Uitvoeringsregeling visserij

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 19 september 2008, nr. TRCJZ/2007/3190, houdende samenvoeging en vereenvoudiging van diverse regelingen op het gebied van de visserij

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 1, tweede lid, onderdelen a en b, en vijfde lid, 2c, eerste lid, 17, eerste en derde lid, en 24 van de Visserijwet 1963;

Gelet op de artikelen 3, 4 en 6d van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;

Gelet op de artikelen 1, eerste lid, onderdeel g, tweede en derde lid, 6, derde lid, 8, 10a, eerste en tweede lid, 11, 12 en 13 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985;

Besluit:

Hoofdstuk 1

Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

b. visserijzone: in artikel 1, vierde lid, onder a, van de Visserijwet 1963 (Stb. 312) bedoelde zone;

c. zeegebied: als zodanig in artikel 1 van het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970 (Stb. 176) aangewezen wateren;

d. kustwateren: als zodanig in artikel 2 van het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970 aangewezen wateren;

e. binnenwateren: overige Nederlandse wateren, niet behorende tot het zeegebied en de kustwateren;

f. riviervisserij: visserij die op de Westerschelde ten oosten van de lijn van de lichtopstand de Nolle nabij Vlissingen naar de lichtopstand Nieuwe Sluis in Zeeuws Vlaanderen wordt uitgeoefend;

g. rapen: vergaren, niet zijnde het vissen met enig vistuig geschikt voor het vangen van schelpdieren;

h. handmatig: met de hand, zonder gebruikmaking van enig hulpmiddel, dan wel louter met gebruikmaking van een riek of een spade;

i. merkje: door of vanwege de Minister verstrekt, bij een vergunning behorend merkteken;

j. verordening: verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijprodukten en produkten van de aquacultuur (Pb EG L 17);

k. producentenorganisatie: organisatie als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de verordening;

l. aangeslotene: aangeslotene bij een erkende producentenorganisatie voor het IJsselmeer;

m. grote fuik: aalfuik die met behulp van stokken of palen wordt uitgezet en verbonden is aan schutwant, al dan niet deeluitmakend van een fuikregel;

n. schietfuik binnenvisserij: aalfuik die door een vleugel met een tweede aalfuik wordt verbonden, welke beide fuiken paarsgewijs worden uitgezet;

o. bordennet: vistuig dat bestaat uit één net dat bij het vissen wordt opengehouden door twee aan het net verbonden visborden;

p. handzeef: zeef met een lengte en breedte van ten minste 80 centimeter respectievelijk 60 centimeter, in de lengterichting voorzien van gladde draadvormige spijlen, die op gelijke hoogte en met een onderlinge afstand van ten minste 7 millimeter zijn aangebracht;

q. functionaris: functionaris als bedoeld in artikel 1 van de Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 1988;

r. visvak: in een tussen het Rijk en de huurder gesloten overeenkomst tot verhuur van het visrecht nader aangeduid visgebied, waarin op grond van deze overeenkomst met een palingfuik, staand want, hoekwant, aalkub, aalkistje, ankerkuil of enig ander vast vistuig mag worden gevist;

s. staatswateren: wateren waarvan de Staat der Nederlanden de eigendom heeft van de grond eronder;

t. IJsselmeer: IJsselmeer zoals afgebakend in artikel 1, tweede en derde lid, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985;

u. garnaal: noordzeegarnaal (Crangon crangon).

v. spieringdrijfnet: ieder een- of meerwandig wargaren, hetwelk bij gebruik door de stroom wordt voortbewogen, met een maaswijdte van 45 mm of minder.

Hoofdstuk 2

Aanwijzingsbepalingen

§ 2.1

Aanwijzingen op grond van de Visserijwet 1963

Artikel 2

Als vissen, onderscheidenlijk schaal- en schelpdieren als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel a, onderscheidenlijk onderdeel b, van de Visserijwet 1963, worden aangewezen de in de bijlage 1 opgenomen soorten.

