Wijziging regeling beheer en schadebestrijding dieren

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 29 september 2008, nr. TRCJZ/2008/2630, houdende wijziging van de Regeling beheer en schadebestrijding dieren in verband met de aanwijzing van enkele diersoorten in het kader van beheer en schadebestrijding

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 65, derde lid, en 67, eerste lid, van de Flora- en faunawet;

Besluit:

Artikel I

De Regeling beheer en schadebestrijding dieren1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt ‘ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren’ vervangen door: ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij, wateren en schade aan de fauna.

B

Bijlage 1 wordt vervangen door:

Bijlage 1 als bedoeld in artikel 2 van de Regeling beheer en schadebestrijding dieren

Beschermde inheemse diersoorten

Nederlandse naam

Wetenschappelijke naam

brandgans

Branta leucopsis

Canadese gans

Branta canadensis

damhert

Dama dama

edelhert

Cervus elaphus

grauwe gans

Anser anser

knobbelzwaan

Cygnus olor

konijn

Oryctolagus cuniculus

kolgans

Anser albifrons

nerts

Mustela vison

ree

Capreolus capreolus

vos

Vulpes vulpes

wild zwijn

Sus scrofa

wilde eend

Anas platyrhynchos

Andere diersoorten

Nederlandse naam

Wetenschappelijke naam

beverrat

Myocastor coypus

grijze eekhoorn

Sciurus carollinensis

Indische gans

Anser indicus

marterhond

Nyctereutes procyonoides

moeflon

Ovis ammon

muntjak

Muntiacus reevesi

muskusrat

Ondatra zibethicus

nijlgans

Alopochen aegyptiacus

rosse stekelstaart

Oxyura jamaicensis

Siberische grond-

eekhoorn

Tamias sibericus

wasbeer

Procyon lotor

zwarte zwaan

Cygnus atratus

Verwilderde dieren

Nederlandse naam

Wetenschappelijke naam

verwilderde duif

Columba livia forma domestica

verwilderde kat

Felis catus

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg.

Toelichting

Artikel 67, eerste lid, van de Flora- en faunawet biedt gedeputeerde staten de mogelijkheid te bepalen dat de stand van bij ministeriële regeling aangewezen beschermde inheemse diersoorten, andere diersoorten of verwilderde dieren kan worden beperkt door door hen aan te wijzen personen of categorieën van personen. In bijlage 1 bij de Regeling beheer en schadebestrijding dieren zijn deze diersoorten aangewezen. Er is aanleiding om deze bijlage uit te breiden met een aantal diersoorten. Voorts wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om de tekst van artikel 1 van de Regeling beheer en schadebestrijding dieren te actualiseren. Door onderhavige wijziging sluit deze beter aan bij artikel 65, tweede lid, van de Flora- en faunawet.

Deze regeling is op grond van artikel 67, achtste lid, van de Flora- en faunawet aan het Faunafonds voor advies voorgelegd. Het Faunafonds kan instemmen met de wijzigingen, maar heeft wel een aantal opmerkingen. Hierop wordt in de toelichting ingegaan.

Allereerst is een aantal nieuwe exoten aan de lijst toegevoegd. Deze zijn te vinden in de tabel ‘andere diersoorten’. Dit zijn de grijze eekhoorn, de zwarte zwaan en de Indische gans. De grijze eekhoorn is de meest in gevangenschap gehouden eekhoornsoort. Deze soort vormt echter een reële bedreiging voor de inheemse rode eekhoorn. In Engeland is de inheemse rode eekhoorn in zeer korte tijd vrijwel geheel verdrongen door de grijze eekhoorn. Bovendien richt de grijze eekhoorn schade aan aan andere fauna zoals broedvogels. De grijze eekhoorn komt in Nederland nog niet of nauwelijks in het wild voor. Omdat een beginnende wilde populatie, zoals in Engeland is gebleken, exponentieel groeit, moet voorkomen worden dat zich in Nederland een dergelijke situatie voordoet. Daarom is de grijze eekhoorn aangewezen op grond van artikel 67, eerste lid, van de Flora- en faunawet.

De Indische gans is ook een soort die niet van nature in Nederland voorkomt. Deze gans kan kruisen met de grauwe gans, de verwilderde gedomesticeerde grauwe gans en de brandgans. Zo treedt genetische vervuiling op.1 De broedpopulatie van de Indische gans is nu nog klein. Zoals bij andere soorten ganzen, zoals de Canadese gans en de Nijlgans is gebleken, kunnen ganzenpopulaties, na een aanvankelijk geringe groei, vervolgens exponentieel toenemen. Zo is van de grauwe gans bekend dat deze populatie in dertig jaar tijd gegroeid is van nul naar 25.000 broedparen. De verwachting is dat de populatie in minder dan 15 jaar tijd ten minste verdubbeld zal zijn.2 Er is geen reden om te veronderstellen dat een dergelijke groeiexplosie voor andere soorten ganzen niet op zou gaan. Immers, de grootte van een populatie wordt uiteindelijk bepaald door de beschikbaarheid van voedsel. In Nederland is het voedsel voor ganzen, namelijk gras, in ruime mate aanwezig. Als de stand van de Indische gans nu niet beperkt wordt, kan een schadepatroon ontstaan dat vergelijkbaar is met dat van de overzomerende grauwe gans.

