TOELICHTING
Algemeen
Met de inwerkingtreding van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties (hierna: de wet) op 21 december 2007, is de
richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning
van beroepskwalificaties (PbEU L255) geïmplementeerd. Deze richtlijn heeft tot doel de grensoverschrijdende toegang tot gereglementeerde
beroepen in EU-lidstaten te vergemakkelijken door te waarborgen dat EU-onderdanen die hun beroepskwalificaties in een lidstaat
hebben behaald toegang hebben tot hetzelfde gereglementeerde beroep in een andere lidstaat en dit kunnen uitoefenen met dezelfde
rechten als de onderdanen van die lidstaat.
De nieuwe richtlijn strekt ertoe de drie eerdere richtlijnen betreffende het algemene stelsel van erkenning van beroepskwalificaties
evenals een twaalftal sectorale richtlijnen in één richtlijn onder te brengen teneinde te voorzien in een eenvoudiger en duidelijker
geheel van voorschriften.
In het verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap worden onder meer de afschaffing van hinderpalen voor
het vrije verkeer van personen en diensten en het recht van vrije vestiging als middelen genoemd om de doeleinden van de Gemeenschap
te bereiken. Voor de realisering van vrij personenverkeer en vrije vestiging vormde de onderlinge erkenning van diploma’s
al vanaf de beginfase van de Europese gemeenschap een grote hinderpaal. Voor een migrerende beroepsbeoefenaar kan het lastig
zijn om een beroep in een andere lidstaat uit te oefenen als dat beroep is gereglementeerd. Voor deze beroepen is dan de toegang
wettelijk beperkt. Dat wil zeggen dat deze alleen mogen worden uitgeoefend als de migrerende beroepsbeoefenaar voldoet aan
een in regelgeving vastgelegde kwalificatie.
Procedure erkenning beroepskwalificaties
Een onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese
economische ruimte of Zwitserland kan een aanvraag indienen tot erkenning van beroepskwalificaties om in aanmerking te kunnen
komen voor een functie bij de politie. In de wet is bepaald dat een aanvraag tot erkenning van beroepskwalificaties wordt
ingediend bij de Minister die het aangaat. Deze bevoegdheid zal voor de erkenning van beroepskwalificaties van politiepersoneel
worden uitgevoerd door het Landelijk selectie- en opleidingscentrum politie (LSOP) en vormt de continuering van de bestaande
praktijk, nu het LSOP reeds was belast met de erkenning van beroepskwalificaties onder de nu ingetrokken Algemene wet erkenning
EG-hogeronderwijsdiploma’s en de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen.
In de wet is in hoofdstuk 2 uitwerking geven aan de eisen die gelden bij de erkenning van beroepskwalificaties. Nieuw ten
opzichte van de oude situatie is dat in artikel 9 van de wet vijf kwalificatieniveaus worden onderscheiden, die in de Nederlandse
situatie betrekking hebben op de onderwijsvormen vanaf het primair onderwijs tot en met het universitair onderwijs. Het uitgangspunt
is dat om in aanmerking te komen voor erkenning de beroepskwalificatie voor de migrerende beroepsuitoefenaar ten minste gelijk moet zijn aan het niveau direct onder het niveau dat in het ontvangende land wordt gevraagd.
De aanvraag om erkenning is een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Ingevolge de artikelen 4:1 en
4:2 van de Awb wordt de aanvraag schriftelijk ingediend en dient de aanvraag te voldoen aan een aantal formele vereisten waaronder
de ondertekening en de aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd. In artikel 19 van de wet zijn eveneens nadere regels
gegeven met betrekking tot de procedure van erkenning. Zo dient de Minister binnen een maand de ontvangst van de aanvraag
te bevestigen en zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen drie maanden een besluit te nemen. Deze laatste termijn kan
eenmaal met een maand verlengd worden.
Procedure bij tijdelijke en incidentele dienstverrichting
Op grond van hoofdstuk 3 van de wet geldt voor de tijdelijke en incidentele dienstverrichting een flexibeler regime dan de
hiervoor geschetste procedure voor de beroepsbeoefenaar die zich in Nederland wil vestigen. Belangrijk vereiste voor gebruikmaking
van het flexibele dienstenregime is dat de dienstverrichter in de lidstaat van oorsprong of herkomst rechtmatig is gevestigd
en aldaar voldoet aan alle voorwaarden voor toegang tot en uitoefening van zijn beroep.