Artikel 3

Als vissoort als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Visserijwet 1963 wordt onder de in de artikelen 28 en 62 bepaalde beperkingen en voorschriften aangewezen: de graskarper.

Artikel 4

Als middelen, bedoeld in artikel 2c, eerste lid, van de Visserijwet 1963, waarmee het verboden is vis te bedwelmen, te verwonden of te doden, worden aangewezen:

a. kokkelbonen;

b. tjoekvisje;

c. ongebluste kalk;

d. dynamiet, en

e. andere vergiftigende, bedwelmende en ontplofbare stoffen.

Artikel 5

Als water waarvoor de bepalingen van paragraaf 5 van de Visserijwet 1963 betreffende de huur en verhuur van visrecht niet gelden, wordt aangewezen: het Grevelingenmeer.

§ 2.2

Aanwijzingen op grond van het Reglement voor de binnenvisserij 1985

Artikel 6

Als maat voor de middellijn van de ringetjes alsmede de gaten, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van het Reglement voor de Binnenvisserij 1985 wordt vastgesteld: 12 mm.

Artikel 7

1. Degene die de vissoorten aal, snoekbaars, baars, snoek, zeelt, brasem, karper, ruisvoorn en blankvoorn aanvoert, degene die in de uitoefening van een beroep of bedrijf deze vissoorten afneemt en degene die bemiddeling verleent bij het veilen van deze vissoorten als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, zijn verplicht dagelijks een administratie bij te houden van de overdracht en de opslag van deze vissoorten.

2. Degene die bemiddeling verleent bij het veilen van de vissoorten, genoemd in het eerste lid, is verplicht er voor zorg te dragen dat op bij de op de veiling aanwezige vissoorten de naam van de aanvoerder is vermeld alsmede de herkomst van de vissoorten.

Artikel 8

1. In het geval een aanvoerder van de vissoorten aal, snoekbaars, baars, snoek, zeelt, brasem, karper, ruisvoorn en blankvoorn meer dan 5 kilogram vis, behorend tot deze soorten, onder zich houdt, als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, moet uit de administratie, bedoeld in artikel 7, eerste lid, blijken:

a. de vissoort;

b. de hoeveelheid per vissoort;

c. de plaats van opslag;

d. de datum van aanvoer van de vissoorten en de datum van verkoop;

e. de herkomst van de vissoort, en

f. de naam van de afnemer.

2. In het geval de vissoorten, bedoeld in het eerste lid, zonder bemiddeling van een veiling of visafslag worden verkocht, moet uit de administratie van de afnemer blijken:

a. de vissoort;

b. per vissoort de hoeveelheid;

c. de datum van aanvoer van de vissoorten en de datum van verkoop;

d. de naam van de aanvoerder en diens woonadres, en

e. de herkomst van de vissoort.

3. In het geval de vissoorten, bedoeld in het eerste lid, via de bemiddeling van een veiling ter verkoop worden aangeboden, moet uit de administratie van degene die deze bemiddeling verleent, blijken:

a. de vissoort;

b. per vissoort de hoeveelheid;

c. de naam van de aanvoerder;

d. de naam van de afnemer;

e. de datum van aanvoer van de vissoort en de datum van verkoop, en

f. de herkomst van de vissoort.

Artikel 9

Alle bewijsstukken of bescheiden waarin de gegevens, bedoeld in artikel 8, zijn vastgelegd, moeten vanaf het tijdstip van hun opstelling of verkrijging tot het tijdstip waarop drie kalenderjaren zijn verlopen, worden bewaard.

Artikel 10

De artikelen 7 tot en met 9 zijn niet van toepassing op een inrichting waarvoor een vergunning ingevolge artikel 3, eerste lid, onder a of c, van de Drank- en Horecawet is vereist of waarvan de ondernemer verplicht is tot inschrijving bij het Bedrijfschap Horeca, en op gespecialiseerde ondernemingen die bedrijfsmatig aan particulieren visproducten verkopen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985.

Hoofdstuk 3

Verbodsbepalingen

§ 3.1

Verbodsbepalingen visserijzone, zeegebied en kustwateren

Artikel 11

Het is verboden te vissen in het gebied, genoemd in bijlage 3.

