Algemene wet inzake rijksbelastingen. Wijziging Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998

18 september 2008

Nr. CPP2008/1845M

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Aspectgebied Formeel Recht

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit betreft een aanpassing van de paragrafen 29, 34, 35 en 36 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 (Besluit van 19 december 1997, Stcrt. 248, zoals dit besluit laatstelijk is gewijzigd bij het Besluit van 19 april 2007, Stcrt. 82, hierna: BBBB 1998). De wijzigingen hebben voornamelijk betrekking op enerzijds veranderde wetgeving inzake enkele autobelastingen en anderzijds het doorvoeren van een eenvoudiger boetesystematiek voor verzuimboeten.

Een integrale herziening van het BBBB 1998 zal plaatsvinden bij het in werking treden van het wetsvoorstel ‘Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht’ (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, nr. 29 702).

Artikel I

De tekst van afdeling A van hoofdstuk V (Bijzondere Boeten) van het BBBB 1998 wordt ingetrokken en vervangen door:

§ 29

Verzuimboete artikel 13a en 15a Wet BPM

1. Het vervoeren van personen in de laadruimte van een bestelauto zonder dat de inrichting van de auto hiertoe is gewijzigd, heeft geen gevolgen voor de heffing op grond van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet BPM). Wel kan de inspecteur naar aanleiding van de objectieve vaststelling van dit feit een verzuimboete opleggen.

2. Indien één of meer personen worden vervoerd in de laadruimte van een bestelauto, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de inspecteur op grond van de artikelen 13a, zesde lid, Wet BPM (vrijstelling van belasting voor ondernemers) en 15a, elfde lid, Wet BPM (teruggaaf van belasting in verband met gehandicaptenvervoer) een verzuimboete kan opleggen aan degene die het motorrijtuig feitelijk ter beschikking heeft.

3. In geval van een verzuim legt de inspecteur een verzuimboete op van 50 procent van het wettelijk maximum van artikel 13a, zesde lid, Wet BPM of artikel 15a, elfde lid, Wet BPM. In uitzonderlijke gevallen kan hij een boete opleggen ten bedrage van het wettelijk maximum van artikel 13a, zesde lid, Wet BPM of artikel 15a, elfde lid, Wet BPM. Van een uitzonderlijk geval kan bijvoorbeeld sprake zijn indien belanghebbende stelselmatig in verzuim is.

Artikel II

De teksten van en toelichtingen op de paragrafen 34 tot en met 36 van het BBBB 1998 worden ingetrokken en vervangen door:

§ 34

Verzuimboete overige naheffingen Wet MB 1994

1. Deze paragraaf heeft betrekking op de naheffingen genoemd in de artikelen 24a, 24b, 33, 34, 35, 35a, 36, 52, 69 en 76 van de Wet MB 1994. De artikelen hebben betrekking op andere naheffingsaanslagen dan die voortvloeien uit de in § 33 genoemde belastingaanslagen naar aanleiding van een zogenoemde betalingscontrole. Het betreft in deze paragraaf in het algemeen naheffingen vanwege het niet doen van een juiste aangifte, het niet voldoen aan de gestelde voorwaarden, het gebruik maken van de weg gedurende een schorsing, of het niet hebben betaald van de verschuldigde belasting ingeval van een in het buitenland of een ten onrechte niet in Nederland gekentekend motorrijtuig.

Indien een of meer in deze artikelen omschreven feiten worden geconstateerd, is sprake van een verzuim. Ter zake van dat verzuim legt de inspecteur op grond van de artikelen 37, respectievelijk 52, 70 of 77 van de Wet MB 1994 een verzuimboete op.

2. De verzuimboete bedraagt maximaal 100 procent van het bedrag aan belasting dat niet of gedeeltelijk niet is betaald en is in zoverre begrensd dat een minimum van € 50 en maximaal het wettelijk maximum van artikel 67c AWR wordt opgelegd. De verzuimboete wordt opgelegd aan degene op wiens naam de naheffingsaanslag is gesteld.

3. In afwijking in zoverre van het bepaalde in artikel 67c AWR, wordt de verzuimboete in verband met een naheffing als bedoeld in artikel 35a van de Wet MB 1994 indien onderdeel a daarvan van toepassing is, gesteld op nihil.

§ 35

Verzuimboete bedrijfsvoertuigenpark artikel 37d Wet MB 1994

1. Indien het in artikel 37d Wet MB 1994 genoemde feit wordt geconstateerd, is sprake van een verzuim. Ter zake van dat verzuim legt de inspecteur op grond van onderdeel b van dat artikel, een verzuimboete op van 50 procent van het wettelijk maximum van artikel 37d Wet MB 1994.

