • 7. WW: Werkloosheidswet.

  • 8. WAO: Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.

  • 9. WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

  • 10. IVA: Regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten, onderdeel van de WIA.

WW-aanvullingen

Artikel 2 Eenmalige uitkering

  • 1. Een werknemer als bedoeld in artikel 1, lid 2, eerste aandachtsstreep die voldoet aan de wekeneis uit artikel 17 van de WW en op die basis een nieuw recht heeft op een WW-uitkering, ontvangt een eenmalige uitkering.

  • 2. De hoogte van de eenmalige uitkering is 10% van het loon over 13 weken.

  • 3. In afwijking van lid 2 geldt het volgende voor de werknemer die bij het intreden van de werkloosheid 55 jaar of ouder is èn een dienstverband van minimaal 10 jaar heeft. Als de werknemer werkloos wordt in de periode van 15 november van enig jaar tot en met 14 maart van het daaropvolgende jaar, bedraagt de eenmalige uitkering € 731 bruto. Bij de vaststelling van de termijn van 10 jaar worden perioden van werkloosheid in de periode van 15 november tot en met 14 maart gelijkgesteld met perioden van werken. Ook werkzaamheden voor een andere werkgever in de genoemde periode (’opvularbeid’) worden gelijkgesteld met perioden van werken bij de ’oude’ werkgever.

  • 4. De uitkering wordt maximaal 1 keer per nieuw recht en 1 keer per jaar verstrekt. Voor dat jaar wordt gerekend vanaf de eerste werkloosheidsdag van de WW-uitkering waarnaast de eenmalige uitkering is toegekend.

  • 5. Een werknemer komt alleen in aanmerking voor de eenmalige uitkering naast zijn WW-uitkering als hij zich daarvoor meldt bij een vertegenwoordiger van FNV Bouw of CNV Hout en Bouw. Daarbij dient hij een ontslagbewijs en een toekenningsbeschikking WW van UWV te overleggen en verder alle gegevens te verstrekken die relevant zijn voor de vaststelling van het recht op de eenmalige uitkering.

  • De werknemer dient zich te melden binnen 5 jaar, gerekend vanaf de eerste werkloosheidsdag van de WW-uitkering waarnaast hij recht had op de eenmalige uitkering.

Artikel 3 Aanvulling vakantietoeslag

  • 1. Een werknemer als bedoeld in artikel 1, lid 2, eerste aandachtsstreep die recht heeft op een uitkering op basis van artikel 17 van de WW en op basis van de WW recht heeft op betaling van vakantietoeslag, ontvangt over de eerste 6 maanden van de uitkeringsduur een aanvulling op die vakantietoeslag.

  • 2. Als het recht op WW-uitkering voor het verstrijken van de in lid 1 genoemde aanvullingstermijn geheel wordt beëindigd wegens het recht op een ZW-uitkering, wordt die termijn verlengd met de periode tussen de beëindiging en de herleving van het recht op WW-uitkering.

  • 3. De hoogte van de aanvullende vakantietoeslag is 30/70ste van de vakantietoeslag die op basis van de WW aan werknemer wordt uitbetaald.

  • 4. Een werknemer komt alleen in aanmerking voor de aanvulling vakantietoeslag op zijn WW-uitkering als hij zich daarvoor meldt bij een vertegenwoordiger van FNV Bouw of CNV Hout en Bouw. De melding door of namens werknemer dient plaats te vinden binnen vijf jaar na beëindiging van zijn recht op WW-uitkering of, als zijn recht op WW-uitkering langer dan 6 maanden duurt, na het verstrijken van die 6 maanden. Als al een melding als genoemd in artikel 2 lid 5 heeft plaatsgevonden, kan een melding voor de aanvulling vakantietoeslag achterwege blijven. Werknemer dient alle gegevens te verstrekken die relevant zijn voor de vaststelling van het recht op en de hoogte van de aanvulling.

Artikel 4 Aanvulling pensioenpremie

  • 1. Een werknemer als bedoeld in artikel 1, lid 2, eerste aandachtsstreep die recht heeft op een uitkering op basis van artikel 17 van de WW, heeft gedurende maximaal 6 maanden vanaf aanvang van de uitkering recht op betaling van een bedrag aan een pensioenfonds of pensioenverzekeraar voor gedeeltelijke voortzetting van pensioenopbouw.

  • 2. Als het recht op WW-uitkering voor het verstrijken van de in lid 1 genoemde maximumtermijn geheel wordt onderbroken wegens het recht op een uitkering op grond van de Ziektewet, wordt die termijn verlengd met de duur tussen de beëindiging en de herleving van het recht op WW-uitkering.

  • 3. De hoogte van de aanvulling pensioenpremie is per 1 januari 2006 vastgesteld op 49% van de pensioenpremie bij deelname in het bedrijfstakpensioenfonds.

  • Als de werknemer geen deelnemer is in het bedrijfstakpensioenfonds, maar in een ander pensioenfonds, wordt de werknemer voor de vaststelling van de hoogte van de aanvulling pensioenpremie geacht over de periode waarover de WW-uitkering is ontvangen deelnemer te zijn in het bedrijfstakpensioenfonds.

  • 4. Een werknemer komt alleen in aanmerking voor de aanvulling pensioenpremie op zijn WW-uitkering als hij zich daarvoor meldt bij een vertegenwoordiger van FNV Bouw of CNV Hout en Bouw. De melding door werknemer dient plaats te vinden binnen vijf jaar na beëindiging van zijn recht op WW-uitkering of, als zijn recht op WW-uitkering langer dan 6 maanden duurt, na het verstrijken van die 6 maanden. Als al een melding als genoemd in artikel 2 lid 5 heeft plaatsgevonden, kan een melding voor de aanvulling pensioenpremie achterwege blijven. Werknemer dient bij zijn melding alle gegevens te verstrekken die relevant zijn voor de vaststelling van het recht op en de hoogte van de aanvulling.

  • 5. De hoogte van de aanvulling pensioenpremie wordt vastgesteld op basis van de loongegevens over een aaneengesloten periode van 26 weken direct voorafgaande aan de eerste dag van de WW-uitkering, waarop de werknemer tenminste de voor hem normale tijd werkzaam was. Als de vastgestelde aanvulling een onwaarschijnlijke uitkomst heeft, kan het bestuur een ander bedrag vaststellen op basis van representatieve gemiddelden in de bedrijfstak.

  • 6. Het recht op de aanvulling pensioenpremie bestaat niet als voor dezelfde periode van werkloosheid de pensioenopbouw op enigerlei wijze wordt voortgezet, bijvoorbeeld via de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering.

  • 7. De vastgestelde aanvulling pensioenpremie wordt door de stichting eenmaal per kalenderkwartaal betaald aan het betreffende pensioenfonds of de betreffende pensioenverzekeraar.

  • 8. Geen recht op aanvulling pensioenpremie bestaat als de werknemer zich voor die aanvulling later meldt dan vijf jaar sinds het verstrijken van de periode waarop het recht op aanvulling eindigt.

Artikel 5 Eenmalige uitkering in het kader van vorst WW

  • 1. Een werkgever heeft over de periode van november tot en met maart recht op een eenmalige uitkering in het kader van vorst WW. Het bestuur bepaalt jaarlijks achteraf de hoogte van de uitkering per werknemer die wegens vorst en sneeuwval niet kon werken. De uitkering wordt maximaal een keer per werknemer verstrekt.

  • 2. Een voorwaarde voor de eenmalige uitkering is dat de werkgever aan Cordares een kopie overlegt van de UWV-beschikking(en) waaruit blijkt voor welke werknemers in zijn dienst UWV over (een) dag(en) in de in lid 1 genoemde periode op basis van artikel 18 van de WW een uitkering wegens weersomstandigheden heeft toegekend.

  • Bij die brief dient de werkgever een begeleidende brief te voegen met gegevens die relevant zijn voor de vaststelling van het recht op de eenmalige uitkering.

  • 3. De werkgever dient ervoor te zorgen dat Cordares vóór 1 november de UWV-beschikking(en) over de voorliggende winterperiode en begeleidende brief ontvangt. Als Cordares de stukken later ontvangt, bestaat er geen recht op de eenmalige uitkering.

Artikel 6 De eindejaarsuitkering WAO

  • 1. Een werknemer als bedoeld in artikel 1, lid 2, tweede of derde aandachtsstreep die op 1 november van een kalenderjaar een WAO-uitkering ontvangt en al voor 1 januari 2006 arbeidsongeschikt was in de zin van de WAO, heeft dat jaar recht op een eindejaarsuitkering. Dat recht bestaat niet als artikel 22 van de WAO van toepassing is.

  • 2. De hoogte van de eindejaarsuitkering wordt ieder jaar door CAO-partijen vastgesteld en hangt af van de arbeidsongeschiktheidsklasse waarin de werknemer is ingedeeld op 1 november van het kalenderjaar. De bedragen zijn vanaf 1 januari 2008 als volgt vastgesteld:

  • € 650,– bruto bij 80% of meer arbeidsongeschiktheid;

  • € 520,– bruto bij 65 tot 80% arbeidsongeschiktheid;

  • € 423,– bruto bij 55 tot 65% arbeidsongeschiktheid;

  • € 358,– bruto bij 45 tot 55% arbeidsongeschiktheid;

  • € 293,– bruto bij 35 tot 45% arbeidsongeschiktheid;

  • € 228,– bruto bij 25 tot 35% arbeidsongeschiktheid;

  • € 163,– bruto bij 15 tot 25% arbeidsongeschiktheid.