Ook voor de zwarte zwaan geldt dat de broedpopulatie juist nu beperkt moet worden, anders ontstaat een zelfde schadeproblematiek als bij de knobbelzwaan. Daarom wordt deze soort aan bijlage 1 toegevoegd.

Tot slot is ook – op advies van het Faunafonds – de moeflon aangewezen. De moeflon is honderd jaar geleden op de Veluwe uitgezet als jachtwild. De soort viel als zodanig ook onder de Jachtwet. Deze wilde schapensoort, afkomstig uit het Middellandse Zeegebied, wordt in een klein aantal natuurgebieden ook ingezet als begrazer. Afschot van deze dieren is noodzakelijk om de aantallen binnen de betreffende natuurgebieden te reguleren en om verdere verspreiding te voorkomen. De aantalsregulatie van deze soort vindt in dezelfde periode plaats als het afschot van inheemse beschermde hoefdiersoorten. Anders dan het Faunafonds voorstelt, wordt niet naar een volledige nulstand gestreefd, maar slechts naar een nulstand buiten deze natuurgebieden.

Met de aanwijzing van deze exoten wordt mede uitvoering gegeven aan het exotenbeleid van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, zoals dat recent in de Beleidsnota invasieve exoten is weergegeven.3 Het zwaartepunt van het beleid is gericht op preventie van introductie van nieuwe, invasieve exoten. Als dat niet lukt, richt het beleid zich op het nemen van bestrijdingsmaatregelen, zolang populaties nog klein en beheersbaar zijn. Voorkomen is beter dan genezen. Vroeg ingrijpen voorkomt grote kosten in het kader van bestrijding en vergoeding van geleden schade. Ook uit dierenwelzijnsoverwegingen is vroegtijdig ingrijpen gewenst, omdat het dan nog niet om grote aantallen dieren gaat die moeten worden gedood. Met dit beleid wordt uitvoering gegeven aan de doelstellingen van Verdrag inzake biologische diversiteit (Trb. 1992, 164). In dit Verdrag worden partijen aangespoord beleid te ontwikkelen dat als doel heeft de inheemse biodiversiteit te beschermen tegen invasieve exoten. Het Faunafonds geeft in dit kader in overweging een positieflijst vast te stellen op grond van artikel 33 van de Gezondheid- en Welzijnswet voor dieren, waarop dieren staan die gehouden mogen worden. Deze positieflijst kan volgens het Faunafonds helpen voorkomen dat dieren in het wild terechtkomen die niet in Nederland thuis horen. Zoals ik in het Algemeen Overleg op 11 september 2008 heb aangegeven wordt nog aan de positieflijst gewerkt. Zorgvuldigheid staat bij de opstelling van deze lijst voorop. Verder vind ik het van belang om na te gaan of we kunnen leren van de ervaringen in België met een dergelijke lijst.

Tevens zijn drie soorten beschermde inheemse diersoorten aangewezen. Dit zijn de kolgans, de brandgans en de wilde eend. De kolgans en de brandgans kwamen voorheen slechts als wintergasten in Nederland voor. De kolgans overzomert en broedt inmiddels in Nederland in nog kleine aantallen. In 2005 waren er naar schatting 400 broedparen in Nederland.4 De brandgans overzomert en broedt lokaal inmiddels in aanzienlijke aantallen. In 2000 waren 11.000 broedparen in Nederland aanwezig. Naar verwachting zal de populatie in minder dan 15 jaar zijn verdubbeld. Beheer van de broedpopulaties van beide soorten is uit het oogpunt van preventie van schade noodzakelijk omdat verwacht mag worden dat beide soorten net zo exponentieel zullen toenemen als met de overzomerende grauwe gans is gebeurd. De wilde eend is ook aangewezen. Dit is noodzakelijk om ook de bestrijding van zogenoemde soepeenden mogelijk te maken. Dit zijn verwilderde exemplaren van de gedomesticeerde vorm van de wilde eend.

Overigens wordt opgemerkt dat voor alle aangewezen soorten geldt dat deze kunnen worden bestreden in al hun vormen. Ook gedomesticeerde dieren, bijvoorbeeld de gedomesticeerde grauwe gans, moeten kunnen worden bestreden. Slechts wanneer in deze bijlage expliciet de gedomesticeerde vorm van een soort wordt aangewezen, zoals bijvoorbeeld bij de verwilderde duif, mag alleen de verwilderde vorm worden bestreden.