Artikel 12

1. Het is verboden te vissen in het zeegebied en de kustwateren met een palingfuik, staand want, hoekwant, aalkub, aalkistje, ankerkuil of enig ander vast vistuig.

2. Het is verboden in de kustwateren te vissen met een zegen.

Artikel 13

Het is verboden te vissen met:

a. sleepnetten al dan niet met wekkerkettingen in de Oosterschelde ten oosten van de Oosterscheldekering, en

b. sleepnetten met wekkerkettingen in de gebieden genoemd in bijlage 5.

Artikel 14

1. Het is verboden in het zeegebied en de kustwateren te vissen met:

a. de harpoen, de elger, de aalschaar, of enig ander vistuig, hetwelk geëigend is de vis te verwonden, met uitzondering van het hoekwant, de reep, de dobber, de zetangel of fleur, de hengel of spieringtuig, en

b. een visnet waarvan het netwerk van metaalgaas is vervaardigd, met uitzondering van de kreeftenkorf en enig ander net, bestemd of mede bestemd tot het vangen van schaal- en schelpdieren, zeesterren en zee- of koraalmos.

2. Het is verboden in de kustwateren, genoemd in artikel 2, eerste lid, van het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970, te vissen met een kuilnet waarvan de maaswijdte kleiner is dan 17 mm.

3. Het is verboden in de kustwateren, genoemd in artikel 2, derde tot en met zevende lid, van het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970, met de hierna genoemde vistuigen te vissen, indien de maaswijdte kleiner is dan het aantal millimeters, vermeld achter het desbetreffende vistuig:

a. de ankerkuil 13 mm;

b. het staande ansjovisnet, de fuik van een ansjovisweer 15 mm;

c. het kuilnet 17 mm;

d. de zegen 20 mm;

e. het spieringdrijfnet 25 mm, en

f. het schutnet, het staande botnet, de fuik aan een botweer 80 mm.

4. Het is verboden in de kustwateren te vissen met een vistuig, waarvoor een minimummaaswijdte is vastgesteld, indien met betrekking tot dat vistuig enige handeling is verricht of enig middel is aangewend, waardoor het ontsnappen van vis kan worden bemoeilijkt of belet.

Artikel 15

Het is verboden de visserij uit te oefenen met een vissersvaartuig waarvan het motorvermogen groter is dan het motorvermogen dat staat vermeld op de ten behoeve van dat vissersvaartuig verleende vergunning als bedoeld in artikel 70, eerste lid.

Artikel 16

Het is verboden te vissen met mechanische vistuigen, geschikt voor het vangen van kokkels in de kustwateren, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970.

Artikel 17

Het is verboden te vissen met enig vistuig, geschikt voor het vangen van schelpdieren, in:

a. de gebieden, genoemd in bijlage 4;

b. de exclusieve 12-mijlszone, bedoeld in artikel 2 van de Regeling eisen, administratie en registratie inzake uitoefening visserij;

c. het zeegebied, en

d. de kustwateren.

Artikel 18

1. Het is verboden schaal- en schelpdieren te rapen in de visserijzone, het zeegebied en de kustwateren tussen één uur na zonsondergang en één uur vóór zonsopgang.

2. Het is verboden schelpdieren te rapen in het gebied, genoemd in bijlage 3.

3. Het is verboden schelpdieren te rapen in het gebied, genoemd in bijlage 5.

Artikel 19

Het is verboden schelpdieren uit te zaaien of uit te zetten in de visserijzone, het zeegebied en de kustwateren.

Artikel 20

Het is verboden te vissen met vistuigen, geschikt voor het vangen van garnalen in het gebied, genoemd in bijlage 6.

Artikel 21

Het is verboden te vissen met enig vistuig geschikt voor het vangen van garnalen in de visserijzone, het zeegebied en de kustwateren met uitzondering van de Westerschelde.

Artikel 22

Het is verboden om van vrijdag 12.00 uur tot de daaropvolgende zondag 24.00 uur buiten de haven te zijn met een vaartuig dat enig vistuig aan boord heeft geschikt voor het vangen van garnalen.