  • 3. Als de WAO-uitkering slechts een gedeelte van het betreffende kalenderjaar is ontvangen, heeft de werknemer recht op een evenredig deel van de eindejaarsuitkering. Als verschillende arbeidsongeschiktheidsklassen voor werknemer golden in dat kalenderjaar, heeft hij recht op een evenredig deel van de eindejaarsuitkering.

  • 4. De eindejaarsuitkering wordt in de maand december uitbetaald, onder de voorwaarde dat Cordares uiterlijk 1 december van het betreffende kalenderjaar van de werknemer alle gegevens heeft ontvangen die nodig zijn voor de vaststelling van het recht op de eindejaarsuitkering.

  • 5. Een werknemer komt alleen in aanmerking voor de eindejaarsuitkering als hij zich daarvoor meldt bij een vertegenwoordiger van FNV Bouw of CNV Hout en Bouw. Daarbij dient hij alle gegevens te verstrekken die relevant zijn voor de vaststelling van het recht op de eindejaarsuitkering. De werknemer dient zich te melden binnen 5 jaar na het kalenderjaar waarin hij recht had op de eindejaarsuitkering.

Artikel 7 De eindejaarsuitkering IVA

  • 1. Een werknemer als bedoeld in artikel 1, lid 2, tweede of derde aandachtsstreep die op 1 november van een kalenderjaar een IVA-uitkering ontvangt, heeft dat jaar recht op een eindejaarsuitkering. Dat recht bestaat niet als artikel 53 van de WIA van toepassing is.

  • 2. De eindejaarsuitkering bedraagt € 650,– bruto.

  • 3. Als de IVA-uitkering slechts een gedeelte van het betreffende kalenderjaar is ontvangen, heeft de werknemer recht op een evenredig deel van de eindejaarsuitkering.

  • 4. De eindejaarsuitkering wordt in de maand december betaalbaar gesteld, onder de voorwaarde dat Cordares uiterlijk 1 december van het betreffende kalenderjaar van de werknemer alle gegevens heeft ontvangen die nodig zijn voor de vaststelling van het recht op de eindejaarsuitkering.

  • 5. Een werknemer komt alleen in aanmerking voor de eindejaarsuitkering als hij zich daarvoor meldt bij een vertegenwoordiger van FNV Bouw of CNV Hout en Bouw. Daarbij dient hij alle gegevens te verstrekken die relevant zijn voor de vaststelling van het recht op de eindejaarsuitkering. De werknemer dient zich te melden binnen 5 jaar na het kalenderjaar waarin hij recht had op de eindejaarsuitkering.

Artikel 8 Verstrekken van inlichtingen

  • 1. De werknemer en de werkgever zijn verplicht aan het bestuur en de door het bestuur schriftelijk gemachtigde inzage te geven in alle documenten en alle inlichtingen te verstrekken die nodig zijn voor de uitvoering van het bepaalde in dit reglement en de statuten.

  • 2. Degene die bij de uitvoering van het bepaalde in dit reglement of de statuten kennis neemt van zaken waarvan hij het vertrouwelijke karakter moet begrijpen, is verplicht tot geheimhouding tegenover derden.

Artikel 9 Nadere voorschriften

Het bestuur kan nadere voorschriften vaststellen om een verantwoorde uitvoering van de regeling mogelijk te maken. Dergelijke voorschriften moeten in overeenstemming zijn met dit reglement en de statuten.

Artikel 10 Terugvordering

  • 1. Betalingen die onverschuldigd zijn gedaan, worden teruggevorderd. Het onverschuldigd betaalde bedrag kan daarbij worden verhoogd met de wettelijke rente.

  • 2. Het bestuur kan besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

Artikel 11 Hardheidsclausule

Als de toepassing van dit reglement naar het oordeel van het bestuur leidt tot onvoorziene of onbedoelde gevolgen, kan het bestuur een afwijkende beslissing nemen die tegemoet komt aan de bedoeling van de regeling.

Artikel 12 Intern beroep

  • 1. Wanneer de werknemer of de werkgever het niet eens is met een beslissing die hem treft, kan hij het bestuur vragen daarop terug te komen.

  • 2. Op verzoek van de werknemer of de werkgever ontvangt hij een schriftelijke beslissing van het bestuur.

  • 3. Zo’n beslissing is voorzien van een datum en bevat de argumenten voor de beslissing.

8. REGLEMENT VERLOF BIJ STERVENSBEGELEIDING EN ROUW VAN DE STICHTING SF BIKUDAK

Artikel 1 Betaald verlof

  • 1. Iedere werknemer als bedoeld in artikel 1 sub c. van de CAO Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven, verder in dit reglement aangeduid als ’werknemer’, heeft met inachtneming van de in artikel 2 genoemde voorwaarden gedurende 10 dagen recht op betaald verlof ten behoeve van de stervensbegeleiding van een persoon in de terminale fase als hieronder bedoeld:

    • a. de echtgeno(o)t(e) of de persoon waarmee een werknemer een gezamenlijke huishouding voert en dit door middel van een notarieel vastgelegde samenlevingsovereenkomst en/of partnerregistratie en/of door middel van een beschikking van de belastingsinspecteur aan de werkgever bekend heeft gemaakt.

    • b. Een bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad ( in de zin van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek) of een kind dan wel de ouders van de persoon waarmee een werknemer een gezamenlijke huishouding voert en dit door middel van een notarieel vastgelegde samenlevingsovereenkomst en/of door middel van een beschikking van de belastinginspecteur aan de werkgever bekend heeft gemaakt.

    • c. Een pleegkind dat blijkens verklaringen uit de gemeentelijke basisadministratie op hetzelfde adres woont als de werknemer en door hem in diens gezin duurzaam wordt verzorgd en opgevoed op basis van een pleegcontract als bedoeld in artikel 39 van de Wet op de jeugdhulpverlening.

  • 2. Geen recht op betaald verlof als genoemd in lid 1 bestaat indien de onder a, b, of c bedoelde persoon binnen twaalf maanden vanaf de eerste dag van stervensbegeleiding opnieuw begeleiding bij sterven behoeft.

  • 3. Iedere werknemer heeft met inachtneming van hetgeen is bepaald in artikel 3 gedurende 10 dagen recht op betaald rouwverlof in verband met de verwerking van het overlijden een persoon als bedoeld in lid 1 a t/m c.

  • 4. Indien sprake is van deeltijdarbeid bestaat naar rato van de arbeidsduur richt op verlof voor stervensbegeleiding en op rouwverlof.

Artikel 2 Algemene Voorwaarden

  • 1. Het voor declaratie in aanmerking komende verlof ten behoeve van stervensbegeleiding dient te zijn opgenomen gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 10 dagen, gelegen voor de datum van overlijden.

  • 2. Het voor declaratie in aanmerking komende rouwverlof dient te zijn opgenomen gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 10 dagen gelegen direct na het overlijden.

  • 3. De werkgever kan de verletkosten over de dagen dat de werknemer niet heeft gewerkt in verband met de stervensbegeleiding en/of het rouwverlof achteraf declareren bij het de Stichting SF BIKUDAK.

  • 4. De werknemer is verplicht medewerking te verlenen aan de declaratieprocedure van de verletkosten door de werkgever.

  • 5. De werkgever en de werknemer zijn verplicht aan de Stichting SF BIKUDAK desgevraagd inzicht te verlenen in gegevens die direct of indirect betrekking hebben op de door genoemde stichting te verstrekken vergoeding.

  • 6. Als de medewerker ziek wordt tijdens het verlof, loopt het verlof gewoon door. De verlofdagen schuiven dus niet op. Ziekte kan betekenen dat het verlof beëindigd wordt.

Artikel 3 Procedure

  • 1. Na aanvang van het verlof ten behoeve van stervensbegeleiding c.q. rouw vraagt de werkgever aan de Stichting SF BIKUDAK om toezending van een declaratieformulier voor verlof bij stervensbegeleiding en rouw.

  • 2. Binnen drie maanden na het verstrijken van de periode van rouw zendt de werkgever aan genoemde stichting toe het volledig ingevulde en door zowel de werkgever als de werknemer ondertekende declaratieformulier, inclusief de in lid 3 van dit artikel genoemde bijlagen.

  • 3. Het declaratieformulier dient vergezeld te gaan van een kopie van de overlijdensakte van de betreffende persoon en een originele rouwkaart.

  • 4. De kosten van de in het derde lid van dit artikel genoemde bijlagen komen voor rekening van de werknemer.

  • 5. Door ondertekening van het formulier geeft de werknemer de Stichting SF BIKUDAK een machtiging af om vermelde gegevens te controleren bij de gemeentelijke basisadministratie.

  • 6. De Stichting SF BIKUDAK neemt aanvragen slechts in behandeling als is voldaan aan hetgeen is gesteld in het derde lid van dit artikel.

Artikel 4 Hoogte van de vergoeding

De vergoeding is gelijk aan het loon, alsmede de over dat loon op grond van de bepalingen in de cao door de werkgever verschuldigde premies en bijdragen.

