Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 16 oktober 2008, nr. TRCJZ/2008/2817, houdende wijziging van de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten in verband met vaccinatie Q-koorts

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 10 van verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van verordening (EG) nr. 70/2001;

Gelet op artikel 29, eerste lid, 30, vierde lid, en 45, eerste en derde lid, van de Diergeneesmiddelenwet, artikel 17 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 3 van het Besluit gebruik sera en entstoffen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.3.3, tweede lid, wordt ‘slechts één aanvraag’ vervangen door: ten hoogste twee aanvragen.

B

§ 5 wordt vervangen door:

§ 5.1. Q-koorts

Artikel 5.1.1

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

a. tijdstip:

tijdstip waarop de verdenking is ontstaan dat een dier lijdt aan een besmettelijke dierziekte als bedoeld in artikel 24 van de wet;

b. verdachte dieren:

dieren die op basis van artikel 2, onderdeel a, van het Besluit verdachte dieren zijn aangemerkt als verdacht van een besmetting met Q-koorts.

Artikel 5.1.2

Het is gedurende 90 dagen gerekend vanaf het tijdstip waarop de verdenking van besmetting met Q-koorts is ontstaan, verboden om mest te verwijderen uit een stal waar verdachte dieren zijn of worden gehouden.

Artikel 5.1.3
  • 1. Het is voor bezoekers van een bedrijf, waar verdachte dieren zijn of worden gehouden, gedurende 90 dagen gerekend vanaf het tijdstip waarop de verdenking van besmetting met Q-koorts is ontstaan, verboden de stal waar deze dieren zijn of worden gehouden, te betreden.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op personen voor wie het met het oog op de uitoefening van beroep of bedrijf, noodzakelijk is de stal te betreden.

Artikel 5.1.4

Indien de verdenking, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van het Besluit verdachte dieren, is beëindigd op grond van artikel 4, onderdeel b, van het Besluit verdachte dieren, zijn de artikelen 5.1.2 en 5.1.3 niet langer van toepassing.

§ 5.2. Vaccinatie Q-koorts

Artikel 5.2.1
  • 1. Van het verbod, gesteld in artikel 2, eerste lid, van de Diergeneesmiddelenwet, wordt vrijstelling verleend voor het toepassen van het diergeneesmiddel ‘Coxevac’ van de firma CEVA te Brussel voor het vaccineren tegen Q-koorts van schapen en geiten, en met het oog daarop het bereiden, het voorhanden of in voorraad hebben en het afleveren van dit middel onder de voorwaarden, gesteld in artikel 5.2.4.

  • 2. De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend tot 1 januari 2009 voor schapen en geiten aanwezig op een locatie gelegen in de in de bijlage opgenomen gebieden die:

    • a. bedrijfsmatig worden gehouden ten behoeve van de melkproductie;

    • b. op een locatie worden gehouden waar meer dan 50 schapen of geiten aanwezig zijn;

    • c. op een zorgboerderij worden gehouden;

    • d. op een kinderboerderij worden gehouden.

  • 3. De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend vanaf 3 november 2008 tot 1 januari 2009 voor schapen en geiten aanwezig op een locatie gelegen in de in de bijlage opgenomen gebieden, niet zijnde de schapen en geiten, bedoeld in het tweede lid.

  • 4. De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend tot 1 januari 2009 voor schapen en geiten die op basis van artikel 2, onderdeel a, van het Besluit verdachte dieren zijn aangemerkt als verdacht van een besmetting met Q-koorts.

Artikel 5.2.2

Het diergeneesmiddel, bedoeld in artikel 5.2.1, wordt voor de toepassing van deze regeling aangewezen als:

  • a. een middel als bedoeld in artikel 29, eerste lid, Diergeneesmiddelenwet;

  • b. een middel als bedoeld in artikel 30, vierde lid, Diergeneesmiddelenwet.

