Deelregeling projectsubsidies voor podiumkunstinstellingen van het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+ 2009–2010

1

Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Fonds: het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+. Het Fonds is een stichting als bedoeld in artikel 9 van de Wet op Specifiek Cultuurbeleid.

b. Bestuur van het Fonds: de Raad van Bestuur van het Fonds, als bedoeld in artikel 5 van de statuten van het Fonds.

c. Podiumkunstinstelling: producerende podiumkunstinstelling of festival, die/dat activiteiten verricht op het gebied van professionele muziek, dans, theater of mengvormen daarvan.

d. Producerende podiumkunstinstelling: in de toelichting is een sectorgewijze opsomming van producerende podiumkunstinstellingen opgenomen.

e. Festivalorganisatie: organisatie waarvan de statutaire doelstellingen van artistiek inhoudelijke aard zijn en waarbij het organiseren van festivals op het gebied van podiumkunsten uit de statutaire doelstelling valt af te lezen.

f. Festival: reeks van presentaties op het gebied van de podiumkunsten met artistiek-inhoudelijke samenhang, onder één noemer gepresenteerd en van een beperkte tijdsduur.

g. Podium: een faciliteit bestemd voor de presentatie van podiumkunsten, of een rechtspersoon zonder winstoogmerk, niet zijnde een podiumkunstaanbieder of impresario, die met regelmaat openbaar toegankelijke voorstellingen op het gebied van de podiumkunsten programmeert of doet programmeren.

h. Productieketen: het proces van scheppen, produceren, programmeren en publieksontwikkeling.

i. Marketing: het vinden van optimaal publiek bij podiumkunstaanbod met gebruikmaking van de instrumenten product, promotie, prijs, plaats, personeel en publieksontwikkeling.

j. Projectsubsidie: een productiesubsidie of afnamesubsidie.

k. Productie: het ontwikkelen van een voorstelling of muziekuitvoering (inclusief onderzoek voor een productie, reprise).

l. Afname: het afnemen van producties c.q. programmering en marketing van producties.

m. Adviescommissie: een commissie als bedoeld in artikel 6, lid 2 van de statuten van het Fonds, die aan het bestuur van het Fonds advies uitbrengt over de subsidieaanvraag.

n. Presentatie buitenland: het presenteren van een productie op uitnodiging van vermaarde podia en festivals in het buitenland (afgeleide vorm van productiesubsidie) in de vorm van 3 optredens in een aaneengesloten periode.

2

Doel

Het bestuur van het Fonds kan op aanvraag van een podiumkunstinstelling in de periode van 2009–2010 een projectsubsidie voor de duur van maximaal 2 jaar verstrekken voor projecten die de kwaliteit en diversiteit in de podiumkunsten stimuleren en sterk inzetten op het opbouwen en bereiken van een publiek daarvoor in Nederland en het buitenland.

3

Subsidievormen

1. Het bestuur van het Fonds verstrekt projectsubsidies in de (mogelijk gecombineerde) vorm van:

a. productiesubsidies voor producerende podiumkunstinstellingen en

b. afnamesubsidies voor podia en festivalorganisaties.

2. Het bestuur van het Fonds kan een producerende podiumkunstinstelling een productiesubsidie verstrekken voor:

a. het produceren van één productie;

b. het produceren van meerdere producties voor de duur van maximaal 2 jaar; of

c. het presenteren van een productie in het buitenland.

3. Het bestuur van het Fonds kan een festivalorganisatie een afnamesubsidie verstrekken voor het organiseren van:

a. één festival of

b. meerdere edities van een festival voor de duur van 2 jaar.

4. Het bestuur van het Fonds kan een podium een afnamesubsidie verstrekken voor programmerings- en/of marketingactiviteiten voor de duur van 2 jaar.

4

Subsidieplafond

1. Het totale beschikbare bedrag dat het bestuur van het Fonds voor het uitvoeren van deze regeling 2009–2010 onder aanvragers kan verdelen, bedraagt in totaal € 21,7 mln., onder voorbehoud van verstrekking van deze middelen door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

2. Het bedrag, genoemd in het eerste lid, wordt als volgt onderverdeeld:

a. voor productiesubsidies als bedoeld in artikel 3 lid 2, onder a: jaarlijks € 2,4 mln.

b. voor productiesubsidies als bedoeld in artikel 3 lid 2, onder b: eenmalig € 8 mln.

c. voor productiesubsidies als bedoeld in artikel 3 lid 2, onder c: jaarlijks € 0,6 mln.

d. voor afnamesubsidies als bedoeld in artikel 3 lid 3: jaarlijks € 1 mln.

e. voor afnamesubsidies als bedoeld in artikel 3 lid 4: jaarlijks € 2,8 mln.