Degene die tijdelijk en incidenteel in Nederland het beroep van ambtenaar van politie wil uitoefenen, hoeft geen erkenning
van zijn beroepskwalificaties aan te vragen. Wel dient hij zich voorafgaand aan de dienstverrichting schriftelijk bij de Minister
te melden, onder bijvoeging van de in artikel 6 van deze regeling genoemde documenten.
Voorts is het mogelijk om, op grond van artikel 28 van de wet, in verband met de openbare veiligheid een aanpassingsstage
*of een proeve van bekwaamheid van de dienstverrichter te vereisen.
Talenkennis
Uit het systeem van de richtlijn volgt dat talenkennis niet mag worden getoetst in het kader van de erkenningsprocedure. Dit
is neergelegd in artikel 31 van de wet dat bepaalt dat migrerende beroepsbeoefenaars en dienstverrichters dienen te beschikken
over de talenkennis die voor de uitoefening van het desbetreffende gereglementeerde beroep is vereist. Bij de aanstellingsprocedure
die volgt na de erkenningsprocedure, dient echter aan de reguliere aanstellingseisen te worden voldaan waaronder voldoende
kennis van de Nederlandse taal.
Artikelsgewijs
Artikel 2
In dit artikel wordt bepaald dat de erkenning van beroepskwalificaties in deze regeling betrekking heeft op het gereglementeerde
beroep van ambtenaar van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak. In het Besluit algemene rechtspositie
politie is deze aanstelling tot nu toe voorbehouden aan de aspirant van politie die de initiële opleiding heeft voltooid.
Artikel 3
In artikel 13 van de wet is bepaald welke gegevens en documenten de Minister kan verlangen bij de aanvraag van erkenning.
De uitwerking hiervan heeft plaatsgevonden in dit artikel. Het gaat onder meer om kopieën van diploma’s of attesten en gegevens
over de gevolgde vakken en de duur van de opleiding.
Artikelen 4 en 5
De aanpassingstage en de proeve van bekwaamheid zijn compenserende maatregelen en kunnen op de in artikel 11, eerste lid,
van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties genoemde gronden worden vereist. Dat is het geval, indien de duur van
de door de aanvrager gevolgde opleiding ten minste één jaar korter is dan de duur van de in Nederland vereiste opleiding.
Een andere reden kan zijn dat de door de aanvrager gevolgde opleiding betrekking heeft op vakken die wezenlijk verschillen
van de vakken die in de Nederlandse opleiding zijn vereist. Tot slot kan een reden zijn dat het in Nederland gereglementeerde
beroep een of meer gereglementeerde beroepswerkzaamheden omvat die niet bestaan in hetzelfde beroep in de lidstaat van oorsprong
en herkomst. De Minister dient na te gaan of er daadwerkelijk sprake is van wezenlijke verschillen.
De aanvrager bepaalt zelf of hij een aanpassingsstage volgt dan wel een proeve van bekwaamheid aflegt. Hij heeft deze keuze
ingevolge artikel 11, vijfde lid, van de wet, overigens niet in geval van een in een derde land afgegeven opleidingstitel.
In de artikelen 4 en 5 wordt geregeld wat de Minister aan de aanvrager meedeelt over de aanpassingsstage of de proeve van
bekwaamheid, welke acties de aanvrager dient te ondernemen en op welke wijze de aanvrager wordt geïnformeerd over de resultaten
van de stage dan wel de proeve van bekwaamheid.
Overigens gelden op basis van de Politiewet 1993 voor de aanstelling als ambtenaar voor de uitvoering van de politietaak de
eisen die worden gesteld bij of krachtens het Besluit algemene rechtspositie politie.
Artikel 6
In dit artikel wordt bepaald welke documenten de dienstverrichter moet verstrekken alvorens in Nederland een tijdelijke of
incidentele dienst te kunnen verrichten. Wanneer een dienstverrichter opnieuw zijn tijdelijke of incidentele diensten in Nederland
wil uitvoeren, zal hij daarbij steeds de vereiste documenten moeten overleggen.
Het beroep van politiemedewerker en politiekundige isin verband met de openbare veiligheid opgenomen in de bijlage bij de
Regeling vaststelling lijst gereglementeerde beroepen waardoor het mogelijk is om, op grond van artikel 28 van de wet, een
proeve van bekwaamheid van de dienstverrichter te vereisen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst.