De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Gelet op artikel 15.13, eerste tot en met derde lid, van de Wet milieubeheer;
Besluit:
ARTIKEL I
De Subsidieregeling milieugerichte technologie1 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.1.2, onderdeel a, wordt ‘demonstratieproject, marktintroductieproject of toepassingsproject’ vervangen door:
demonstratieproject of marktintroductieproject.
B
Artikel 2.1.3, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a vervalt de tekst beginnende met ‘dat gericht is op’ en eindigende met ‘(H)CFK-koelinstallaties’.
3. De onderdelen e, f en g worden geletterd d, e en f.
C
In artikel 2.1.5 wordt ‘demonstratieproject, marktintroductieproject of toepassingsproject’ vervangen door: demonstratieproject
of marktintroductieproject.
D
Artikel 2.1.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt ‘wordt voor’ vervangen door: mag voor.
2. In onderdeel a wordt na ‘personeel’ ingevoegd: worden.
3. In onderdeel b wordt na ‘uurtarief’ ingevoegd ‘worden’ en wordt ‘€ 40,–’ vervangen door: € 50,–.
E
In artikel 2.1.7, onderdelen a, b en c, wordt ‘€ 350.000,–’ telkens vervangen door: € 150.000,–.
F
In artikel 2.1.9 wordt ‘2008’ vervangen door ‘2009’ en wordt ‘€ 1.250.000,–’ vervangen door: € 750.000,–.
G
In artikel 2.1.12, tweede lid, wordt ‘3 maart 2008 tot uiterlijk 15 oktober 2008’ vervangen door: 1 maart 2009 tot en met
29 april 2009 en met ingang van 1 september 2009 tot en met 15 oktober 2009.
H
Artikel 2.2.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘de kosten van certificering’ vervangen door: certificering, octrooiwerving.
2. In onderdeel b wordt ‘energiebesparing;’ vervangen door: energie.
I
Artikel 2.2.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw) wordt na ‘inhoudt’ ingevoegd: waarbij ook het ondernemerschap van de aanvrager wordt meegewogen.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. In afwijking van het eerste lid, aanhef, wordt bij de beoordeling van aanvragen tot subsidieverlening het aspect, bedoeld
in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel f, niet betrokken.
J
Artikel 2.2.5 komt te luiden:
Artikel 2.2.5
Voor de gehele aanvraag wordt een uurtarief gehanteerd van € 50,–, inclusief reis- en verblijfkosten en een opslagpercentage
voor algemene kosten.
K
In artikel 2.2.8 wordt ‘2008: € 5.000.000,–’ vervangen door: 2009: € 4.500.000,–.
L
Artikel 2.2.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt ‘tot, en tevens’ vervangen door: tot en tevens.
2. In onderdeel c wordt ‘redelijk’ vervangen door: substantieel.
M
In artikel 2.2.11, tweede lid, wordt ‘2008’ vervangen door: 2009.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.
TOELICHTING
1. Inleiding
Deze regeling strekt tot wijziging van het subsidieprogramma reductie overige broeikasgassen en het subsidieprogramma milieu
& technologie, die onderdeel uitmaken van de Subsidieregeling milieugerichte technologie. In 2009 zal voor de uitvoering van
projecten op grond van het subsidieprogramma reductie overige broeikasgassen in plaats van € 1.250.000,– slechts € 750.000,–
beschikbaar zijn en voor de uitvoering van projecten op grond van het subsidieprogramma milieu en technologie in plaats van
€ 5.000.000,– slechts € 4.500.000,– beschikbaar zijn.
2. Wijziging subsidieprogramma reductie overige broeikasgassen
2.1 Algemeen
Bij de overgang van de uitwerking van de Kyoto-doelstellingen naar het werkprogramma ‘Schoon en Zuinig’ zijn veranderingen
voorgesteld voor het financieel instrumentarium dat wordt ingezet ten bate van reductie van overige broeikasgassen. In grote
lijnen wordt volgend jaar gewerkt aan het opheffen van marktimperfecties op het gebied van meters voorbereiden en innovaties
en er komt opnieuw aandacht voor innovatie. In 2009 wordt daarom voor de periode 2010–2020 gezocht naar instrumenten die meer
sturingsmogelijkheden bieden, effectiever en efficiënter zijn. Tevens wordt meer aansluiting gezocht bij bestaande instrumenten
en wordt gewerkt aan het opheffen van urgente marktimperfecties. De wijzigingen van het subsidieprogramma reductie overige
broeikasgassen 2009 passen als voorbereidingsjaar bij de gewenste veranderingen in het kader van ‘Schoon en Zuinig’.
