Regeling van 24 september 2008, nr. TRCJZ/2008/2088, tot wijziging van de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Handelend in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op artikel 1, derde lid, artikel 37, zevende lid en artikel 90, eerste en tweede lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden alsmede de artikelen 8, eerste en vierde lid, 17, vierde lid, 18, tweede lid, 19, eerste lid, 24, vierde en vijfde lid, 25, vierde en vijfde lid, 26, zevende lid, 29, derde lid, 32, vierde lid, onderdeel d, 34, tweede en derde lid, 35, vijfde lid en 36, zevende lid, van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt in de definitie van dompelvloeistof de zinsnede ‘bloembollen of bloemknollen’ vervangen door: bollen of knollen, en vervallen de definities van DT 50 en gewasbeschermingsprobleem.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Deze regeling berust mede op de artikelen 82, 85, 86, en 90, eerste en tweede lid, van de wet.

B

In artikel 2.1, derde lid, wordt de zinsnede ‘de artikelen 32’ vervangen door: artikel 32.

C

1. In de artikelen 2.5, 2.7, 3.5, 3.6 en 3.7 wordt het woord ‘risicoindex’ dan wel ‘risico index’ telkens vervangen door: risico-index.

2. In de artikelen 2.5, eerste lid, en 3.5, eerste lid, wordt de zinsnede ‘kleiner is dan 1’ vervangen door: ten hoogste gelijk is aan 1.

D

Artikel 2.6 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, onderdeel a., subonderdeel iii., wordt de zinsnede ‘EUROPOEM II (dermaal) en NL model (inhalatoir)’, onder vervanging van de punt aan het eind in een punt komma, vervangen door: model EUROPOEM II voor dermale blootstelling.

2. Na subonderdeel iii wordt een nieuw subonderdeel ingevoegd, luidende:

  • iv. voor degenen die werkzaamheden uitvoeren in ruimten die behandeld zijn met middelen of in ruimten werkzaamheden uitvoeren met of aan gewassen die behandeld zijn met middelen: NL model voor inhalatoire blootstelling.

3. In artikel 2.6, tweede lid, wordt ‘bijlage II, kolom A, van deze regeling’ vervangen door: bijlage III.

E

Artikel 2.8, derde lid, artikel 2.9, tweede lid en artikel 2.10, derde lid vervallen.

F

Artikel 2.11 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt na de zinsnede ‘chemische gewasbeschermingsmiddelen’ de zinsnede ingevoegd: voor zover mogelijk.

2. Het tweede lid komt te luiden als volgt:

  • 2. Het college past bij de toepassing van de uniforme beginselen voor het evalueren en toelaten van gewasbeschermingsmiddelen die micro-organismen bevatten als bedoeld in bijlage VI, deel II van richtlijn 91/414/EEG, voor zover mogelijk op overeenkomstige wijze het in deze regeling bepaalde met betrekking tot de beoordeling van chemische gewasbeschermingsmiddelen toe.

3. Het derde lid komt te luiden als volgt:

  • 3. Voorts past het college bij de beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen die micro-organismen bevatten op overeenkomstige wijze de artikelen 2.5, derde lid, 2.6 en 2.7, vierde en vijfde lid toe, alsmede de artikelen 4.84 en 4.100 van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

G

In artikel 2.14, tweede lid, onderdeel b, komt ‘hebben’ te vervallen.

H

In artikel 2.16, eerste lid, wordt ‘de aanvrager’ vervangen door: de gebruiker.

I

Artikel 2.18 vervalt.

J

In artikel 2.20, eerste en tweede lid, wordt ‘bijlage VI’ vervangen door: bijlage III.

K

In hoofdstuk 2 komt het opschrift van § 8 als volgt te luiden:

§ 8 Handleiding toelating bestrijdingsmiddelen

L

In artikel 2.23 wordt de zinsnede die begint met: ‘alsmede’ en eindigt met ‘drift’ vervangen door: , alsmede hoofdstuk 4 voor de onderdelen die betrekking hebben op het toxicologisch profiel, op consumenten, op omstanders en op niet-professioneel gebruik, en hoofdstuk 6 voor de onderdelen die betrekking hebben op gedrag in oppervlaktewater en sediment, op blootstellingconcentraties door drift.

