Ontheffing verbod VFR-vluchten

Beschikking van de Minister van Verkeer en Waterstaat, houdende ontheffing van de verboden VFR-vluchten uit te voeren buiten de daglichtperiode, beneden de minimum VFR-vlieghoogte, in luchtverkeersdienstverleningsgebieden met klasse A alsmede voorwerpen of stoffen te verwijderen tijdens de vlucht

9 oktober 2008

Nr. IVW TBE 44.1a + b - 2007 – 253

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Defensie;

Gezien het verzoek om ontheffing d.d. 3 oktober 2008, ontvangen op 3 oktober 2008 van Bristow Helicopters Ltd.;

Overwegende dat de vereiste maatschappelijke relevantie blijkt uit, onder andere, de opdracht van de Kustwacht Nederland voor het uitvoeren van alle kustwachttaken, waaronder SAR-vluchten en trainingsvluchten in het kader van de opleiding van bemanningsleden die belast zijn of worden met de uitvoering van de kustwachttaken;

Gelet op de artikelen 13, vierde lid, 44, vijfde lid, en 45, vijfde lid, van het Luchtverkeersreglement;

Besluit:

Artikel 1

Deze beschikking is van toepassing op de helikopters van het type Sikorsky S61N, met als registratie G-BDOC en G-BIMU, in gebruik bij Bristow Helicopters Ltd., waarmee VFR-vluchten en IFR-vluchten worden uitgevoerd boven de Noordzee, de Waddenzee, het IJsselmeer of boven land ten behoeve van het uitvoeren van alle kustwachttaken, waaronder SAR-vluchten en het operationeel uitwerpen van voorwerpen of stoffen ten behoeve van SAR- en trainingsvluchten in het kader van de opleiding van bemanningsleden die belast zijn of worden met de uitvoering van de kustwachttaken in opdracht van, onder andere, de Kustwacht Nederland.

Artikel 2

Verwijderen van voorwerpen of stoffen tijdens de vlucht

Aan de gezagvoerders van de in artikel 1 genoemde helikopters wordt voor de periode van 9 oktober 2008 tot en met 9 oktober 2009 ontheffing verleend van het verbod, genoemd in artikel 13, eerste lid, van het Luchtverkeersreglement om tijdens VFR-vluchten voorwerpen of stoffen uit het luchtvaartuig te verwijderen. Aan deze ontheffing zijn de volgende voorschriften en beperkingen verbonden:

a. de vlieghoogte bedraagt tijdens het verwijderen van voorwerpen of stoffen tijdens de vlucht tussen de 100 en de 300 ft boven het water;

b. het vliegzicht voldoet aan de VFR-minima;

c. op het moment van het verwijderen van voorwerpen of stoffen tijdens de vlucht mag ander luchtverkeer hier geen hinder van ondervinden;

d. het verwijderen van voorwerpen of stoffen tijdens de vlucht vindt alleen plaats boven de Noordzee, de Waddenzee of het IJsselmeer voor zover het om water gaat;

e. tijdens het verwijderen van voorwerpen of stoffen moet de gezagvoerder voortdurend zicht hebben op het water;

f. het verwijderen van voorwerpen of stoffen tijdens de vlucht moet dusdanig geschieden dat personen daardoor niet worden gehinderd of gevaar lopen en zaken op het water niet worden beschadigd.

Artikel 3

VFR-vluchten buiten de daglichtperiode

Aan de gezagvoerders van de in artikel 1 genoemde helikopters wordt voor de periode van 9 oktober 2008 tot en met 9 oktober 2009 ontheffing verleend van het verbod tot het uitvoeren van VFR-vluchten buiten de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de in artikel 60, onder a, bedoelde luchtvaartgids, met inachtneming van de volgende voorschriften en beperkingen:

a. de gezagvoerder beschikt ten minste over een geldige CPL met bevoegdverklaring IR;

b. voor de vlucht wordt tijdig een vliegplan ingediend en wordt gecoördineerd met de betrokken luchtverkeersleidingsdienst en Amsterdam information;

c. tijdens het uitvoeren van de vlucht is een tweezijdige radioverbinding tot stand gebracht met de betrokken luchtverkeersleidingsdienst en wordt voortdurend op de aangewezen radiofrequentie geluisterd;

d. het vliegzicht bedraagt ten minste 5 km en de afstand van het luchtvaartuig tot de wolken is groter dan 1500 meter horizontaal en 450 meter verticaal;

e. tijdens het vliegen wordt het programma dat vooraf aan LVNL wordt doorgegeven nageleefd, tenzij een afwijkende klaring is verkregen.

f. voor het uitvoeren van de vlucht is het luchtvaartuig uitgerust met de instrumenten, zoals voor ‘VFR-night’ zijn voorgeschreven in JAR-OPS 3.

