De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op artikel 10 van verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 december 2006
betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen
die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van verordening (EG) nr. 70/2001;
Gelet op artikel 29, eerste lid, 30, vierde lid, en 45, eerste en derde lid, van de Diergeneesmiddelenwet, artikel 17 van
de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 3 van het Besluit gebruik sera en entstoffen;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten1 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3.3.3, tweede lid, wordt ‘slechts één aanvraag’ vervangen door: ten hoogste twee aanvragen.
B
§ 5 wordt vervangen door:
§ 5.1. Q-koorts
Artikel 5.1.1
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
- a. tijdstip:
tijdstip waarop de verdenking is ontstaan dat een dier lijdt aan een besmettelijke dierziekte als bedoeld in artikel 24 van
de wet;
- b. verdachte dieren:
dieren die op basis van artikel 2, onderdeel a, van het Besluit verdachte dieren zijn aangemerkt als verdacht van een besmetting
met Q-koorts.
Artikel 5.1.2
Het is gedurende 90 dagen gerekend vanaf het tijdstip waarop de verdenking van besmetting met Q-koorts is ontstaan, verboden
om mest te verwijderen uit een stal waar verdachte dieren zijn of worden gehouden.
Artikel 5.1.3
1. Het is voor bezoekers van een bedrijf, waar verdachte dieren zijn of worden gehouden, gedurende 90 dagen gerekend vanaf het
tijdstip waarop de verdenking van besmetting met Q-koorts is ontstaan, verboden de stal waar deze dieren zijn of worden gehouden,
te betreden.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op personen voor wie het met het oog op de uitoefening van beroep of bedrijf, noodzakelijk
is de stal te betreden.
Artikel 5.1.4
Indien de verdenking, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van het Besluit verdachte dieren, is beëindigd op grond van artikel
4, onderdeel b, van het Besluit verdachte dieren, zijn de artikelen 5.1.2 en 5.1.3 niet langer van toepassing.
§ 5.2. Vaccinatie Q-koorts
Artikel 5.2.1
1. Van het verbod, gesteld in artikel 2, eerste lid, van de Diergeneesmiddelenwet, wordt vrijstelling verleend voor het toepassen
van het diergeneesmiddel ‘Coxevac’ van de firma CEVA te Brussel voor het vaccineren tegen Q-koorts van schapen en geiten,
en met het oog daarop het bereiden, het voorhanden of in voorraad hebben en het afleveren van dit middel onder de voorwaarden,
gesteld in artikel 5.2.4.
2. De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend tot 1 januari 2009 voor schapen en geiten aanwezig op een locatie
gelegen in de in de bijlage opgenomen gebieden die:
a. bedrijfsmatig worden gehouden ten behoeve van de melkproductie;
b. op een locatie worden gehouden waar meer dan 50 schapen of geiten aanwezig zijn;
c. op een zorgboerderij worden gehouden;
d. op een kinderboerderij worden gehouden.
3. De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend vanaf 3 november 2008 tot 1 januari 2009 voor schapen en geiten
aanwezig op een locatie gelegen in de in de bijlage opgenomen gebieden, niet zijnde de schapen en geiten, bedoeld in het tweede
lid.
4. De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend tot 1 januari 2009 voor schapen en geiten die op basis van artikel
2, onderdeel a, van het Besluit verdachte dieren zijn aangemerkt als verdacht van een besmetting met Q-koorts.
Artikel 5.2.2
Het diergeneesmiddel, bedoeld in artikel 5.2.1, wordt voor de toepassing van deze regeling aangewezen als:
a. een middel als bedoeld in artikel 29, eerste lid, Diergeneesmiddelenwet;
b. een middel als bedoeld in artikel 30, vierde lid, Diergeneesmiddelenwet.
Artikel 5.2.3
Van het verbod in artikel 3 van het Besluit gebruik sera en entstoffen wordt vrijstelling verleend voor het overeenkomstig
deze regeling vaccineren van schapen en geiten.
Artikel 5.2.4
1. De dierenarts past het diergeneesmiddel, bedoeld in artikel 5.2.1, toe overeenkomstig de gebruiksvoorschriften en de instructies
van de fabrikant van het middel.
2. Het diergeneesmiddel, bedoeld in artikel 5.2.1, wordt niet toegepast bij drachtige schapen en geiten.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 20 oktober 2008.
TOELICHTING
§ 1. Inleiding
Bij onderhavige wijzigingsregeling wordt de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten gewijzigd en wordt voorzien in de
mogelijkheid om schapen en geiten in de omgeving van Uden (Noord-Brabant) te vaccineren tegen Q-koorts. Daarnaast wordt de
regeling op een ondergeschikt punt gewijzigd in verband met de vaccinatie tegen bluetongue.
§ 2. Vaccinatie Q-koorts
Q-koorts is een ziekte die door middel van een bacterie van dier op mens kan worden overgedragen. Schapen en geiten worden
beschouwd als voornaamste besmettingsbron voor de mens. Belangrijkste klinische verschijnsel bij schapen en geiten is dat
zij abortus ondergaan als gevolg van de bacterie waarbij grote hoeveelheden bacteriën worden uitgescheiden. Bij inademing
van besmette kleine deeltjes kunnen mensen besmet raken met Q-koorts. De klachten die met Q-koorts gepaard gaan zijn vaak
gering of niet aanwezig. Het kan echter voorkomen dat er zich ernstigere klachten voordoen.