M

In artikel 3.1, derde lid, wordt ‘de artikelen 52’ vervangen door: artikel 52.

N

Artikel 3.2 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Een uitgezonderde biocide als bedoeld in artikel 1, derde lid, van de wet, wordt door Onze Minister aangewezen in bijlage IX.

O

Artikel 3.6 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt na ‘het NL-model’ ingevoegd: aangroeiwerende verf.

2. In het tweede lid wordt ‘richtlijn 98/8’ vervangen door: richtlijn 98/8/EG.

3. In het derde lid vervalt de zinsnede: ‘, kolom A, van deze regeling’.

P

1. Artikel 3.8, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

a. Het woord ‘stof’ wordt vervangen door: stoffen.

b. De zinsnede ‘bijlagen IV’ wordt vervangen door: bijlage IV.

c. Na de zinsnede ‘chemische werkzame stoffen bevatten’ wordt de zinsnede ingevoegd: voor zover mogelijk.

2. In het tweede lid wordt na de zinsnede ‘gewasbeschermingsmiddelen die micro-organismen bevatten’ de zinsnede ingevoegd: voor zover mogelijk.

Q

Artikel 3.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdelen a en b, wordt ‘richtlijn 98/8/EEG’ vervangen door: richtlijn 98/8/EG.

2. In het derde lid wordt de zinsnede ‘eerste lid, onderdeel c’ vervangen door: tweede lid, onderdeel c.

R

In artikel 3.11 wordt ‘Artikel 3.8, zevende lid’ vervangen door: Artikel 3.7, zevende lid.

S

In artikel 3.13, eerste en tweede lid, wordt ‘bijlage VI’ vervangen door: bijlage III.

T

In hoofdstuk 3 komt het opschrift van § 7 als volgt te luiden:

§ 7 Handleiding toelating bestrijdingsmiddelen

U

In artikel 3.15 wordt de zinsnede ‘consumenten, omstanders en niet professioneel gebruik’ vervangen door: het toxicologisch profiel, consumenten, omstanders en niet-professioneel gebruik.

V

Artikel 4.3, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt de zinsnede ‘een erkenning kan worden ingetrokken dan wel gewijzigd of ingeperkt’ vervangen door: een erkenning kan worden geschorst, gewijzigd of ingetrokken.

2. In onderdeel c wordt na de zinsnede ‘de houder handelt in strijd met’ een zinsnede toegevoegd, luidende: de voorwaarden genoemd in artikel 4.4 of.

W

Artikel 4.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, wordt ‘artikel 4.2’ vervangen door: artikel 4.1.

2. In het vijfde lid, wordt ‘artikel 4.1’ vervangen door: artikel 4.2.

X

In artikel 5.2 wordt in onderdeel e. de zinsnede ‘toelating of registratie.’ vervangen door: toelating of registratie, dan wel een door Onze Minister genomen besluit inzake vrijstelling.

IJ

Artikel 6.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel d, wordt als volgt gewijzigd:

a. In subonderdeel 1° wordt de zinsnede ‘als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen of’ vervangen door: bedoeld in artikel 6 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties, of.

b. Onder vervanging van de punt aan het slot van subonderdeel 2° door ‘, of’ wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:

  • 3°. de aanvrager heeft aangetoond over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken in het licht van artikel 27, derde lid, van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties.

2. In het tweede lid wordt de zinsnede ‘De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, kan’ vervangen door: In aanvulling op het eerste lid kan een aanvraag bedoeld in het eerste lid.

