Ontheffing verbod VFR-vluchten beneden minimum-VFR-vlieghoogte alsmede VFR-vluchten buiten daglichtperiode

28 januari 2008

Nr. IVW TBE 45.1.a +44.1.a - 2008 - 123 - Centerline Aerospace

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Defensie;

Gezien het verzoek om ontheffing d.d. 21-01-2008, ontvangen op 24-01-2008 van Centerline Aerospace Ltd;

Overwegende dat de vereiste maatschappelijke relevantie blijkt uit de opdrachten van de gemeente Nijmegen en Miramap NL voor het uitvoeren van thermische vluchten boven Nijmeegse woonwijken in het kader van een project van de gemeente Nijmegen om door middel van een innovatieve techniek gedetailleerde beelden/informatie te verkrijgen over warmteverliezen van gebouwen, in het kader van nieuwe milieuwetgevingen. Te denken valt aan milieuwinst, besparingspotentieel en energielabels;

Gelet op artikel 44, vijfde lid, alsmede artikel 45, vijfde lid, van het Luchtverkeersreglement;

Besluit:

Artikel 1

Deze beschikking is van toepassing op het vliegtuig van het type Piper PA30 Twin Comanche, in gebruik bij Centerline Aerospace Ltd, waarmee de VFR-vluchten worden uitgevoerd boven de gemeente Nijmegen ten behoeve van het uitvoeren van thermische vluchten in het kader van een project van de gemeente Nijmegen om door middel van een innovatieve techniek gedetailleerde beelden/informatie te verkrijgen over warmteverliezen van gebouwen, in het kader van nieuwe milieuwetgevingen, in opdracht van de gemeente Nijmegen en Miramap NL.

Artikel 2. VFR-vliegen beneden de minimum VFR-vlieghoogte

Aan de gezagvoerder van het in artikel 1 genoemde vliegtuig wordt van 01 februari 2008 tot en met 30 april 2008 ontheffing verleend van het verbod, genoemd in artikel 45, eerste lid, onder a, van het Luchtverkeersreglement, om VFR-vluchten uit te voeren beneden de minimum VFR-vlieghoogte, boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen, gedurende de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de luchtvaartgids, met inachtneming van de volgende voorschriften en beperkingen:

a. de gezagvoerder is in het bezit van een geldig CPL of ATPL;

b. de minimum toegestane vlieghoogte boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen, bedraagt 500 ft, doch ten minste 100 ft boven de hoogste hindernis gelegen binnen een afstand van 600 m van het luchtvaartuig;

c. de vliegroute, vlieghoogte en vliegsnelheid worden zodanig gekozen dat:

1. overlast aan derden zoveel mogelijk wordt vermeden;

2. vee niet wordt verstoord;

3. ingeval van een noodlanding het risico voor inzittenden en derden zoveel mogelijk wordt beperkt;

4. met inachtneming van artikel 19 van de Regeling Luchtverkeersdienstverlening de volgende adviessnelheden in luchtverkeersdienstverleningsgebieden met klasse G, in acht worden genomen:

Vliegzicht (m)

Adviessnelheid (kts)

800 - 1500

< 50

1500 - 2000

< 100

2000 - 5000

< 120

d. de gezagvoerder stelt zich van tevoren op de hoogte m.b.t. plaatsen die geschikt zijn voor het uitvoeren van een noodlanding;

e. te allen tijde wordt de vlucht zo uitgevoerd met een zodanige combinatie van hoogte en snelheid dat de vlieger in staat is om, in geval van een motorstoring, de bebouwing te verlaten;

f. de vlucht wordt zodanig uitgevoerd dat niet wordt gevlogen in het gevaarlijke gebied van het hoogtesnelheidsdiagram als aangegeven in het vlieghandboek van het desbetreffende vliegtuig;

g. er wordt niet bij voortduring laaggevlogen, doch slechts gedurende de periode dat dit voor het daadwerkelijk uitvoeren van thermische vluchten noodzakelijk is en slechts op het traject zoals dat van tevoren aan de Luchtvaartpolitie is doorgegeven;

h. vóór de aanvang van de vlucht wordt ingelicht:

de meldkamer van het Korps Landelijke Politiediensten Afdeling Luchtvaartpolitie en worden de volgende gegevens verstrekt:

- naam gezagvoerders, registratie en model / type vliegtuig;

- route en periode van de voorgenomen vlucht.

Artikel 3. VFR-vluchten buiten de daglichtperiode

Aan de gezagvoerder van het in artikel 1 genoemde vliegtuig wordt van 01 februari 2008 tot en met 30 april 2008 ontheffing verleend van het verbod tot het uitvoeren van VFR-vluchten buiten de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de in artikel 60, onder a, bedoelde luchtvaartgids, met inachtneming van de volgende voorschriften en beperkingen:

a. voor het uitvoeren van de vlucht is het luchtvaartuig uitgerust met de instrumenten, zoals deze zijn vermeld in artikel 19 van de Regeling ten aanzien van de uitrusting bij vluchten, niet zijnde verkeersvluchten;

b. de gezagvoerder beschikt over een geldige CPL met bevoegdverklaring IR;

c. voor de vlucht wordt tijdig een vliegplan ingediend;

d. tijdens het uitvoeren van de vlucht is een tweezijdige radioverbinding tot stand gebracht met de betrokken luchtverkeersleidingsdienst en wordt voortdurend op de aangewezen radiofrequentie geluisterd;

e. het vliegzicht bedraagt ten minste 8 km en de afstand van het luchtvaartuig tot de wolken is groter dan 1500 meter horizontaal en 300 meter verticaal.

Artikel 4

1. Vóór aanvang van de vlucht wordt gecoördineerd met de Supervisor van MilATCC Nieuw Milligen; aan de voorwaarden door hem gesteld wordt strikt de hand gehouden.

2. Voorafgaand aan de vlucht is er op initiatief van de aanvrager / opdrachtgever in de plaatselijke media aandacht besteed aan de uit te voeren vlucht.

Artikel 5

1. De aanvrager draagt er zorg voor dat de gezagvoerder bekend is met de inhoud van deze beschikking.

2. Bij het niet of niet volledig nakomen van de voorschriften en beperkingen, zoals genoemd in de artikelen 2, 3 en 4, kan dat aanleiding zijn deze ontheffing in te trekken.

Artikel 6

Deze beschikking treedt in werking met ingang van 1 februari 2008 en vervalt met ingang van 1 mei 2008, tenzij deze voortijdig wordt ingetrokken.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,namens deze,
de unitmanager Unit Kennis, Advies en Berichtgeving, Toelating/Continuering Luchtruim,
R.J. Putters.

Bezwaar

Indien u het niet eens bent met deze beslissing kunt u hiertegen, op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, binnen zes weken na de datum waarop deze beslissing is verzonden schriftelijk bezwaar aantekenen. Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en moet ten minste bevatten:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht;

- de gronden van het bezwaar.

Het bezwaarschrift kunt u richten aan:

Inspectie Verkeer en Waterstaat

Toezicht Beheereenheid

Unit Juridische Zaken

Postbus 90653

2509 LR Den Haag

Naar boven