Regeling van de Staatssecretaris van Justitie van 9 december 2008, nr. 5564127/08, houdende nadere regels ten aanzien van erkenning van EG-beroepskwalificaties en tijdelijke en incidentele dienstverrichting van beëdigde tolken en vertalers (Regeling erkenning EG-beroepskwalificaties beëdigde tolken en vertalers)

De Staatssecretaris van Justitie,

Gelet op artikel 33 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties;

Besluit:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Definities

a. wet:

de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties;

b. raad:

de raad voor rechtsbijstand te ’s-Hertogenbosch;

c. aanvraag:

de aanvraag van een migrerende beroepsbeoefenaar tot het verkrijgen van erkenning van EG-beroepskwalificaties, bedoeld in artikel 5 van de wet, met betrekking tot een of meer bron- en doeltalen, als beëdigd tolk of beëdigd vertaler;

d. aanvrager:

de migrerende beroepsbeoefenaar die een aanvraag indient;

e. compenserende maatregel:

een aanpassingsstage of een proeve van bekwaamheid;

f. stagiair:

de migrerende beroepsbeoefenaar die een aanpassingsstage volgt;

g. dienstverrichter:

de dienstverrichter, bedoeld in artikel 21 van de wet;

h. register:

het register voor beëdigde tolken en vertalers, bedoeld in artikel 2 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

Artikel 2 Mandaat en machtiging

  • 1. De raad wordt mandaat en machtiging verleend ten aanzien van de bevoegdheden en handelingen, bedoeld in de artikelen 5, 6, 8, 11, 12, 13, 17, 19, 23, 27, 29, 30, 32, 34, tweede lid, en 35, van de wet, met inbegrip van de behandeling van klachten, het beslissen op bezwaar en op verzoeken in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur en het terzake voeren van gerechtelijke procedures.

  • 2. De raad wordt toegestaan het in het eerste lid verleende mandaat en machtiging geheel of gedeeltelijk door te geven aan een of meer onder hem ressorterende functionarissen, de commissie beëdigde tolken en vertaler of de klachtencommissie.

HOOFDSTUK 2 ERKENNING VAN EG-BEROEPSKWALIFICATIES

Artikel 3 Documenten bij aanvraag

  • 1. De aanvraag wordt ingediend bij de raad, met een duidelijke omschrijving van het betreffende gereglementeerde beroep, en met aanduiding van de betreffende bron- en doeltalen, per taalcombinatie en per taalvaardigheid.

  • 2. De aanvrager legt bij de aanvraag de volgende bescheiden over aan de raad:

    • a. de documenten betreffende nationaliteit en verblijf, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de wet;

    • b. een kopie van de opleidingstitels en bekwaamheidsattesten:

      • i. gewaarmerkt door het bevoegde gezag in de betrokken staat van oorsprong of herkomst op grond waarvan de aanvrager in die betrokken staat recht heeft op toegang tot en uitoefening van het gereglementeerde beroep tolk of vertaler of een daarmee vergelijkbaar beroep en waaruit tevens de duur van de opleiding blijkt; of

      • ii. gewaarmerkt door het in een derde land bevoegde gezag dat de opleidingstitel heeft afgegeven en een bewijsstuk, gewaarmerkt door het bevoegde gezag in de betrokken staat van oorsprong of herkomst waaruit blijkt dat dit bevoegde gezag de opleidingstitel heeft erkend alsmede dat de aanvrager ten minste drie jaar beroepservaring in het gereglementeerde beroep tolk of vertaler of een daarmee vergelijkbaar beroep heeft opgedaan op het grondgebied van die betrokken staat en waaruit tevens de duur van de opleiding blijkt;

    • c. een overzicht van vakken die onderdeel hebben uitgemaakt van de opleidingen, waarin opleidingstitels zijn behaald als bedoeld in onderdeel b, en waarin de aanvrager met goed gevolg examen heeft afgelegd alsmede een leerstofomschrijving van deze vakken en de daarbij behorende studietijd;

    • d. in voorkomend geval een bewijs van de beroepservaring, waaronder inzicht in de duur van deze beroepservaring en de onderdelen en inhoud waaruit de beroepswerkzaamheden hebben bestaan;

    • e. een verklaring omtrent gedrag afgegeven door het bevoegd gezag van de betrokken staat van oorsprong of herkomst, of een met die verklaring overeenkomend document bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de wet, met dien verstande dat de verklaring of het document ten tijde van de indiening van de aanvraag niet ouder is dan drie maanden.