Z

Artikel 6.3 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden als volgt:

  • 1. De instantie, bedoeld in bijlage V, eerste lid, verstrekt een bewijs van vakbekwaamheid voor de handelingen, bedoeld in artikel 17, eerste lid, onder a of b of tweede lid, onder a, b en c alsmede f van het besluit, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a. Betrokkene legt een bewijsstuk als bedoeld in artikel 7.4.6 van de Wet educatie en beroepsonderwijs over, dat met goed gevolg is deelgenomen aan het voor de in de aanhef aangeduide handelingen vereiste theorie- en praktijkexamen.

    • b. Het examen dat recht geeft op een bewijs van vakbekwaamheid, voldoet aan de eindtermen voor onderwijs die door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op grond van artikel 7.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs voor iedere deelkwalificatie zijn vastgesteld.

    • c. Het bewijs van vakbekwaamheid heeft slechts betrekking op een deelkwalificatie, bedoeld in artikel 7.2.4, tweede lid, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs. Deze worden als volgt aangeduid:

      • deelkwalificatie (A) toepassen gewasbescherming voor de handelingen bedoeld in artikel 17, tweede lid, onderdeel a, van het besluit,

      • deelkwalificatie (B) bedrijfsvoering gewasbescherming voor de handelingen bedoeld in artikel 17, tweede lid, onderdeel b, van het besluit,

      • deelkwalificatie (C) distributie van gewasbeschermingsmiddelen of gasvormende of gasvormige biociden voor de handelingen bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdelen a of b, van het besluit, en

      • deelkwalificatie (MW) bestrijding mollen en woelratten voor de handelingen bedoeld in artikel 17, tweede lid, onderdeel c, van het besluit.

2. Het tweede lid wordt gewijzigd als volgt:

De zinsnede die aanvangt met ‘bedoeld’ en eindigt met ‘gevolgd’ wordt vervangen door de zinsnede: bedoeld in artikel 18, eerste lid, van het besluit, automatisch verlengd indien voldoende en door de in bijlage V, eerste lid, genoemde instantie erkende nascholingsbijeenkomsten zijn gevolgd.

AA

Artikel 6.6 wordt als volgt gewijzigd:

Er wordt onder vervanging van de punt in een punt komma aan het slot van onderdeel g. een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

  • h. het op de markt brengen van biociden.

AB

Artikel 7.2, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

De zinsnede ‘Dit artikel is niet’ wordt vervangen door: De verstrekking van gegevens als bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing op een gewasbeschermingsmiddel dat reeds door een ander in Nederland op de markt is gebracht en evenmin.

AC

Na artikel 7.2 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7.3 Vrijstelling administratieplicht

Degene die gewasbeschermingsmiddelen of biociden op de markt brengt, is vrijgesteld van de administratieplicht als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van het besluit, voor zover het betreft gewasbeschermingsmiddelen en biociden die zijn aangemerkt als geschikt voor niet-professioneel gebruik ingevolge artikel 76, tweede lid, van de wet.

AD

Artikel 8.1 komt te luiden als volgt:

Artikel 8.1 Vrijstelling gewasbeschermingsplan

Degene die de biologische productiemethode als bedoeld in artikel 2 van het Landbouwkwaliteits-besluit 2007 toepast, is vrijgesteld van de verplichting over een gewasbeschermingsplan als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van het besluit te beschikken.

AE

Artikel 8.2, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De gebruiker zorgt ervoor, dat het met een luchtvaartuig te behandelen object, ten minste één uur voor aanvang van de toepassing met het gewasbeschermingsmiddel wordt voorzien van duidelijk zichtbare waarschuwingstekens voor de aanstaande luchtvaartuigtoepassing.

AF

Artikel 8.3, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel h wordt als volgt gewijzigd:

a. De woorden ‘alsmede van’ vervallen.

b. Na ‘recreatieterreinen,’ wordt een zinsnede ingevoegd, luidende:

visplaatsen, zwembaden of kampeerplaatsen.

c. De punt aan het slot wordt vervangen door een puntkomma.