3. Het subsidieplafond wordt naar evenredigheid verdeeld over de verschillende subsidierondes als bedoeld in artikel 7.

4. De in lid 1 en 2 genoemde subsidiebedragen worden verdeeld over vijf disciplines; dans, theater, muziek, muziektheater en festivals. Het bestuur van het Fonds bepaalt op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld over de disciplines.

5. Het bestuur van het Fonds kan overgaan tot het verhogen van de subsidieplafonds als bedoeld in het eerste en tweede lid.

6. Het bestuur van het Fonds kan bedragen als bedoeld in het tweede lid, die niet zijn benut herverdelen.

7. Besluiten als bedoeld in de leden 4, 5 en 6 worden bekendgemaakt op de website van het Fonds, www.nfpk.nl.

5

Verdeelsleutel

1. Indien een subsidieplafond als bedoeld in artikel 4, tweede lid onvoldoende is om alle aanvragen in de categorie waarop het plafond betrekking heeft te honoreren, stelt het bestuur van het Fonds de aanvragen met inachtneming van het advies van de adviescommissie per categorie in een rangorde vast op basis van de prioriteit die aan de aanvragen is gegeven aan de hand van de criteria, genoemd in artikel 9.

2. Om in de rangorde te worden opgenomen, dient een aanvraag te voldoen aan het bepaalde in de artikelen 6, 7 en 10.

3. Om in de rangorde te worden opgenomen, dient zich niet één van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 11 voor te doen.

4. Om in de rangorde te worden opgenomen, dient het oordeel over het criterium ‘kwaliteit’ als bedoeld in artikel 9, eerste lid aanhef en onder a, in ieder geval positief te zijn.

5. Nadat de aanvragen onderling zijn vergeleken en per categorie in rangorde zijn vastgesteld, verdeelt het bestuur van het Fonds de beschikbare subsidie per categorie volgens de rangorde. Het bestuur van het Fonds besluit tot toewijzing of gedeeltelijke toewijzing van de subsidieaanvraag. Het bestuur van het Fonds wijst de resterende aanvragen af.

6. Indien het bestuur van het Fonds het subsidieplafond of de subsidieplafonds conform het bepaalde in artikel 4, vijfde lid verhoogt of de beschikbare bedragen herverdeelt conform het bepaalde in artikel 4, zesde lid, wordt de eerstvolgende aanvraag in de rangorde van de categorie waarin het subsidieplafond is verhoogd, die vanwege de uitputting van het budget is afgewezen, alsnog gehonoreerd, en zo verder.

6

Aanvraag

1. Aanvragen voor subsidie worden alleen in behandeling genomen indien zij worden ingediend met gebruikmaking van een daartoe bestemd en volledig ingevuld aanvraagformulier ‘projectsubsidies’. Het aanvraagformulier is te downloaden op www.nfpk.nl of op te vragen bij het Fonds.

2. Een aanvraag bevat in ieder geval de volgende informatie:

a. een inhoudelijk plan;

b. een begroting en financieel plan met toelichting;

c. documentatie.

3. Het Fonds kan, indien de aanvraag daartoe aanleiding geeft, de aanvrager om nadere informatie verzoeken.

4. De aanvrager is verantwoordelijk voor een juiste en volledige informatieverstrekking op grond waarvan het bestuur van het Fonds redelijkerwijs tot een besluit kan komen.

7

Aanvraagtermijnen

1. Aanvragen voor productiesubsidies als bedoeld in artikel 3, lid 2 onder b, dienen uiterlijk 1 december 2008 te worden ingediend.

2. Het Fonds behandelt de aanvragen als bedoeld in de artikelen 3, lid 2 onder a, 3 lid 3 en 3 lid 4 jaarlijks in 3 rondes met als uiterste indieningsdata 15 januari, 15 mei en 1 september.

3. Het Fonds behandelt aanvragen als bedoeld in artikel 3, lid 2 onder c vanaf 1 januari 2009 maandelijks met als uiterste indieningsdatum de laatste dag van de maand.

8

Wijze van beoordeling en beslissing op de aanvraag

1. Het bestuur van het Fonds kan bij besluiten over de aanvragen een advies vragen aan een adviescommissie of van een of enkele voor een specifieke aanvraag uit te nodigen adviseurs.

2. De adviescommissie(s) of adviseur(s) adviseert(en) met inachtneming van het bepaalde in de regeling.

3. Uiterlijk binnen 13 weken, gerekend vanaf de door de aanvrager verkozen uit de voor dat jaar door het bestuur van het Fonds vastgestelde uiterlijke indieningsdata, stelt het bestuur van het Fonds de aanvrager schriftelijk van zijn besluit in kennis. Het advies wordt met de subsidiebeschikking meegezonden.