2. In uitzonderlijke gevallen kan een boete tot het maximum van artikel 37d Wet MB 1994 worden opgelegd. Het aantal verzuimen dat wordt gerekend per houder van de motorrijtuigen die behoren tot het bedrijfsvoertuigenpark waarvoor een vergunning op grond van artikel 37b van de Wet MB 1994 is verstrekt, kan bepalend zijn voor beantwoording van de vraag of sprake is van een uitzonderlijk geval.

3. Voor het bepalen van het aantal verzuimen van de houder worden slechts die verzuimen in aanmerking genomen, die betrekking hebben op de in deze paragraaf bedoelde verzuimen in de laatste twaalf maanden voorafgaande aan het verzuim waarop de boete betrekking heeft. Verzuimen als bedoeld in de paragrafen 33 en 34 van dit besluit worden hierin niet meegerekend.

4. De verzuimboete wordt opgelegd bij afzonderlijke boetebeschikking, dat wil zeggen zonder naheffing van de enkelvoudige belasting. De enkelvoudige belasting wordt betrokken in het al dan niet verlenen van een teruggaaf op grond van artikel 37a van de Wet MB 1994. De verzuimboete wordt opgelegd aan de houder van de motorrijtuigen die behoren tot het bedrijfsvoertuigenpark waarvoor een vergunning op grond van artikel 37b van de Wet MB 1994 is verstrekt.

§ 36

Verzuimboete artikel 13 Wet BZM

1. De belasting inzake de Wet belasting zware motorrijtuigen (hierna: Wet BZM) dient per voertuig vóór de aanvang van het gebruik van de autosnelweg op aangifte te zijn voldaan. Het doen van aangifte kan geschieden bij de aangewezen aangiftepunten onder het gelijktijdig voldoen van de belasting.

2. De aangifte kan ook via internet worden gedaan, na het sluiten van een daartoe strekkende overeenkomst met de inspecteur. De internetaangiften worden op de website bijgehouden en per kalendermaand getotaliseerd. Het totaalbedrag wordt na afloop van deze maand via automatische incasso geïnd. Indien de automatische incasso niet leidt tot een (tijdige) betaling van de verschuldigde belasting, wordt dit aangemerkt als een verzuim. Betalingsverzuimen met betrekking tot deze per kalendermaand getotaliseerde internetaangiften worden voor de toepassing van deze paragraaf aangemerkt als één verzuim. De naheffingsaanslag en de boetebeschikking worden opgelegd aan de aangever met wie een overeenkomst tot het kunnen doen van een aangifte via internet is gesloten.

3. Indien wordt geconstateerd dat de verschuldigde belasting inzake de Wet BZM niet, gedeeltelijk niet of niet binnen de termijn is betaald, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de inspecteur een verzuimboete kan opleggen van 3 procent van het wettelijk maximum van artikel 13 Wet BZM.

4. In uitzonderlijke gevallen kan in afwijking van het voorgaande lid een verzuimboete tot het wettelijk maximum van artikel 13 Wet BZM worden opgelegd. Van een uitzonderlijk geval kan sprake zijn indien bijvoorbeeld stelselmatig (gedeeltelijk) niet binnen de termijn of (gedeeltelijk) niet wordt betaald.

5. De verzuimboete wordt opgelegd aan de houder.

Artikel III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst. In afwijking hiervan treedt de wijziging van de paragrafen 34 en 36 van het BBBB 1998 van Artikel II in werking met ingang van 1 oktober 2008.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 18 september 2008.
De Staatssecretaris van Financiën,
namens deze:
de directeur-generaalBelastingdienst, J. Thunnissen.

Toelichting

In het kader van de door de Staatssecretaris reeds aangekondigde vereenvoudigingsoperatie, zijn in dit besluit, vooruitlopend op een integrale vereenvoudigingsslag voor wat betreft het BBBB 1998 per 1 januari 2009, de verzuimenreeksen zoveel mogelijk vervallen. Ook zijn de toelichtingen op de afzonderlijke paragrafen waar mogelijk en noodzakelijk opgenomen in de leden van de betreffende paragraafteksten.

Daarnaast zijn enkele paragrafen aangepast aan de volgende wetswijzigingen:

– artikel XIII wet van 16 december 2004, houdende wijziging van enkele belastingwetten (Belastingplan 2005), Stb. 2004, 653 (aanpassing paragraaf 29);

– artikel I, onderdeel D, wet van 22 november 2006 tot wijziging van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 en van enige andere wetten (omzetting teruggaafregeling bestelauto’s ondernemers in vrijstellingsregeling), Stb. 2006, 607 (aanpassing paragraaf 29);

– artikel XXII, onderdelen G en F, wetsvoorstel (31 404) Wijziging van een aantal belastingwetten en enkele andere wetten (aanpassing paragraaf 34);

– artikel XIII, wetsvoorstel (31206 Overige fiscale maatregelen 2008) Wijzigingen van enkele belastingwetten en enige andere wetten (aanpassing paragraaf 36).

Naar boven