Artikel 23

Het is verboden op of in de nabijheid van enig water, behorend tot de visserijzone, het zeegebied of de kustwateren, een vistuig voorhanden te hebben, indien en voor zover het gebruik van dat vistuig in dat water ingevolge het bepaalde in de artikelen 11 tot en met 22 verboden is.

§ 3.2

Verbodsbepalingen binnenwateren

Artikel 24

Als wateren waarin het ingevolge artikel 7, tweede lid, onderdeel a, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, is verboden te vissen tussen twee uur na zonsondergang en één uur vóór zonsopgang worden aangewezen de in bijlage 2 opgenomen wateren.

Artikel 25

Als water waarin het verboden is te vissen met de hengel in de periode van 1 april tot en met 31 mei, wordt aangewezen de in bijlage 7 opgenomen wateren.

Artikel 26

Als water, waarin het verboden is te vissen met enig vistuig wordt aangewezen: de Geul, bovenstrooms van de grens tussen de gemeenten Valkenburg en Meerssen en haar zijbeken, de Voerenbeek en de Noorbeek met dien verstande, dat het van 1 april tot en met 30 september toegestaan is te vissen met de hengel, voor zover deze niet is geaasd met worm of nabootsing daarvan.

Artikel 27

Als wateren, waarin het is verboden te vissen met de vistuigen, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdelen c tot en met p, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, worden aangewezen de wateren, bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel d, van de Visserijwet 1963 met uitzondering van het IJsselmeer.

Artikel 28

Het uitzetten van graskarpers is verboden in:

a. beken en rivieren;

b. wateren die geheel dan wel ten dele zijn gelegen in gebieden als bedoeld in artikel 10, 10a en 12 van de Natuurbeschermingswet 1998;

c. wateren die geheel dan wel ten dele zijn gelegen op percelen die als natuurgebied zijn aangewezen in een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10, eerste en tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat is goedgekeurd op grond van artikel 28 van die wet, en

d. overige wateren.

§ 3.3

Verbodsbepalingen IJsselmeer

Artikel 29

1. Het is verboden te vissen in het IJsselmeer met:

a. de grote fuik in de periode van 1 januari tot en met 30 april;

b. de schietfuik binnenvisserij in de periode van 1 oktober tot en met 30 april;

c. het staand net in de periode van 16 maart tot en met 30 juni;

d. het aalhoekwant in de periode van 1 november tot en met 11 april;

e. het aalkistje in de periode van 1 november tot en met 11 april;

f. de aaskuil in de periode van 1 november tot en met 11 april, en

g. de zegen in de periode van 16 maart tot en met 31 oktober.

2. Het is verboden te vissen in het IJsselmeer met het staand net, het aalhoekwant of het aalkistje van vrijdagmiddag 16.00 uur tot de daaropvolgende maandagmorgen 8.00 uur.

3. Het is verboden te vissen in het IJsselmeer met de aaskuil van donderdag zonsondergang tot de daaropvolgende maandag 8.00 uur en voorts dagelijks van zonsondergang tot de daaropvolgende morgen 8.00 uur.

Artikel 30

Het is verboden te vissen met de schietfuik binnenvisserij in de gebieden in het IJsselmeer, genoemd in bijlage 8.

Artikel 31

Het is verboden te vissen met de aaskuil in de gebieden in het IJsselmeer, genoemd in bijlage 9.

Artikel 32

1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 29 tot en met 31, is het verboden te vissen in het IJsselmeer gedurende een door de Minister te bepalen periode, met alle vistuigen behalve de hengel en de peur.

2. De periode waarin het verboden is te vissen op grond van het vorige lid, wordt jaarlijks vastgesteld en bekendgemaakt in de Staatscourant.