  • 3. Indien de raad een eerdere aanvraag heeft afgewezen en hierbij een mededeling, bedoeld in artikel 4, eerste lid, heeft gedaan, doet de aanvrager de aanvraag tevens vergezeld gaan van:

    • a. een verklaring, bedoeld in artikel 5, tweede lid; of

    • b. een verklaring, bedoeld in artikel 6, tweede lid.

  • 4. De raad kan verlangen dat de aanvrager nadere informatie verstrekt over:

    • a. de aard, de inhoud en de duur van de door de aanvrager gevolgde opleiding; en

    • b. de beroepservaring van de aanvrager.

  • 5. De raad kan verlangen dat de aanvraag en de gegevens en bescheiden, bedoeld in het tweede lid, onderdelen b tot en met e en vierde lid, die zijn gesteld in een andere dan de Nederlandse taal, vergezeld gaan van beëdigde vertalingen in het Nederlands.

Artikel 4 Compenserende maatregel

  • 1. Met inachtneming van artikel 11 van de wet stelt de raad de aanvrager op de hoogte van de eis van het met goed gevolg afleggen van een compenserende maatregel met een bepaalde duur of inhoud.

  • 2. De compenserende maatregel wordt beoordeeld aan de hand van de vraag of de wettelijke competenties in voldoende mate worden beheerst:

    • attitude van een tolk voor de tolk;

    • attitude van een vertaler voor de vertaler;

    • integriteit;

    • taalvaardigheid in de bron- en doeltaal;

    • kennis van de cultuur van het land of gebied van de bron- en doeltaal;

    • tolkvaardigheid voor de tolk;

    • vertaalvaardigheid voor de vertaler.

Artikel 5 Aanpassingsstage

  • 1. Indien de compenserende maatregel bestaat uit een aanpassingsstage, wordt deze begeleid door een tolk of vertaler die is ingeschreven in het register voor beëdigde tolken en vertalers. Deze tolk of vertaler is stagebegeleider en belast de stagiair met tolk- of vertaalwerkzaamheden waarvoor geen beëdiging vereist is.

  • 2. Na afronding van de aanpassingsstage, in voorkomend geval daarbij inbegrepen een aanvullende opleiding, zendt de stagebegeleider, bedoeld in het eerste lid, een schriftelijke verklaring aan de stagiair.

  • 3. De verklaring, bedoeld in het tweede lid, wordt binnen twee weken na afronding van de aanpassingsstage verzonden, en bevat een oordeel over de wijze waarop de aanpassingsstage, in voorkomend geval daarbij inbegrepen een aanvullende opleiding, is vervuld.

  • 4. De aanvrager mag meer aanpassingsstages volgen.

Artikel 6 Proeve van bekwaamheid

  • 1. Indien de compenserende maatregel bestaat uit een proeve van bekwaamheid, wordt deze afgelegd bij een door de raad aangewezen instantie.

  • 2. Na het afleggen van de proeve van bekwaamheid zendt de instantie, bedoeld in het eerste lid, een schriftelijke verklaring aan de aanvrager.

  • 3. De verklaring, bedoeld in het tweede lid, wordt binnen twee weken na het afleggen van de proeve van bekwaamheid verzonden, en bevat een oordeel over de wijze waarop de aanvrager de proeve van bekwaamheid heeft afgelegd.

  • 4. De aanvrager mag meer proeven van bekwaamheid afleggen.