Artikel 5.2.3

Van het verbod in artikel 3 van het Besluit gebruik sera en entstoffen wordt vrijstelling verleend voor het overeenkomstig deze regeling vaccineren van schapen en geiten.

Artikel 5.2.4
  • 1. De dierenarts past het diergeneesmiddel, bedoeld in artikel 5.2.1, toe overeenkomstig de gebruiksvoorschriften en de instructies van de fabrikant van het middel.

  • 2. Het diergeneesmiddel, bedoeld in artikel 5.2.1, wordt niet toegepast bij drachtige schapen en geiten.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 20 oktober 2008.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

overeenkomstig het door de Minister genomen besluit:

de Directeur-Generaal,

A.M. Burger.

BIJLAGE, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 5.2.1, TWEEDE LID EN DERDE LID

Eerste drie cijfers van postcodegebieden

390–392

394–396

400–406

410–411

414–415

417–419

421

426–428

450

470

476

480

500–510

512–517

521–560

562–576

580–587

592

594

596–600

602–604

608–609

650–672

674

680–682

684–687

691–693

TOELICHTING

§ 1. Inleiding

Bij onderhavige wijzigingsregeling wordt de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten gewijzigd en wordt voorzien in de mogelijkheid om schapen en geiten in de omgeving van Uden (Noord-Brabant) te vaccineren tegen Q-koorts. Daarnaast wordt de regeling op een ondergeschikt punt gewijzigd in verband met de vaccinatie tegen bluetongue.

§ 2. Vaccinatie Q-koorts

Q-koorts is een ziekte die door middel van een bacterie van dier op mens kan worden overgedragen. Schapen en geiten worden beschouwd als voornaamste besmettingsbron voor de mens. Belangrijkste klinische verschijnsel bij schapen en geiten is dat zij abortus ondergaan als gevolg van de bacterie waarbij grote hoeveelheden bacteriën worden uitgescheiden. Bij inademing van besmette kleine deeltjes kunnen mensen besmet raken met Q-koorts. De klachten die met Q-koorts gepaard gaan zijn vaak gering of niet aanwezig. Het kan echter voorkomen dat er zich ernstigere klachten voordoen.

Vanwege het grote aantal besmettingen bij schapen en geiten en de humane besmettingen met Q-koorts gedurende dit jaar in en rond Uden is besloten tot vaccinatie over te gaan in een straal van 45 kilometer rond Uden. Belangrijkste doel van deze vaccinatiestrategie is het terugdringen van de besmettingen bij schapen en geiten en in het verlengde daarvan bij mensen en het voorkomen van nieuwe besmettingen.

Vaccineren geschiedt op vrijwillige basis. De Minister stelt het vaccin dat voor de vaccinatie wordt gebruikt gratis beschikbaar. De kosten voor de dierenarts komen voor rekening van de houder van de schapen en geiten zelf. Tot 1 januari 2009 is het toegestaan overeenkomstig onderhavige wijzigingsregeling schapen en geiten te vaccineren.

Vanwege de beperkte beschikbaarheid van het vaccin en om het effect van de vaccinatiestrategie zo groot mogelijk te laten zijn, is het tot en met 2 november 2008 slechts toegestaan schapen en geiten te vaccineren die commercieel worden gehouden voor de melkproductie, op grote bedrijven worden gehouden met meer dan 50 schapen of geiten, of op een kinderboerderij of zorgboerderij worden gehouden in en rond Uden. Daarnaast mogen schapen en geiten ook in de rest van Nederland worden gevaccineerd op bedrijven waar officieel een verdenking van Q-koorts is vastgesteld. Vanaf 3 november 2008 mogen ook andere schapen- en geitenhouders in de omgeving van Uden hun schapen en geiten laten vaccineren. In de bijlage bij de regeling zijn de postcodegebieden opgenomen waarbinnen houders van schapen en geiten hun dieren mogen laten vaccineren. De eerste cijfers van de postcodes zijn opgenomen.

