Subsidieregeling PGO

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 24 september 2008, nr. MC-U-2875343, houdende regels omtrent het verstrekken van subsidies in het kader van het patiënten-, gehandicapten- en ouderenbeleid (Subsidieregeling PGO)

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op de artikelen 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluiten:

Artikel 1

Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

b. instelling: privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid;

c. instellingssubsidie: per boekjaar verstrekte subsidie in de kosten van structurele activiteiten van een instelling;

d. projectsubsidie: subsidie met een incidenteel karakter;

e. subsidie: subsidie als bedoeld in artikel 2;

f. beleidskader: beleidskader als bedoeld in artikel 3.

Artikel 2

Subsidies

1. De Minister kan aan instellingen instellingssubsidies en projectsubsidies verstrekken ten behoeve van:

a. het, onder meer door middel van belangenbehartiging, voorlichting en lotgenotencontact, op individueel en collectief niveau versterken van de positie, invloed en medezeggenschap van patiënten, gehandicapten en ouderen ten behoeve van gezondheidszorg, gezondheidsbescherming, gezondheidsbevordering en maatschappelijke zorg;

b. de professionalisering en ondersteuning van die instellingen.

2. De Minister kan voor de toepassing van het eerste lid andere doelgroepen gelijkstellen met patiënten, gehandicapten en ouderen.

Artikel 3

Beleidskader

1. De Minister stelt een beleidskader vast voor het verstrekken van subsidies.

2. De Minister kan in het beleidskader onderscheid maken tussen instellingen of categorieën van instellingen.

3. De Minister bepaalt in het beleidskader in ieder geval:

a. de hoofdlijnen van het subsidiebeleid;

b. aan welke criteria en voorwaarden een instelling moet voldoen om in aanmerking te komen voor subsidie;

c. het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dat bedrag wordt bepaald;

d. de wijze waarop de Minister de subsidiëring door de Stichting Fonds PGO voortzet of afbouwt.

Artikel 4

Subsidieregeling VWS-subsidies

1. De Subsidieregeling VWS-subsidies is van toepassing op het verstrekken van subsidies met dien verstande dat:

a. artikel 1 niet van toepassing is;

b. ten aanzien van een subsidie waarvan het bedrag ingevolge het beleidskader niet wordt bepaald aan de hand van een activiteitenplan en een begroting:

1°. artikel 4, eerste lid, onderdeel b en c, niet van toepassing is;

2°. indien het een projectsubsidie betreft: de artikelen 14, eerste, derde en vierde lid, 20, eerste lid, laatste volzin, en 26, tweede en derde volzin, niet van toepassing zijn en in afwijking van artikel 17, onderdeel a, de doeleinden van de subsidie op doelmatige wijze worden nagestreefd;

3°. indien het een instellingssubsidie betreft:

– in afwijking van artikel 30, derde lid, vierde zin, de uitkomst naar rato van de vastgestelde instellingssubsidie en de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende baten wordt toegerekend aan de instellingssubsidie. Het te reserveren bedrag is het aan de instellingssubsidie toegerekende deel;

– in afwijking van artikel 32 de instellingssubsidie uit een door de Minister te bepalen bedrag bestaat;

– in afwijking van artikel 35, onderdeel a, de doeleinden van de subsidie op doelmatige wijze worden nagestreefd;

– in afwijking van artikel 4:76, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht het financiële verslag aansluit op het activiteitenverslag in plaats van op de begroting waarvoor subsidie is verleend;

c. de artikelen 9, 11, tweede lid, en 20, tweede lid, niet van toepassing zijn;

d. de Minister op grond van artikel 14, eerste lid, 25, derde lid, 31 en 42, tweede lid, een formulier kan vaststellen dat uitsluitend geldt voor een subsidie die op grond van deze regeling wordt verstrekt;

e. de termijn, bedoeld in de artikelen 25, eerste lid, en 42, eerste lid, zes maanden bedraagt;

f. in afwijking van artikel 25, tweede lid, onderdeel b, de subsidiedeclaratie achterwege kan blijven indien de projectsubsidie uitsluitend betrekking heeft op één kalenderjaar en de daarmee te verstrekken informatie reeds afzonderlijk in een aan de Minister gezonden jaarrekening over dat kalenderjaar is opgenomen;

g. de Minister op grond van artikel 27, eerste lid, en 43, eerste lid, een modelaccountantsverklaring kan vaststellen die uitsluitend geldt voor een subsidie die op grond van deze regeling wordt verstrekt;

h. de Minister op grond van artikel 27, tweede lid, en 43, tweede lid, een controleprotocol kan vaststellen die uitsluitend geldt voor een subsidie die op grond van deze regeling wordt verstrekt.