HOOFDSTUK 3 TIJDELIJKE EN INCIDENTELE DIENSTVERRICHTING

Artikel 7 Beroepskwalificatie-eisen aan tijdelijke en incidentele dienstverrichters

  • 1. De dienstverrichter doet voorafgaand aan de eerste dienstverrichting in Nederland aan de raad een schriftelijke verklaring toekomen, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet, met een aanduiding van welk gereglementeerd beroep, met aanduiding van bron- en doeltalen, op welke tijdelijke en incidentele wijze zal worden verricht.

  • 2. De dienstverrichter voegt bij de verklaring de documenten, genoemd in artikel 23, derde lid, onderdeel a tot en met d, van de wet.

Artikel 8 Controle in verband met openbare veiligheid

  • 1. De raad kan voorafgaand aan de eerste dienstverrichting de beroepskwalificaties van de dienstverrichter controleren in verband met de openbare veiligheid, bedoeld in artikel 27 van de wet.

  • 2. In geval van artikel 27, derde lid, van de wet, biedt de raad de dienstverrichter de mogelijkheid om door middel van een met goed gevolg afgelegde proeve van bekwaamheid, bedoeld in de artikelen 4, tweede lid, en 6, aan te tonen dat hij de ontbrekende kennis en vaardigheden heeft verworven.

Artikel 9 Gegevens voor afnemers van de dienst

Wanneer de dienstverrichter de beroepstitel waartoe hij in de betrokken staat van vestiging is gerechtigd of de titel die behoort bij zijn opleiding, bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de wet voert, kan de raad eisen dat de dienstverrichter aan de afnemer van de dienst de gegevens verstrekt, genoemd in artikel 29, onderdeel a tot en met e, van de wet.

HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2009.

Artikel 11 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling erkenning EG-beroepskwalificaties beëdigde tolken en vertalers.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak.

TOELICHTING

Algemeen

Op 7 september 2005 hebben het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie richtlijn nr. 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties vastgesteld (PbEU L 255), hierna genoemd: richtlijn). Deze richtlijn vervangt vijftien richtlijnen en heeft tot doel de grensoverschrijdende toegang tot gereglementeerde beroepen in de lidstaten te vergemakkelijken door te waarborgen dat migrerende beroepsbeoefenaars die hun beroepskwalificaties in een EU-lidstaat, in een van de EER-staten IJsland, Noorwegen en Liechtenstein of in Zwitserland hebben behaald, toegang hebben tot hetzelfde of een daarmee vergelijkbaar gereglementeerd beroep in een andere lidstaat, genoemde EER-staten of Zwitserland. Daartoe voorziet de richtlijn in een eenvoudiger procedure van wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties. De lidstaten hebben de verplichting de richtlijn om te zetten in hun nationale wet- en regelgeving. In Nederland wordt een belangrijk deel van de richtlijn geïmplementeerd door middel van de Algemene Wet erkenning EG-beroepskwalificaties (Stb. 2007, 530), hierna genoemd: wet. Deze wet is op 21 december 2007 in werking getreden. De onderhavige Regeling erkenning EG-beroepskwalificaties beëdigde tolken en vertalers (hierna: regeling) geeft een nadere uitwerking aan artikel 33, eerste en tweede lid, van de wet, toegespitst op de gereglementeerde beroepen beëdigde tolk en beëdigde vertaler, opgenomen in het register voor beëdigde tolken en vertalers (hierna: het register). Aan de raad voor rechtsbijstand te ’s-Hertogenbosch (hierna: de raad) is mandaat en machtiging verleend om beslissingen te nemen en handelingen te verrichten in het kader van de erkenning van de beroepskwalificaties en de tijdelijke en incidentele dienstverrichting. De raad heeft schriftelijk ingestemd met het verkrijgen van het mandaat en de machtiging.