Hoofdstuk 4

Vrijstellingen, ontheffingen en vergunningen

§ 4.1

Algemeen

Artikel 33

1. Bij het verlenen van vrijstellingen of ontheffingen alsmede bij het daaraan verbinden van voorschriften en het verlenen onder beperkingen, als bedoeld in artikel 6d, tweede lid, van het Reglement zee- en kustvisserij 1977, en de artikel 11 en 12, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, wordt mede rekening gehouden met de belangen van de natuurbescherming.

2. Aan vrijstellingen, ontheffingen en vergunningen als bedoeld in onderhavige regeling, kunnen voorschriften worden verbonden. Zij kunnen onder beperkingen worden verleend. Zij kunnen worden ingetrokken.

3. Niet naleven van beperkingen of voorschriften als bedoeld in het eerste lid, wordt aangemerkt als handelen zonder vrijstelling, ontheffing of vergunning als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 34

Een vrijstelling als bedoeld in artikel 33, wordt niet verleend voor het rapen van schelpdieren in het gebied, genoemd in bijlage 3.

Artikel 35

Een vergunning als bedoeld in artikel 33, wordt niet verleend voor:

a. het vissen in het gebied, genoemd in bijlage 3;

b. het vissen met vistuigen geschikt voor het vangen van schelpdieren in de gebieden genoemd in bijlage 3 en 5, en

c. het vissen met vistuigen, geschikt voor het vangen van garnalen in het gebied, genoemd in bijlage 6.

Artikel 36

De in de artikelen 12, 17, onderdelen b, c en d, 19 en 21 gestelde verboden, gelden niet voor degene, die is voorzien van een vergunning van de Minister.

Artikel 37

Het verbod, bedoeld in artikel 23, geldt niet indien het vistuig zodanig is verpakt of in zodanige toestand is, dat dadelijk gebruik daarvan niet mogelijk is.

§ 4.2

Vrijstellingen sleepnetvisserij

Artikel 38

1. Van het bepaalde in artikel 6c, eerste lid, van het Reglement zee- en kustvisserij 1977 wordt vrijstelling verleend:

a. voor het uitoefenen van de visserij met de boomkor met vaartuigen, andere dan vissersvaartuigen met een lengte over alles kleiner dan 8 meter, in de visserijzone, het zeegebied en de Westerschelde, alsmede voor het in deze wateren aan boord van zodanige vaartuigen aanwezig hebben van een boomkor, en

b. voor het uitoefenen van de riviervisserij met de boomkor met vaartuigen met een lengte over alles kleiner dan 20 meter en met een motorvermogen van ten hoogste 221 kW waarmee uitsluitend de riviervisserij wordt uitgeoefend, alsmede voor het aan boord van zodanige vaartuigen aanwezig hebben van een boomkor.

2. De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, wordt slechts verleend voor vaartuigen met één boomkor met een maximale breedte van 150 centimeter, gemeten tussen de uiteinden van de constructie, zonder dat er voorzieningen zijn getroffen waardoor de boomkor kan worden uitgeschoven of verlengd.

3. De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, wordt slechts verleend:

a. aan ondernemers te wiens naam het vaartuig in de Officiële lijst der Belgische Vissersvaartuigen, bedoeld in het Ministeriële besluit van 21 februari 1934, is geregistreerd, en

b. voor vaartuigen:

1°. met ten hoogste twee boomkorren waarvan de individuele lengte niet meer bedraagt dan 4.5 meter, gemeten tussen de uiteinden van de constructie, zonder dat er voorzieningen zijn getroffen waardoor de boomkor kan worden uitgeschoven en verlengd;

2°. ten behoeve waarvan aan de ondernemer, bedoeld in onderdeel a, een akte van consent is afgegeven door het Waterschoutsambt te Antwerpen voor de visserij op de Westerschelde als bedoeld in het Reglement van 20 mei 1843 ter uitvoering van artikel 9 van het Verdrag van 19 april 1839 betreffende de uitoefening van het recht der visscherij en van den vischhandel.

4. In afwijking van het derde lid, onderdeel b, onder 1º, wordt voor de gerichte riviervisserij op garnalen de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, verleend voor vaartuigen met ten hoogste twee boomkorren waarvan de individuele lengte niet meer bedraagt dan 12 meter, gemeten tussen de uiteinden van de constructie, zonder dat er voorzieningen zijn getroffen waardoor de boomkor kan worden uitgeschoven of verlengd.