2. Indien de Minister toepassing geeft aan artikel 7, tweede of vierde lid, van de Subsidieregeling VWS-subsidies:

a. stelt de Minister criteria vast voor het vergelijken van de aanvragen;

b. geeft de Minister in afwijking van artikel 15 of 33 van de Subsidieregeling VWS-subsidies een beschikking op een aanvraag binnen 26 weken na de uiterste datum van indiening van de aanvraag.

Artikel 5

Aanvullende voorschriften

1. Voor de aanvraag van een verlening of vaststelling van een subsidie wordt een door de Minister vastgesteld formulier gebruikt.

2. De ontvanger van een subsidie zorgt ervoor dat de onafhankelijke besturing van de instelling en de onafhankelijke uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten aantoonbaar is gewaarborgd.

3. De ontvanger van een subsidie waarvan de hoogte wordt bepaald of mede wordt bepaald door het aantal leden of donateurs, voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde het aantal leden en donateurs kan worden nagegaan.

4. Indien een projectsubsidie is verleend voor een periode die zich uitstrekt over meer dan één kalenderjaar dient de instelling binnen vier maanden na afloop van ieder kalenderjaar in die projectperiode een tussentijdse rapportage bij de Minister in over de voortgang van het project. Voor de tussentijdse rapportage wordt een door de Minister vastgesteld formulier gebruikt. De tussentijdse rapportage hoeft niet te worden ingediend over het laatste kalenderjaar van de projectperiode.

Artikel 6

Aanvraag 2009

Indien de Minister op grond van artikel 30, tweede lid, van de Subsidieregeling VWS-subsidies vrijstelling of ontheffing heeft verleend, kan de Minister, in afwijking van artikel 34, eerste lid, van de Subsidieregeling VWS-subsidies, na ontvangst van de aanvraag voorschotten verstrekken op de aangevraagde instellingssubsidie.

Artikel 7

Hardheidsclausule

De Minister kan indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, artikelen buiten toepassing laten of daarvan afwijken.

Artikel 8

Intrekking en wijziging regelgeving

1. De Regeling functiefinanciering PGO-organisaties, de Regeling algemene subsidiebepalingen Stichting Fonds PGO alsmede de Tijdelijke regeling ontwikkelingssubsidies 2008 worden ingetrokken, met dien verstande dat deze regelingen van overeenkomstige toepassing blijven ten aanzien van subsidies die door de Stichting Fonds PGO op grond van die regelingen zijn verstrekt en dat de Minister de verstrekking van die subsidies afhandelt.

2. De artikelen 2, eerste lid, onderdeel a, en 3, eerste lid, van het Tijdelijk besluit delegatie subsidiebevoegdheid aan Stichting Fonds PGO en Stichting Koppeling1 vervallen.

3. Het Instellingsbesluit Werkgroep Wenkend Perspectief2 wordt als volgt gewijzigd:

a. in artikel 7 wordt ‘15 juli 2008’ vervangen door: 1 juli 2009;

b. in artikel 9 wordt ‘1 oktober 2008’ vervangen door: 1 januari 2010.

Artikel 9

Inwerkingtreding

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel 8, eerste en tweede lid, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2009.

2. Artikel 8, derde lid, werkt terug tot en met 15 juli 2008.

Artikel 10

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling PGO.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, A. Klink.

Toelichting

Algemeen

Inleiding

Vele patiënten, gehandicapten en ouderen hebben de behoefte om met elkaar te bespreken hoe ieder omgaat met de gevolgen van een ziekte, beperking, aandoening of het ouder worden, zowel binnen het zorgproces, als ook in het leven van alle dag. In die behoefte wordt voorzien door het faciliteren van lotgenotencontact door patiënten, gehandicapten en ouderenorganisaties (pgo-organisaties). Door de jaren is het beleid ter ondersteuning van patiënten, gehandicapten en ouderen verder uitgebreid met belangenbehartiging en voorlichting door pgo-organisaties. Door de diversiteit aan aandoeningen, ziekten en beperkingen is er binnen het pgo-veld zelf ook sprake van een grote diversiteit. Hieraan ontleent het pgo-veld een deel van zijn kracht.