Artikel 5 Samenloop

Per gebeurtenis waarbij meerdere personen als bedoeld in artikel 1, lid 1 van dit reglement vrijwel gelijktijdig komen te overlijden, worden door de SF BIKUDAK aan de werkgever de verletkosten vergoed van niet meer dan 10 dagen verlof ten behoeve van stervensbegeleiding alsmede 10 dagen rouwverlof.

Indien gebruik wordt gemaakt van een aaneengesloten periode van verlof ten behoeve van stervensbegeleiding en rouw van maximaal 20 dagen, dan komen de uit artikel 24, lid 1 sub e. f. g. voortvloeiende verlofaanspraken, genoemd in de Arbeidsvoorwaarden CAO voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven te vervallen.

9. STATUTEN VAN DE STICHTING VRIJWILLIG VERVROEGDE UITTREDING VOOR HET DAKBEDEKKINGSBEDRIJF

Artikel 1 Naam en zetel

De stichting draagt de naam: «Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Dakbedekkingsbedrijf».

Zij wordt bij afkorting ook genaamd: VUDAK.

De stichting is gevestigd te Amsterdam.

Artikel 2 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze statuten en de reglementen wordt verstaan onder:

  • Stichting: de in artikel 1 genoemde stichting;

  • CAO: de Collectieve Arbeidsovereenkomst Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven;

  • Bestuur: het bestuur van de stichting als bedoeld in artikel 10;

  • Organisaties: de organisaties van werkgevers en werknemers, partij bij de CAO;

  • Werkgeverslid: het bestuurslid aangewezen door de Vereniging Dakbedekkingsbranche Nederland (VEBIDAK) te Nieuwegein of diens rechtsopvolger, namens de werkgeversorganisatie, partij bij de CAO;

  • Werknemerslid: het bestuurslid aangewezen door hetzij FNV Bouw gevestigd te Woerden, of door CNV Hout en Bouw gevestigd te Odijk, dan wel door de rechtsopvolgers namens de werknemersorganisaties, partij bij de CAO;

  • Vrijwillig vervroegd uittreden: het vrijwillig vervroegd beëindigen van een dienstbetrekking in een bedrijf door een werknemer overeenkomstig het bepaalde in de CAO voordat hij de leeftijd van vijfenzestig jaar heeft bereikt;

  • Deelnemer: deelnemer aan de regeling is de werknemer die gebruik maakt van de mogelijkheid om vrijwillig vervroegd uit het arbeidsproces te treden overeenkomstig de desbetreffende bepalingen in de CAO;

  • De statuten: deze statuten;

  • Reglementen: de reglementen bedoeld in artikel 18.

Artikel 3 Doel

De stichting heeft ten doel om, op basis en onder de voorwaarden als in de CAO, Statuten en het Reglement nader is bepaald, uitkering te verstrekken (ter vervanging van het loon) aan degene die, op of na de leeftijd genoemd in artikel 2 van het Reglement Vervroegde Uittreding van de stichting, vrijwillig hun dienstverband in het bitumineuze dakbedekkingsbedrijf beëindigen.

Artikel 4 Middelen tot bereiking van het doel

De stichting tracht haar doel te bereiken door:

  • a. het innen en beheren van gelden in overeenstemming met het bepaalde in de statuten en reglementen;

  • b. het doen van uitkeringen aan de uitkeringsgerechtigheden overeenkomstig het gestelde in de statuten en reglementen;

  • c. andere wettige middelen die tot het doel bevorderlijk kunnen zijn.

Artikel 5 Duur

De stichting is opgericht voor onbepaalde tijd.

Artikel 6 Geldmiddelen van de stichting

De geldmiddelen van de stichting zullen worden gevormd door:

  • a. de bijdragen als bedoeld in het Bijdragereglement van de stichting;

  • b. bijdragen van de overheid, indien en voor zover zij worden verleend;

  • c. inkomsten uit vermogen van de stichting;

  • d. alle overige haar toevallende baten en inkomsten.

Artikel 7 Bijdrageplichtigen

Bijdrageplichtigen zijn degenen die krachtens een (algemeen verbindend verklaarde) bepaling van de CAO of anderszins verplicht zijn tot het geven van bijdragen aan de stichting.

Artikel 8 Bijdragen en begroting

  • 1. De methode van de berekening van de bijdrage, als bedoeld in artikel 7, alsmede de wijze van incassering daarvan, worden bij reglement, als bedoeld in artikel 18, vastgesteld.

  • 2. Uiterlijk in de maand december wordt de begroting van inkomsten en van uitgaven voor het eerstvolgende boekjaar vastgesteld. De begroting moet zijn ingericht en gespecificeerd volgens de in artikel 3 genoemde bestedingsdoelen.

  • 3. De begroting van inkomsten en uitgaven behoeft de goedkeuring van de organisaties.

  • 4. De begroting van inkomsten en uitgaven is op aanvraag beschikbaar voor de organisaties.

  • 5. De begroting wordt op aanvraag aan de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

  • 6. Tot gerechtelijke invordering der bijdragen wordt niet overgegaan dan krachtens besluit van het bestuur.

Artikel 9 Uitkeringen

De uitkeringen aan de deelnemers geschieden op basis van de voorwaarden die door partijen in de CAO en de reglementen van de Stichting zijn vastgesteld.

Artikel 10 Bestuur

  • 1. Het bestuur van de stichting bestaat uit zes (6) leden.

  • 2. De bestuursleden worden benoemd als volgt:

    • a. drie (3) leden door de vereniging: Vereniging Dakbedekkingsbranche Nederland (VEBIDAK), gevestigd te Nieuwegein, of diens rechtsopvolger, partij bij de CAO;

    • b. en twee (2) leden door FNV Bouw, gevestigd te Woerden, en één (1) lid door CNV Hout en Bouw, gevestigd te Odijk, dan wel door de rechtsop-volgers namens de werknemersorganisaties, partij bij de CAO.

  • 3. De benoeming van een bestuurslid geschiedt voor onbepaalde tijd.

  • 4. De organisatie die een bestuurslid benoemde, kan te allen tijde die benoeming intrekken en een ander in zijn plaats tot bestuurslid benoemen.

  • 5. Het bestuurslidmaatschap eindigt:

    • a. door overlijden;

    • b. door schriftelijk bedanken;

    • c. door onder curatelenstelling of faillissement;

    • d. door vervanging door de organisatie, die het betreffende bestuurslid benoemde.

  • 6. Indien langdurige afwezigheid van een der bestuursleden kan worden verwacht, kan de instelling die dat bestuurslid heeft benoemd, een plaatsvervanger aanwijzen.

Artikel 11 Voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, secretaris

  • 1. Het bestuur benoemt uit zijn midden twee voorzitters: één van werkgeverszijde en één van werknemerszijde. Om beurten treden de voorzitters voor de tijd van één jaar op als voorzitter en als tweede voorzitter. Het bestuur wijst bij de eerste benoeming van de twee voorzitters aan welke van hen beiden gedurende het eerste boekjaar als voorzitter en welke als tweede voorzitter zal optreden.

  • 2. Het bestuur kiest uit zijn midden twee secretarissen:

  • één van werkgeverszijde en één van werknemerszijde. Indien als voorzitter een werkgeversvoorzitter fungeert, fungeert als secretaris de secretaris van werknemerszijde en omgekeerd.

Artikel 12 Taak en bevoegdheden van het bestuur

  • 1. Het bestuur heeft de gehele leiding van zaken en is bevoegd tot alle handelingen, de zaken van de stichting betreffende, voor zover daaromtrent bij of krachtens statuten en reglement (en) niet anders is bepaald.

  • 2. Het bestuur is belast met het beheer van de geldmiddelen van de stichting en met de uitvoering van de statuten en reglement (en).

  • 3. Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot het kopen vervreemden of bezwaren van registergoederen.

  • 4. Het bestuur kan de uitoefening van onderdelen van zijn taak delegeren aan een dagelijks bestuur, bestaande uit één of twee werkgeversbestuursleden en een gelijk aantal werknemersbestuursleden.

  • 5. Het bestuur is niet bevoegd om middelen die geacht kunnen worden te zijn verkregen voor een bepaald doel, dan wel daaraan moeten worden toegerekend, aan te wenden voor een ander doel.

  • Indien niet vastgesteld kan worden aan welk doel een bepaald middel moet worden toegerekend, is het bestuur bevoegd om de bestemming daarvan te bepalen naar evenredigheid van de voor het lopende boekjaar voorziene uitgaven voor elk doel.

  • De stichting wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door de voorzitters.

Artikel 13 Beheer

De beleggingen van de stichting zullen door het bestuur op zodanig wijze geschieden dat:

  • a. een redelijke spreiding naar aard en risico der bezittingen en interessen wordt verkregen;

  • b. een optimaal rendement wordt verkregen;

  • c. geen belangrijk risico van blijvende vermogensverliezen wordt gelopen.

    Daarenboven zal door het bestuur uit vermogenswinsten en/of opbrengsten een reserve worden gevormd ter dekking van het overblijvende risico van vermogensverliezen.

