Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 5 december 2008, nr. BSG/2008/34087, houdende toedeling van taken en doorverlening van vertegenwoordigingsbevoegdheden aan onder de plaatsvervangend Secretaris-Generaal ressorterende functionarissen (Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit plaatsvervangend Secretaris-Generaal SZW 2009)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 6, vijfde lid, aanhef en onderdeel a, en 23, eerste lid, van het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2009;

Besluit:

§ 1. Begripsbepaling

Artikel 1

In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. directie:

een van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2;

b. directeur:

een functionaris die leiding geeft aan een directie;

c. ICT:

informatie- en communicatietechnologie.

§ 2. Organisatie

Artikel 2

Onder de plaatsvervangend secretaris-generaal ressorteren:

  • a. de directie Facilitaire Zaken;

  • b. de directie Gemeenschappelijke Organisatie Bedrijfsvoering;

  • c. de directie ICT-diensten;

  • d. de directie Personeel, Organisatie en Informatie.

§ 3. Verantwoordelijkheden directeuren

Artikel 3

  • 1. Elk van de directeuren is verantwoordelijk voor:

    • a. het leiding geven aan de eigen directie;

    • b. het door tussenkomst van de plaatsvervangend secretaris-generaal adviseren van de bewindspersonen ten aanzien van het werkterrein van de eigen directie en het attenderen van hen op politiek of maatschappelijk gevoelige aspecten;

    • c. het coördineren van de beleidsontwikkeling en -uitvoering van de eigen directie met de beleidsontwikkeling en -uitvoering van de andere onderdelen van het ministerie en van andere ministeries;

    • d. het zorgdragen voor een effectieve en efficiënte bedrijfsvoering, met uitzondering van de vaststelling van de formatie, voor periodieke evaluatie daarvan en voor planning en bewaking van de productie van de eigen directie;

    • e. de personeelsaangelegenheden van de onder elk van hen ressorterende functionarissen, met inbegrip van de uitvoering van het arbeidsomstandigheden- en ziekteverzuimbeleid, voor zover dit niet is voorbehouden aan de secretaris-generaal dan wel de plaatsvervangend secretaris-generaal;

    • f. het zorgdragen voor de administratieve en financiële afhandeling van de uitvoering van de eigen personeelsaangelegenheden, voor zover deze niet is opgedragen aan anderen zoals de directie Personeel, Organisatie en Informatie, de directie Gemeenschappelijke Organisatie Bedrijfsvoering en de Stichting Pensioenfonds ABP;

    • g. het op orde hebben van de administratieve organisatie en informatiebeveiliging;

    • h. het formuleren en uitvoeren van jaarplannen voor de eigen directie binnen de door de secretaris-generaal en de plaatsvervangend secretaris-generaal vastgestelde uitgangspunten;

    • i. het rapporteren aan de plaatsvervangend secretaris-generaal over de uitvoering van de jaarplannen betreffende de eigen directie;

    • j. het, na overeenstemming daarover met de plaatsvervangend secretaris-generaal, aanwijzen van een plaatsvervangend directeur;

    • k. het zorgdragen voor de vastlegging van de organisatie van de eigen directie en de daarbinnen geldende mandaten, volmachten en machtigingen in een Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit voor de eigen directie;

    • l. de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht voor zover deze betrekking hebben op gedragingen van de onder hen ressorterende functionarissen;

    • m. het dynamisch archiefbeheer van zijn directie, te weten postbehandeling, registratie, voortgang- en afdoeningsbewaking, dossierbeheer, informatievoorziening, selectie, vernietiging en overdracht aan de directie Gemeenschappelijke Organisatie Bedrijfsvoering, alsmede het opstellen, vaststellen en onderhouden van het ordeningsplan van de directie;

    • n. het materieel beheer overeenkomstig de Regeling materieelbeheer rijksoverheid 2006 en de Regeling materieelbeheer museale voorwerpen.

