Regeling van de Minister van Economische Zaken van 9 december 2008, nr. WJZ/8170627, tot wijziging van de Subsidieregeling pieken in de delta 2007

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling pieken in de delta 20071 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 31a, onderdeel f, komt te luiden:

  • f. in afwijking van de artikelen 14 en 15 geschiedt de verstrekking van voorschotten als volgt. Het bedrag aan voorschotten bedraagt in totaal ten hoogste 90 procent van het bij de subsidieverlening vermelde maximale subsidiebedrag, waarbij:

    • 1°. het eerste voorschot 30 procent bedraagt van het in de beschikking tot subsidieverlening genoemde maximale subsidiebedrag en niet eerder wordt verstrekt dan nadat de subsidie-ontvanger met de uitvoering van het gebiedsgericht project is begonnen, de subsidie-ontvanger heeft verklaard dat hij voor reeds gemaakte en betaalde kosten heeft voldaan aan de toepasselijke aanbestedingsregels en de subsidie-ontvanger heeft aangegeven op welke wijze hij voldoet of zal voldoen aan de in de beschikking tot subsidieverlening gestelde verplichtingen en

    • 2°. het tweede, derde en vierde voorschot ten hoogste 30, 20 respectievelijk 10 procent bedragen van het in de beschikking tot subsidieverlening genoemde maximale subsidiebedrag en niet eerder worden verstrekt dan nadat de subsidie-ontvanger 30, 60 respectievelijk 80 procent van de subsidiabele kosten heeft gemaakt en betaald;

B

Bijlage 6 wordt vervangen door de bij deze regeling behorende bijlage.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlage, die ter inzage wordt gelegd bij het Samenwerkingsverband Noord-Nederland, Postbus 779, 9700 AT Groningen.

Den Haag, 9 december 2008

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

TOELICHTING

In 2007 is Noord-Nederland toegevoegd aan de gebieden waarvoor de Subsidieregeling pieken in de delta 2007–2013 (PiD-regeling) van toepassing is. Bij die gelegenheid is een aantal afwijkende bepalingen in de regeling opgenomen die erop gericht zijn om voor Noord-Nederland synergie mogelijk te maken tussen subsidieverstrekking volgens de PiD-regeling en subsidieverstrekking volgens het Besluit EFRO programmaperiode 2007–2013 (EFRO-besluit). In Noord-Nederland mogen middelen die worden verstrekt volgens het EFRO-besluit namelijk als cofinanciering worden ingezet voor middelen die namens de minister op grond van de PiD-regeling worden verstrekt.

Ook in de uitvoering is synergie gezocht. Het samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) dat managementautoriteit is van het op grond van het EFRO-besluit aangewezen Operationeel Programma Noord Nederland 2007–2013, treedt in Noord-Nederland namens de minister van Economische Zaken tevens als uitvoerder van de PiD-regeling op. Verder is in de PiD-regeling aangesloten bij het maximale bevoorschottingspercentage van 90 dat geldt uit hoofde van het EFRO-besluit. In de uitvoering is inmiddels gebleken dat het wenselijk is ook de systematiek van de bevoorschotting van het EFRO-besluit en de PiD-regeling op elkaar af te stemmen. Dit vergroot tevens het gemak van de aanvrager.

Op grond van het EFRO-besluit moet de managementautoriteit voorafgaand aan een eerste voorschot verifiëren of de aanvrager van een voorschot daadwerkelijk met het project is begonnen. Tevens dient de managementautoriteit te verifiëren of op de juiste wijze aan aanbestedingsregels is voldaan en hoe de indiener aan de in de beschikking gestelde verplichtingen voldoet of zal voldoen.

Voorafgaand aan de verstrekking van daaropvolgende voorschotten dient de managementautoriteit te verifiëren of er reeds een bepaald percentage van de subsidiabele kosten is gemaakt en betaald. Dit is lijn met de PiD-regeling: krachtens die regeling moet de aanvrager van een voorschot een overzicht van gemaakte en betaalde kosten bij zijn aanvraag voegen.