Nieuwe subsidiesystematiek

Vanuit de erkenning van de betekenis van volwaardige participatie in de samenleving worden subsidiemiddelen beschikbaar gesteld voor het, onder meer door middel van belangenbehartiging, voorlichting en lotgenotencontact, op individueel en collectief niveau versterken van de positie, invloed en medezeggenschap van patiënten, gehandicapten en ouderen ten behoeve van de gezondheidszorg, -⁠bescherming en -⁠bevordering en de maatschappelijke zorg. Deze subsidiëring wordt met de onderhavige regeling in gewijzigde vorm gecontinueerd. Er is sprake van historisch gegroeide verschillen in de subsidiëring van pgo-organisaties. Het is de bedoeling dit in de periode tot en met 2011 geleidelijk aan te passen naar een eenduidige subsidiesystematiek. De nieuwe subsidiesystematiek heeft als doel patiënten, gehandicapten en ouderen een centrale, sterke positie te geven in de stelsels van zorg en ondersteuning en hun mogelijkheden om de regie op het eigen leven te voeren en maatschappelijk te participeren te vergroten. Teneinde dat doel te bereiken, zijn sterke pgo-organisaties nodig die hun goede werk voor en namens hun achterban kunnen voortzetten én die zich tegelijkertijd verder kunnen ontwikkelen. Daarom wordt beoogd meer samenwerking en verdere professionalisering te stimuleren. De diversiteit in het pgo-veld wordt daarbij behouden omdat elke thans gesubsidieerde pgo-organisatie de gelegenheid krijgt zich, rekening houdend met verschillen in ontwikkelingsfase, verder te ontplooien.

De nieuwe subsidiesystematiek moet goed aansluiten bij de grote diversiteit van het pgo-veld. Mede daarom is de nieuwe subsidiesystematiek nadrukkelijk opgezet in nauwe betrokkenheid met het pgo-veld.

Beleidskader

Het subsidiebeleid wordt uitgewerkt in een beleidskader. Het beleidskader is aan te merken als een beleidsregel in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. In het beleidskader wordt de nieuwe subsidiesystematiek uiteengezet. Daarbij wordt aangegeven welke activiteiten subsidiabel zijn, aan welke eisen een instelling moet voldoen om in aanmerking te komen voor subsidie en op welke wijze het bedrag van de subsidie wordt bepaald. Vooralsnog zal in het beleidskader de aandacht voornamelijk uitgaan naar het subsidiëren van de reguliere, structurele activiteiten van een pgo-organisatie, van de professionalisering van een pgo-organisatie en van projectmatige, veelal meerjarige activiteiten.

Vooruitlopend op het beleidskader wordt hier een belangrijk onderscheid tussen de bovengenoemde subsidiabele activiteiten belicht. Pgo-organisaties beschikken over een hoge mate van vrijheid om te bepalen welke reguliere, structurele activiteiten zij verrichten en hoe zij de professionalisering vormgeven. Dat stelt hen in de gelegenheid maatwerk te bieden voor hun achterban en voor de inrichting van de eigen organisatie. Wel is er een Werkgroep Wenkend Perspectief ingesteld om de kenmerken te benoemen van sterke pgo-organisaties, aan de hand waarvan de richting zal worden aangegeven waarin pgo-organisaties geacht worden zich te ontwikkelen. De aanwending van de instellingssubsidie wordt voornamelijk achteraf getoetst.

Wat betreft de projectsubsidie zullen de subsidiabele activiteiten vooraf worden getoetst aan het subsidiebeleid. Naar de huidige inzichten zullen de projectmatige activiteiten in een meerjarige context dienen te worden geplaatst. Voor het verstrekken van deze subsidies is een gelimiteerd budget beschikbaar waarvoor ook andere instellingen dan pgo-organisaties in aanmerking kunnen komen. Indien het budget ontoereikend is om alle aanvragen te honoreren, worden de beschikbare middelen verdeeld onder de projecten die het beste scoren op criteria die in het beleidskader worden opgenomen aan de hand waarvan projecten met elkaar vergeleken kunnen worden. Een onafhankelijke programmaraad adviseert over de toekenning van de projectsubsidies.