Het vaccin dat binnen de reikwijdte van deze wijzigingsregeling mag worden gebruikt voor de vaccinatie van schapen en geiten tegen Q-koorts is een middel dat niet is geregistreerd in de zin van de Diergeneesmiddelenwet. Het Bureau Diergeneesmiddelen heeft een positief advies gegeven ten aanzien van het gebruik van dit vaccin. Bij onderhavige wijzigingsregeling wordt in artikel 5.2.1 vrijstelling verleend van het verbod in artikel 2 van de Diergeneesmiddelenwet voor het toepassen, bereiden, voor handen of in voorraad hebben, en het mogen afleveren van het vaccin. Deze vrijstelling geldt slechts met het oog op de vaccinatie van schapen en geiten overeenkomstig deze regeling en voor zover wordt gevaccineerd door een op basis van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde bij de VWA geregistreerde dierenarts. Daarbij dienen de voorwaarden uit artikel 5.2.4 in acht te worden genomen. De dierenarts die de vaccinatie uitvoert, doet dit overeenkomstig de gebruiksvoorschriften en instructie van de fabrikant van het vaccin. Verder is het niet toegestaan drachtige schapen en geiten te vaccineren. Bij deze drachtige dieren bestaat er een kans op meer en ernstigere bijwerkingen van de vaccinatie en een verminderende werkzaamheid van het vaccin.

In artikel 5.2.3 wordt de vrijstelling verleend overeenkomstig het Besluit sera en entstoffen op basis waarvan het gebruik van entstoffen tegen Q-koorts is toegestaan.

§ 3. Vaccinatie bluetongue

Artikel 3.3.3 van de regeling wordt gewijzigd in verband met de verlenging van de vaccinatieperiode tegen bluetongue. Per bedrijf mag de houder in totaal 2 keer subsidie aanvragen voor de kosten van de dierenarts die zijn dieren tegen bluetongue vaccineert. Voorheen was slechts het indienen van één aanvraag toegestaan. Vanwege de eerdere verlenging van de vaccinatiecampagne mag nog steeds subsidie worden aangevraagd.

§ 4. Staatssteun

Het vaccin dat mag worden gebruikt voor de vaccinatie tegen Q-koorts wordt gratis beschikbaar gesteld en geleverd aan de dierenartsen die de vaccinatie uitvoeren. Deze vorm van steun voldoet aan de voorwaarden van artikel 10 van verordening (EG) nr. 1857/20062. De steun wordt verstrekt aan kleine en middelgrote ondernemingen in de zin van deze verordening. Het gaat hierbij om steun die op basis van het eerste lid, onderdeel b, van voornoemd artikel in natura wordt verstrekt. Aan het vierde lid wordt voldaan via de overige bepalingen die op basis van de regeling al gelden ter voorkoming van de insleep van Q-koorts. De vaccinatie strategie maakt onderdeel uit van een nationaal programma ter preventie en bestrijding Q-koorts. Voorts is Q-koorts een dierziekte die voorkomt op de OIE lijst waarmee ook wordt voldaan aan het zevende lid. De leden 3, 5, 6 en 8 van artikel 10 zijn eveneens in acht genomen.

§ 5. Vaste Verander Momenten (VVM)

De vaccinatie tegen Q-koorts dient ter preventie en de bestrijding van Q-koorts. Vanwege het spoedeisende karakter van onderhavige wijzigingsregeling wordt derhalve afgeweken van de Vaste Verander Momenten.

§ 6. Administratieve lasten

Deze wijzigingsregeling heeft geen effecten voor de administratieve lasten.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

overeenkomstig het door de Minister genomen besluit:

de Directeur-Generaal,

A.M. Burger.


XNoot
1

Stcrt. 2007, 237; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 1 september 2008 (Stcrt. 170).

XNoot
2

Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van verordening (EG) nr. 70/2001.

Naar boven