De aan de stichting toebehorende zaken worden, indien zij niet ten kantore worden gehouden, in bewaring gegeven bij een ingevolge de Wet Toezicht Kredietwezen geregistreerde instelling.

De kosten van beheer met betrekking tot een boekjaar komen ten laste van de rekening van lasten en baten over dat boekjaar.

Het bestuur kan zich ter zake van het beheer laten adviseren.

Artikel 14. Vergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of ten minste twee bestuursleden dit nodig oordeelt/oordelen, doch ten minste één keer per jaar.

  • 2. De convocatie voor vergaderingen van het bestuur geschiedt, behoudens spoedeisende gevallen ter beoordeling van de voorzitter, schriftelijk op een termijn van ten minste veertien dagen.

Artikel 15 Besluitvorming

  • 1. Opdat de stemverhouding tussen de twee in het bestuur vertegenwoordigde groeperingen zo gelijk mogelijk blijft, kan het bestuur alleen besluiten nemen in een vergadering waarin van beide groeperingen ten minste één bestuurslid aanwezig is. Een besluit als bedoeld in artikel 19 lid 1 kan slechts genomen worden met instemming van alle bestuursleden.

  • 2. De bestuursleden brengen in beginsel ieder een gelijk aantal stemmen ter vergadering uit.

  • 3. Wanneer één of meer bestuursleden ter vergadering afwezig is (zijn) brengt (brengen) het (de) andere bestuurslid (leden), dezelfde groepering als de afwezige vertegenwoordigend, uit eigen hoofde de stem (men) van de afwezige(n) mede uit.

  • 4. Voor zover in deze statuten niet anders is bepaald, kunnen geldige besluiten slechts worden genomen met volstrekte meerderheid der geldig uitgebrachte stemmen.

  • Over zaken wordt mondeling, over personen wordt schriftelijk gestemd.

  • 5. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in een volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld.

  • Staken de stemmen wederom, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • Indien een bestuurslid niet ter vergadering aanwezig kan zijn, kan hij Een medebestuurslid machtigen zijn stem uit te brengen middels een schriftelijke volmacht.

Artikel 16 Administratie

De stichting heeft zijn administratieve en uitvoerende taken aan Cordares CAO-Regelingen B.V. gevestigd te Amsterdam opgedragen maar kan indien het bestuur zulks nodig acht deze taken opgedragen aan een andere organisatie.

Artikel 17 Boekjaar, jaarverslag en accountant

  • 1. Het boekjaar van het fonds valt samen met het kalenderjaar.

  • 2. Het bestuur legt van zijn beleid jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar schriftelijk verantwoording af aan de organisaties die partij zijn bij de CAO door middel van een verslag.

  • 3. Het in het tweede lid bedoelde verslag bevat:

    • a. een algemeen overzicht van de werkzaamheden van de stichting gedurende het afgelopen boekjaar;

    • b. een overzicht van de specifieke werkzaamheden van de stichting per in artikel 3 genoemd deelfonds;

    • c. een rekening en verantwoording omtrent het beheer van de stichting, bestaande uit een balans en een rekening van baten en lasten, vergezeld van een verklaring van een registeraccountant of accountantadministratieconsulent met certificerende bevoegdheid ter zake van zijn bevindingen bij de controle opgedaan. In de rekening en verantwoording zal voor elk doel afzonderlijk vermeld worden welke middelen en welke uitgaven aan dat doel moeten worden toegerekend;

    • d. het verslag moet zijn gespecificeerd en gecontroleerd door een registeraccountant of een accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid, uit welke stukken moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen genoemd in artikel 3 zijn gedaan;

    • e. in voorkomende gevallen mededelingen omtrent de wijzigingen die in de statuten en/of reglement(en) hebben plaatsgehad.

  • 4. Het saldo, zoals dit blijkt uit de laatstelijk vastgestelde balans, wordt toegevoegd aan de middelen van het volgende boekjaar.

  • 5. Het jaarverslag wordt toegezonden aan de werkgevers- en werknemersorganisaties betrokken bij de CAO.

  • 6. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers gelegd: ten kantore van het fonds; op één of meer door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen;

  • 7. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag van de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

  • 8. Het bestuur benoemt, gehoord Cordares CAO-Regelingen, een externe registeraccountant of een accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid aan wie de controle van de jaarrekening wordt opgedragen.

  • 9. De accountant of accountant-administratieconsulent is gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van de stichting. De waarden van de stichting moeten hem desgevraagd worden getoond.

  • 10. De accountant of accountant-administratieconsulent brengt tenminste jaarlijks een rapport uit over zijn bevindingen.

Artikel 18 Reglementen

  • 1. Het bestuur kan één of meer reglementen vaststellen; deze behoeven goedkeuring van de in artikel 10 genoemde organisaties.

  • 2. De bepalingen van de reglementen mogen niet in strijd zijn met de bepalingen van deze statuten of met de wet.

Artikel 19 Wijziging, statuten en reglementen/ontbinding van de stichting

  • 1. Het bestuur is bevoegd deze statuten te wijzigen of de stichting te ontbinden na verkregen goedkeuring van partijen bij de CAO.

  • 2. Een besluit tot statutenwijziging moet worden genomen in een bijzonder daartoe uitgeschreven vergadering, waarop ten minste de helft van de werkgevers- en ten minste de helft van de werknemersleden van het bestuur aanwezig is. De uitnodiging voor deze vergadering moet het voorstel uiterlijk veertien dagen voor de vergadering aan de bestuursleden worden toegezonden.

  • 3. Indien op een vergadering, waarin een statutenwijziging zal worden behandeld, niet het voor het nemen van een besluit vereiste aantal leden aanwezig is, zal binnen een maand nadien een tweede vergadering worden gehouden, op te roepen met inachtneming van de voor oproeping gestelde termijn, welke ongeacht het ter vergadering aanwezige aantal leden tot het nemen van een besluit bevoegd zal zijn.

  • 4. Een besluit tot statutenwijziging moet worden genomen met een meerderheid van twee/derde der uitgebrachte geldige stemmen.

  • 5. Een statutenwijziging treedt in werking indien deze, krachtens goedkeuring door de partijen bij de CAO is aanvaard. Ter verkrijging van de goedkeuring wordt de wijziging toegezonden aan de organisaties die partij zijn bij de CAO.

  • Een organisatie wordt geacht haar goedkeuring te hebben verleend indien zij niet binnen vier weken na de toezending van het tegendeel heeft doen blijken door het insturen van haar op schrift gestelde bezwaren.

  • 6. Een statutenwijziging treedt eerst in werking nadat hiervan een notariële akte is opgemaakt.

  • 7. De leden van het bestuur zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging, alsmede de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het openbaar stichtingenregister, gehouden bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Amsterdam.

  • 8. Reglementen, alsmede de in de statuten en reglementen aangebrachte wijzigingen, zullen niet in werking treden alvorens een volledig exemplaar van die stukken onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin, door het bestuur ondertekend, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van de Rechtbank (sector Kanton) binnen welks ressort de stichting is gevestigd.

Artikel 20 Ontbinding

  • 1. Bij ontbinding van de stichting is het bestuur belast met de vereffening.

  • Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht.

  • 2. Het besluit tot ontbinding van de stichting moet inhouden de bestemming van een eventueel batig saldo met dien verstande dat een batig saldo moet worden bestemd voor een doel dat het meest overeenkomt met het doel van de stichting.

Artikel 21 Slotbepaling

In alle gevallen, waarin niet door de wet, deze statuten of de reglementen van de stichting is voorzien, beslist het bestuur.

10. REGLEMENT VERVROEGDE UITTREDING VAN DE STICHTING VRIJWILLIG VERVROEGDE UITTREDING VOOR HET DAKBEDEKKINGSBEDRIJF

Reglement van de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Dakbedekkingsbedrijf als bedoeld in artikel 18 van de Statuten van deze stichting.

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze voorwaarden wordt verstaan onder:

  • a. de CAO: de Collectieve Arbeidsovereenkomst Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

  • b. de Stichting: de Stichting Vervroegde Uittreding voor het Dakbedekkingsbedrijf, gevestigd te Amsterdam;

  • c. Cordares: Cordares Pensioenen B.V.

  • d. belanghebbende: de belanghebbende bedoeld in artikel 2;

  • e. uitkeringsbasis: de in artikel 2 bedoelde basis voor de berekening

  • f. uittredingsdatum: iedere eerste dag of indien en voor zover dat ingevolge de door belanghebbende in acht te nemen opzeggingstermijn dan wel in verband met arbeidsongeschiktheid noodzakelijk is, dan wel indien belanghebbende later wenst uit te treden – een latere dag van enige maand waarop belanghebbende, met toepassing van het in artikel 2 bepaalde, kan uittreden.

  • g. pensioenloon: het in enig kalenderjaar over het maximaal bereikbare aantal werkdagen te verwerven individueel overeengekomen loon vermeerderd met de vaste prestatiebeloning en de vakantietoeslag.

  • Dit pensioenloon bedraagt met ingang van 1 januari 2008 maximaal € 45.151,94 en wordt vervolgens jaarlijks aangepast aan de loonindex in het voorafgaande kalenderjaar.

  • h. gemiddeld pensioenloon: het gewogen gemiddelde van het pensioenloon over de werkdagen bepaald per 1 januari en per 1 juli van enig kalenderjaar.