Vanwege de bestaande verschillen tussen pgo-organisaties wordt de nieuwe subsidiesystematiek geleidelijk ingevoerd. De hoogte van de instellingssubsidie wordt gefaseerd verlaagd indien de subsidie van een pgo-organisatie in de nieuwe systematiek lager uitvalt dan de bestaande instellingssubsidie. Voorts zal de projectsubsidie de komende periode op verschillende momenten kunnen worden aangevraagd. Ook deze geleidelijke invoering wordt opgenomen in het beleidskader.

Ondersteuning en specifieke subsidies

In het pgo-veld zorgt een aantal instellingen voor de ondersteuning van de pgo-organisaties bij het opereren binnen de nieuwe subsidiesystematiek. De regeling biedt de grondslag om subsidies te verstrekken voor die ondersteuning. In het beleidskader zal het subsidiebeleid ten aanzien van de ondersteuning van pgo-organisaties verder worden uitgewerkt.

Volledigheidshalve zij vermeld dat de regeling ook de grondslag biedt om ten behoeve van het pgo-beleid andere subsidies te verstrekken dan hierboven vermeld. Voorwaarde is wel dat de mogelijkheid tot het verstrekken van andere subsidies in het beleidskader is opgenomen.

Administratieve lasten

Deze regeling is ook voorgelegd aan Actal. Actal heeft besloten de regeling niet te selecteren voor een verdere toetsing van de administratieve lasten.

Opbouw regeling

Vanwege het brede werkveld valt het pgo-beleid -en daarmee de onderhavige regeling- onder het beleidsterrein van zowel de Minister als de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Met deze regeling wordt een ruime discretionaire bevoegdheid gecreëerd voor het verstrekken van subsidies. De regeling schrijft een beleidskader voor, waarin wordt aangegeven hoe van die bevoegdheid gebruik wordt gemaakt. Aangezien daarbij vanwege de nieuwe subsidiesystematiek op een aantal onderdelen zal worden afgeweken van de Subsidieregeling VWS-subsidies, is een afzonderlijke regeling opgesteld. De Subsidieregeling VWS-subsidies is evenwel zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing verklaard. Op deze plaats zij derhalve verwezen naar de Subsidieregeling VWS-subsidies en de toelichting daarop. Afwijkingen van die Subsidieregeling VWS-subsidies zijn uitdrukkelijk vermeld in deze regeling. De regeling sluit af met enkele bepalingen rond de invoering.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In artikel 1 worden enkele begrippen gedefinieerd die in de regeling meermalen gebruikt worden. Op enkele onderdelen wijken de definities af van die in de Subsidieregeling VWS-subsidies. Zo vallen publiekrechtelijke rechtspersonen niet onder het begrip instelling, aangezien de onderhavige subsidies uitsluitend verstrekt worden aan privaatrechtelijke instellingen. De subsidies zijn immers gericht op het maatschappelijk middenveld. Publiekrechtelijke organen maken daar geen deel van uit. Anders dan in de Subsidieregeling VWS-subsidies is een subsidie niet per definitie beperkt tot activiteiten die in een activiteitenplan zijn opgenomen. Op grond van de regeling zullen ook subsidies kunnen worden verleend voor bepaalde type activiteiten die in het beleidskader al afdoende zijn beschreven.

Artikel 2

Artikel 2 beschrijft de werkingssfeer van de regeling. De regeling is van toepassing op het verstrekken van subsidies voor activiteiten op het brede terrein van gezondheidszorg, gezondheidsbescherming, gezondheidsbevordering en maatschappelijke zorg (artikel 2 Kaderwet VWS-subsidies). De activiteiten zijn gericht op patiënten, gehandicapten en ouderen. Op grond van het tweede lid kan ook subsidie beschikbaar worden gesteld voor andere groepen mensen die door omstandigheden kwetsbaar zijn. Ook dan gaat het vooral om activiteiten die eraan bijdragen dat deze kwetsbare doelgroepen zelf in staat worden gesteld een steviger greep te krijgen op hun leven en maatschappelijk te participeren. De subsidies zijn bedoeld voor organisaties die zich daarvoor inzetten. Van oudsher doen zij dat door belangenbehartiging, voorlichting of lotgenotencontact. De regeling biedt echter ook ruimte voor nieuwe ontwikkelingen. Zo wordt onder belangenbehartiging tevens begrepen het toetsen van de kwaliteit van zorg en ondersteuning vanuit het perspectief van patiënten, gehandicapten en ouderen.