Vanwege het grote aantal besmettingen bij schapen en geiten en de humane besmettingen met Q-koorts gedurende dit jaar in en
rond Uden is besloten tot vaccinatie over te gaan in een straal van 45 kilometer rond Uden. Belangrijkste doel van deze vaccinatiestrategie
is het terugdringen van de besmettingen bij schapen en geiten en in het verlengde daarvan bij mensen en het voorkomen van
nieuwe besmettingen.
Vaccineren geschiedt op vrijwillige basis. De Minister stelt het vaccin dat voor de vaccinatie wordt gebruikt gratis beschikbaar.
De kosten voor de dierenarts komen voor rekening van de houder van de schapen en geiten zelf. Tot 1 januari 2009 is het toegestaan
overeenkomstig onderhavige wijzigingsregeling schapen en geiten te vaccineren.
Vanwege de beperkte beschikbaarheid van het vaccin en om het effect van de vaccinatiestrategie zo groot mogelijk te laten
zijn, is het tot en met 2 november 2008 slechts toegestaan schapen en geiten te vaccineren die commercieel worden gehouden
voor de melkproductie, op grote bedrijven worden gehouden met meer dan 50 schapen of geiten, of op een kinderboerderij of
zorgboerderij worden gehouden in en rond Uden. Daarnaast mogen schapen en geiten ook in de rest van Nederland worden gevaccineerd
op bedrijven waar officieel een verdenking van Q-koorts is vastgesteld. Vanaf 3 november 2008 mogen ook andere schapen- en
geitenhouders in de omgeving van Uden hun schapen en geiten laten vaccineren. In de bijlage bij de regeling zijn de postcodegebieden
opgenomen waarbinnen houders van schapen en geiten hun dieren mogen laten vaccineren. De eerste cijfers van de postcodes zijn
opgenomen.
Het vaccin dat binnen de reikwijdte van deze wijzigingsregeling mag worden gebruikt voor de vaccinatie van schapen en geiten
tegen Q-koorts is een middel dat niet is geregistreerd in de zin van de Diergeneesmiddelenwet. Het Bureau Diergeneesmiddelen
heeft een positief advies gegeven ten aanzien van het gebruik van dit vaccin. Bij onderhavige wijzigingsregeling wordt in
artikel 5.2.1 vrijstelling verleend van het verbod in artikel 2 van de Diergeneesmiddelenwet voor het toepassen, bereiden,
voor handen of in voorraad hebben, en het mogen afleveren van het vaccin. Deze vrijstelling geldt slechts met het oog op de
vaccinatie van schapen en geiten overeenkomstig deze regeling en voor zover wordt gevaccineerd door een op basis van de Wet
op de uitoefening van de diergeneeskunde bij de VWA geregistreerde dierenarts. Daarbij dienen de voorwaarden uit artikel 5.2.4
in acht te worden genomen. De dierenarts die de vaccinatie uitvoert, doet dit overeenkomstig de gebruiksvoorschriften en instructie
van de fabrikant van het vaccin. Verder is het niet toegestaan drachtige schapen en geiten te vaccineren. Bij deze drachtige
dieren bestaat er een kans op meer en ernstigere bijwerkingen van de vaccinatie en een verminderende werkzaamheid van het
vaccin.
In artikel 5.2.3 wordt de vrijstelling verleend overeenkomstig het Besluit sera en entstoffen op basis waarvan het gebruik
van entstoffen tegen Q-koorts is toegestaan.
§ 3. Vaccinatie bluetongue
Artikel 3.3.3 van de regeling wordt gewijzigd in verband met de verlenging van de vaccinatieperiode tegen bluetongue. Per
bedrijf mag de houder in totaal 2 keer subsidie aanvragen voor de kosten van de dierenarts die zijn dieren tegen bluetongue
vaccineert. Voorheen was slechts het indienen van één aanvraag toegestaan. Vanwege de eerdere verlenging van de vaccinatiecampagne
mag nog steeds subsidie worden aangevraagd.
§ 4. Staatssteun
Het vaccin dat mag worden gebruikt voor de vaccinatie tegen Q-koorts wordt gratis beschikbaar gesteld en geleverd aan de dierenartsen
die de vaccinatie uitvoeren. Deze vorm van steun voldoet aan de voorwaarden van artikel 10 van verordening (EG) nr. 1857/20062. De steun wordt verstrekt aan kleine en middelgrote ondernemingen in de zin van deze verordening. Het gaat hierbij om steun
die op basis van het eerste lid, onderdeel b, van voornoemd artikel in natura wordt verstrekt. Aan het vierde lid wordt voldaan
via de overige bepalingen die op basis van de regeling al gelden ter voorkoming van de insleep van Q-koorts. De vaccinatie
strategie maakt onderdeel uit van een nationaal programma ter preventie en bestrijding Q-koorts. Voorts is Q-koorts een dierziekte
die voorkomt op de OIE lijst waarmee ook wordt voldaan aan het zevende lid. De leden 3, 5, 6 en 8 van artikel 10 zijn eveneens
in acht genomen.
§ 5. Vaste Verander Momenten (VVM)
De vaccinatie tegen Q-koorts dient ter preventie en de bestrijding van Q-koorts. Vanwege het spoedeisende karakter van onderhavige
wijzigingsregeling wordt derhalve afgeweken van de Vaste Verander Momenten.
§ 6. Administratieve lasten
Deze wijzigingsregeling heeft geen effecten voor de administratieve lasten.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
overeenkomstig het door de Minister genomen besluit:
de Directeur-Generaal,
A.M. Burger.