  • 2. Het eerste lid, onderdeel k, is niet van toepassing op directeuren die leiding geven aan een directie met een omvang van maximaal 12 fulltime-equivalenten.

Artikel 4

De directie Facilitaire Zaken is verantwoordelijk voor:

  • a. het beheren en exploiteren van de Haagse vestigingen van het ministerie voor zover daarin niet uitsluitend organisatieonderdelen die ressorteren onder de inspecteur-generaal of het Agentschap SZW gehuisvest zijn en het beheren en exploiteren van de vestigingen van organisatieonderdelen die ressorteren onder de inspecteur-generaal of het Agentschap SZW voor zover zij gebruik maken van de departementale infrastructuur dan wel gehuisvest zijn in een vestiging waar ook andere onderdelen van het ministerie gehuisvest zijn, dan wel indien dit met het Agentschap SZW respectievelijk de inspecteur-generaal is overeengekomen;

  • b. het vervaardigen en beschikbaar stellen van hoogwaardige postale-, grafische- en multimedia-producten en diensten;

  • c. het adviseren over en het ontwikkelen van strategisch beleid op het gebied van documentaire informatievoorziening;

  • d. de advisering en begeleiding op het gebied van inkoop, (Europese) aanbestedingen, huisvesting, milieumanagement en materieel beheer;

  • e. het verrichten van procedurele handelingen in het kader van (Europese) aanbestedingsprocedures;

  • f. de beveiliging van het ministerie in het algemeen, uitgezonderd de persoonlijke beveiliging van de bewindspersonen en hun huisgenoten;

  • g. het technisch faciliteren van de crisisbeheersingsorganisatie en bedrijfshulpverlening.

Artikel 5

  • 1. De directie Gemeenschappelijke Organisatie Bedrijfsvoering is verantwoordelijk voor een efficiënte en kwalitatief goede uitvoering conform dienstverleningsafspraken van ondersteunende taken en werkzaamheden op de volgende gebieden:

    • a. personeelsbeheer en -administratie;

    • b. departementale salarisadministratie;

    • c. documentaire informatievoorziening en archivering;

    • d. registratie en afhandeling van verplichtingen;

    • e. kas- en vorderingenbeheer, alsmede financiële administratie;

    • f. functioneel beheer van departementale bedrijfsvoeringssystemen;

    • g. ondersteuning en voeren van het secretariaat van de medezeggenschap en het georganiseerd overleg.

  • 2. Onverminderd artikel 3, eerste lid, onderdeel l, is de directeur Gemeenschappelijke Organisatie Bedrijfsvoering verantwoordelijk voor de behandeling van klachten over de wijze waarop de bemiddelingsorganisatie, bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Regeling Kinderopvang SZW, uitvoering geeft aan de Regeling Kinderopvang SZW.

  • 3. De directie Gemeenschappelijke Organisatie Bedrijfsvoering is verantwoordelijk voor het beheren van het semi-statisch archief.

Artikel 6

De directie ICT-diensten is verantwoordelijk voor:

  • a. het ontwikkelen van technologiebeleid, inclusief standaarden op het gebied van de ICT-infrastructuur, webtechnologie en kantoorautomatisering van het ministerie;

  • b. de ontwikkeling en implementatie van de ICT-infrastructuur en websystemen van het ministerie, waaronder netwerken binnen en tussen de verschillende vestigingen van het ministerie, centrale computerapparatuur en data-basesystemen, directiespecifieke en departementale informatiesystemen en werkplekapparatuur, inclusief apparatuur voor telewerkplekken;

  • c. het functioneel beheer van de kantoorautomatiseringstoepassingen en, op verzoek van de eigenaar daarvan, van ICT-systemen;

  • d. het uitvoeren van het technisch beheer en de exploitatie en beveiliging van de ICT-infrastructuur van het ministerie, voor zover dit geen betrekking heeft op digitaal bewijsmateriaal dat door de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst is opgeslagen en zich bevindt op door de directie ICT-diensten specifiek daartoe aangewezen computerapparatuur binnen het netwerkdomein van het ministerie;

  • e. het onderhouden van door de directie ICT-diensten ontwikkelde websystemen;

  • f. het controleren van en toezicht houden op extern beheer en exploitatie van informatiesystemen;

  • g. het beheer van de automatiseringsmiddelen van het ministerie.