2. Onderdeel i vervalt.

3. Onderdeel j wordt verletterd tot onderdeel i.

AG

In artikel 8.9 wordt in het opschrift alsmede in het eerste lid, telkens na het woord ‘fosforwaterstof’ de zinsnede: ,sulfurylfluoride ingevoegd.

AH

Artikel 8.10, tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. voor zover van toepassing: de naam en het adres van een bedrijf als bedoeld in artikel 17, derde lid, onderdeel b, subonderdeel 2°, van het besluit,.

AI

In de artikelen 9.2, 9.3 en 9.4 wordt telkens de zinsnede ‘zijn gemachtigd’ vervangen door: zijn namens de Minister als bedoeld in artikel 90 van de wet gemachtigd.

AJ

In artikel 10.1 wordt de zinsnede ‘artikel 2.7, zevende lid’ vervangen door: artikel 2.7, derde en zevende lid.

AK

Artikel 10.2, tweede lid, komt te luiden als volgt:

  • 2. In geval van een aanvraag tot toelating bedoeld in artikel 34, tweede lid, van het besluit, kan het college bepalen dat dezelfde gegevens dienen te worden overgelegd als die nodig zouden zijn geweest voor toepassing van de Handleiding toelating bestrijdingsmiddelen, zoals laatstelijk vastgesteld bij besluit van 13 december 2006, nr. TRCJZ/2006/2719, houdende bekendmaking van beleidsregels inzake de toelating van biociden en gewasbeschermingsmiddelen (Stcrt. 2006, 248), onverminderd het bepaalde in de artikelen 30 en 51 van de wet.

AL

In het opschrift bij artikel 10.3 wordt ‘aanvraag’ vervangen door:

gewasbeschermingsmiddel of biocide.

AM

Artikel 10.4 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het derde lid wordt ‘haar’ vervangen door: zijn.

2. Het vierde lid komt te luiden als volgt:

  • 4. De Plantenziektenkundige Dienst baseert zijn vaststelling omtrent het dringend vereist zijn van het gewasbeschermingsmiddel ten minste op interviews met een of meer deskundigen, waaronder een of meer telers.

AN

1. In artikel 10.5, eerste lid, wordt de zinsnede ‘artikel 2.14’ vervangen door: artikelen 2.13 en 2.14.

2. In het negende lid wordt de zinsnede na het woord ‘behandeling’ vervangen door: indien de toelating niet of niet meer dringend vereist is in de zin van artikel 10.4, eerste lid.

AO

Artikel 10.6 komt te luiden als volgt:

Artikel 10.6 Het begrip dringend vereist biocide

  • 1. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu stelt op verzoek van het college de noodzaak van een dringend vereiste biocide vast.

  • 2. Een biocide is niet dringend vereist als bedoeld in artikel 36, tweede lid, van het besluit als voor de bestrijding van een schadelijk organisme reeds een of meer biociden zijn toegelaten, tenzij de ontwikkeling of instandhouding van een systeem van juist gebruik, als bedoeld in artikel 1 van de wet, niet meer mogelijk is wanneer de biocide niet wordt toegelaten.

  • 3. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu houdt in zijn afwegingen bij de vaststelling rekening met alle beschikbare maatregelen ter bestrijding van het schadelijk organisme. Het houdt daarbij tevens rekening met het risico op resistentievorming van reeds toegelaten biociden.

  • 4. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu baseert zijn vaststelling omtrent het dringend vereist zijn van de biocide ten minste op interviews met een of meer deskundigen, waaronder een of meer gebruikers.

  • 5. De aanvrager van een dringend vereiste biocide kan aan de hand van nieuwe informatie het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu verzoeken de vaststelling dat een biocide niet dringend vereist is, te heroverwegen.

AP

1. Artikel 10.7, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. De zinsnede ‘artikelen 32 en 33’ wordt vervangen door: artikelen 52 of 53.

b. De zinsnede ‘artikel 3.10’ wordt vervangen door: artikelen 3.9 en 3.10.

