De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Handelend mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport;
Gelet op de artikelen 8, tweede lid, 20, vierde lid, 84, tweede lid, 85, tweede lid, 94, vierde lid, en 132, vierde lid, van
het Besluit stralingsbescherming en de Richtlijnen voor de erkenning van opleidingen deskundigen radioactieve stoffen en toestellen,
zoals gepubliceerd op 20 november 1984 (Stcrt. 227);
Besluit:
ARTIKEL I
Aan het slot van artikel 4 van de Regeling waarschuwingssignalering ioniserende straling wordt een lid toegevoegd, luidende:
ARTIKEL II
De Regeling voorzieningen stralingsbescherming werknemers wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4, eerste lid onderdeel g, komt te luiden:
g. bij de eerste verstrekking van elke dosismeter, en bij elke relevante wijziging in het draaggebruik of de behandeling ervan,
ten behoeve van de drager van de dosismeter een instructie beschikbaar wordt gesteld voor het gebruik en de behandeling ervan
en deze instructie te allen tijde opvraagbaar is voor de drager en/of de ondernemer.
B
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘€ 94,65’ vervangen door: € 97,90.
2. In het tweede lid wordt ‘€ 20,05’ vervangen door: € 20,70.
ARTIKEL III
Aan het slot van artikel 2, eerste lid, van de Tijdelijke regeling erkenning opleidingen deskundigen radioactieve stoffen
en toestellen wordt, onder vervanging van de punt door een puntkomma, toegevoegd:
– Stichting Deventer Ziekenhuis te Deventer, basisopleiding stralingsbescherming deskundigheidsniveau 4A/M voor medisch specialisten;
– Stichting Katholieke Universiteit, UMC St. Radboud te Nijmegen, basis- en vervolgopleiding stralingsbescherming deskundigheidsniveau
4A/M voor medisch specialisten;
– Stichting College Ziekenhuis Opleidingen (CZO) te Utrecht, deskundigheidsniveau 4A.
ARTIKEL IV
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst,
met uitzondering van:
– artikel II, onderdeel B, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2009;
– artikel III, eerste gedachtestreepje, dat in werking treedt met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant
waarin het wordt geplaatst en terug werkt tot en met 1 maart 2008;
– artikel III, tweede gedachtestreepje, dat in werking treedt met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant
waarin het wordt geplaatst en terug werkt tot en met 9 april 2008;
– artikel III, derde gedachtestreepje, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2009;
TOELICHTING
Artikel I
Volgens artikel 4, vijfde lid, van de Regeling waarschuwingssignalering ioniserende straling (hierna: regeling) moet op de
bronhouder een waarschuwingsbord of -teken worden geplaatst wanneer daar een radioactieve bron in aanwezig is. Voor bronhouders
die bij niet-destructief onderzoek (NDO) tegelijkertijd als transportcontainer worden gebruikt, is dit een vergaande eis.
Het Accord Européen relatif au transport international des marchandises dangereuses pas voie de route (ADR) bevat internationaal
geldende voorschriften voor het vervoer van radioactieve bronnen. Dit ADR schrijft voor dat bij het transport van een radioactieve
bron etiketten moeten worden gebruikt die vergelijkbaar zijn met het bedoelde waarschuwingsbord of -teken. Door bovendien
nog vergelijkbare signalering te eisen op grond van deze regeling, wordt dus feitelijk een dubbele signalering gevraagd. Door
de ADR-etiketten te accepteren als voldoende signalering van een bronhouder die tegelijkertijd als broncontainer wordt gebruikt,
wordt voldoende gewaarschuwd voor de aanwezigheid van een radioactieve bron in die bronhouder.
Daarom is aan artikel 4 van de regeling een bepaling toegevoegd die inhoudt dat op bronhouders die tegelijkertijd worden gebruikt
als transportcontainers, de verplichting tot het daarop aanbrengen van een waarschuwingsbord of -teken niet van toepassing
is, mits er een ADR-etiket op de bronhouder zit.
Artikel II
Onderdeel A
In de Regeling voorzieningen stralingsbescherming werknemers was bepaald dat erkende dosimetrische diensten ‘bij de eerste
verstrekking van een dosismeter en vervolgens eenmaal per jaar ten behoeve van de houder een schriftelijke instructie’ moeten
afgeven ‘voor het gebruik en de behandeling ervan’. De nieuwe bepaling sluit beter aan bij de praktijk. De bedoeling van de
bepaling was ervoor te zorgen dat de dragers van dosismeters bekend zijn met het draaggebruik en de behandeling ervan. Opgemerkt
wordt dat de dosimetrische dienst niet verantwoordelijk gehouden kan worden voor het instrueren van de drager/werknemer zelf.
Dit is de verantwoordelijkheid van de ondernemer op wiens gezag de werknemer een dosismeter draagt. Er wordt wel van de dosimetrische
dienst verwacht dat zij aan de ondernemer, ten behoeve van de drager, een instructie over draaggebruik en behandeling beschikbaar
stelt. De ondernemer kan deze vervolgens aanpassen aan de situatie binnen de eigen onderneming. Het jaarlijks opnieuw verstrekken
van de instructie is een overbodige administratieve handeling. Daarom wordt nu bepaald dat er slechts een nieuwe instructie
wordt beschikbaar gesteld, als zich relevante wijzigingen voordoen in draaggebruik of behandeling van de betreffende dosismeter.
Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als er wordt overgestapt op een ander type dosismeter. Tenslotte wordt het met de huidige
techniek niet meer verplichtend voorgeschreven dat het een schriftelijke instructie moet zijn. Een gemakkelijk vindbare instructie
die via het internet te downloaden is kan volstaan.
Onderdeel B
De wijziging van de bedragen in artikel 9, eerste en tweede lid, vloeit voort uit het derde lid van dat artikel: aanpassing
aan de prijsontwikkelingen. De verhoging van de kosten van het stralingspaspoort en het inlegvel is gebaseerd op het consumentenprijsindexcijfer
van augustus 2008, zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Artikel III
Op grond van artikel 132, vierde lid, van het Besluit stralingsbescherming kunnen de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
gezamenlijk opleidingen als bedoeld in de Regeling erkenning opleidingen deskundigen radioactieve stoffen en toestellen erkennen,
tot een bij ministeriële regeling te bepalen datum. Van deze mogelijkheid is gebruik gemaakt in de Tijdelijke regeling erkenning
opleidingen deskundigen radioactieve stoffen en toestellen.
Op verzoek van de betreffende instellingen zijn de in artikel III genoemde opleidingen aan de hand van de Richtlijnen voor
de erkenning van opleidingen deskundigen radioactieve stoffen en toestellen, zoals gepubliceerd op 20 november 1984 (Stcrt.
227) beoordeeld en erkend.
De erkenning van de Stichting Katholieke Universiteit, UMC St. Radboud te Nijmegen, basis- en vervolgopleiding stralingsbescherming
deskundigheidsniveau 4A/M voor medisch specialisten komt voort uit de splitsing van de in 2005 erkende opleiding 4A/M in een
basis- en vervolgcursus.
Artikel IV
Artikel II, onderdeel B, treedt per 1 januari 2009 in werking omdat de aanpassing van de kosten van het stralingspaspoort
aan de prijsontwikkelingen steeds per 1 januari van het jaar plaatsvindt.
De erkenning van de in artikel III, eerste en tweede gedachtestreepje, genoemde opleidingen werkt terug tot aan het tijdstip
waarin door de betreffende instellingen verzoeken om erkenning zijn ingediend.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.P.H. Donner.