Patiënten, gehandicapten en ouderen zijn gebaat bij sterke organisaties die op hun taken berekend zijn. Daarom kan er op grond van de regeling ook subsidie worden verstrekt ter verhoging van de professionaliteit van de instelling en ter verbetering van de kwaliteit van de uitoefening van haar kerntaken en nieuwe taken.

Artikel 3

Het gebruik van de discretionaire bevoegdheid om op grond van artikel 2 subsidies te verstrekken, wordt uitgewerkt in een beleidskader. In het beleidskader wordt vanzelfsprekend gedifferentieerd naar type activiteiten waarvoor een subsidie beschikbaar wordt gesteld. Verder kunnen verschillende instellingen die de activiteiten verrichten op uiteenlopende wijze gesubsidieerd worden.

Het beleidskader bevat de hoofdlijnen van het beleid, waarover de Tweede Kamer ingevolge artikel 5 van de Subsidieregeling VWS-subsidies geïnformeerd wordt. Deze hoofdlijnen worden in het beleidskader uitgewerkt, waarbij ten minste aan de volgende onderwerpen aandacht wordt besteed. Ten eerste geeft het beleidskader aan waarvoor subsidie wordt verstrekt. Uiteraard wordt daarbij ingegaan op de subsidiabele activiteiten en op de periode waarvoor subsidies beschikbaar gesteld worden. Ook kunnen eisen worden gesteld ten aanzien van de instelling die de activiteiten uitvoert. Aan de hand van deze informatie kan een instelling nagaan of een aanvraag van een subsidie voor verlening in aanmerking komt.

Ten tweede geeft het beleidskader de hoogte aan van de subsidies. Wanneer dat niet in concrete bedragen kan worden uitgedrukt, wordt beschreven op welke wijze het subsidiebedrag wordt bepaald. Overigens zal het veelal gaan om het bedrag dat ten hoogste als subsidie wordt verstrekt.

Ten derde geeft het beleidskader aan hoe het nieuwe subsidiebeleid aansluit op de subsidiëring van de betrokken instellingen tot en met 2008. Stichting Fonds PGO verstrekt diverse subsidies op grond van de Regeling functiefinanciering PGO-organisaties, de Regeling algemene subsidiebepalingen en de Tijdelijke regeling ontwikkelingssubsidies 2008. Het beleidskader brengt soms aanzienlijke wijzigingen mee voor de subsidies die aan deze instellingen worden verstrekt. Artikel 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht schrijft onder omstandigheden een redelijke termijn voor bij het verlagen of beëindigen van subsidies. In het licht van die bepaling voorziet het beleidskader in een overgangsperiode waarin instellingen in de gelegenheid worden gesteld toe te groeien naar de in het beleidskader beoogde wijze van subsidiëren.

Artikel 4

Voor het verstrekken van subsidies op grond van de Kaderwet VWS-subsidies zijn regels gesteld bij de Subsidieregeling VWS-subsidies. Uitgangspunt is dat die voorschriften ook van toepassing zijn op de subsidies die op grond van deze regeling worden verstrekt (eerste lid). Voor een aantal subsidies gaat dat evenwel niet op. Het betreft subsidies die niet op basis van een activiteitenplan en een begroting worden verleend (eerste lid, onderdeel b). Bij deze subsidies worden de subsidiabele activiteiten en de (maximum)subsidie in het beleidskader vermeld. Aangezien in dergelijke gevallen het activiteitenplan en de begroting achterwege kunnen blijven, wordt voor die gevallen een drietal groepen uitzonderingen gemaakt op de stelregel dat de Subsidieregeling VWS-subsidies van toepassing is:

1. er hoeft niet beoordeeld te worden of de behoefte aan subsidie is aangetoond en of aannemelijk is dat de activiteiten met de beschikbare middelen uitgevoerd kunnen worden (in afwijking van artikel 4, eerste lid, onderdeel b en c, Subsidieregeling VWS-subsidies). Dit geldt voor zowel projectsubsidies, als instellingssubsidies;