4. Tijdens de behandeling van een aanvraag wordt over de voortgang daarvan geen inhoudelijke informatie verstrekt.

9

Beoordelingscriteria

1. Alle aanvragen worden beoordeeld op de volgende aspecten:

a. kwaliteit

b. bijdrage aan diversiteit/verscheidenheid

c. bijdrage aan spreiding

d. cultureel ondernemerschap

2. Aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 3 lid 2, onder c worden in het bijzonder beoordeeld op basis van de vraag of:

a. sprake is van uitnodigingen door vermaarde podia

b. sprake is van minimaal 3 optredens in een aaneengesloten periode

c. sprake is van een voorstelling of concert dat representatief is voor de Nederlandse podiumkunsten

d. het plan blijk geeft van inspanningen gericht op verankering van het geplande bezoek en in het geval van herhaaldelijk bezoek aan hetzelfde land dient sprake te zijn van een aantoonbare ontwikkeling.

3. In het geval van toepassing van het tweed lid wegen de vier criteria in het eerste lid gezamenlijk even zwaar als de vier criteria in het tweede lid lid.

10

Subsidiabele kosten

1. Bij productiesubsidies kunnen uitsluitend de volgende, rechtstreeks aan de productie toe te rekenen kosten voor subsidiëring in aanmerking komen:

a. personeelskosten;

b. voorbereiding en uitvoeringskosten;

c. kosten voor in te zetten c.q. te ontwikkelen marketinginstrumenten;

d. bureau en huisvestingskosten, inclusief accountantskosten die samenhangen met het opstellen van de eindverantwoording;

e. kosten voor een internationale tournee/ presentatie in het buitenland.

2. Bij herneming van producties (reprise) verleent het Fonds nooit meer dan 40% van de subsidiabele kosten.

3. Bij afnamesubsidies kunnen uitsluitend de volgende, rechtstreeks aan de productie toe te rekenen kosten voor subsidiëring in aanmerking komen:

a. personeelskosten;

b. kosten voor in te zetten c.q. te ontwikkelen marketinginstrumenten;

c. kosten voor de programmering, in de zin van uitkoopsommen/partages.

4. Bovengenoemde kosten worden alleen in aanmerking genomen, voor zover de aanvrager aantoont dat deze rechtstreeks samenhangen met en toe te rekenen zijn aan het verrichten van activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

5. Niet voor subsidiëring in aanmerking komen:

a. kosten die zijn gemaakt voor het besluit tot subsidieverlening;

b. kosten voor activiteiten die niet relevant zijn in het licht van de doelstelling uit artikel 2;

c. structurele investeringen zoals kosten die betrekking hebben op exploitatie, investeringen in accomodaties en de aanschaf van instrumenten;

d. kosten die redelijkerwijs niet voor subsidie in aanmerking komen.

11

Weigeringsgronden

1. De subsidie wordt in ieder geval – naast het bepaalde in artikel 4:35 Algemene wet bestuursrecht en in artikel 11 van het Algemeen reglement – geweigerd, indien:

a. de aanvrager geen podiumkunstinstelling is;

b. de aanvrager minder dan twee jaar activiteiten als professionele podiumkunstinstelling verricht;

c. het festival of podium geen professioneel aanbod programmeert;

d. de aanvrager niet beschikt over rechtspersoonlijkheid;

e. de aanvraag betrekking heeft op een subsidie als bedoeld in artikel 3, lid 2 aanhef en onder c en de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd reeds een aanvang hebben genomen binnen 1 maand na de uiterste indieningsdatum;

f. de subside aanvraag betrekking heeft op een subsidie als bedoeld in artikel 3, lid 2 onder a en de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd reeds een aanvang hebben genomen binnen 13 weken na de uiterste indieningsdatum.

2. De subsidie wordt voorts geweigerd, indien de aanvrager een vierjaarlijkse instellingssubsidie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor de periode van 2009–2012 ofwel een vierjarig subsidie voor deze periode van het Fonds ontvangt. Het voorgaande geldt niet voor naar het oordeel van het Fonds niet-reguliere activiteiten waarvoor de aanvrager niet reeds subsidie van de Minister of het Fonds ontvangt.

12

Overig

1. Van toepassing op deze regeling is het Algemeen reglement van het Fonds waarin algemene bepalingen omtrent de subsidieverstrekking zijn omschreven, zoals aanvraagprocedure, vereisten, voorwaarden en verplichtingen.

2. Deze regeling is een deelreglement als bedoeld in artikel 4 van het Algemeen reglement.

3. Eveneens van toepassing op deze regeling is het Huishoudelijk reglement waarin de interne organisatie van het Fonds wordt geregeld.

4. De reglementen als bedoeld in het eerste en derde lid van dit artikel zijn op verzoek verkrijgbaar bij het secretariaat van het Fonds.