2. In artikel 10.7, tweede lid, wordt ‘gewasbeschermingsmiddel’ vervangen door: biocide.

3. In het negende lid wordt de zinsnede na het woord ‘behandeling’ vervangen door: indien de toelating niet of niet meer dringend vereist is in de zin van artikel 10.6, eerste lid.

AQ

In artikel 11.10 wordt ‘wet’ vervangen door: besluit.

AR

In Bijlage I, onderdeel 6, wordt ‘van de Raad van de Raad’ vervangen door: van de Raad.

AS

In Bijlage III wordt de zinsnede: ‘materiaaltype CEN 3 of 4’ geschrapt.

AT

In Bijlage IV, tweede lid, wordt ‘De Minister van Minister’ vervangen door: De Minister.

AU

Bijlage VII wordt gewijzigd als volgt:

1. In artikel A. Gassingsleider, eerste lid, wordt ‘aangetasten’ vervangen door: aantasten.

2. In artikel A. Gassingsleider, achtste lid, wordt ‘onderscheidt’ vervangen door: onderscheid.

3. In artikel B. Gasmeetdeskundige, vervalt het vraagteken na het woord interpreteren.

AV

Bijlage VIII wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift van bijlage VIII komt te luiden:

BIJLAGE VIII OPGAVEFORMULIER HOEVEELHEID GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN

2. De zin ‘Bijlage VIII Formulier inzake de verstrekte hoeveelheidgewasbeschermingsmiddelen’ wordt vervangen door: Formulier inzake de verstrekte hoeveelheid gewasbeschermingsmiddelen.

AW

Bijlage IX komt te luiden:

BIJLAGE IX UITGEZONDERDE BIOCIDEN

Stoffen en apparatuur als bedoeld in artikel 1, derde lid, van de wet:

Ozon, dat op de plaats van toepassing wordt opgewekt door middel van daartoe bestemde apparatuur, valt niet onder de werking van deze wet.

AX

De bijlagen XI en XII worden als volgt gewijzigd:

De zinsnede ‘methylbromide/fosforwaterstof’ wordt telkens vervangen door:

methylbromide/fosforwaterstof/sulfurylfluoride.

AIJ

In Bijlage XIII wordt in de kolom Overtreding bij artikel 19 juncto 21 Wet de zinsnede ‘gewasbeschermingsmiddel lof biocide’ vervangen door: gewasbeschermingsmiddel of biocide.

ARTIKEL II INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na publicatie in de Staatscourant. De onderdelen L en U van artikel I werken evenwel terug tot en met 17 oktober 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer.

TOELICHTING

Algemeen

Sinds 17 oktober 2007 is de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden en de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden van kracht. Voorjaar 2008 is de Regeling met het oog op de werking in de praktijk geëvalueerd met onder meer het bedrijfsleven. Daarnaast heeft het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden zelfstandig commentaar geleverd op de Regeling door middel van een uitvoeringstoets.

De evaluatie en de resultaten van de uitvoeringstoets hebben uitgewezen dat de Regeling op een aantal punten kan worden verbeterd. De onderhavige wijziging strekt daartoe. Voor het merendeel zijn de wijzigingen van redactionele aard. Deze regeling brengt geen wijziging in de administratieve lasten met zich mee.

Artikelsgewijs

Onderdeel A (artikel 1.1)

Met de aangepaste definitie kan een dompelvloeistof in voorkomend geval, mits het toelatingsbesluit het toestaat, ook betrekking hebben op niet-sierteelt-bollen en -knollen. Tevens wordt de rechtsgrondslag van de regeling aangevuld met de relevante toezichts- en handhavingsbepalingen uit de wet.

Onderdeel C, tweede lid (artikelen 2.5 en 3.5)

In verband met het kunnen bepalen van een acceptabel risico voor de gezondheid van de mens bij toepassing van een gewasbeschermingsmiddel of biocide dient het college de mate van blootstelling te berekenen. Dit wordt de risico-index genoemd. De berekende risico-index mag niet hoger zijn dan het getal 1. Met de wijziging wordt dit verduidelijkt.