De aanwijzing van deze soorten bij de Regeling beheer en schadebestrijding dieren laat onverlet dat een goede feitelijke onderbouwing door gedeputeerde staten van de concrete aanwijzing op basis van artikel 67 van de Flora- en faunawet zeer belangrijk is, zo blijkt uit de jurisprudentie over artikel 67.

Tevens is artikel 1 van de Regeling beheer en schadebestrijding dieren gewijzigd. De vos is op grond van artikel 65 van de Flora- en faunawet op de landelijke vrijstellingslijst geplaatst ter bescherming van weidevogels en andere kwetsbare fauna (artikel 2 van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren). Dit heb ik ondermeer gedaan naar aanleiding van een door de meerderheid van de Tweede Kamer aangenomen motie5 . Op grond van artikel 65, derde lid, van de Flora- en faunawet is in artikel 1 van de Regeling beheer en schadebestrijding dieren bepaald welke handelingen met betrekking tot de landelijk vrijgestelde soorten zijn toegestaan. Dit zijn de handelingen bedoeld in artikel 9 (doden, verwonden, vangen), artikel 10 (verontrusten), artikel 11 (beschadigen en vernielen voortplantingsplaatsen) en artikel 12 (eieren rapen en dergelijke) van de Flora- en faunawet. Artikel 1 is gewijzigd om de tekst in overeenstemming te brengen met het gewijzigde artikel 65, tweede lid, van de Flora- en faunawet6 . Artikel 65, tweede lid, geeft aan op grond van welk belang de landelijke soorten worden vrijgesteld. Voor het doden van vossen, zoals dat nu plaatsvindt op basis van de plaatsing van de vos op de landelijke vrijstellingslijst, heeft deze actualisering evenwel geen betekenis. Ik heb de wijziging van de Regeling aangekondigd in de beantwoording van vragen van de Tweede Kamer over dit onderwerp.7

Advies Faunafonds

Het Faunafonds maakt enkele nuttige opmerkingen over het faunabeheer en pleit voor maatwerk door middel van provinciale faunabeheerplannen. Het Faunafonds adviseert om in de aanwijzing onderscheid te maken naar beschermde inheemse diersoorten of andere diersoorten of verwilderde dieren. Dit advies is overgenomen door drie tabellen op te nemen in bijlage 1. Voorts adviseert het Faunafonds om de uitvoering van het exotenbeleid door de minister van LNV te laten geschieden en niet de provincies de reductiemaatregelen ten aanzien van invasieve exoten te laten uitvoeren. Het Faunafonds meent dat artikel 75 van de Flora- en faunawet de basis biedt voor de minister van LNV om ontheffingen te verlenen om exoten te bestrijden. Dit artikel verleent inderdaad een soort restbevoegdheid aan de Minister van LNV. Bij deze bevoegdheid heeft de wetgever echter niet de bestrijding van exoten voor ogen gestaan zoals blijkt uit de voorwaarde in artikel 75, vijfde lid, dat door de ontheffing geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Wel onderstreept het advies van het Faunafonds het belang van het in de recent uitgevoerde evaluatie van de natuurwetgeving opgenomen actiepunt dat de minister van LNV voorstellen zal doen voor een meer transparante regeling van de exotenbestrijding. Daarbij zal duidelijk moeten worden aangegeven onder welke voorwaarden welke maatregelen mogelijk zijn. Het advies van het Faunafonds zal bij het opstellen van deze regeling – bij gelegenheid van de bredere herziening van de natuurwetgeving zoals in genoemd evaluatierapport bepleit – worden meegenomen. Bij het opstellen van een dergelijke regeling zal ook aandacht worden besteed aan de opmerking van het Faunafonds dat de uitbreiding van de lijst willekeurig tot stand lijkt te zijn gekomen. Deze indruk kan ontstaan doordat artikel 67 van de wet eist dat de te bestrijden soorten individueel bij name worden aangewezen. De huidige uitbreiding is welbewust beperkt gehouden; zij zorgt ervoor dat de meest nijpende problemen kunnen worden aangepakt. Bij de nieuwe regeling zal worden onderzocht of een andere aanpak meer geëigend is.

Administratieve lasten en inwerkingtreding

Onderhavige regeling bevat geen nieuwe informatieverplichtingen. De datum van inwerkingtreding van deze regeling is vastgesteld op 1 januari 2009. Dit is conform de systematiek van de vaste verandermomenten voor regelgeving.8

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

  • 1

    Stcrt. 2001, 241; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 2 november 2007 (Stcrt. 215).

Naar boven