Voor het overige zijn de bevoorschottingsvoorwaarden van het EFRO-besluit echter vrij.

Na verificatie van de gemaakte en betaalde kosten kan daarom in alle gevallen een ‘echt’ voorschot worden verstrekt volgens een vooraf vaststaand percentage van nog te maken subsidiabele kosten.

Administratieve lasten

De wijziging leidt niet tot een verhoging van de administratieve lasten voor de aanvrager.

Het totale budget voor de gebiedsgerichte programma van Noord-Nederland blijft onveranderd.

In Noord-Nederland kan aan iedere aanvrager een eerste voorschot worden verstrekt zonder dat reeds kosten hoeven te zijn gemaakt en betaald. In afwijking van artikel 14, tweede lid, van de PiD-regeling is dit niet beperkt tot MKB-ondernemers. Wel moet een aanvrager kunnen aantonen dat hij is gestart, verklaren dat hij aan de aanbestedingsregels heeft voldaan en aangeven hoe hij aan de in de beschikking gestelde verplichtingen voldoet of zal voldoen.

Ook de daaropvolgende voorschotten die in Noord-Nederland kunnen worden verstrekt, zijn ‘echte’ voorschotten in de zin dat het voorschot vooruitloopt op nog te maken kosten. Vereist is slechts dat de kosten van de voorgaande tranche aantoonbaar gemaakt en betaald zijn. Vervolgens wordt een vast percentage verstrekt. Binnen de PiD-regeling kan in de andere gebieden alleen voor overwegend gebiedsgerichte projecten, niet of voor minder dan 50% zijnde gebiedsgericht innovatieprojecten, een ‘echt’ voorschot worden verstrekt voor de kosten die een aanvrager in het half jaar na de aanvraag verwacht te maken.

In Noord-Nederland kan aldus voor een bredere groep aanvragers de administratieve last van bevoorschotting beperkt blijven.

Voor het verkrijgen van een voorschot kan de last van het aantonen van betaalde en gemaakte kosten beperkt blijven. Bij verkrijging van subsidie op grond van het EFRO-besluit is een aanvrager reeds verplicht om bij projecten van meer dan een half jaar tussenrapportages of voortgangsrapportages op te stellen. De bevoorschottingssystematiek laat een aanvrager de ruimte om aanvragen voor een voorschot in de tijd te koppelen aan het moment waarop hij zijn halfjaarlijkse tussenrapportage moet doen, zodat hij al een overzicht van gemaakte en betaalde kosten voorhanden heeft. Hierdoor kan hij voor zowel de financiering vanuit de PiD-regeling als de cofinanciering vanuit het EFRO-besluit aan zijn administratieve verplichtingen voldoen.

Bij het opnemen van Noord-Nederland in de PiD-regeling is tevens bepaald dat op grond van deze tussenrapportages de accountantscontrole bij de eindvaststelling kan vervallen voor projecten die een gecombineerde financiering uit de PiD-regeling en het EFRO-besluit ontvangen. Per saldo daalt hierdoor de administratieve last.

De tussentijdse verificatie biedt de aanvrager bovendien zekerheid over het subsidiabel zijn van kosten, waardoor hij minder kans loopt op neerwaartse bijstelling van de subsidie bij de vaststelling.

Het ritme van de bevoorschotting is zo gekozen dat naar het einde van het project kleinere voorschotten worden verstrekt. Dit is gedaan op grond van de ervaring dat aan het eind van een project kosten vaak lager uitvallen dan geraamd. Met de verdeling wordt voor de aanvrager het risico beperkt dat hij een deel van het verstrekte geld na vaststelling moet terugbetalen.

Het voorschotformulier, bedoeld in artikel 31a, onderdeel g, is verkrijgbaar via www.snn.eu.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.


XNoot
1

Stcrt. 2007, 141; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 8 oktober 2008 (Stcrt. 207).

Naar boven