13

Inwerkingtreding en overgangsrecht

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

2. Aanvragen die na 1 november 2008 worden ingediend op grond van de Subsidieregeling van het Fonds voor Amateurkunst en Podiumkunsten worden geacht te zijn ingediend op grond van deze regeling.

3. Aanvragen die na 31 oktober 2008 worden ingediend op grond van de Festivalregeling van het Fonds voor Podiumprogrammering en Marketing worden geacht te zijn ingediend op grond van deze regeling.

4. Aanvragen die na 10 oktober 2008 worden ingediend op grond van de Podiumregeling van het Fonds voor Podiumprogrammering en Marketing worden geacht te zijn ingediend op grond van deze regeling.

5. Op bestaande subsidierelaties die tot stand zijn gekomen op basis van de regelingen genoemd in de leden 2 tot en met 5 is, na intrekking van die regelingen, deze regeling van toepassing.

14

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Deelregeling projectsubsidies voor podiumkunstinstellingen van het Nederlands Fonds voor de Podiumkunsten+ 2009–2010.

Toelichting

Algemeen

De volgende voormalige regelingen van het FAPK en FPPM zijn ondergebracht in deze Deelregeling:

Subsidieregeling FAPK

Regeling Internationalisering FAPK

Podiumregeling FPPM

Festivalregeling FPPM

Het is de opzet van deze Deelregeling om genoemde regelingen voor de jaren 2009 en 2010 te continueren binnen de Beleidsuitgangspunten 2009–2012 van het Fonds en de daaruit voortvloeiende beoordelingscriteria. Afgezien van de reeds uitgewerkte regeling voor vierjarige subsidies, gebruikt het Fonds de periode 2009–2010 als een tweejarige transitiefase om het overige instrumentarium optimaal af te stemmen op de nieuwe rol van het Fonds en de veranderde werkpraktijk.

Voor de overige subsidiemogelijkheden zie de deelregeling Individuele subsidies NFPK+, en de Regeling Nederlands Popmuziek Plan NFPK+ . De Regeling Kleinschalige Podia. De twee laatst genoemde regelingen zullen voor de jaren 2009 en 2010 in zoveel mogelijk vereenvoudigde vorm worden verlengd.

Internationalisering is een geïntegreerd onderdeel van deze regeling.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Definities

Producerende podiumkunstinstellingen zijn in ieder geval de volgende professionele instellingen:

Muziek

Ensembles gecomponeerde muziek

Ensembles en groepen jazz en geïmproviseerde muziek, elektronische muziek, wereldmuziek en pop

Onderzoeksinstellingen en laboratoria

Intermediairs

Muziektheater

Opera- en muziektheatergezelschappen

Jeugdopera- en muziektheatergezelschappen

Intermediairs

Onderzoeksinstellingen en laboratoria

Dans

Dansgezelschappen en –instellingen (zelfstandige choreografen met eigen rechtsvorm)

Dansgezelschappen voor jeugd en jongeren

Intermediairs

Theater

Grote en middelgrote gezelschappen

Kleine gezelschappen

Jeugd- en jongerentheatergezelschappen

Mimegezelschappen

Object- en poppentheatergezelschappen

Beeldend locatietheatergezelschappen

Intermediairs

Symfonieorkesten en omroepen, inclusief omroeporkesten, zijn geen producerende podiumkunstinstellingen als bedoeld in deze regeling.

De opdracht van het Fonds is het in stand houden en versterken van de kwaliteit, diversiteit en maatschappelijke betekenis van de podiumkunsten in Nederland en de aansluiting bij de internationale kunstpraktijk bevorderen.

Het Fonds realiseert zijn missie aan de hand van de volgende doelstellingen:

1. investeren in kwaliteit;

2. samenhang aanbrengen in de podiumkunstensector;

3. stimuleren van cultureel ondernemerschap;

4. stimuleren van dynamiek in de podiumkunstensector.

Ad 1: Doel van deze regeling is de ontwikkeling en totstandkoming van divers, kwalitatief hoogwaardig en goed over het land gespreid aanbod (nationaal en internationaal) mogelijk te maken op het gebied van muziek, dans, theater en muziektheater. Enerzijds wordt er de mogelijkheid geboden aan de ontwikkeling van talent om zich middels een tweejarige regeling in een zekere mate van continuiteit aan naamsbekendheid en (nieuw en breed) publieksbereik te werken. Anderzijds waarborgt de projectenregeling de stimulering en innovatie van het artistieke talent, het bewaken van eigenheid van subgenres, open staan voor onderzoek en experiment.