  • i. werknemer: de werknemer als bedoeld in artikel 1 sub d. van de CAO.

Artikel 2 Uittredingsvoorwaarden

  • 1. Belanghebbende in de zin van deze voorwaarden is degene:

    • a. die op de laatste dag van de maand, liggende 4 maanden voor de uittredingsdatum werknemer was;

    • en

    • b. die op 1 januari 2005 55 jaar of ouder was;

    • en

    • c.

      • 1. die direct voorafgaande aan de uittredingsdatum, gedurende een periode van minimaal 10 jaar zonder onderbreking anders dan door arbeidsonge-schiktheid en/of werkloosheid, als werknemer werkzaam is geweest. Voor de berekening van deze periode van 10 jaar wordt tevens in aanmerking genomen:

        • a. de periode(n) dat belanghebbende werkzaam is geweest in de zin van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor:

          • het bouwbedrijf;

          • het schilders- en afwerkingsbedrijf in Nederland;

          • het stukadoors-, afbouw- en terrazzobedrijf;

          • het natuursteenbedrijf;

          • de betonmortel- en morteltransportondernemingen;

          • het baggerbedrijf;

          • de timmerfabrieken.

        • met dien verstande, dat de werknemer in ieder geval gedurende de laatste 2 jaar direct voorafgaande aan de uittredingsdatum zonder onderbreking anders dan door arbeidsongeschiktheid en/of werkloosheid werkzaam dient te zijn geweest als werknemer in de zin van de CAO. Bovengenoemde bepaling blijft van kracht zolang de uittredingsleeftijd als genoemd in dit artikel niet meer dan 2 jaar lager is dan de vergelijkbare uittredingsleeftijd in bovengenoemde CAO-en.

        • en

        • b. de periode(n) dat belanghebbende als werknemer in de zin van de CAO Vervroegde Uittreding Agrarische Sectoren werkzaam is geweest.

        • Dit geldt niet voor werknemers die, in de twee jaar voorafgaand aan de uittredingsdatum:

          • van een bedrijf vallend onder de CAO Vervroegde Uittreding Agrarische Sectoren in dienst treden van een bedrijf vallend onder de CAO Bedrijfstakeigen Regelingen Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven;

        • dan wel

          • van een bedrijf vallend onder de CAO Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven in dienst treden van een bedrijf vallend onder de CAO Vervroegde Uittreding Agrarische Sectoren. Een en ander geldt zodra en zolang een gelijkluidende bepaling in bedoelde CAO’s is opgenomen, met dien verstande dat de uittredingsleeftijd voor de CAO Vervroegde Uittreding Agrarische Sectoren 59 in plaats van 60 jaar mag bedragen. Schrapping van deze bepaling en/of eenzijdig aangebrachte wijzigingen ten aanzien van de bepalingen in bedoelde VUT-regelingen inzake:

            • 1. de referteperiode;

            • 2. de uittredingsleeftijd;

            • 3. het uitkeringspercentage en de uitkeringsbasis;

            • 4. het vrijwillig afstand doen van een uitkering krachtens de Ziektewet en/of ANW/WAO, dan wel WIA;

            • 5. de pensioenopbouw;

            • 6. de beëindiging van de VUT-regeling hebben met de regeling vervroegde uittreding in de CAO voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven tot gevolg;

        • en

        • d. de periode(n) dat belanghebbende in het buitenland werkzaam is geweest, mits over deze periode aantoonbare premiebetaling heeft plaatsgevonden;

      • en

        • e. de periode(n) dat belanghebbende als werknemer werkzaam is geweest bij een bedrijf dat is komen te vallen onder de werkingssfeer van de CAO voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven, mits voor de werknemer een VUT-regeling van toepassing was;

        • en

      • 2. die in de periode van 15 jaar direct voorafgaande aan de uittredingsdatum tenminste 10 jaar werkzaam is geweest (waaronder begrepen periode(n) van arbeidsongeschiktheid en werkloosheid) in een onderneming vallend onder de werkingssfeer van deze CAO als werknemer. Voor de berekening van de 10 jaar wordt tevens in aanmerking genomen de periode waarin belanghebbende in het buitenland werkzaam is geweest, mits over deze periode aantoonbare premiebetaling heeft plaatsgevonden, alsmede de periode dat belanghebbende als werknemer werkzaam is geweest bij een bedrijf dat is komen te vallen onder de werkingssfeer van de CAO voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven, mits voor de werknemer een VUT-regeling van toepassing was,

    • b.

      • 2. die in de periode van 15 jaar direct voorafgaande aan de uittredingsdatum tenminste 10 jaar werkzaam is geweest (waaronder begrepen periode(n) van arbeidsongeschiktheid en werkloosheid) in een onderneming vallend onder de werkingssfeer van deze CAO als werknemer. Voor de berekening van de 10 jaar wordt tevens in aanmerking genomen de periode waarin belanghebbende in het buitenland werkzaam is geweest, mits over deze periode aantoonbare premiebetaling heeft plaatsgevonden, alsmede de periode dat belanghebbende als werknemer werkzaam is geweest bij een bedrijf dat is komen te vallen onder de werkingssfeer van de CAO voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven, mits voor de werknemer een VUT-regeling van toepassing was,

    • en

        • die op de dag, voorafgaande aan de uittredingsdatum, zijn woonplaats in Nederland, België of de Bondsrepubliek Duitsland heeft;

      • en

        • die op de uittredingsdatum 60, 61, 62, 63 of 64 jaar is;

      • en

        • wiens dienstbetrekking met ingang van de uittredingsdatum, of indien en voor zover dat ingevolge de door hem in acht te nemen opzeggingstermijn, dan wel in verband met arbeidsongeschiktheid noodzakelijk is met ingang van een latere datum is geëindigd.

    • a. die op de laatste dag van de maand, liggende 4 maanden vóór de uittredingsdatum werknemer was;

    • en

    • b. voorafgaande aan de uittredingsdatum minstens 40 jaar werknemer binnen de Europese Gemeenschap is geweest, waarbij perioden van verplichte militaire dienst mede in aanmerking worden genomen;

    • en

    • c. daarvan sinds 1964 actief deelnemer is geweest in het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven en/of een daarmee door partijen in het kader van de vrijstellingsregeling gelijkgestelde pensioenverzekering.

    • De periode(n) dat belanghebbende als werknemer werkzaam is geweest bij een bedrijf dat is komen te vallen onder de werkingssfeer van de CAO voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven, wordt gelijkgesteld met het actief deelnemer zijn geweest in het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven, mits voor de werknemer een VUT-regeling van toepassing was;

    • en

    • d. gedurende de laatste 4 jaar direct voorafgaande aan de uittredingsdatum, zonder onderbreking anders dan door arbeidsgeschiktheid of werkloosheid werkzaam is geweest als werknemer in de zin van deze CAO;

    • waarbij ten aanzien van de bij b. en c. bedoelde termijnen geldt dat de periode, die belanghebbende werkzaam is geweest bij een bedrijf dat is komen te vallen onder de werkingssfeer van de CAO voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven mede in aanmerking wordt genomen, mits voor de werknemer een vergelijkbare VUT-regeling van toepassing was;

    • en

    • e. die op de dag, voorafgaande aan de uittredingsdatum, zijn woonplaats in Nederland, België of de Bondsrepubliek Duitsland heeft;

    • en

    • f. die op 1 januari 2006 57 jaar of ouder is geweest en zijn uittredingsdatum heeft uitgesteld;

    • en

    • g. wiens dienstbetrekking met ingang van de uittredingsdatum of indien – en voor zover dat ingevolge de door hem in acht te nemen opzeggingstermijn, dan wel in verband met arbeidsongeschiktheid noodzakelijk is met ingang van een latere datum is geëindigd.

  • 2. In afwijking van artikel 2 lid 1 is belanghebbende in de zin van deze voorwaarden degene:

    • a. die op de laatste dag van de maand, liggende 4 maanden vóór de uittredingsdatum werknemer was;

    • en

    • b. voorafgaande aan de uittredingsdatum minstens 40 jaar werknemer binnen de Europese Gemeenschap is geweest, waarbij perioden van verplichte militaire dienst mede in aanmerking worden genomen;

    • en

    • c. daarvan sinds 1964 actief deelnemer is geweest in het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven en/of een daarmee door partijen in het kader van de vrijstellingsregeling gelijkgestelde pensioenverzekering.

    • De periode(n) dat belanghebbende als werknemer werkzaam is geweest bij een bedrijf dat is komen te vallen onder de werkingssfeer van de CAO voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven, wordt gelijkgesteld met het actief deelnemer zijn geweest in het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven, mits voor de werknemer een VUT-regeling van toepassing was;

    • en

    • d. gedurende de laatste 4 jaar direct voorafgaande aan de uittredingsdatum, zonder onderbreking anders dan door arbeidsgeschiktheid of werkloosheid werkzaam is geweest als werknemer in de zin van deze CAO;

    • waarbij ten aanzien van de bij b. en c. bedoelde termijnen geldt dat de periode, die belanghebbende werkzaam is geweest bij een bedrijf dat is komen te vallen onder de werkingssfeer van de CAO voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven mede in aanmerking wordt genomen, mits voor de werknemer een vergelijkbare VUT-regeling van toepassing was;

    • en

    • e. die op de dag, voorafgaande aan de uittredingsdatum, zijn woonplaats in Nederland, België of de Bondsrepubliek Duitsland heeft;

    • en

    • f. die op 1 januari 2006 57 jaar of ouder is geweest en zijn uittredingsdatum heeft uitgesteld;

    • en

    • g. wiens dienstbetrekking met ingang van de uittredingsdatum of indien – en voor zover dat ingevolge de door hem in acht te nemen opzeggingstermijn, dan wel in verband met arbeidsongeschiktheid noodzakelijk is met ingang van een latere datum is geëindigd.