De wet en de regeling zijn alleen van toepassing op beëdigde tolken en vertalers. Het staat een ieder vrij in Nederland als niet-beëdigde tolk of vertaler werkzaam te zijn, ook voor mensen met een buitenlands beroep of opleiding. Wie in Nederland toegelaten wil worden tot het register en beschikt over elders in de EU, in een van de EER-staten IJsland, Noorwegen en Liechtenstein of in Zwitserland (hierna: betrokken staat) behaalde beroepskwalificaties als tolk of vertaler, valt voor de erkenning van deze beroepskwalificaties onder de werking van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties. Met een verkregen erkenning voldoet de tolk of vertaler aan artikel 6, onder a, van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

Uitgangspunt is dat Nederland de migrerende beroepsbeoefenaar in beginsel de toegang tot of uitoefening van het beroep van beëdigde tolk of vertaler niet wegens onvoldoende beroepskwalificaties mag weigeren indien deze beroepsbeoefenaar in de betrokken staat van oorsprong of herkomst de beroepskwalificaties heeft (behaald) die in een andere betrokken staat verplicht zijn gesteld voor toegang tot of uitoefening van het beroep beëdigde tolk of vertaler of een daarmee vergelijkbaar beroep. Daarbij geldt als hoofdregel dat om in aanmerking te komen voor erkenning de beroepskwalificaties van de migrerende tolk/vertaler tenminste gelijk moeten zijn aan het niveau direct onder het niveau dat in Nederland is voorgeschreven. Als na vergelijking blijkt dat er wezenlijke verschillen zijn op het punt van de inhoud van de opleiding of als de duur van de opleiding één jaar of meer korter is dan in Nederland, dient de migrerende tolk/vertaler een proeve van bekwaamheid met succes af te leggen of een aanpassingsstage (die ook opleidingselementen kan bevatten) succesvol te volbrengen. Deze proeve of stage moet evenredig zijn in relatie tot de onvoldoende aanwezige beroepskwalificaties en rekening houden met de beroepservaring van de aanvrager. Indien na onderlinge vergelijking van de kwalificaties blijkt dat de niveauverschillen te groot zijn, wordt geen erkenning verleend.

Zijn de beroepskwalificaties erkend, dan volgt automatisch inschrijving in het register, na de betaling van de reguliere inschrijvingskosten.

Naast de erkenning van de beroepskwalificaties voor de toegang tot het beroep in Nederland heeft de onderhavige regeling ook betrekking op de lichtere beroepskwalificatie-eisen voor tijdelijke en incidentele grensoverschrijdende dienstverrichting. Er dient door de dienstverrichter een verklaring vooraf te worden overgelegd en er vindt een controle door de raad plaats. Tevens kan de raad eisen dat de dienstverrichter gegevens verstrekt aan afnemers van de dienst.

De controle vooraf is in het belang van de openbare veiligheid te rechtvaardigen omdat de tolken en vertalers die ten dienste van justitie werken, in aanraking komen met gevoelige en strafrechtelijke gegevens en zelfs in voorkomende gevallen met gegevens die de staatsveiligheid betreffen, bijvoorbeeld uit terreurprocessen. Het is van belang dat de kwaliteit en de integriteit van de tolken en vertalers zodanig is, dat de Nederlandse rechtsorde hiermee afdoende wordt beschermd.

Om deze controle uit te mogen voeren is daarnaast het plaatsen op de Regeling vaststelling lijst gereglementeerde beroepen een voorwaarde, hetgeen zo spoedig mogelijk wordt geregeld.

Verder geldt dat een erkenning van beroepskwalificaties en de mogelijkheid – indien aan een aantal voorwaarden wordt voldaan – tijdelijke en incidentele werkzaamheden te verrichten zonder beperkingen wegens beroepskwalificaties, de migrerende of grensoverschrijdende tolk en vertaler in Nederland in staat stelt werkzaamheden te verrichten onder dezelfde voorwaarden als gelden voor vergelijkbare beroepsbeoefenaren met Nederlandse kwalificaties die ingeschreven staan in het register. Na de automatische (in voorkomend geval tijdelijke) inschrijving in het register, zal betrokkene aldus binnen twee maanden ter zitting van de rechtbank een eed of gelofte afleggen.