2. een projectsubsidie hoeft niet te worden aangevraagd met een projectplan en een begroting (in afwijking van artikel 14, eerste, derde en vierde lid Subsidieregeling VWS-subsidies). Bij deze projectsubsidies kan derhalve ook de uitvoering van een projectplan niet worden beoordeeld (in afwijking van artikel 17, onderdeel a, Subsidieregeling VWS-subsidies). Voorts kan zo'n projectsubsidie niet worden verantwoord door de realisatie te vergelijken met het projectplan en de begroting (in afwijking van de artikelen 20, eerste lid, laatste volzin, en 26, tweede en derde volzin, Subsidieregeling VWS-subsidies). In deze gevallen bestaat de verantwoording uit een activiteitenverslag en een daarop aansluitend financieel verslag;

3. voor instellingssubsidies is via de Subsidieregeling VWS-subsidies ook de Algemene wet bestuursrecht van toepassing verklaard. Dat er geen activiteitenplan of begroting hoeft te worden ingediend, is aldus geregeld in artikel 4:61 van de Algemene wet bestuursrecht. Bij afwezigheid van een activiteitenplan wordt het subsidiebedrag door de Minister bepaald (in afwijking van artikel 32 Subsidieregeling VWS-subsidies) en kan niet worden geoordeeld over de uitvoering van een activiteitenplan (in afwijking van artikel 35, onderdeel a, Subsidieregeling VWS-subsidies). Bij afwezigheid van een begroting kan het financiële verslag bij de verantwoording niet worden vergeleken met de begroting (in afwijking van artikel 4:76, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht), maar dient het financiële verslag aan te sluiten op het activiteitenverslag. Om dezelfde reden wordt de egalisatiereserve mede berekend op basis van de werkelijke baten (in afwijking van artikel 30, derde lid, vierde zin, van de Subsidieregeling VWS-subsidies).

Naast de in het eerste lid, onderdeel b, geregelde afwijkingen die voortvloeien uit het ontbreken van een activiteitenplan en begroting, gelden voor de subsidies die op grond van deze regeling worden verstrekt nog enkele algemene afwijkingen ten opzichte van de Subsidieregeling VWS-subsidies:

– de definities zijn reeds opgenomen in artikel 1, zodat de begripsbepalingen van artikel 1 van de Subsidieregeling VWS-subsidies buiten toepassing is verklaard (onderdeel a);

– aan de mogelijkheid om projectsubsidies tot € 20.000 lump sum te verstrekken bestaat geen behoefte, zodat de artikel 9, 11, tweede lid, en 20, tweede lid, van de Subsidieregeling VWS-subsidies buiten toepassing zijn verklaard (onderdeel c);

– er kunnen speciaal voor de instellings- en projectsubsidies die op basis van deze regeling worden verstrekt formulieren worden vastgesteld. Deze kunnen afwijken van standaarden die op grond van de Subsidieregeling VWS-subsidies zijn vastgesteld (onderdeel d);

– de termijn voor het indienen van de aanvraag tot vaststelling van een projectsubsidie of een instellingssubsidie bedraagt in plaats van de vier maanden, vermeld in de artikelen 25 en 42 van de Subsidieregeling VWS-subsidies, zes maanden na afloop van de periode waarvoor subsidie is verleend repectievelijk na afloop van het boekjaar. Veel van de gesubsidieerde instellingen zijn verenigingen die door vrijwilligers worden bestuurd. In de praktijk is gebleken dat deze verlengde termijn noodzaakelijk is. Bij de evaluatie van de regeling zal worden bezien of deze uitzondering in stand dient te blijven (onderdeel e);

– indien mogelijk, kan de instelling desgewenst een projectsubsidie in afwijking van artikel 25, tweede lid, onderdeel b, van de Subsidieregeling VWS-subsidies ook verantwoorden door de verlangde informatie in een jaarrekening op te nemen (onderdeel f). Deze mogelijkheid is geschapen om onnodige administratieve lasten voor organisaties te voorkomen;

– er kunnen speciaal voor de instellings- en projectsubsidies die op basis van deze regeling worden verstrekt modelaccountantsverklaringen en controleprotocollen worden vastgesteld. Deze kunnen afwijken van standaarden die op grond van de Subsidieregeling VWS-subsidies zijn vastgesteld (onderdelen g en h).