5. Vaartuigen ten aanzien waarvan de in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, bedoelde vrijstelling is verleend, worden vermeld op bijlage 10 die op voordracht van de bevoegde Belgische autoriteiten wordt vastgesteld.

Artikel 39

Van het bepaalde in artikel 21, wordt vrijstelling verleend voor het vissen in de visserijzone en het zeegebied:

a. met vaartuigen met een lengte over alles kleiner dan 8 meter, voor zover het betreft de visserij met een boomkor, en

b. met vaartuigen met een lengte over alles kleiner dan 10 meter, voor zover het betreft de visserij met een bordennet.

Artikel 40

Van het bepaalde in artikel 3, eerste lid, van de Regeling vangstbeperking wordt vrijstelling verleend voor vaartuigen, andere dan vissersvaartuigen:

a. met een lengte over alles kleiner dan 8 meter, voor zover het betreft het verbod om een boomkor aan boord te hebben in de visserijzone, het zeegebied en de Westerschelde, en

b. met een lengte over alles kleiner dan 10 meter, voor zover het betreft het verbod om een bordennet aan boord te hebben in de visserijzone, het zeegebied en de Westerschelde.

Artikel 41

De vrijstellingen, bedoeld in de artikelen 39 en 40, worden slechts verleend voor vaartuigen met één boomkor als bedoeld in artikel 38, tweede lid, of met één bordennet waarvan de hoogte van de visborden niet meer bedraagt dan 70 centimeter en waarvan de lengte van de bovenpees, inclusief stroppen en kabels, niet meer bedraagt dan 225 centimeter, gemeten vanaf de achterzijde van het ene tot de achterzijde van het andere bord.

Artikel 42

1. Aan de vrijstellingen, bedoeld in artikel 38, eerste lid, aanhef en onder a, artikel 39 en artikel 40, worden de volgende voorschriften verbonden:

a. vissoorten als genoemd in de bijlagen 2, 3 en 4 bij de Regeling vangstbeperking, met uitzondering van schar en bot gevangen in de bij die vissoorten genoemde wateren, dienen onmiddellijk na het ophalen ervan in hetzelfde water te worden teruggezet;

b. indien de visserij op garnalen wordt uitgeoefend, dient de vangst direct na aan boord te zijn gehaald, te worden gesorteerd met behulp van een handzeef, en

c. het is verplicht een handzeef aan boord te hebben van het vaartuig waarmee de garnalenvisserij wordt uitgeoefend.

2. Aan de vrijstelling, bedoeld in artikel 38, eerste lid, aanhef en onder b, worden de volgende voorschriften verbonden:

a. verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van de Europese Unie van 30 maart 1998 voor de instandhouding van visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (PbEG L125) wordt, met uitzondering van artikel 29 van voornoemde verordening, bij de uitoefening van de visserij in acht genomen;

b. aanlandingen in Nederlandse havens vinden slechts overeenkomstig de Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 1988 plaats, en

c. bij aanlanding in een Nederlandse haven is de ondernemer verplicht onverwijld maar uiterlijk binnen een half uur na aanlanding per vissoort opgave van de vangsthoeveelheden te doen.

3. De opgave, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, vindt plaats door middel van het indienen van het logboek-, tevens vangstopgaveformulier, bedoeld in bijlage I van verordening (EEG) nr. 2807/83 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 22 september 1983 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van gegevens over de visvangst van de Lidstaten (PbEG L 276), waarop per vissoort de vangsthoeveelheden in het gedeelte van het formulier dat betrekking heeft op de aangifte van aanvoer, zijn ingevuld.

4. Het indienen van het logboek-, tevens vangstopgaveformulier, bedoeld in het derde lid, vindt plaats door overhandiging aan een functionaris of aan een ambtenaar van de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit of deponering van het formulier in een opgavebus als bedoeld in de Regeling eisen, administratie en registratie inzake uitoefening visserij.