De wet geeft in artikel 54 een overgangsregeling voor lopende procedures (aanvraag, bezwaar en beroep) op basis van de voorheen geldende Algemene wet erkenning EG-hogeronderwijsdiploma’s en Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen).

Artikelsgewijs

Hoofdstuk 1

Artikel 1

In artikel 1 wordt een aantal in de regeling gebruikte begrippen gedefinieerd. Hierbij is aangesloten bij de begrippen, gehanteerd in de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties en de Wet beëdigde tolken en vertalers.

Artikel 2

De feitelijke uitvoering van de erkenning van EG-beroepskwalificaties en (de controle van) de verklaring voorafgaand aan incidentele en tijdelijke dienstverrichting van tolken of vertalers is in handen gelegd van de raad, gelet op het beheer dat de raad reeds thans heeft betreffende het register voor beëdigde tolken en vertalers waarvoor de raad de verwerker is. De raad heeft schriftelijk ingestemd met het verkrijgen van het mandaat en de machtiging. Op grond van artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) betreft het mandaat niet de bevoegdheid bij ministeriële regeling nadere regels te geven als genoemd in artikel 33 van de wet.

De verantwoordelijke bewindspersoon van Justitie kan overigens te allen tijde besluiten de bevoegdheden, genoemd in het onderhavige artikel 2, zelf uit te oefenen.

Aan de raad wordt toegestaan van dit verleende mandaat ondermandaat te verlenen. Ondermandaat is van belang omdat op grond van artikel 10:3, derde lid, van de Awb, de beslissing op bezwaar niet mag worden genomen door dezelfde gemandateerde die het primaire besluit nam. Het ligt derhalve in de lijn dat de raad de bevoegdheid primaire besluiten te nemen doormandateert aan de betrokken functionaris en dat de raad de beslissingen op bezwaar zelf neemt.

Artikel 3, eerste lid

De aanvraag moet worden ingediend bij: De raad voor rechtsbijstand te ’s-Hertogenbosch, Antwoordnummer 10794, 5200 WB ’s-Hertogenbosch.

De gevraagde omschrijving en aanduiding zijn nodig omdat de toetsing plaatsvindt per taalcombinatie en per taalvaardigheid. Deze situatie doet zich bijvoorbeeld voor als een tolk tevens vertaalwerkzaamheden wil doen of als een tolk/vertaler meerdere talen spreekt.

Artikel 3, tweede lid

De in artikel 3 aangeduide documenten zijn nodig om te beoordelen of de aanvrager voldoet aan alle voorwaarden voor erkenning van zijn beroepskwalificaties. Indien één of meer documenten niet zijn overgelegd, is de raad op grond van artikel 4:5, eerste lid, onder c, van de Awb bevoegd de aanvraag niet in behandeling te nemen.

De documenten vermeld in onderdeel a betreffen de categorieën personen die voldoen aan de definitie van migrerende beroepsbeoefenaar uit de wet. Hiertoe behoren behalve (1) de onderdanen van lidstaten ook (2) de onderdanen van een derde land die houder zijn van een door een lidstaat van de EU afgegeven EG verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als bedoeld in artikel 8 van richtlijn 2003/109/EG en (3) familieleden van een onderdaan als hiervoor bedoeld onder (1), die onderdaan zijn van een derde land en die uit hoofde van richtlijn 2004/38/EG gerechtigd zijn een lidstaat binnen te komen en er te verblijven.

Dit betekent dat de raad van de aanvrager niet alleen moet kunnen vragen een bewijs van diens nationaliteit te verstrekken. In voorkomende gevallen zal de aanvrager ook moeten aantonen dat hij de status heeft van langdurig ingezetene of van familielid van een EU onderdaan, zoals bedoeld in eerdergenoemde richtlijnen.