Het Fonds tracht het doel van de regeling te bereiken door het verstrekken van projectsubsidies. Bij projectsubsidies gaat het om de financiering van specifieke, door de aanvrager in zijn plannen zeer concreet aangeduide activiteiten. In dat opzicht verschilt de onderhavige deelregeling van de vierjarige regeling. Er is derhalve geen subsidiëring mogelijk van structurele investeringen, zoals kosten die betrekking hebben op exploitatie.

Het Fonds overweegt daarbij behalve de kwaliteit van de aanvragen op zich, ook of die kwaliteit daadwerkelijk tot zijn recht kan komen in de betreffende sector. Is er nog voldoende potentie voor een bepaald type plan, gezelschap, ensemble? Het Fonds neemt als uitgangspunt dat alle genres binnen de landelijke infrastructuur van NFPK+ en Basis Infrastructuur als geheel op kwalitatieve wijze vertegenwoordigd behoren te zijn. Bij de integrale afweging worden dan ook niet alleen de honoreringen van het NFPK+ betrokken, maar ook de samenstelling van de Basis Infrastructuur.

Centraal staat de komende jaren het principe ‘meer voor minder’. Dat betekent dat een aantal instellingen beter wordt ondersteund dan tot op heden het geval is en dat bij beperkt budget scherpe keuzes worden gemaakt, waardoor minder instellingen voor subsidie in aanmerking komen.

Ad 2: Het in samenhang beoordelen van aanbod én afname is een belangrijk uitgangspunt voor het Fonds. Ter bevordering van de samenhang wil het Fonds samenwerking stimuleren en faciliteren met name in de tweejarige regeling. Te denken valt daarbij aan samenwerking binnen de schakels scheppen – produceren – programmeren – publieksontwikkeling. Of aan samenwerking van instellingen op het gebied van marketing en publieksbereik, of aan gezamelijke initiatieven op het gebied van collectieve promotie, bedrijfsvoering of werkgeverschap.

Voor projecten geldt dat bijvoorbeeld producties die kunnen aantonen dat een aantal podia of festivals in hun plannen is geinteresseerd een voorkeur verdienen.

Ad 3: Uitgangspunt is dat goed ondernemerschap wordt beloond en dat bijvoorbeeld het verwerven van veel eigen inkomsten niet per definitie leidt tot minder subsidie.

Ad 4: In de podiumkunstensector kan de dynamiek bevorderd worden door voorrang te geven aan samenwerkingsverbanden die de band tussen afname en productie versterken. Gezamelijke aanvragen van makers en podia kunnen zowel betrekking hebben op productie als op afname. Aanvragen dienen te worden ingediend bij de discipline waar de aanvraag het grootste raakvlak mee heeft.

Aanvragen voor afnamesubsidies in het kader van meerjarige programmerings- en marketingontwikkelingen van podia dienen gericht te zijn op een kwalitatieve bijdrage aan de meerjarige artistieke en marketing ontwikkeling van het podium.

Samenwerkingsverbanden tussen podia onderling en tussen podia en producten worden gestimuleerd. Als toelatingseis tot deelname aan de regeling is zij echter vervallen.

Aanvragen voor festivalsubsidies dienen gericht te zijn op specifieke (bijzondere) en risicovolle programmeringsonderdelen en op publieksbereik en -⁠ontwikkeling.

Voor wat betreft reprises opent het Fonds de mogelijkheid deze reeds bij aanvraag van een productie in de begroting op te nemen. Het is ook mogelijk een repriseaanvraag “an sich” in te dienen. Van belang is dan dat minimaal 60% van de kosten gedekt worden door eigen inkomsten. Bij de beoordeling van de repriseaanvragen zal meer dan voorheen ingezet worden op de vraag of het gaat om een belangwekkende voorstelling die door de reprise een diverser publiek bereikt.

Artikelen 4 en 5 Subsidieplafond en Verdeelsleutel

Het bestuur van het Fonds kan de plafonds verhogen, indien

– de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap meer geld ter beschikking stelt voor de uitvoering van de regeling;

– de aard en de omvang van de aanvragen daartoe aanleiding geven en de ophoging dan wordt bekostigd ten koste van het budget voor de andere regelingen;

– het budget van een bepaalde categorie niet wordt uitgeput en het resterende bedrag wordt overgeheveld naar een categorie waar een tekort is.

De onderverdeling tussen tweejarige productiebudgetten en eenmalige productiebudgetten is grofweg verdeeld in een fifty fifty verhouding. Daarmee wil het Fonds de ruimte bewaren voor project aanvragen, dwz dynamiek in artistiek experiment en vernieuwing ‘aan de onderkant’.

Het zevende lid van artikel 4 biedt de grondslag om de bekendmaking van wijzigingen als bedoeld in lid 4, 5 en 6 – overeenkomstig artikel 3:42 lid 2 Awb – elektronisch plaats te laten vinden.

