Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 3 december 2008, nr. WJZ/83062, tot vaststelling van de opslagpercentages op de sectorpremie en de Ufo-premie 2009 ter financiering van een werkgeversbijdrage in de kosten van kinderopvang (Regeling vaststelling premieopslagen ter financiering van een werkgeversbijdrage in kosten kinderopvang 2009)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 9, derde lid, van de Wet kinderopvang;

Besluit:

Artikel 1

De opslag, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet kinderopvang wordt voor het jaar 2009 vastgesteld op 0,34%.

Artikel 2

De Regeling vaststelling premieopslagen ter financiering van een werkgeversbijdrage in kosten kinderopvang 2008 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vaststelling premieopslagen ter financiering van een werkgeversbijdrage in kosten kinderopvang 2009.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S.A.M. Dijksma.

TOELICHTING

1. Algemeen

Sinds 1 januari 2007 geldt op grond van de Wet kinderopvang een verplichte werkgeversbijdrage in de kosten van kinderopvang. De regeling, die is opgenomen in de artikelen 8 en 9 van de Wet kinderopvang, houdt in dat de overheid de verstrekking van de werkgeversbijdrage voor haar rekening neemt en de werkgevers zorg dragen voor de bekostiging daarvan in de vorm van een heffing. De verstrekking van de werkgeversbijdrage vindt plaats door middel van een vermeerdering van de kinderopvangtoeslag, die – evenals de kinderopvangtoeslag – wordt uitbetaald door de Belastingdienst/Toeslagen. De vermeerdering bedraagt voor een werkende ouder met een werkende partner een derde deel van de kosten van kinderopvang (artikel 8, eerste lid, Wet kinderopvang). Voor een alleenstaande werkende ouder bestaat de vermeerdering uit een zesde deel van de kosten van kinderopvang (artikel 8, tweede lid, Wet kinderopvang), die op grond van de bestaande regeling in het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten van kinderopvang wordt aangevuld met een toeslag voor alleenstaande ouders; daarmee is de uitgangspositie van alleenstaande ouders dezelfde als van echtparen, namelijk een vaste vergoeding ter hoogte van een derde deel van de kosten van kinderopvang. Voor een werkende ouder met een partner die behoort tot een van de doelgroepen van de gemeente of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) ten slotte, bedraagt de vermeerdering van de kinderopvangtoeslag eveneens een zesde deel van de kosten van kinderopvang (artikel 8, derde lid, Wet kinderopvang).

Recht op bovengenoemde vermeerdering van de kinderopvangtoeslag geldt voor alle ouders met inkomen uit tegenwoordige arbeid, ongeacht of zij dat als werknemer of als zelfstandige verwerven.

De kosten voor de vermeerdering, voor zover deze aan werknemers wordt verstrekt, worden opgebracht met een door werkgevers af te dragen heffing op de loonsom (de vermeerdering voor zelfstandigen wordt bekostigd uit de algemene middelen).

De heffing is vormgegeven door middel van een opslag op de premie ten behoeve van de sectorfondsen. Hiermee wordt bereikt dat de heffing over dezelfde loonsom wordt afgedragen als de sectorpremies. De heffing voor overheidswerkgevers bestaat uit een gelijkwaardige opslag op de premie voor het Uitvoeringsfonds voor de overheid.

De hoogte van de opslag wordt op grond van artikel 9, derde lid, van de Wet kinderopvang vastgesteld bij ministeriële regeling. De onderhavige regeling strekt daartoe.

2. Berekeningswijze financiering werkgeversgedeelte werknemers

Bij aanvang van het huidige kabinet is de extra premieopslag geraamd op 0,34%, voor zowel de sectorpremie als de Ufo-premie. Voor 2009 verandert dit percentage niet.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S.A.M. Dijksma.

Naar boven