Regeling tot wijziging van de Regeling spoorwegpersoneel in verband met het verkrijgen van een erkenning van EG-beroepskwalificaties voor personen die een veiligheidsfunctie uitoefenen binnen het hoofdspoorwegverkeerssysteem

10 december 2008

Nr. CEND/HDJZ-2008/1577 sector S&W

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU L 255) en de artikelen 33, eerste lid, en 36 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling spoorwegpersoneel wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van artikel 1, onderdeel e, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. exameninstituut: een exameninstituut als bedoeld in artikel 20, vierde lid, van het Besluit spoorwegpersoneel.

B

Na artikel 14 van de Regeling spoorwegpersoneel wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3a. Erkenning EG-beroepskwalificaties

Artikel 14a

Deze paragraaf is van toepassing op een aanvraag van een migrerende beroepsbeoefenaar tot het verkrijgen van een erkenning van beroepskwalificaties voor de toegang tot de uitoefening van een veiligheidsfunctie als bedoeld in artikel 2, onderdelen a tot en met f van het Besluit spoorwegpersoneel.

Artikel 14b
  • 1. De aanvraag wordt ingediend bij het exameninstituut.

  • 2. De aanvraag bevat de documenten, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdelen a, b en c, van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties.

Artikel 14c
  • 1. Indien de aanvrager niet voldoet aan de Nederlandse eisen voor het uitoefenen van de veiligheidsfunctie stelt het exameninstituut vast op welk terrein de aanvrager de aanpassingsstage doorloopt of in overeenstemming met welke examenvakken de aanvrager de proeve van bekwaamheid aflegt, alsmede de termijn waarbinnen dit geschiedt.

  • 2. Het exameninstituut kan ten behoeve van het afgeven van de erkenning bepalen dat de aanpassingsstage of de proeve van bekwaamheid wordt beoordeeld door een door hem aan te wijzen examencommissie.

Artikel 14d

De aanvrager maakt zijn keuze voor een aanpassingsstage of proeve van bekwaamheid vooraf kenbaar aan het exameninstituut.

Artikel 14e

Een aanvraag als bedoeld in artikel 14b, eerste lid, wordt afgewezen indien de aanpassingsstage, dan wel de proeve van bekwaamheid, als onvoldoende is beoordeeld.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling dient ter uitvoering van artikel 33, eerste lid, van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties (Stb. 2007, 530), die met ingang van 21 december 2007 in werking is getreden. Deze nieuwe wet (hierna: de Algemene wet) was noodzakelijk in verband met de implementatie van de richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU L 255). Uiterlijk 20 oktober 2007 dient deze richtlijn (hierna: de richtlijn beroepskwalificaties) door de lidstaten te zijn geïmplementeerd. De richtlijn beroepskwalificaties heeft tot doel de grensoverschrijdende toegang tot gereglementeerde beroepen in EU-lidstaten te vergemakkelijken door te waarborgen dat migrerende beroepsbeoefenaars die hun beroepskwalificaties in een EU-lidstaat, een EER-staat (IJsland, Noorwegen en Liechtenstein) of Zwitserland hebben behaald, toegang hebben tot hetzelfde gereglementeerde beroep in een andere lidstaat en dit kunnen uitoefenen met dezelfde rechten als de onderdanen van die andere lidstaat.

De erkenning van beroepskwalificaties valt onder het zogenaamde algemene stelsel. Kenmerk van dit algemene stelsel is dat dit is gebaseerd op wederzijdse erkenning van diploma’s, zonder voorafgaande harmonisatie van studieprogramma’s. Erkenning vindt plaats nadat de bevoegde autoriteit van het ontvangende land de kwalificaties van de migrerende beroepsbeoefenaar heeft vergeleken met de vereiste kwalificaties van de lidstaat. Dit systeem is vastgelegd in hoofdstuk 2 van de Algemene wet. Indien bovendien het beroep in de lidstaat van herkomst, net als in Nederland, is gereglementeerd moet, om in aanmerking te kunnen komen voor erkenning, de beroepskwalificatie van de beroepsbeoefenaar ten minste gelijk zijn aan het niveau direct onder het niveau dat in het ontvangende land wordt gevraagd. In verband daarmee zijn vijf opleidingsniveaus vastgesteld (artikel 9). Wanneer een aanvrager niet aan de Nederlandse vereisten voldoet, kan in specifieke gevallen een aanpassingsstage of proeve van bekwaamheid van de aanvrager worden verlangd. Dat kan echter alleen in de in artikel 11, eerste lid, van de Algemene wet genoemde gevallen.