Artikel 7

De directie Personeel, Organisatie en Informatie is verantwoordelijk voor:

  • a. het adviseren van de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de inspecteur-generaal en de directeuren-generaal over het personeels-, organisatie-, informatie- en informatiseringsbeleid;

  • b. het beleid op het gebied van primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden, rechtspositionele aangelegenheden van (ex-)medewerkers van het ministerie, arbeidsomstandigheden, bedrijfsvoering, planning en control op de personele, informatieve en organisatorische processen, administratieve organisatie en medezeggenschap;

  • c. het adviseren van organisatieonderdelen bij de implementatie van departementaal beleid op bovengenoemde terreinen, alsmede het adviseren over en het leveren van projectleiding ten behoeve van directiespecifieke veranderingstrajecten;

  • d. het adviseren en ondersteunen van medewerkers over loopbaanontwikkeling en op het terrein van bedrijfsmaatschappelijk werk;

  • e. het behandelen van bezwaarschriften, beroepschriften en zaken van de Nationale ombudsman van (ex-)medewerkers van het ministerie inzake aangelegenheden verband houdend met de dienstbetrekking, met uitzondering van het nemen van beslissingen in bezwaar- en beroepsprocedures;

  • f. het ontwikkelen van beleid op het gebied van personele informatievoorzieningen en gegevensbescherming;

  • g. het ontwikkelen en uitvoeren van ministeriebrede opleidings- en leerprojecten, waaraan naast de medewerkers van het ministerie ook andere belanghebbenden kunnen deelnemen;

  • h. de advisering van de plaatsvervangend secretaris-generaal over de verdeling van de middelen uit de begroting voor ICT.

§ 4. Bevoegdheden directeuren

Artikel 8

  • 1. Elk van de directeuren is bevoegd om namens een bewindspersoon besluiten te nemen, overeenkomsten aan te gaan en handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, voor zover zij verband houden met de taken en verantwoordelijkheden van zijn directie, tenzij deze zijn voorbehouden aan een bewindspersoon, de secretaris-generaal of de plaatsvervangend secretaris-generaal, dan wel dit ingevolge artikel 9 onder de volmacht van een andere directeur valt.

  • 2. Aan elke directeur wordt mandaat en machtiging verleend tot het nemen van besluiten over en het vaststellen en ondertekenen van stukken die betrekking hebben op:

    • a. de in artikel 3, eerste lid, onderdeel e, genoemde personeelsaangelegenheden;

    • b. de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover deze klachten betrekking hebben op gedragingen van de onder elk van hen ressorterende functionarissen.

  • 3. De in het eerste lid genoemde bevoegdheid omvat de bevoegdheid tot het verlenen en vaststellen van subsidies en rijksvergoedingen, het aangaan van verbetertrajecten en het korten op bevoorschotting, voor zover het de uitvoering betreft van regelingen op zijn werkterrein.

  • 4. De in het eerste lid genoemde bevoegdheid om overeenkomsten aan te gaan is beperkt tot overeenkomsten met een waarde per overeenkomst onder de laagste drempel voor aanbesteding conform de Europese aanbestedingsrichtlijnen, met dien verstande dat de volgende overeenkomsten mogen worden aangegaan tot een waarde van € 500.000,– per overeenkomst:

    • a. overeenkomsten welke gebaseerd zijn op een raamovereenkomst;

    • b. overeenkomsten voor het opleiden van medewerkers van de directie;

    • c. overeenkomsten voor het inhuren van personeel voor de uitvoering van werkzaamheden die onder de directe verantwoordelijkheid van het departementale management worden verricht;

    • d. arbeidsovereenkomsten naar burgerlijk recht;

    • e. overeenkomsten met betrekking tot raden en commissies;

    • f. overeenkomsten met betrekking tot onderzoek;

    • g. overeenkomsten waarmee de directeur ICT-diensten heeft ingestemd en die betrekking hebben op systeemontwikkeling, functioneel beheer, onderhoud van applicaties en licenties van automatiseringssystemen en waarvoor de directeur schriftelijk door de plaatsvervangend secretaris-generaal is aangewezen als systeemeigenaar.