Artikel 3 Ingang van de uitkering

  • 1. Aan de belanghebbende wordt op zijn verzoek door het bestuur een uitkering toegekend met ingang van de in artikel 2 dan wel tweede lid bedoelde datum, tot de eerste dag van de maand waarin belanghebbende zijn ouderdomspensioen overeenkomstig de pensioenregeling van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven (Bpf-Bitumen) laat ingaan, doch uiterlijk tot de maand waarin belanghebbende de 65-jarige leeftijd bereikt.

  • 2. Ten aanzien van de belanghebbende die eerder of later dan de uittredingsdatum, doch uiterlijk voor het bereiken van de 65-jarige leeftijd, wil uittreden wordt de uitkering actuarieel verlaagd respectievelijk verhoogd op basis van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen. De actuariële verhoging van de uitkering bij later uittreden is vanaf 1 januari 2008 50% van de verhoging van de uitkering bij herrekening op basis van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen. De uitkering kan niet worden uitgesteld tot een tijdstip gelijkvallend met of na het moment van (fictieve) vervroegde ingang van het ouderdomspensioen.

  • 3. Als de uitkering door uitstel meer bedraagt dan 100% van het laatstverdiende loon, wordt het gedeelte van de uitkering dat de 100% overstijgt, met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen, omgezet in een aanspraak op ouderdomspensioen in de pensioenregeling van Bpf-Bitumen of in verband met een door Bpf-Bitumen afgegeven vrijstelling van de verplichte deelneming – in een aanspraak op ouderdomspensioen in de pensioenregeling van een ondernemingspensioenfonds of pensioenverzekeraar, voor zover het ouderdomspensioen na de omzetting niet meer bedraagt dan 100% van het laatstverdiende loon.

  • 4. Bij uitstel tot de 65-jarige leeftijd wordt de actuariële waarde van de uitkering op het moment van het bereiken van de 65-jarige leeftijd van de deelnemer omgezet in een aanspraak op ouderdomspensioen in de pensioenregeling van Bpf-Bitumen of – in verband met een door Bpf-Bitumen afgegeven vrijstelling van verplichte deelneming – in een aanspraak op ouderdomspensioen in de pensioenregeling van een ondernemingspensioenfonds of pensioenverzekeraar,voor zover het ouderdomspensioen na omzetting niet meer bedraagt dan 100% van het laatstverdiende loon.

  • 5. Voor zover de middelen van het fonds het naar het oordeel van het bestuur toelaten, wordt de uitkering als bepaald in dit artikel jaarlijks per 1 januari met de loonindex verhoogd.

Artikel 4 Uitkering

  • 1. De uitkering van belanghebbende als bepaald in artikel 2 die op 1 januari 2005 niet reeds aan de refertevoorwaarden voor vervroegd uittreden voldeed, wordt berekend met inachtneming van de volgende formule:

  • [A – (60 – B)] x 1,75% x PG x C

  • waarbij geldt dat:  

    • A

      • = 40 jaar indien de uittredingsdatum samenvalt met de eerste dag van de maand waarin de belanghebbende de 60-jarige leeftijd bereikt dan wel indien hij eerder uittreedt 40 jaar verminderd met het aantal jaren, in maanden nauwkeurig, dat hij eerder uittreedt;

    • B

      • = de leeftijd van de deelnemer op 1 januari 2006;

    • PG

      • = het ten aanzien van de belanghebbende op 1 juli 2005 geldende gemiddeld pensioenloon;

    • C

      • = de op de uittredingsdatum voor de belanghebbende geldende parttimebreuk waarbij de teller gelijk is aan de op de uittredingsdatum voor hem geldende wekelijkse arbeidsduur en de noemer gelijk is aan de normale arbeidsduur. Indien de belanghebbende op de uittredingsdatum arbeidsongeschikt is in de zin van de WIA dan wel de WAO wordt de parttime breuk vastgesteld op basis van het gemiddelde dienstverband van de belanghebbende in de 5 jaren voorafgaande aan de eerste arbeidsongeschiktheidsdag.

      • De hiervoor bedoelde PG wordt vanaf 1 januari 2006 jaarlijks herzien conform de indexering van de uitkeringen als bepaald in artikel 3 lid 3 die zijn ingegaan krachtens dit reglement.

  • 2. De uitkering van belanghebbende als bepaald in artikel 2 die op 1 januari 2005 reeds aan de refertevoorwaarden voor vervroegd uittreden voldeed, maar de uittredingsdatum heeft uitgesteld, bedraagt voor actuariële herrekening gedurende de eerste 6 maanden 80% per dag en gedurende de daarop volgende maanden 75% van de uitkeringsbasis.

Artikel 5 Pensioenregelingen

  • 1. Ingeval belanghebbende op de uittredingsdatum deelnemer is in het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven (Bpf-Bitumen), blijft zijn deelnemerschap gehandhaafd gedurende de periode waarover hij uitkering ontvangt. Te zijnen behoeve wordt de verschuldigde pensioenpremie door de Stichting aan Bpf-Bitumen doorbetaald.

  • 2. Ingeval belanghebbende op de datum van uittreding besluit de uittredingsdatum uit te stellen, wordt de verschuldigde pensioenpremie door de Stichting aan Bpf-Bitumen doorbetaald.

  • 3. Voor voorzieningen van ouderdoms-, weduwen-, weduwnaarsen wezenpensioen in de plaats van de Bpf-Bitumen-voorziening in geval van vrijstelling van de deelneming aan de pensioenregeling – zal, onder bepaalde voorwaarden een bijdrage worden vergoed aan belanghebbende of diens werkgever. Deze voorwaarden luiden dat:

    • a. de premie voor belanghebbende individueel moet zijn vast te stellen;

    • b. na uittreding de belanghebbende zijn gebruikelijke evenredig aandeel in de premie, bij continuering van de verzekering door de werkgever, aan deze werkgever blijft afdragen.

Artikel 6 Wijze van verzoeken

  • 1. De belanghebbende die voor de uitkering in aanmerking wenst te komen dient minimaal 6 weken vóór de gewenste uittredingsdatum een daartoe strekkend verzoek in.

  • Het verzoek dient rechtstreeks te worden ingediend bij Cordares.

  • 2. Het verzoek wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe bestemde formulier, dat volledig en naar waarheid wordt ingevuld en ondertekend.

Artikel 7 Kortingen op de uitkeringen

  • 1.

    • a. Op de uitkering worden in mindering gebracht de inkomsten uit arbeid voor zover zij meer bedragen dan het verschil tussen de door belanghebbende ontvangen uitkeringen en de uitkeringsbasis. Het voorgaande geldt indien en voor zover de belanghebbende vóór 1 januari 2006 is uitgetreden.

    • b. Op de uitkering van de belanghebbende wordt eveneens in mindering gebracht de uitkering bij arbeidsongeschiktheid krachtens de Ziektewet en/of AAW/WAO, dan wel WIA, met dien verstande dat ingevolge artikel 2 uittreding niet mogelijk is indien en zolang er sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid.

    • c. Voor de toepassing van het bepaalde onder b van dit lid wordt belanghebbende geacht een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid te genieten indien belanghebbende vrijwillig van het recht hierop afstand doet, met dien verstande dat de uitkering geheel wordt ingehouden indien de uitkering wegens arbeidsongeschiktheid naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80% of meer zou zijn berekend.

    • Op de uitkering wordt ingehouden hetgeen de belanghebbende verschuldigd is aan:

      • a. premie ingevolge de Zorgverzekeringswet;

      • b. loonbelasting/premie volksverzekeringen.

Artikel 8 Uitbetaling

De uitkering en de vakantietoeslag worden bij voorschot maandelijks door Cordares aan de belanghebbende uitbetaald.

Artikel 9 Einde van de uitkering

  • 1. Het recht op uitkering eindigt op de eerste dag van de maand, waarin de belanghebbende de leeftijd van 65 jaar bereikt.

  • 2. Indien de belanghebbende tijdens het genot van de uitkering overlijdt, wordt de uitkering, alsmede de vakantietoeslag, tot en met de laatste dag van de tweede maand, volgende op die waarin het overlijden plaatsvond, uitbetaald voor zover mogelijk in een bedrag ineens:

    • a. aan de langstlevende van de partner indien de overledene niet duurzaam van de andere partner gescheiden leefde;

    • b. bij ontstentenis van de onder a. bedoelde persoon aan de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen;

    • a. bij ontstentenis van de onder a. en b. bedoelde personen aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde.