Met de onder b, c en d vermelde documenten toont de aanvrager aan dat hij gekwalificeerd is voor het beroep dat hij in Nederland wil uitoefenen. Als schriftelijk bewijs van de beroepservaring kan bijvoorbeeld gelden een kopie van een arbeidsovereenkomst, salarisbetalingen of een individuele bedrijfspas. Ten aanzien van de als zelfstandige opgedane beroepservaring kan ook een kopie van belastingdocumenten, sociale verzekeringsdocumenten of inschrijving in een handelsregister voldoen.

Met het document vermeld onder e toont de aanvrager aan dat in de betrokken staat van oorsprong of herkomst niet is gebleken van bezwaren betreffende zijn betrouwbaarheid, die zich tegen de uitoefening van het betrokken beroep verzetten. Van de migrerende beroepsbeoefenaar wordt een verklaring omtrent gedrag verlangd, die vergelijkbaar is met het document, bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Deze verklaring moet worden afgegeven door het bevoegde gezag van de betrokken staat van oorsprong of herkomst, bij voorkeur van de betrokken staat waar de migrerende beroepsbeoefenaar het laatst geruime tijd verbleef alvorens naar Nederland te komen. Het begrip ‘betrokken staat’ wordt in de wet gedefinieerd als: lidstaat van de Europese Unie, andere staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland. Indien in de betrokken staat van oorsprong of herkomst het bevoegde gezag dergelijke verklaringen niet verstrekt, dan kan de aanvrager volstaan met het overleggen van een verklaring onder ede of plechtige verklaring, bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de wet. Het stellen van betrouwbaarheidseisen aan de aanvrager is mogelijk omdat in de Wet beëdigde tolken en vertalers eveneens eisen gesteld worden aan de betrouwbaarheid van eigen onderdanen die werkzaam zijn als beëdigd tolk/vertaler.

Artikel 3, derde lid

Bij voorkeur werkt de raad niet met een procedure met aanhoudingsmogelijkheid. Er kan dan de situatie ontstaan dat rond een aanvraag maanden niets gebeurt, zonder dat duidelijk is of de aanvrager een compenserende maatregel gaat volbrengen. Indien de afgewezen aanvrager na haet succesvol volbrengen van een compenserende maatregel een nieuwe aanvraag indient, hoeft hij slechts de verklaring over de compenserende maatregel over te leggen en een verklaring omtrent gedrag, niet ouder dan drie maanden alsmede wijzigingen die ten aanzien van de reeds verstrekte documenten hebben plaatsgevonden. Mocht de aanvrager wensen af te wijken van de beschreven systematiek, staat het hem vrij de raad gemotiveerd te verzoeken om een aanhoudingsbeslissing.

Artikel 3, vierde lid

Het kan nodig zijn extra informatie over de opleiding van de aanvrager te verkrijgen om te kunnen beoordelen of de bestudeerde vakken en de opleidingsduur wezenlijk verschillen van de opleiding in Nederland. Extra informatie over de beroepservaring kan daarnaast nodig zijn om te beoordelen of deze beroepservaring een geconstateerd wezenlijk verschil in opleiding kan overbruggen.

Artikel 3, vijfde lid

De mogelijkheid een vertaling van de aanvraag en de overige bescheiden te verlangen, is gecreëerd om de uitvoeringspraktijk niet nodeloos en onevenredig te belasten.

Artikel 4

Indien de raad beslist dat de aanvrager een compenserende maatregel (een aanpassingsstage of een proeve van bekwaamheid) moet volbrengen, dan mag de aanvrager zelf kiezen tussen de twee mogelijkheden, tenzij de opleidingstitel in een derde land is afgegeven.

De aanpassingsstage en de proeve van bekwaamheid worden beoordeeld op de competenties, genoemd in artikel 3 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

Artikel 5

Tijdens de aanpassingsstage mag de stagiair tolk- en vertaalwerkzaamheden verrichten waarvoor geen beëdiging is vereist. De raad bepaalt de duur van de aanpassingsstage. De duur kan per persoon verschillen, afhankelijk van diens ervaring en opleiding.