    • h. overeenkomsten als bedoeld in artikel 9.

Artikel 9

  • 1. De directeur Facilitaire Zaken is gevolmachtigd tot het aangaan van overeenkomsten met betrekking tot:

    • a. voorzieningen op het gebied van telefonie en het technisch beheer daarvan;

    • b. multi-copiers.

  • 2. De directeur Gemeenschappelijke Organisatie Bedrijfsvoering is gevolmachtigd tot het aangaan van overeenkomsten met betrekking tot:

    • a. personeelsbeheerssystemen, salarissystemen en systemen voor documentregistratie en -verwerking, voor zover deze noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van de taken en werkzaamheden, bedoeld in artikel 5;

    • b. de gerechtelijke en buitengerechtelijke invordering van geldvorderingen van de Staat.

  • 3. De directeur ICT-diensten is gevolmachtigd tot het aangaan van overeenkomsten met betrekking tot websystemen, de technische infrastructuur, de hardware, kantoorautomatiseringstoepassingen, netwerkvoorzieningen en het technisch beheer van geautomatiseerde systemen.

  • 4. De directeur Personeel, Organisatie en Informatie is gevolmachtigd tot het aangaan van overeenkomsten met betrekking tot:

    • a. departementsbrede informatievoorziening;

    • b. de Landsadvocaat inzake advisering en procureurstelling alsmede het instellen van gerechtelijke procedures met betrekking tot beroepschriften van (ex-)medewerkers van het ministerie inzake aangelegenheden verband houdende met de dienstbetrekking;

    • c. de arbodienst en het centraal flankerend beleid ten behoeve van herplaatsers.

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 10

  • 1. De directeuren kunnen hun vertegenwoordigingsbevoegdheden in een door hen te bepalen omvang doorverlenen aan onder hen ressorterende functionarissen, met dien verstande dat bevoegdheden met betrekking tot personeelsaangelegenheden slechts kunnen worden doorverleend aan rechtstreeks onder hen ressorterende functionarissen en slechts voor zover het betreft:

    • a. het opmaken, niet zijnde vaststellen, van een beoordeling van medewerkers;

    • b. het houden van manager-medewerker gesprekken;

    • c. verlof van medewerkers;

    • d. kleine beloningen, niet zijnde gratificaties, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de directeur.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kunnen directeuren bevoegdheden met betrekking tot personeelsaangelegenheden, genoemd in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, doorverlenen aan rechtstreeks onder hen ressorterende functionarissen voor zover dit noodzakelijk is vanwege de organisatiestructuur van de directie en voor zover de plaatsvervangend secretaris-generaal daar schriftelijk mee instemt.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kunnen directeuren, na voorafgaande schriftelijke toestemming van de plaatsvervangend secretaris-generaal, hun vertegenwoordigingsbevoegdheden doorverlenen aan functionarissen van een ander organisatieonderdeel, mits de betreffende functionaris daarmee schriftelijk instemt.

  • 4. De (door)verlening van (onder-)mandaat, volmacht en machtiging kan uitsluitend bij een schriftelijk besluit geschieden.

Artikel 11

Na de inwerkingtreding van deze regeling berusten het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit directie Facilitaire Zaken 2006, het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit Personeel, Organisatie en Informatie 2005, het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit directie Gemeenschappelijke Organisatie Bedrijfsvoering 2006 en het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit ICT-diensten op de artikelen 3, eerste lid, onderdeel k, en 10 van deze regeling.