Onderdeel D (artikel 2.6)

Artikel 2.6 schrijft voor welk beoordelingsmodel het college dient te gebruiken om de mate van blootstelling als gevolg van professioneel gebruik van een gewasbeschermingsmiddel te kunnen bepalen. Gebleken is dat het zogenoemde NL-model voor inhalatoire blootstelling minder geschikt is voor de beoordeling van herbetredingswerkzaamheden in het open veld. Om deze reden wordt het model voor die situatie geschrapt. Het model blijft wel van belang voor de beoordeling van de mate van blootstelling in gesloten ruimten, hetgeen subonderdeel iv tot uitdrukking brengt.

Onderdeel E (artikelen 2.8, 2.9 en 2.10)

In de artikelen 2.8, tweede lid, en 2.10, tweede lid, heeft de wetgever aangegeven welke methode wordt gehanteerd bij de berekening van het MTR. Het nogmaals vaststellen in een aparte bijlage is daarmee niet meer nodig.

In artikel 2.9, eerste lid, is vastgelegd dat van de in Europa beschikbare modellen en scenario’s in het Nederland het model PEARL voor het FOCUS Kremsmünster scenario wordt gebruikt bij de beoordeling van milieu-effecten van een gewasbeschermingsmiddel. Het nogmaals vaststellen in een aparte bijlage is daarmee niet meer nodig.

Onderdelen F en P (artikelen 2.11 en 3.8)

De artikelen 2.11, eerste en tweede lid, en 3.8, eerste en tweede lid, verklaren bepaalde voorschriften uit de Regeling die gelden voor chemische gewasbeschermingsmiddelen respectievelijk biociden die chemische stoffen bevatten van overeenkomstige toepassing op gewasbeschermingsmiddelen respectievelijk biociden op basis van micro-organismen. Overeenkomstige toepassing is echter niet altijd onverkort mogelijk. Met de wijziging wordt verduidelijkt dat de voorschriften van hoofdstuk 2 of 3 van de Regeling slechts voor zover dat mogelijk is van overeenkomstige toepassing zijn.

Onderdeel H (artikel 2.16)

De onderhavige wijziging van artikel 2.16, eerste lid, regelt dat de in het eerste lid bedoelde documenten van de gebruikers van het gewasbeschermingsmiddel afkomstig zijn. De in dat lid genoemde risico-inventarisatie en evaluatie wordt immers door de gebruiker uitgevoerd. Het zijn dan ook niet de gegevens van de aanvrager zelf maar van de gebruiker die aangeleverd moeten worden om tot een vereenvoudiging van de beoordelingsprocedure te kunnen komen. Dit bleek onvoldoende uit het artikel en dat is met de onderhavige wijziging gecorrigeerd.

Onderdeel I (artikel 2.18)

Bij nader inzien bleek het onnodig in de regeling te bepalen dat het college periodieke toepassing van een gewasbeschermingsmiddel kan voorschrijven, zodat de bepaling wordt geschrapt. Deze bevoegdheid van het college volgt reeds uit artikel 29 van de wet.

Onderdelen L en U (artikel 2.23 en 3.15)

Voor een aantal beoordelingsmethoden verwijst de regeling nog naar de Handleiding toelating bestrijdingsmiddelen. Gebleken is dat de verwijzing naar het element toxicologisch profiel in de opsomming ten onrechte achterwege is gebleven. Dit wordt met deze wijziging rechtgezet. Het college betrekt dus in voorkomend geval ook het element toxicologisch profiel uit de Handleiding bij de toelating van gewasbeschermingsmiddelen of biociden.

Onderdelen N en AW (artikel 3.2 en bijlage IX)

Artikel 1, derde lid, van de wet bepaalt dat bij Ministeriële regeling bepaalde biociden kunnen worden uitgezonderd van de werking van de wet. Het nieuwe artikel 3.2, tweede lid, geeft hieraan invulling. Het gaat dan om stoffen die door middel van een apparaat en in situ (op de plaats van toepassing) worden gegenereerd. In de praktijk betekent het dat geen toelating is vereist om de apparatuur die de werkzame stof opwekt, te mogen gebruiken of in de handel te mogen brengen. In bijlage IX wordt ozon die door middel van apparatuur ter plaatse wordt opgewekt, als zodanig aangewezen. Apparatuur die deze stof opwekt, wordt met name gebruikt om zwembaden te reinigen.