  • 4. Bij toepassing van het tweede lid bedraagt de uitkering, met ingang van de dag na het overlijden, per dag 100% van de uitkeringsbasis en de vakantietoeslag 8% van de aldus verleende uitkering.

Artikel 10 Plicht tot verstrekken van inlichtingen

  • 1. De belanghebbende verstrekt desgevraagd of uit eigen beweging aan de functionarissen, die door Cordares met het toezicht zijn belast, alle inlichtingen die voor de beoordeling van het recht op uitkering en van de hoogte daarvan van belang kunnen zijn.

  • 2. De belanghebbende doet elke maand opgave aan Cordares van de inkomsten uit arbeid, verricht in de periode waarover hij uitkering ontvangt, met gebruikmaking van het daartoe bestemde formulier, dat volledig en naar waarheid wordt ingevuld en ondertekend.

  • 3. De werkgevers verstrekken aan Cordares de benodigde informatie met betrekking tot het loon en de arbeid van degenen die een aanvraag tot vervroegd uittreden hebben ingediend.

Artikel 11 Intrekking en wijziging van een besluit tot uitkering

  • 1. Indien de belanghebbende de, op grond van deze regeling, gevraagde of uit eigen beweging te verstrekken inlichtingen niet of onjuist verstrekt kan het bestuur een besluit tot toekomstige uitkering, dan wel tot een reeds lopende uitkering, intrekken. Belanghebbende wordt in het kader van dit lid geacht de bedoelde inlichtingen niet te hebben verstrekt, indien binnen twee maanden, na ontvangst van de eerste oproep daartoe of het uit eigen beweging te melden feit bekend is bij belanghebbende, de VUT-Stichting de inlichtingen nog niet heeft ontvangen. Belanghebbende wordt in het kader van dit lid geacht de inlichtingen onjuist te hebben verstrekt, indien de Stichting daarbij voor meer dan € 3403,35 is benadeeld.

  • 2. Indien de belanghebbende de, op grond van deze regeling, gevraagde of uit eigen beweging te verstrekken inlichtingen niet tijdig of onjuist verstrekt, kan een uitkering worden verlaagd. De verlaging bedraagt maximaal 30% en duurt maximaal 12 maanden, naar gelang de ernst van de overtreding, blijkende uit recidive. Belanghebbende wordt geacht de bedoelde inlichtingen niet tijdig te hebben verstrekt, indien na het verstrijken van de daarvoor gegeven termijn in de eerste oproep daartoe, dan wel na twee weken het uit eigen beweging te melden feit bekend is bij belanghebbende, de VUT-Stichting de bedoelde inlichtingen nog niet heeft ontvangen.

  • Belanghebbende wordt in het kader van dit lid geacht inlichtingen onjuist te hebben verstrekt, indien de Stichting daarbij voor tenminste € 22,69 en voor maximaal € 3403,35 is benadeeld.

  • 3. Indien belanghebbende niet voldoet aan enig in deze regeling gestelde voorwaarde kan een waarschuwing worden gegeven.

  • 4. Het bestuur is bevoegd de sancties, zoals genoemd in lid 2 en lid 3, te combineren.

  • 6. Het bestuur is bevoegd aangifte te doen bij de daarvoor bedoelde instelling in het geval het bestuur een gerechtvaardigd vermoeden heeft dat betrokkene zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Dat laat onverlet de mogelijkheid om in civiel rechtelijke procedures of anderszins eventuele schade, al dan niet in de vorm van onverschuldigde betalingen, op betrokkene te verhalen.

  • 7. De vorige leden zijn niet van toepassing, indien de belanghebbende van een gedraging als daar bedoeld redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt, waarvan is uitgesloten een beroep op het niet kennen van de inhoud van deze regeling.

  • 8. In alle gevallen, waarin een sanctie wordt opgelegd, wordt daarvan schriftelijk melding gedaan aan betrokkene. Tevens wordt aan betrokkene gemeld wat de sanctie inhoudt en waarom en op grond waarvan deze is opgelegd. Verder wordt melding gemaakt van de mogelijkheden voor beroep of bezwaar.

  • 9. Alle baten en/of opbrengsten, die voortvloeien uit op grond van deze regeling opgelegde sancties, zullen worden gebruikt in overeenstemming met het doel van de Stichting.

Artikel 12 Beslissingsbevoegdheid

  • 1. Op verzoeken om toekenning van een uitkering wordt door het bestuur van de Stichting beslist.

  • 2. Besluiten tot weigering, intrekking of wijziging van een uitkering zijn met redenen omkleed.

  • 3. Besluiten als bedoeld in de voorgaande leden worden schriftelijk aan de belanghebbende medegedeeld.

Artikel 13 Verblijf in het buitenland

De belanghebbende behoeft voor een verblijf in het buitenland voor een aaneengesloten tijdvak van langer dan 4 weken gedurende de periode waarover hij uitkering ontvangt, de voorafgaande schriftelijk toestemming van het bestuur van de Stichting. Verzoeken voor deze toestemming dienen een maand voor de voorgenomen vertrekdatum te worden ingediend. Van een voorgenomen verblijf in het buitenland voor een tijdvak van kortere duur stelt hij Cordares tevoren schriftelijk in kennis.

Artikel 14 Uitvoering

  • 1. De uitvoering van deze regeling geschiedt onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de Stichting, waarin zitting hebben vertegenwoordigers van de organisaties, partij bij deze CAO. Cordares is door de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Dakbedekkingsbedrijf de administratieve uitvoering van de regeling opgedragen.

  • 2. De organisaties bedoeld in het voorgaande lid zijn bevoegd dispensatie te verlenen met betrekking tot onderbrekingen van korte duur in het in artikel 2 lid b bedoelde arbeidsverleden en voorts in alle gevallen, waarin dit aangewezen is om een uitvoering van deze voorwaarden overeenkomstig hun strekking en naar redelijkheid te verwezenlijken.

  • De organisaties zijn bevoegd deze taak te delegeren aan het bestuur van de Stichting.

  • 3. In geval van een geschil omtrent de uitvoering van deze voorwaarden wordt, op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van een belanghebbende, een beslissing genomen door het bestuur van de Stichting. De in dit lid bedoelde behandeling van geschillen laat de uit anderen hoofde aan de belanghebbende toekomende rechtsmiddelen onverlet.

11. BIJDRAGEREGLEMENT BIJDRAGEREGLEMENT VAN DE STICHTING VRIJWILLIG VERVROEGDE UITTREDING VOOR HET DAKBEDEKKINGSBEDRIJF (VUDAK)

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:

Stichting: de Stichting VUDAK

Bestuur: het bestuur van de Stichting

CAO: de CAO Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bitumineuze en

Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Werkgever: de werkgever als bedoeld in de CAO

Werknemer: de werknemer als bedoeld in artikel 1 sub d. van de CAO

Verzamelnota: de jaarlijkse nota waarop de definitief verschuldigde VUT-bijdrage, onder aftrek van de voorschotbepalingen vermeld wordt

Cordares: Cordares CAO-regelingen B.V.

Artikel 2 Bijdrageverplichting

  • 1. De werkgever en de werknemer zijn een bijdrage verschuldigd voor de financiering van de in de statuten van de Stichting omschreven doelstelling. Deze bijdragen zijn verschuldigd aan Cordares.

  • De bijdragen worden vastgesteld in de vorm van een percentage van het door de werkgever aan zijn werknemers uitbetaalde loon.

  • Als loon wordt te dezen aangemerkt het loon in de zin van de Wet Financiering Sociale Verzekeringen.

  • Het actuele percentage wordt door of namens partijen zo spoedig mogelijk na vaststelling gepubliceerd op www.administratienet.nl.

  • De bijdrage wordt in december terstond en ineens opeisbaar. Cordares vordert voorschotbetalingen.

  • 2. Het verschuldigde bijdragepercentage wordt jaarlijks – na goedkeuring van partijen – door het bestuur vastgesteld, met inachtneming van hetgeen in het eerste lid is bepaald. Partijen zijn bevoegd tussentijds het bijdragepercentage aan te passen.

  • Ingeval het totaal van de over enig kalenderjaar geheven bijdragen hoger dan wel lager blijkt te zijn dan het in dat jaar voor de uitvoering van de regelingen benodigde bedrag, wordt het verschil ten gunste respectievelijk ten laste van het volgende kalenderjaar gebracht.

Artikel 3 Betaling

  • 1. De bijdrage dient bij voorschot te worden voldaan over elk loonbetalingsvak of na iedere periode van vier weken.

  • 2. De betaling van eventueel nog resterende bijdrage dient plaats te vinden na ontvangst van de verzamelnota.

Artikel 4 Rentebepaling

  • 1. Indien de betaling van het in artikel 3, eerste lid, bedoelde voorschot niet binnen veertien dagen na afloop van de in dit lid vermelde termijn heeft plaatsgevonden, is de werkgever in verzuim.

  • 2. Indien de betaling van de in artikel 3, tweede lid, bedoelde bijdrage niet binnen veertien dagen na de datum van ontvangst van de verzamelnota heeft plaatsgevonden, is de werkgever in verzuim.

  • 3. Het bestuur is bevoegd vanaf de datum van verzuim rente te vorderen over de achterstallige betalingen.

  • 4. De in het vorige lid bedoelde rente is gelijk aan de wettelijke rente.