Artikel 12

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

  • 2. Deze regeling wordt aangehaald als: Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit plaatsvervangend secretaris-generaal SZW 2009.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 5 december 2008

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

namens deze:

de plv. Secretaris-Generaal,

P. Hennephof.

TOELICHTING

Algemeen

Ingevolge artikel 6, vijfde lid, aanhef en onderdeel a, van het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2009 (hierna: OMV-besluit SZW 2009) dient de plaatsvervangend secretaris-generaal bij schriftelijk besluit taken toe te delen aan de onder hem ressorterende organisatieonderdelen. Tevens kunnen bevoegdheden worden doorverleend aan de functionarissen die leiding geven aan deze organisatieonderdelen. Dit is gebeurd in het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit plaatsvervangend secretaris-generaal SZW 2009 (hierna: OMV-besluit PSG SZW 2009). Met deze regeling worden door de plaatsvervangend secretaris-generaal taken en verantwoordelijkheden belegd bij onder hem ressorterende organisatieonderdelen en worden tevens vertegenwoordigingsbevoegdheden doorverleend. Het OMV-besluit PSG SZW 2008 wordt ingetrokken.

Artikelgewijs

Artikel 3

Dit artikel geeft aan welke algemene verantwoordelijkheden voor alle directeuren gelden.

Onderdeel a van het eerste lid geeft aan dat de directeuren belast zijn met het leiding geven aan de eigen directie. Hierbij moeten zij wel de aanwijzingen en richtlijnen van de bewindspersonen, van de secretaris-generaal voor zover voortvloeiend uit het koninklijk besluit van 18 oktober 1988 inzake de functie en verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal en van de plaatsvervangend secretaris-generaal, onder wie zij ressorteren, in acht nemen. Onderdeel e van het eerste lid geeft aan dat elke directeur verantwoordelijk is voor de personeelsaangelegenheden van de onder hem ressorterende functionarissen. Hierbij geldt wel dat zij de departementale regels en aanwijzingen in acht moeten nemen. Uiteraard moeten zij ook de toepasselijke wet- en regelgeving toepassen, met name de Ambtenarenwet, het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en de daarop berustende regelgeving. Uiteraard kunnen door de plaatsvervangend secretaris-generaal alleen vertegenwoordigingsbevoegdheden worden doorverleend die aan hemzelf verleend zijn. Zo geldt dat bepaalde bevoegdheden op het terrein van personeelsaangelegenheden zijn voorbehouden aan de secretaris-generaal dan wel bij koninklijk besluit moeten geschieden (zie de artikelen 4 en 5 van het OMV-besluit SZW 2009 en de daarbij behorende toelichting). Verder geldt dat bepaalde bevoegdheden niet mogen worden doorverleend aan functionarissen onder het niveau van directeur-generaal of inspecteur-generaal (zie artikel 22, tweede lid, onderdelen b en c, van het OMV-besluit SZW 2009). Dit betekent in concreto dat de volgende personele besluiten niet door de directeuren mogen worden genomen:

  • het toepassen van de Ambtenarenwet, het Algemeen Rijksambtenarenreglement en het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 voor zover daarin is voorzien in besluiten bij koninklijk besluit;

  • het verlenen van ontslag op grond van artikel 125e van de Ambtenarenwet;

  • het aanstellen en benoemen van functionarissen alsmede de ontslagverlening van functionarissen;

  • het op grond van artikel 22a van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 toekennen van periodieke toeslagen voor zover het gaat om toeslagen om redenen van werving en behoud;

  • de toepassing van het Besluit vergoeding representatiekosten rijkspersoneel en van artikel 6a van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (het aanstellen in tijdelijke dienst met afwijkende arbeidsvoorwaarden in zeer bijzondere gevallen).