Onderdeel O (artikel 3.6)

Zowel voor de beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen als biociden is er sprake van een zogenoemd NL-model. De wijziging maakt duidelijk dat het twee verschillende modellen zijn voor twee verschillende situaties.

Onderdeel V (artikel 4.3)

Artikel 4.3 van de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden stelt nadere regels voor de erkenning van onderzoeksinstanties. De wijziging in het eerste subonderdeel heeft betrekking op een betere aansluiting van artikel 4.3 van de Regeling bij de tekst van artikel 37, zevende lid, van de wet. Met deze wijziging wordt verduidelijkt dat niet alleen een overtreding van de bij de erkenning van een onderzoeksinstantie opgenomen voorschriften maar ook overtreding van de in artikel 4.4 opgenomen voorwaarden bij erkenning aanleiding kunnen geven tot schorsing, wijziging of intrekking van de erkenning.

Onderdeel X (artikel 5.2)

Het college houdt een register bij van toegelaten gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Dit register is van groot belang, niet alleen voor de toezichthouders maar ook voor de gehele keten van fabrikant tot gebruiker van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Met deze wijziging wordt zeker gesteld dat ook vrijstellingsbesluiten op grond van artikel 38 of 65 van de wet in het register worden opgenomen, zodat het register een zo volledig mogelijk beeld geeft van de toegestane middelen.

Onderdeel IJ (artikel 6.2)

De wijziging houdt verband met de inwerkingtreding van de Algemene wet EG-beroepskwalificaties en de implementatie van richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU L 255). Ten eerste wordt de juiste verwijzing aangebracht. Ten tweede wordt ingevolge artikel 27, eerste lid, van die wet en de in dat kader vastgestelde Regeling vaststelling lijst gereglementeerde beroepen voorzien in de mogelijkheid voor een buitenlandse dienstverrichter op het terrein van gewasbeschermingsmiddelen of biociden aan te tonen dat hij over de geëigende beroepskwalificaties beschikt. Daartoe strekt de toevoeging van subonderdeel 3 aan artikel 6.2, eerste lid, onderdeel d.

Onderdeel Z (artikel 6.3)

De wijziging van artikel 6.3 maakt een duidelijk onderscheid tussen de diverse beroepskwalificaties voor gewasbeschermingsmiddelen. Het gaat om verschillende niveaus van kwalificatie, aangeduid als A, B en C, alsmede de kwalificatie voor het mogen bestrijden van mollen en woelratten, aangeduid als MW.

De in deze wijziging genoemde deelcertificaten zijn dezelfde als de voorheen onder de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 geldende certificaten. De wijziging voorziet in een correctie van de verwijzingen naar de Wet educatie en beroepsonderwijs en een explicitering van de bestaande deelcertificaten.

Onderdeel AA (artikel 6.6)

Met deze generieke vrijstelling wordt voorkomen dat er een breuk ontstaat ten opzichte van de voorheen geldende Bestrijdingsmiddelenwet 1962. Het gevolg is dat geen bewijs van vakbekwaamheid nodig is voor het verkopen van biociden.

Onderdeel AB (artikel 7.2)

Voor het gewasbeschermingsmiddelenbeleid is het van belang inzicht te hebben in het gebruik van werkzame stoffen en gewasbeschermingsmiddelen in Nederland. Om die reden is het verplicht opgave te doen van alle in Nederland op de markt gebrachte gewasbeschermingsmiddelen. Dubbeltellingen daarvan doen afbreuk aan de betrouwbaarheid van de cijfers. Met de wijziging wordt duidelijk gemaakt dat gewasbeschermingsmiddelen die reeds door een ander in Nederland op de markt zijn gebracht, niet opnieuw behoren te worden aangegeven. Meestal zal het gaan om middelen die meer dan eens verhandeld worden alvorens zij de eindgebruiker bereiken.