Artikel 4:25 Awb bepaalt dat een subsidie wordt geweigerd, voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden. Indien het budget in een bepaalde subsidieronde ontoereikend is om de subsidieaanvraag in zijn geheel toe te kennen, kan het Fonds tot een gedeeltelijke subsidieverlening besluiten.

De in deze deelregeling opgenomen subsidieplafonds zijn expliciet beperkt tot deze regeling en haar indieningsrondes. Besluiten van bestuur van het Fonds om over te gaan tot eventuele tussentijdse verhoging van subsidieplafonds als bedoeld in artikel 4 lid 5 en lid 6 kunnen niet, – althans niet zonder een daartoe strekkend besluit van het bestuur van het Fonds –, worden doorgeschoven naar daarop volgende rondes.

Artikel 6 Aanvraag

In de beschrijving dienen de plannen, dwz de omschrijving, de aard, omvang en planning van de activiteiten zo concreet mogelijk beschreven te worden. Neem in de beschrijving in ieder geval de volgende informatie op:

– een concrete omschrijving van de activiteiten die tot het project behoren;

– wie het plan ontwikkelt

– wie het plan uitvoert of wat de concrete uitvoeringsmogelijkheden zijn

– wat het plan inhoudt

– waar het plan wordt uitgevoerd

– hoe het plan wordt gerealiseerd

– de beweegredenen en motieven achter de realisatie van het plan en in welke verhouding het plan staat ten aanzien van uw eerdere werk.

– een gemotiveerde begroting met inzicht in de kosten en opbrengsten. De begroting is voorzien van een postgewijze toelichting.

Voor aanvragen presentaties buitenland wordt getoetst of er sprake is van uitnodigingen van vermaarde podia en of het gaat om voorstellingen die representatief zijn voor de Nederlandse podiumkunsten. Er wordt tevens gekeken of de te subsidiëren activiteit deel uitmaakt van een strategisch buitenland beleid. Aan het geplande bezoek dient een gemotiveerd plan ten grondslag te liggen (inclusief geplande marketing campagne), waaruit blijkt of aannemelijk wordt dat het bezoek geen incident zal blijven. Als een aanvrager eerder in hetzelfde land heeft gespeeld dan dient er in de aanvraag sprake te zijn van een aantoonbare ontwikkeling. Deze ontwikkeling kan onder andere aan de hand van nieuwe boekingen, pers en bijvoorbeeld het vinden van nieuwe podia en/ of distributeurs worden aangetoond.

Artikel 7 Aanvraagtermijnen

Voor tweejarige productiesubsidies geldt dat de aanvragen zich moeten richten op het komende jaar. Dus voor 1 december 2008 vraagt u aan voor de jaren 2009 en 2010.

Artikel 8 Wijze van beoordeling en beslissing op de aanvraag

De behandeltermijn bestrijkt maximaal dertien weken. Het Fonds zal met betrekking tot subsidieaanvragen voor presentaties in het buitenland werken met een verkorte procedure, zodat de streefdatum (binnen een maand na de uiterste indieningsdatum) kan worden gehaald. Het Fonds stelt aanvragers van de subsidie voor presentaties in het buitenland direct na besluitvorming op de hoogte van het besluit.

Het Fonds heeft een adviseurspool, waarin deskundigen op het gebied van (mengvormen van) muziek, dans, (muziek) theater, programmering, marketing en bedrijfsvoering zitting hebben. Bij de samenstelling van de adviseurspool wordt rekening gehouden met een brede representatie van deskundigen uit alle delen van het land.

Voor de beoordeling van subsidieaanvragen worden uit deze adviseurspool adviescommissies met vaste voorzitters samengesteld. De commissies adviseren in directe samenspraak met de secretarissen van het Fonds over het al dan niet honoreren van de subsidieaanvragen en over de prioritering aan het bestuur van het Fonds. Het bestuur neemt altijd het uiteindelijke besluit. De secretarissen van het Fonds zijn voor hun sector het aanspreekpunt voor aanvragers. Het Fonds zal tijdens de aanvraagprocedure zo nodig overleg voeren ten behoeve van nadere afstemming met overheden die als co-financiers in de aanvraag zijn opgevoerd.

Artikel 9 Beoordelingscriteria

De aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de plannen van de aanvrager en aan de hand van de in de afgelopen periode verrichte activiteiten van de aanvrager. Nu de regeling voorziet in de financiering van projecten en in dat kader te verrichten activiteiten, is vooral de omschrijving van de activiteiten in het plan leidend bij het beoordelen van de criteria in artikel 9 van de regeling.