Ter verduidelijking is aangegeven dat deze verantwoordelijkheid voor personeelsaangelegenheden ook betrekking heeft op de uitvoering van het arbeidsomstandigheden- en ziekteverzuimbeleid. Onderdeel m van het eerste lid laat de ruimte aan directeuren om de taken die uit het dynamisch archiefbeheer voortvloeien, geheel of deels, op te dragen aan de directie Gemeenschappelijke Organisatie Bedrijfsvoering.

Artikel 4

De directeur Facilitaire Zaken is tevens aangewezen als Coördinerend Directeur Inkoop (CDI). De taken en verantwoordelijkheden van de CDI zijn vastgelegd in de tweede paragraaf van de Nadere Regeling Contractbeheer SZW 2004.

Artikel 5

Per 1 januari 2004 heeft de directie GOB tevens als opdracht het uitvoeren van financieel-administratieve ondersteuning ten behoeve van de directies van het ministerie. Dit heeft betrekking op de bekostiging van en subsidieverlening aan gemeenten, zelfstandige bestuursorganen en externe organisaties op basis van wet- en regelgeving van het ministerie en op de afhandeling van overige verplichtingen die het ministerie jegens derden is aangegaan. Hierbij wordt geen afbreuk gedaan aan de beleidsmatige en beheersmatige eindverantwoordelijkheid van de directies van het ministerie.

Artikel 6

Medio 2004 is besloten tot herinrichting van de ICT-functie van het ministerie. Besloten is om onderscheid aan te brengen tussen de functionele behoefte en het technologisch aanbod. Dit technologisch aanbod is geconcentreerd binnen de directie ICT-Diensten. Teneinde een zorgvuldige opslag en bewaring van in beslag genomen digitaal bewijsmateriaal door de Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst te kunnen waarborgen, heeft het DIGI-team van SIOD de exclusieve toegang tot die data. Dit conform het besluit van de plaatsvervangend secretaris-generaal inzake ‘Beheer verzamelde digitale gegevens’ (SIOD/2004/74948 d.d. 6 december 2004). De ICT-adviseurs bij de directie ICT-Diensten, adviseren over:

het concretiseren van de functionele eisen in een functioneel ontwerp; de vertaling van het functioneel ontwerp naar een passende ICT-oplossing en technische toepassingen; het adviseren, ondersteunen en begeleiden van de opdrachtgevers indien uitbesteding aan derden aan de orde is. Het functioneel beheer is standaard buiten de directie ICT-Diensten belegd. Dit met uitzondering van kantoorautomatisering en het functioneel beheer dat in opdracht van systeemeigenaren door de directie ICT-Diensten wordt uitgevoerd. De Inspectie Werk en Inkomen en het Agentschap SZW kunnen besluiten de ICT-dienstverlening elders te betrekken. Voor zover deze organisatieonderdelen gebruik maken van de departementale infrastructuur of er sprake is van huisvesting in een gebouw waar tevens een ander organisatieonderdeel van het ministerie is gehuisvest, zal het technisch beheer echter via de directie ICT-Diensten lopen. Tevens is de directie ICT-Diensten verantwoordelijk voor de beslissing voor welke automatiseringssystemen een directie systeemeigenaar is.