Artikel 4

VFR-vluchten in luchtverkeersdienstverleningsgebieden met klasse A

Aan de gezagvoerders van de in artikel 1 genoemde helikopters wordt voor de periode van 9 oktober 2008 tot en met 9 oktober 2009 ontheffing verleend van het verbod tot het uitvoeren van VFR-vluchten in luchtverkeersdienstverleningsgebieden met klasse A, genoemd in artikel 44, eerste lid, onder b, van het Luchtverkeersreglement, met inachtneming van de volgende voorschriften en beperkingen:

a. de vluchten worden uitgevoerd als een gecontroleerde VFR-vlucht;

b. de vluchten worden slechts uitgevoerd, indien het vliegzicht minimaal 8 km bedraagt en de afstand tot de wolken horizontaal 1500 m en verticaal 300 m bedraagt;

c. indien van toepassing: ten minste 5 werkdagen van tevoren worden de vluchtgegevens, de te vliegen route en andere relevante informatie aangeleverd bij de operationele helpdesk.

Artikel 5

VFR-vliegen beneden de minimum VFR-vlieghoogte

Aan de gezagvoerders van de in artikel 1 genoemde helikopters wordt voor de periode van 9 oktober 2008 tot en met 9 oktober 2009 ontheffing verleend van het verbod, genoemd in artikel 45, eerste lid, onder b, van het Luchtverkeersreglement, om VFR-vluchten uit te voeren beneden de minimum VFR-vlieghoogte, met inachtneming van de volgende voorschriften en beperkingen:

a. de minimum VFR-vlieghoogte bedraagt 60 m (200 ft) boven de grond of het water, of zoveel lager als voor de uitvoering van alle kustwachttaken, waaronder SAR-vluchten en het operationeel uitwerpen van voorwerpen of stoffen ten behoeve van SAR- en trainingsvluchten in het kader van de opleiding van bemanningsleden die belast zijn of worden met de uitvoering van de kustwachttaken, doch ten minste 30 m (100 ft) boven de hoogste hindernis gelegen binnen een afstand van 100 m van het luchtvaartuig;

b. de vliegroute, vlieghoogte en vliegsnelheid worden zodanig gekozen dat:

1. overlast aan derden zoveel mogelijk wordt vermeden;

2. ingeval van een noodlanding het risico voor inzittenden en derden zoveel mogelijk wordt beperkt;

3. in geval van een motorstoring op een veilige wijze op de nog werkende motor kan worden weg geklommen;

c. bij het uitvoeren van een vlucht als bedoeld onder a worden afzonderlijke gebouwen, ingericht voor het verblijf van personen, zoveel als mogelijk vermeden;

d. er wordt niet bij voortduring laaggevlogen doch slechts gedurende de periode dat dit voor het uitvoeren van alle kustwachttaken, waaronder SAR-vluchten en het operationeel uitwerpen van voorwerpen en stoffen ten behoeve van SAR- en trainingsvluchten in het kader van de opleiding van bemanningsleden die belast zijn of worden met de uitvoering van de kustwachttaken noodzakelijk is.

Artikel 6

1. De aanvrager draagt er zorg voor dat de gezagvoerders bekend zijn met de inhoud van deze beschikking.

2. Vóór aanvang van de vlucht wordt gecoördineerd met de betrokken luchtverkeersleidingdienst.

3. Het niet of niet volledig nakomen van de voorwaarden kan aanleiding zijn deze ontheffing in te trekken.

Artikel 7

Deze beschikking treedt in werking met ingang van 9 oktober 2008 en vervalt met ingang van 10 oktober 2009.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,namens deze,
de unitmanager Unit Kennis, Advies en Berichtgeving, Toelating/Continuering Luchtruim,
R.J. Putters.

Bezwaarmogelijkheid

Indien u het niet eens bent met deze beslissing kunt u hiertegen, op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, binnen zes weken na de datum waarop deze beslissing is verzonden schriftelijk bezwaar aantekenen.

Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en moet ten minste bevatten:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht;

- de gronden van het bezwaar.

Het bezwaarschrift kunt u richten aan:

Inspectie Verkeer en Waterstaat

Toezicht Beheereenheid

Unit Juridische Zaken

Postbus 90653

2509 LR Den Haag

Naar boven