Hoewel artikel 9 in meerderheid dezelfde criteria bevat als die in artikel 5 van de vierjarige deelregeling zijn opgenomen, worden de criteria in artikel 9 van de regeling steeds uitgelegd tegen de achtergrond van de aard van de onderhavige regeling – een projectenregeling in plaats van een instellingsregeling – en van het soort subsidie dat wordt aangevraagd (zie in dat verband artikel 3). Daar waar de projectsubsidie een meerjarig karakter draagt, worden aspecten als meerjarige visie en samenhang tussen de activiteiten bij de beoordeling betrokken.

Het oordeel over de kwaliteit in onderdeel a van artikel 9 wordt gebaseerd op:

artistieke kwaliteit van de eerder verrichte activiteiten

– de kwalitatieve ontwikkeling van de eerder verrichte activiteiten en de op grond van de aanvraag realistisch geachte continuering van deze ontwikkelingen en

– het plan, begroting en documentatie.

Kernbegrippen bij de beoordeling van artistieke kwaliteit zijn verwachtingen met betrekking tot vakmanschap, oorspronkelijkheid en zeggingskracht.

Vakmanschap

Dit is de mate waarin de artistiek leider of het artistieke team aantoonbaar beschikt over de vaardigheden en het inzicht in de discipline of een mengvorm van disciplines om de thema’s of het repertoire zodanig vorm te geven dat de persoonlijke fascinatie daarvoor zicht- en hoorbaar wordt. Een kunstvakopleiding is voor professionele kunstenaars niet doorslaggevend. Bij niet-westerse kunstuitingen, die een andere opleidingsstructuur kennen of bij nieuwe interculturele (meng)vormen wordt dit criterium gehanteerd binnen de eigen artistieke context.

Oorspronkelijkheid

Bij dit criterium is de artistieke signatuur van een instelling of de artistieke visie van de artistiek leider, programmeur of festival bepalend. Onderscheiden de in het plan beschreven activiteiten zich in voldoende mate van het overige aanbod en dragen zij het persoonlijke stempel van de artistiek eindverantwoordelijke?

Zeggingskracht

De zeggingskracht van een kunstuiting is het vermogen van het werk om toeschouwers en luisteraars zo aan te spreken, dat hun wijzen van kijken en luisteren, als ook hun verbeeldingskracht worden verrast en uitgedaagd. Uiteraard kunnen stof en thema hierin een belangrijke rol spelen, maar nooit los van het materiaal waarvan de kunstenaars zich bedienen en de vorm die zij daaraan geven. Zeggingskracht is dus in zoverre een maatstaf voor kwaliteit dat het aangeeft in hoeverre een werk erin is geslaagd – of zal slagen – om de oorspronkelijke voorstelling waarnaar met vakmanschap gezocht is, betekenis te laten krijgen voor wie er naar luistert of kijkt. Bij tweejarige projectsubsidies wordt in het bijzonder beoordeeld in hoeverre de samenhang van de projecten bijdraagt aan de publieksopbouw en de publieksontwikkeling.

Naast de artistieke kwaliteit bestaat ook het criterium van de functionele kwaliteit. Functionele kwaliteit betreft de manier waarop producties en voorstellingen in de Nederlandse samenleving functioneren. De functionele kwaliteit omvat de andere drie criteria:

– bijdrage aan diversiteit/verscheidenheid

– bijdrage aan spreiding

– cultureel ondernemersschap

a. Bijdrage aan diversiteit / verscheidenheid

Diversiteit heeft zowel betrekking op de verscheidenheid in uitingsvormen als op culturele diversiteit (in aanbod, programmering en publieksbereik).

Bij subsidies voor producerende podiumkunstinstellingen wordt getoetst: de positie die de aanvrager inneemt in de Nederlandse muziek-, dans- of (muziek) theaterwereld.

Voor festivals die in aanmerking willen komen voor subsidies wordt getoetst: in welke mate sprake is van programmering in aanvulling op het reguliere aanbod.

b. Bijdrage aan spreiding

Bedoeld wordt hier de geografische spreiding op instellingsniveau. Getoetst wordt in hoeverre de aanvrager een functie heeft in de lokale, regionale dan wel nationale culturele infrastructuur. Bij de beoordeling zal tevens gekeken worden naar (het ontbreken van) soortgelijke initiatieven in een bepaald gebied. Dit tegen de achtergrond van de wenselijkheid van een evenwichtige geografische spreiding van het aanbod over heel Nederland.

c. Cultureel ondernemerschap

Cultureel ondernemerschap uit zich onder andere in een deugdelijke bedrijfsvoering en in een duidelijke positionering van de instelling richting publiek en richting de productieketen.

Van belang is of de plannen blijk geven van een visie of strategie op het verwerven van inkomsten, blijk geven van het benutten van kansen of mogelijkheden (bijvoorbeeld lokale inbedding maar ook werken aan internationale bekendheid) en ook een visie hebben op publieksbereik en -ontwikkeling. Cultureel ondernemerschap uit zich ook door directe samenwerking tussen producenten en afnemers, zoals podia/festivals.