Op grond van artikel 7 van de Subsidieregeling VWS-subsidies kan voor het verstrekken van subsidies een subsidieplafond worden vastgesteld. Bij de verdeling van het beschikbare bedrag kan voorrang worden gegeven aan aanvragen die van groter belang zijn voor het beleid en voor de doeleinden van de subsidiëring. Voor die gevallen worden er criteria opgesteld om de aanvragen met elkaar te kunnen vergelijken en vervolgens te rangschikken (tweede lid). In het beleidskader staan de minimumeisen waaraan de instelling, de aanvraag en de activiteiten ten minste moeten voldoen en daarnaast worden in het beleidskader de criteria opgenomen ten behoeve van de verdeling van het subsidiebudget. Vanwege de vergelijking en rangschikking van de aanvragen aan de hand van de daarvoor vastgestelde criteria, bedraagt de termijn voor de beslissing over de verlening 26 weken, te rekenen vanaf de laatste dag dat aanvragen kunnen worden ingediend.

Wellicht ten overvloede zij opgemerkt dat bij de verlening van een subsidie rekening zal kunnen worden gehouden met de omvang van de egalisatiereserve. In het beleidskader wordt nader aangegeven op welke wijze deze bevoegdheid wordt gehanteerd.

Artikel 5

De formulieren voor het doen van aanvragen zijn in 2008 te verkrijgen via de website van de Stichting Fonds PGO en vanaf 2009 via de website van de unit Fonds PGO van het agentschap Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG).

Het tweede lid bevat een verplichting om de onafhankelijkheid en de transparantie van de gesubsidieerde instellingen te waarborgen. Patiënten, gehandicapten en ouderen zijn weliswaar kwetsbare mensen, maar tegelijk vormen zij door hun omvang uit commercieel oogpunt aantrekkelijke doelgroepen. Juist kwetsbare mensen moeten er echter van op aan kunnen dat organisaties die voor hen opkomen onafhankelijk opereren en openheid kunnen verschaffen over de wijze waarop de organisatie bestuurd en gefinancierd wordt. Daartoe is van belang dat de instelling duidelijkheid kan maken hoe het bestuur van de instelling is ingericht alsmede welke waarborgen er zijn voor het onafhankelijke functioneren van het bestuur. De bestuursstructuur van de instelling dient derhalve op inzichtelijke wijze te zijn vastgelegd, bijvoorbeeld in statuten en reglementen. Ook dient bekend te zijn welke nevenfuncties worden vervuld door degenen die leiding geven aan de organisatie. Vanzelfsprekend zullen die nevenfuncties geen gevaar mogen opleveren voor de onafhankelijkheid van de instelling of voor het vertrouwen daarin. Tevens dient de instelling er voor in te staan dat de gesubsidieerde activiteiten zelfstandig en ongebonden worden verricht. Desgevraagd zal de instelling informatie over deze garanties moeten kunnen verschaffen, bijvoorbeeld over gedragscodes en de handhaving daarvan. In dit verband kan de aandacht verder uitgaan naar organisaties die aan de gesubsidieerde instelling zijn gelieerd of waarmee de gesubsidieerde instelling samenwerkingsverbanden onderhoudt. Een ander belangrijke garantie voor onafhankelijkheid is het verstrekken van informatie over sponsoring en sponsors. Vertrouwen in de onafhankelijkheid van de instelling is ermee gebaat als in ieder geval bij de uitvoering van gesubsidieerde activiteiten eventuele directe of indirecte sponsoring duidelijk wordt aangegeven onder vermelding van de sponsors.

Voor zover het bedrag van een subsidie in het beleidskader (mede) afhankelijk is gesteld van het aantal leden of donateurs van de pgo-organisatie, zal de subsidieontvanger ingevolge het derde lid een deugdelijke registratie dienen bij te houden van de leden en/of de donateurs. Aan de hand van de administratie dient te allen tijde het aantal leden en/of donateurs bepaald te kunnen worden.

Bij een projectsubsidie voor een periode die zich uitstrekt over meer dan één kalenderjaar, wordt in het vierde lid verlangd dat de instelling na afloop van ieder kalenderjaar een tussentijdse rapportage indient over de voortgang van het project. De rapportage wordt ingericht volgens een daartoe opgesteld format. De te verstrekken informatie over de voortgang kan zowel inhoudelijk zijn, als financieel.