Op dit moment is voor machinisten gepubliceerd richtlijn nr. 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2007 inzake de certificering van machinisten die locomotieven en treinen op het spoorwegsysteem van de Gemeenschap besturen (PbEU L 315). Deze richtlijn dient uiterlijk 4 december 2009 te zijn geïmplementeerd. Derhalve zijn de machinisten in deze regeling buiten beschouwing gelaten.

Administratieve lasten voor bedrijfsleven en burger

De regeling leidt niet tot een wijziging van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven en burgers in Nederland. De gevolgen voor de administratieve lasten zijn reeds begrepen in de verantwoording van deze effecten bij de Algemene wet. Om die reden is een afzonderlijke berekening van de administratieve lasten achterwege gelaten en is een ontwerp van deze regeling niet voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel B (artikel 14a)

Met een erkenning van beroepskwalificaties is bedoeld een erkenning als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet. Dit houdt in dat de minister die het aangaat een erkenning van beroepskwalificaties kan verlenen aan een migrerende beroepsoefenaar die in Nederland toegang tot of uitoefening van een gereglementeerd beroep wenst op basis van beroepskwalificaties die in een andere betrokken staat verplicht zijn gesteld voor toegang tot of uitoefening van dat beroep.

Van belang is dat de Spoorwegwet niet spreekt over beroepen en beroepskwalificaties, maar over veiligheidsfuncties en de vereisten om deze uit te mogen oefenen. Op grond van artikel 2 van het Besluit spoorwegpersoneel bestaan er binnen het hoofdspoorwegverkeerssysteem zes veiligheidsfuncties, te weten: machinist, rangeerder, wagencontroleur, treindienstleider, leider werkplekbeveiliging en veiligheidsman. Deze veiligheidsfuncties zijn te beschouwen als gereglementeerde beroepen, omdat de toegang tot deze veiligheidsfuncties en de uitoefening daarvan bij wettelijk voorschrift is geregeld. Het Besluit spoorwegpersoneel en de Regeling spoorwegpersoneel stellen eisen aan onder meer de vakkennis, de medische en psychologische geschiktheid en de minimumleeftijd van deze veiligheidsfunctionarissen.

De erkenning geldt voor alle veiligheidsfuncties binnen het hoofdspoorwegverkeerssysteem, met uitzondering van de machinisten, omdat al deze functies tot de gereglementeerde beroepen behoren. Deze beroepen zullen worden opgenomen in de bijlage bij de Regeling vaststelling gereglementeerde beroepen.

Artikel I, onderdeel B (artikel 14b)

Het exameninstituut vervult bij de uitvoering van deze regeling een belangrijke rol. Het exameninstituut neemt de aanvraag voor erkenning van beroepskwalificaties in ontvangst en bekijkt vervolgens over welke kennis en ervaring de aanvrager beschikt en in hoeverre de aanvrager aan de Nederlandse vereisten voldoet. Het exameninstituut heeft op dit terrein een ruime ervaring, omdat hij thans op grond van artikel 22 van het Besluit spoorwegpersoneel het onderzoek verricht naar de geschiktheid van personen voor een veiligheidsfunctie binnen het hoofdspoorwegverkeerssysteem en hiervoor, mits de persoon geschikt is bevonden, een certificaat van bekwaamheid afgeeft.

Artikel 14b, tweede lid, regelt, door de verwijzing naar artikel 13, eerste lid, van de Algemene wet, welke stukken bij de aanvraag voor een erkenning van beroepskwalificaties moeten worden overgelegd. Het betreft een bewijs van nationaliteit, zo nodig een verblijfsvergunning (of vergelijkbaar bewijs), bekwaamheidsattesten of opleidingstitels en bewijs van beroepservaring.

Artikel I, onderdeel B (artikelen 14c, 14d en 14e)

Op grond van de aanvraag wordt beoordeeld in hoeverre aan de Nederlandse eisen voor het uitoefenen van een veiligheidsfunctie wordt voldaan. Indien de aanvrager daaraan niet geheel voldoet of niet aantoont dat hij daaraan zou voldoen, wordt hij door het exameninstituut in de gelegenheid gesteld om door middel van een aanpassingsstage de ontbrekende ervaring op te doen of door middel van een proeve van bekwaamheid aan te tonen dat hij de vereiste beroepsbekwaamheid bezit. Artikel 1 van de Algemene wet bevat een uitgebreide begripsomschrijving van zowel de aanpassingsstage als de proeve van bekwaamheid. Dat de aanvrager kan kiezen tussen een aanpassingsstage of een proeve van bekwaamheid, vloeit voort uit artikel 11, vierde lid, van de Algemene wet. Artikel 19 van de Algemene wet schrijft de procedure van erkenning voor.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.

Naar boven