Aanvragen die zich duidelijk richten op bijdragen aan de omschreven doelstelling (artikel 2 en toelichting) genieten onze voorkeur. Denk daarbij aan de integratie van activiteiten op het gebied van aanbod en afname, waarin ook wordt opgenomen: onderzoek, (internationaal) coproduceren, internationele circuits etc.

Voor tweejarige productiesubsidies geldt nadrukkelijk dat plannen in dit kader meer moeten zijn dan een opeenstapeling van projecten en een meerwaarde moet hebben en in het kader van een bijdrage aan het aanbrengen van samenhang in en het stimuleren van dynamiek in de podiumkunstensector.

Artikel 10 Subsidiabele kosten

Voor alle kosten geldt dat uitsluitend aan de (project)activiteiten toe te rekenen kosten voor subsiëring in aanmerking komen. Er is immers sprake van een projectsubsidie en niet van een instellingssubsidie.

Bij personele lasten motiveert u de aard en de omvang van de dienstverbanden en contracten met freelancers. Bij artistieke medewerkers motiveert u het aantal noodzakelijk geachte repetities en uitvoeringen.

Onder de noemer voorbereiding kunnen de kosten worden geschaard die u maakt om (de) productie(s) speelklaar of verkoopbaar te maken; inclusief de in de sector gangbare salarissen, honoraria of onkostenvergoedingen, pensioenkosten en de kosten van verloning. Om in aanmerking te komen voor een bijdrage in de pensioenkosten dient een aansluitingsovereenkomst met een pensioenfonds te worden overlegd in de eindafrekening. Ook kan worden volstaan met het aantonen van gebondenheid van de aanvrager aan een cao-overeenkomst waarin een pensioenregeling is opgenomen.

Uitvoeringskosten zijn kosten die gepaard gaan met het uitvoeren van de productie, de dagkosten. Voor internationale optredens dient u offertes mee te sturen van (internationale) reis- en verblijfskosten.

Marketingkosten zijn alle kosten die samenhangen met publieksbereik en -ontwikkeling en de verspreiding van de resultaten van uw plan, voorzover die kosten rechtstreeks samenhangen met de activiteiten in het plan. Marketingkosten kunnen worden aangevraagd (opgevoerd) in alle onderdelen van deze regeling mits ze aan het voorgaande voldoen.

Bij bureau en huisvestigingkosten gaat het niet om alle kosten die nodig zijn om een instelling als zodanig te exploiteren maar uitsluitend om aan de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd toe te rekenen kosten. Het gaat derhalve om de kosten die naar evenredigheid aan de te subsidiëren activiteiten kunnen worden toegerekend.

De programmeringskosten in de zin van uitkoopsommen/partages, genoemd in het derde lid onder c, hebben uitsluitend betrekking op podia en festivals. Podia en festivals dienen reële afspraken met producerende podiumkunstinstellingen te maken over de te betalen uitkoopsommen.

Voor zover aanvragers in dezelfde begrote uitgave reeds gelden krijgt of heeft aangevraagd van andere sponsoren, fondsen of overheden, wordt van de stand van zaken hieromtrent melding gedaan in de aanvraag.

Artikel 10 lid 5 onder a wijkt af van artikel 7 lid 2 sub f van het Algemeen reglement.

In artikel 10, lid 5, onder b is bepaald dat kosten voor activiteiten die niet relevant zijn in het licht van de doelstelling genoemd in artikel 2 niet worden gesubsidieerd.

Bij kosten die redelijkerwijs niet voor subsidie in aanmerking komen als bedoeld in artikel 10 lid 5 onder d kan worden gedacht aan reeds gedekte kosten en disproportionele kosten. Dat kosten disproportioneel zijn, kan onder meer blijken uit andere, vergelijkbare aanvragen.

Op grond van artikel 10 kan het bestuur van het Fonds tot een gedeeltelijke subsidieverlening besluiten.

Artikel 11 lid 1 sub b Weigeringsgronden

Het Fonds richt zich op de ontwikkeling van bijzonder talent nadat er al een zeker traject doorlopen is bij productiehuizen en werkplaatsten.

Artikel 13 Inwerkingtreding en overgangsgrecht

Op grond van dit artikel worden bestaande subsidierelaties met ingang van 1 januari 2009 afgehandeld op basis van de nieuwe deelregeling. Indien de toepassing van de nieuwe regeling – ten opzichte van de oude regeling – leidt tot een ongunstiger of onredelijke uitkomst, zal het bestuur van het Fonds daarmee met het oog op de rechtszekerheid rekening houden in de besluitvorming.

Naar boven