Onderdeel AC (artikel 7.3)

Artikel 24 van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden stelt voorschriften over de administratie van gewasbeschermingsmiddelen en biociden voor de handel. Hoofdregel is dat ieder middel dat in Nederland op de markt wordt gebracht of afgeleverd, dient te worden geadministreerd. Dit nieuwe artikel regelt dat de administratieplicht alleen geldt bij levering van een gewasbeschermingsmiddel of biocide voor professioneel gebruik. De levering van middelen geschikt voor niet-professioneel gebruik, behoeft niet te worden geadministreerd. Dit is in lijn met de situatie zoals deze bestond onder de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 en in het bijzonder met artikel 5, eerste lid, van de destijds geldende Regeling administratievoorschriften gewasbeschermingsmiddelen 2001.

Onderdeel AD (artikel 8.1)

Met deze wijziging wordt verwezen naar het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007, daar het Landbouwkwaliteitsbesluit biologische produktiemethode inmiddels is ingetrokken.

Onderdelen AE en AF (artikelen 8.2 en 8.3)

Met deze wijziging worden de voorschriften voor toepassingen met luchtvaartuigen gestroomlijnd. Het is de verantwoordelijkheid van de eigenaar of beheerder van het te behandelen perceel om eventuele derden voorafgaand aan de toepassing door luchtvaartuigen adequaat te waarschuwen.

Onderdeel AH (artikel 8.10)

Met deze wijziging wordt verduidelijkt dat niet de persoonsgegevens van personeel behoeven te worden overgelegd, maar slechts de bedrijfsgegevens van de toepasser.

Onderdeel AI (artikelen 9.2 tot 9.4)

Met de toevoeging ‘namens de Minister als bedoeld in artikel 90 van de wet’ wordt buiten twijfel gesteld dat de bevoegdheden in kwestie zijn gemandateerd aan de aangewezen ambtenaren.

Onderdeel AK (artikel 10.2)

Tijdens het overgangsregime van de richtlijnen 91/414/EEG en 98/8/EG geldt als uitgangspunt, voor stoffen en middelen die onder dat regime vallen, dat het college de risico’s voor de gezondheid van mens en dier en de effecten op het milieu beoordeelt op basis van de beschikbare informatie en dossiergegevens.

Niettegenstaande dat uitgangspunt is dat echter voor zeer risicovolle stoffen en middelen, ook op grond van het overgangsregime, niet altijd wenselijk of voldoende. Om die reden wordt in artikel 10.2, tweede lid, van de Regeling aan het college de bevoegdheid gegeven zwaardere eisen te stellen aan het aan te leveren dossier. Dat kan zover gaan dat de aanvrager wordt verplicht dezelfde gegevens te overleggen als ware de Handleiding toelating bestrijdingsmiddelen van toepassing. Een en ander ter beoordeling van het college. De bepaling is geherformuleerd, omdat de vorige bepaling voor onduidelijkheden zorgde. De bedoeling is evenwel ongewijzigd gebleven.

Onderdelen AM en AO (artikelen 10.4 en 10.6)

Er zijn enkele redactionele verbeteringen doorgevoerd.

Artikel II

Voor de wijzigingen als bedoeld in artikel I, onderdelen L en U, is het in verband met de rechtszekerheid gewenst deze terug te laten werken tot de datum van inwerkingtreding van de oorspronkelijke Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden, omdat zowel aanvragers als het college in de tussenliggende tijd steeds zijn uitgegaan van de toepassing van het element toxicologisch profiel uit de Handleiding toelating bestrijdingsmiddelen. Voor het overige kan de wijzigingsregeling op de gebruikelijke wijze in werking treden.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer.


XNoot
1

Stcrt. 2007, 188.

Naar boven