2.2 De wijzigingen
Om ruimte te creëren voor andere financiële instrumenten, is in de eerste plaats het budget voor het subsidieprogramma verlaagd
naar € 750.000,–.
Om te voorkomen dat een groot project het beschikbare subsidiebudget in één keer halveert, is in de tweede plaats het maximale
subsidiebedrag per project in de categorieën preconcurrentiële ontwikkelingsprojecten, demonstratieprojecten en marktintroductieprojecten
verlaagd tot € 150.000,–.
In de derde plaats zal voor toepassingsprojecten geen subsidie meer beschikbaar worden gesteld. Redenen hiervoor zijn:
– de overlap met de Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieu-investeringen (MIA/Vamil). Toepassingsprojecten
kunnen via de MIA/Vamil worden gestimuleerd;
– van een aantal in de afgelopen jaren gesubsidieerde toepassingsprojecten is bekend dat deze ook waren doorgegaan zonder aanvullende
financiering vanuit het Rijk.
Verder kunnen, om de kosten verbonden aan het afhandelen van aanvragen in de hand te houden, aanvragen tot subsidieverlening
niet gedurende één aaneengesloten periode worden ingediend, maar gedurende twee korte perioden. Na de sluitingsdatum van een
periode kunnen de in die periode ingediende aanvragen in één zitting van het adviescollege, dat door SenterNovem wordt ingeschakeld,
worden beoordeeld. Verder wordt op deze manier de doorlooptijd voor het afhandelen van aanvragen beperkt en wordt de werkdruk
voor SenterNovem, als uitvoerder van deze subsidieregeling, beter gespreid over het jaar.
3. Wijzigingen subsidieprogramma milieu en technologie
De in het subsidieprogramma milieu en technologie doorgevoerde wijzigingen zijn vooral van ondergeschikte betekenis. Het gaat
om de wijzigingen van:
– Artikel 2.2.3: Verduidelijkt is dat projecten met betrekking tot certificatie en octrooiwerving niet voor subsidie in aanmerking
komen. Dat geldt ook voor projecten gericht op het onderzoeken, ontwikkelen, testen en voor de eerste keer toepassen van milieugerichte
innovaties die perspectief bieden op een aanzienlijke verbetering van de milieuefficiëntie in de doelgroep industrie, of waarbij
de doelgroep industrie een essentiële rol speelt, voor zover die projecten in hoofdzaak zijn gericht op energie(besparing).
– Artikel 2.2.4: Bij de beoordeling van aanvragen zal de doelmatigheid waarmee door middel van het project kennis kan worden
verspreid niet worden betrokken (artikel 1.2, tweede lid, onder f). Wel zal de mate waarin een project een technisch en economisch
risico inhoudt, worden beoordeeld. Daarbij wordt ook teneinde die risico’s te beperken, het ondernemerschap van de aanvrager
meegewogen. Het gaat daarbij onder meer om de vraag of de ondernemer bereid en in staat is een nieuwe technologische ontwikkeling
succesvol uit te dragen of toe te passen.
– Artikel 2.2.5: Voor de vaststelling van de loonkosten die deel uitmaken van de subsidiabele kosten zal uitsluitend worden
uitgegaan van een uurtarief van € 50,–, inclusief reis- en verblijfkosten en een opslagpercentage voor algemene kosten.
– Artikel 2.2.8: Voor 2009 is het subsidieplafond vastgesteld op € 4.500.000,–.
– Artikel 2.2.10: Deze wijziging voorziet erin dat een aanvrager tot subsidieverlening als bedoeld in dit artikel geen redelijk
maar een substantieel belang in de onderneming moet hebben waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.
4. Uitvoering van de subsidieprogramma’s
De uitvoering van de Subsidieregeling milieugerichte technologie is, evenals voorgaande jaren, gemandateerd aan SenterNovem.
Een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van een voorgeschreven aanvraagformulier dat, evenals de tekst van het
betreffende subsidieprogramma, kan worden opgevraagd bij:
SenterNovem
Postbus 8242
3503 RE Utrecht
tel. 030-2147120, fax 030-2316491
www.senternovem.nl/rob
www.senternovem.nl/milieutechnologie/indez/asp
Aan de op de website van SenterNovem geplaatste teksten van de onderscheidene subsidieprogramma’s kunnen géén rechten worden
ontleend.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J.M. Cramer.