  • 5. Het bestuur is bevoegd geheel of gedeeltelijk van invordering van rente af te zien.

Artikel 5 Loonsomopgave

  • 1. De werkgever is gehouden jaarlijks aan de Stichting op te geven de loonsom en het aantal daarbij betrokken werknemers, welke opgave dient te geschieden binnen de termijn en op de wijze door het bestuur schriftelijk aan de werkgever kenbaar gemaakt.

  • 2. Ingeval de werkgever niet aan het gestelde in het vorige lid voldoet, zal het bestuur bij besluit bepalen welke loonsom aangehouden moet worden ter berekening van de bijdrage van de werkgever.

  • 3. De gegevens die de werkgever krachtens dit artikel verstrekt, dienen uitsluitend ter bepaling van de door de werkgever verschuldigde bijdrage.

Artikel 6 Slotbepaling

De werkgever is verplicht alle gegevens en inlichtingen te verschaffen, alsmede iedere medewerking te verlenen, die noodzakelijk of gewenst worden geacht door personen of instellingen die, door of namens de Stichting, zijn belast met de inning van de bijdrage en de controle op de naleving van het gestelde in de statuten en dit reglement.

12. DISPENSATIE

Afwijking van het gestelde in deze CAO behoeft de goedkeuring van de Kleine Commissie voor zover niet reeds in deze CAO daarin is voorzien.

14. REGLEMENT KLACHTENPROCEDURE VAN DE STICHTING SF BIKUDAK

Artikel 1 Begripsbepalingen

De begripsbepalingen die gebruikt worden in de statuten en de reglementen van SF BIKUDAK worden geacht deel uit te maken van dit reglement.

Onder een klacht wordt verstaan een schriftelijke verklaring van een belanghebbende bij de werkzaamheden die Cordares CAO-Regelingen verricht over de vermeend incorrecte wijze van uitvoering door Cordares CAO-Regelingen van de regelingen zoals opgenomen in de CAO Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven of over een geschil ten aanzien van de interpretatie van de bepalingen van de statuten en de reglementen zoals opgenomen in die CAO.

Artikel 2 Samenstelling en benoeming klachtencommissie

  • 1. De klachtencommissie bestaat uit drie leden, waarvan één voorzitter en één secretaris is.

  • 2. Het bestuur benoemt de in lid 1 genoemde leden.

  • 3. De leden van de klachtencommissie worden benoemd voor drie jaar en zijn na afloop van deze periode opnieuw benoembaar.

  • 4. Gedurende hun zittingsperiode kunnen de leden van de klachtencommissie door het bestuur uit hun functie worden ontheven.

  • 5. Een nieuw benoemd lid heeft zitting voor de tijd die degene die hij vervangt nog had te vervullen en is na afloop van deze periode opnieuw benoembaar.

Artikel 3 Bevoegdheid van de klachtencommissie

  • 1. Met inachtneming van de bepalingen van de statuten en de reglementen zoals opgenomen in de CAO bedrijfstakeigen regelingen voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven en dit reglement is de klachtencommissie bevoegd klachten in behandeling te nemen van een werkgever die de genoemde CAO toepast, een werknemer die onder genoemde CAO valt of een ander die rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen.

  • 2. Klachten ten aanzien van de werkingssfeer van de stichting worden niet door de klachtencommissie in behandeling genomen.

Artikel 4 Indiening klacht

  • 1. Een klacht moet worden ingediend bij de secretaris van de klachtencommissie.

  • 2. De klacht moet bevatten:

    • a. de naam en het adres van degene die de klacht indient,

    • b. een dagtekening,

    • c. een omschrijving van de wijze van uitvoering door de stichting of een kopie van het besluit van het fonds ten aanzien van de interpretatie van bepalingen van de statuten of de reglementen zoals opgenomen in de CAO bedrijfstakeigen regelingen voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven, waarop de klacht is gericht.

  • 3. De klacht moet worden ingediend binnen een termijn van zes maanden nadat het besluit of de uitvoeringshandeling waarop de klacht is gericht, kenbaar is voor betrokkene.

Artikel 5 Behandeling klacht

  • 1. Degene die de klacht heeft ingediend ontvangt een ontvangstbevestiging van de klachtencommissie.

  • 2. De klachtencommissie neemt binnen twee maanden na ontvangst van de klacht een besluit.

  • 3. De klachtencommissie kan slechts een besluit nemen in een vergadering waarin alle leden aanwezig zijn.

  • 4. De klachtencommissie neemt haar besluit met meerderheid van stemmen. Het besluit moet met redenen zijn omkleed en door de voorzitter worden ondertekend.

  • 5. De secretaris zendt een gewaarmerkt exemplaar van het besluit aan degene die klacht heeft ingediend.

  • 6. Indien de klacht niet binnen de in lid 2 van dit artikel genoemde termijn kan worden afgehandeld, wordt dit met redenen omkleed schriftelijk medegedeeld aan degene die de klacht heeft ingediend.

  • 7. Indien de klachtencommissie de klacht gegrond acht, draagt de commissie Cordares CAO-Regelingen op het besluit of de uitvoeringshandeling waarop de klacht gericht was te corrigeren conform de besluitvorming van de commissie.

Artikel 6 Beroep

  • 1. Tegen het in artikel 5 van dit reglement bedoelde besluit kan door degene die de klacht heeft ingediend schriftelijk beroep worden ingesteld bij het bestuur.

  • 2. Het beroep moet worden ingesteld binnen twee maanden na de dagtekening van het besluit van de klachtencommissie.

  • 3. Het bestuur brengt binnen drie maanden na ontvangst van het beroep zijn definitieve besluit schriftelijk ter kennis van degene die beroep heeft ingesteld. In de kennisgeving wordt ook gewezen op de mogelijkheid van beroep bij de civiele rechter.

Artikel 7 Slotbepaling

In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de voorzitter van de klachtencommissie.

BIJLAGE I

Functielijst

Groep 1A

Dakassistent

Een werknemer die op het dak eenvoudige werkzaamheden verricht welke niet in overwegende mate bestaan uit het aanbrengen van dakbedekkingen en waarvoor geen specifieke kennis is vereist. Tot deze eenvoudige werkzaamheden worden in elk geval gerekend:

  • onderhoudswerkzaamheden;

  • sloopwerkzaamheden;

  • het leggen van isolatie;

  • fysiek en/of machinaal transport van dakbedekkingsmaterialen en materieel op het dak c.q. vanaf de begane grond naar het dak;

  • schoonmaken, corveeën en opruimen.

Groep 1B

Aankomend dakdekker

Een werknemer die niet zelfstandig kan werken en onder toezicht van de eerste dakdekker zijn werkzaamheden verricht.

Groep 2

Dakdekker

Een werknemer, die eenvoudige werkzaamheden zelfstandig kan verrichten, doch niet de bekwaamheid bezit van de eerste dakdekker.

Groep 3

Eerste dakdekker en chauffeur

  • a. Een werknemer die het vak beheerst doch nog niet als voorman geschikt is.

  • b. Chauffeur. Een werknemer wiens arbeidstijd als regel in beslag wordt genomen door het vervoer van materialen in opdracht van zijn werkgever. Hij helpt bij het laden en lossen en draagt zorg dat dusdanig geladen wordt, dat verlies dan wel beschadiging van materiaal zoveel mogelijk wordt voorkomen en dat het verkeer niet in gevaar wordt gebracht. Hij controleert of de geladen dan wel geloste goederen in overeenstemming zijn met de hem verstrekte staten en laat voor ontvangst tekenen.

  • Indien gedurende enige tijd geen chauffeurswerkzaamheden voorhanden zijn, kan hij worden verplicht andere hem passende werkzaamheden in de onderneming te verrichten. Deze arbeid zal geen wijziging brengen in de voor hem geldende loonbepalingen.

  • In bijzondere gevallen dan wel indien vervoer van de werknemers dit noodzakelijk maakt, is hij gehouden langer te werken dan is gesteld in artikel 8 lid 3; een en ander in het raam van het Rijtijdenbesluit.

Groep 4

Voorman-dakdekker B

Een werknemer die bij alle voorkomende werkzaamheden bekwaam is leiding te geven aan een ploeg dakdekkers en op elk gebied van het vak allround is.

De voorman-dakdekker B is tevens belast met het toezicht op de veiligheid op het werk en op het gebruik van de persoonlijke beschermingsmiddelen, bedoeld in artikel 14 lid 4 van de CAO, door de dakdekkers die onder zijn leiding staan.

Groep 5

Voorman-dakdekker A

De voorman-dakdekker B, die als regel leiding geeft aan 5 of meer personen. De voorman-dakdekker A is tevens belast met het toezicht op de veiligheid op het werk en op het gebruik van de persoonlijke beschermingsmiddelen, bedoeld in artikel 14 lid 4 van de CAO, door de dakdekkers die onder zijn leiding staan.

Dictum II

De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 28 februari 2013.

Dictum III

Voorzover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

Dictum IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 maart 2013 en heeft geen terugwerkende kracht.

Dictum V

Dit besluit zal in een bijvoegsel bij de Staatscourant worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

's-Gravenhage, 22 december 2008

Mr. M. H. M. van der Goes.

Naar boven