Om te kunnen beoordelen of de aanvrager in aanmerking kan komen voor een erkenning van EG-beroepskwalificaties, moet de raad beschikken over inzicht in de duur en het al dan niet goede verloop van de stage. Alleen een schriftelijke verklaring dat de stage met goed gevolg is volbracht, kan leiden tot erkenning van de beroepskwalificaties. Deze verklaring wordt ingebracht bij de (nieuwe) aanvraag (artikel 3, derde lid, van deze regeling).

De mogelijkheid om een aanpassingsstage te volgen is niet gelimiteerd; de aanvrager mag onbeperkt herkansen.

Artikel 6

De raad stelt vast waar de proeve van bekwaamheid wordt afgelegd. De kosten die de examinerende instantie in rekening brengt voor het afleggen van de proeve komen voor rekening van de aanvrager.

Om te kunnen beoordelen of de aanvrager in aanmerking kan komen voor een erkenning van EG-beroepskwalificaties, moet de raad beschikken over het resultaat van de proeve van bekwaamheid. Alleen een schriftelijke verklaring dat de proeve met goed gevolg is volbracht (een voldoende is behaald), kan leiden tot erkenning van beroepskwalificaties. Deze verklaring wordt ingebracht bij de (nieuwe) aanvraag (artikel 3, derde lid, van deze regeling).

De mogelijkheid om een examen af te leggen is niet gelimiteerd; de aanvrager mag onbeperkt herkansen.

Artikel 7

Dit artikel betreft de uitwerking van artikel 23, eerste en derde lid, van de wet. Deze verklaring en de daarbij gevraagde documenten zijn nodig om te kunnen beoordelen of betrokkene beschikt over de kwalificaties die voor het te verrichten beroep worden verlangd en of hij kan worden aangemerkt als tijdelijk en incidenteel dienstverrichter in de zin van de wet. Om te kunnen beoordelen of sprake is van een tijdelijk en incidenteel karakter is het van belang dat de verklaring inzicht verschaft in de aard en duur van de dienstverrichting. De aanduiding van de bron- en doeltalen houdt verband met de inschrijving in het register. Voor de verklaring, die jaarlijks moet worden afgegeven, gelden geen vormvereisten.

De documenten die bij de verklaring moeten worden overgelegd zijn nodig om te kunnen beoordelen of het soepele regime op betrokkene van toepassing is. Er worden geen eisen gesteld aan de geldigheidsduur van de documenten. Het overleggen van deze documenten is alleen verplicht voorafgaand aan de eerste dienstverrichting, of indien zich een wezenlijke verandering hierin heeft voorgedaan.

Artikel 8

Dit artikel regelt de procedure betreffende de controlebevoegdheid van de raad van de in artikel 7 van deze regeling genoemde documenten. De raad is conform artikel 27 van de wet bevoegd de beroepskwalificaties van de beroepsbeoefenaar te controleren indien het een gereglementeerd beroep betreft dat verband houdt met de volksgezondheid of de openbare veiligheid en dat is geplaatst op een bij ministeriële regeling vastgestelde lijst. De raad kan, conform artikel 28 van de wet, besluiten al dan niet voormelde documenten te controleren en neemt een beslissing over het resultaat van de controle. Deze controle vooraf is gerechtvaardigd in verband met de openbare veiligheid, met name met het oog op de gevoelige en strafrechtelijke gegevens alsmede gegevens die de staatsveiligheid betreffen waarmee tolken en vertalers in aanraking kunnen komen.

Artikel 9

Op grond van artikel 29 van de wet kan de raad de tolk/vertaler verplichten de afnemer van zijn diensten de gegevens, bedoeld in artikel 29, onderdeel a tot en met e, van de wet te verstrekken ingeval hij een beroepstitel voert waartoe hij in zijn vestigingsstaat is gerechtigd of die behoort tot zijn opleiding.

Artikel 11

De regeling en de Wet beëdigde tolken en vertalers treden op dezelfde dag in werking.

De Staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak.

Naar boven