Artikel 6

Normaliter wordt een aanvraag van een instellingssubsidie ingediend uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt gevraagd. Dit is geregeld in artikel 4:60 van de Algemene wet bestuursrecht. Op grond van artikel 30, tweede lid, van de Subsidieregeling VWS-subsidies kan vrijstelling of ontheffing van deze aanvraagtermijn worden verleend. Gelet op het tijdstip van publicatie van deze regeling zullen in het beleidskader dergelijke vrijstellingen worden verleend. Daarbij zal gedifferentieerd worden naar verschillende type subsidies. Voor het geval de aangevraagde instellingssubsidie voor 2009 nog niet is verleend voor aanvang van het jaar 2009, kan op grond van artikel 6 in 2009 toch reeds overgegaan worden tot het verstrekken van voorschotten.

Op deze plaats wordt in verband met de invoering van deze regeling -evenzeer vooruitlopend op het beleidskader- het volgende opgemerkt. Het is de bedoeling een egalisatiereserve die op grond van de Regeling functiefinanciering PGO-organisaties en de Regeling algemene subsidiebepalingen Stichting Fonds PGO is opgebouwd, niet in 2009 terug te vorderen, maar op te laten gaan in de egalisatiereserve die op grond van deze regeling kan worden gevormd. In het beleidskader zal worden aangegeven in hoeverre deze egalisatiereserve mag worden meegenomen naar de instellingssubsidies die op basis van deze regeling worden verstrekt.

Artikel 7

Deze regeling kent evenals de Subsidieregeling VWS-subsidies een hardheidsclausule. Daarvan zal zeer terughoudend gebruik worden gemaakt.

Artikel 8

Deze regeling is de opvolger van de Regeling functiefinanciering PGO-organisaties, de Regeling algemene subsidiebepalingen Stichting Fonds PGO en de Tijdelijke regeling ontwikkelingssubsidies 2008. Genoemde regelingen worden dan ook ingetrokken, zij het dat ze nog wel van toepassing blijven op de subsidies die Stichting Fonds PGO reeds verstrekt heeft. De afhandeling van de verstrekte subsidies alsmede de verstrekking van nieuwe subsidies geschiedt vanaf 1 januari 2009 door de unit Fonds PGO van het CIBG. Dit zal gebeuren in een duidelijk voor het pgo-veld herkenbare unit. Ook de delegatie van de bevoegdheid tot het verstrekken van subsidies op het terrein van het pgo-beleid wordt derhalve ingetrokken.

Om de kwaliteit van het werk van de eerder genoemde werkgroep Wenkend Perspectief én de betrokkenheid van het pgo-veld bij dat werk te borgen, is in goed overleg met de werkgroep gekozen voor een andere fasering van de werkzaamheden in de tijd. De werkgroep zal voor 1 juli 2009 verslag uitbrengen in plaats van uiterlijk 15 juli 2008. In verband daarmee kan het Instellingsbesluit Werkgroep Wenkend Perspectief op 1 januari 2010 vervallen.

Artikel 9

In 2011 wordt deze regeling geëvalueerd. Bij de evaluatie zal in het bijzonder de aandacht uitgaan naar het beleidskader. De evaluatie kan aanleiding geven tot wijzigingen van de regeling en het beleidskader. Het is niet uitgesloten dat het wijzigingen van min of meer ingrijpende aard betreft. Tussentijds kunnen, indien onvoorziene effecten daartoe noodzaken, wijzigingen in het beleidskader worden doorgevoerd. De instellingen die een subsidie ontvangen wordt aangeraden daar rekening mee te houden.

De regeling treedt op de gebruikelijke wijze in werking, zij het dat de in artikel 8 genoemde regelingen met betrekking tot de subsidiëring door Stichting Fonds PGO per 1 januari 2009 vervallen. Reeds door de Stichting verstrekte subsidies worden afgehandeld door het CIBG. De wijziging van de datum 15 juli 2008 in het Instellingsbesluit Werkgroep Wenkend Perspectief werkt terug tot die datum.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink

  • 1

    Stcrt. 2008, 32; gewijzigd bij Ministeriële regeling van 29 mei 2008 (Stcrt. 105).

  • 2

    Stcrt. 2008, 112.

Naar boven