Artikel 8

In het eerste lid is een algemene bevoegdheid voor elke directeur geregeld om besluiten te nemen, overeenkomsten aan te gaan en andere handelingen te verrichten, voor zover deze betrekking hebben op de taken van zijn directie. Deze taken staan eerder in dit besluit voor elke directie gespecificeerd aangegeven (de artikelen 4 tot en met 12). Het gaat hier om mandaten, volmachten en machtigingen om namens een bewindspersoon te handelen (zie voor een toelichting op deze begrippen de toelichting bij artikel 1 van het OMV-besluit SZW 2009). Hierbij zijn altijd de bepalingen van afdeling 10.1.1 (mandaat) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. De bepalingen van deze titel gelden op grond van artikel 10:12 (schakelbepaling) niet alleen voor mandaten (het nemen van besluiten in de zin van de Awb), maar ook indien volmacht verleend wordt tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen (waaronder overeenkomsten) en indien machtiging verleend wordt tot het verrichten van handelingen die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn. De bepalingen in de Awb en de algemene bepalingen in het OMV-besluit SZW 2009 brengen onder meer het volgende met zich mee: bevoegdheden worden altijd uitgeoefend in naam van en onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan (in casu een bewindspersoon van SZW); als algemene beperking van de bevoegdheid om namens een bewindspersoon te handelen geldt: ‘tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich tegen verlening van mandaat, volmacht dan wel machtiging verzet’ (zie artikel 14, vierde lid, OMV-besluit SZW 2009 en artikel 10:3 Awb); iedere leidinggevende kan algemene en bijzondere aanwijzingen geven ter zake van de uitoefening van mandaten, volmachten en machtigingen; deze aanwijzingen moeten worden opgevolgd (zie artikel 25 OMV-besluit SZW 2009); leidinggevenden blijven bevoegd de doorverleende bevoegdheden zelf uit te oefenen (zie artikel 19 OMV-besluit SZW 2009 en artikel 10:7 Awb); een doorverleende bevoegdheid (mandaat, volmacht en/of machtiging) kan altijd schriftelijk worden ingetrokken (zie artikel 10:8 Awb); krachtens mandaat genomen besluiten en krachtens volmacht aangegane overeenkomsten moeten vermelden namens welk bestuursorgaan zij zijn genomen of aangegaan (zie artikel 10:10 Awb); in artikel 15 van het OMV-besluit SZW 2009 is een uniforme formule opgenomen waarmee vertegenwoordigingsbevoegden (dus ook directeuren) stukken moeten ondertekenen die op basis van mandaat, volmacht of machtiging worden ondertekend; daaruit moet steeds blijken dat ondertekening namens de Minister dan wel een Staatssecretaris van SZW plaatsvindt.

In het vierde lid wordt aangegeven dat de bevoegdheid om overeenkomsten aangegaan is beperkt tot overeenkomsten met een bepaalde waarde per overeenkomst. Voor het berekenen van de waarde van een overeenkomst moet worden uitgegaan van de maximale waarde die een overeenkomst kan hebben. Dat betekent dat bij overeenkomsten waarin de hoogte van de verplichting niet in de overeenkomst zelf is vastgelegd en bij overeenkomsten waarin is voorzien in verlengingsmogelijkheden voor de tekeningsbevoegdheid moet worden uitgegaan van de maximale waarde.

Het gestelde in het vierde lid, onderdelen c en d, betreft medewerkers die niet op basis van een ambtelijke aanstelling werkzaam zijn bij SZW. Met betrekking tot de in het vierde lid, onderdeel c, geregelde bevoegdheid wordt opgemerkt dat directeuren voor de inhuur van externen voor specifieke projecten (dus niet voor het tijdelijk vervangen van zittend personeel, bijvoorbeeld voor het opvangen van vacatures, ziekte, zwangerschapsverlof of langdurig verlof) vooraf instemming van de plaatsvervangend secretaris-generaal moeten hebben (en dekking van de daarmee gepaard gaande uitgaven moeten aangeven). Zonder die instemming vooraf mogen directeuren in voorkomende gevallen geen gebruik maken van hun bevoegdheid om externen in te huren.

Artikel 10

In het eerste lid is een tekst opgenomen welke het doorverlenen van bevoegdheden met betrekking tot personeelsaangelegenheden aan onder de directeuren ressorterende functionarissen beperkt tot het niveau van afdelingshoofd dan wel teamleider en tot enkele specifieke aspecten. Dit in navolging van eerder gemaakte afspraken binnen het ministerie. Het tweede lid biedt de mogelijkheid voor directeuren om hun bevoegdheden met betrekking tot personeelsaangelegenheden verder door te verlenen dan geregeld in het eerste lid. Dit is alleen toegestaan als er sprake is van een afwijkende organisatiestructuur.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

namens deze:

de plv. Secretaris-Generaal,

P. Hennephof.

Naar boven