Artikel 43

1. Van het verbod in artikel 13, onderdeel a, is degene die op 15 april 2007 in het bezit was van een vergunning als bedoeld in artikel 36, vrijgesteld onder de voorwaarden dat:

a. eidragende en pas verschaalde kreeften, als kreeften gevangen vóór 1 april en na 15 juli, onmiddellijk worden teruggezet, en

b. bijgevangen ondermaatse vis dan wel garnalen met behulp van water automatisch naar buitenboord worden afgevoerd via een uit glad materiaal bestaande glijgoot of afvoerpijp;

2. Indien degene als bedoeld in het eerste lid, met een ander vissersvaartuig vist dan met het vaartuig waarvoor de in het eerste lid bedoelde vergunning is verleend, maakt hij hiervan twee weken van tevoren schriftelijk melding bij de Minister.

§ 4.3

Vrijstellingen schelpdiervisserij

Artikel 44

Van het bepaalde in artikel 17 wordt vrijstelling verleend voor het vissen met enig vistuig geschikt voor het vangen van:

a. mosselen en zeesterren door de visrechthebbende op de mosselpercelen gelegen in de kustwateren;

b. mosselen en zeesterren door de visrechthebbende dan wel degene die daartoe toestemming heeft gekregen van de visrechthebbende op verwaterpercelen, en

c. oesters door de visrechthebbende op de oesterpercelen in de Oosterschelde.

Artikel 45

1. Van het verbod in artikel 19 wordt vrijstelling verleend voor zover het betreft het uitzaaien van mosselen, afkomstig uit de Waddenzee, in de Oosterschelde aan:

a. de visrechthebbende op de mosselpercelen gelegen in de kustwateren, en

b. de visrechthebbende dan wel degene die daartoe toestemming heeft gekregen van de visrechthebbende op verwaterpercelen gelegen in de Oosterschelde.

2. Van het verbod in artikel 19 wordt vrijstelling verleend voor het uitzetten of uitzaaien van:

a. mosselen in de Waddenzee, indien deze afkomstig zijn uit het Nederlandse gedeelte van de Waddenzee, en

b. mosselen en oesters in de Oosterschelde, indien deze afkomstig zijn uit de Oosterschelde.

Artikel 46

De vrijstellingen, bedoeld in artikel 44 en 45, eerste lid, worden slechts verleend voor zover het betreft het vissen met:

a. een vissersvaartuig;

b. korren, waarvan de opening niet breder is dan 1.90 meter, en

c. vistuigen waarmee geen schelpdieren kunnen worden opgezogen.

Artikel 47

Onverminderd het bepaalde in artikel 46 is het vissen van mosselen, zeesterren en oesters, met uitzondering van het vissen op verwaterpercelen, verboden:

a. tussen zonsondergang en zonsopgang;

b. op zaterdagen en zondagen en algemeen erkende christelijke feestdagen, en

c. bij een zicht van 250 meter of minder.

§ 4.4

Vrijstelling rapen schelpdieren

Artikel 48

Van het verbod in artikel 18, derde lid, wordt vrijstelling verleend aan:

a. degene die handmatig schelpdieren raapt en visrechthebbende is op de desbetreffende schelpdierpercelen, dan wel van de visrechthebbende vooraf schriftelijke toestemming heeft gekregen om handmatig schelpdieren te rapen op die percelen, gelegen in het gebied, genoemd in bijlage 5, en

b. degene die handmatig schelpdieren raapt voor eigen gebruik, tot ten hoogste tien kilogram bruto per dag.

§ 4.5

Vrijstellingen garnalenvisserij

Artikel 49

Van het verbod, bedoeld in artikel 21, is vrijgesteld degene, die anders dan met behulp van een vaartuig op garnalen vist.

Artikel 50

Het verbod, bedoeld in artikel 22, geldt niet

a. indien het vissen wordt uitgevoerd als toeristische activiteit met een daarvoor geschikt vaartuig en de vangst niet op de markt wordt gebracht, en

b. voor het buiten de haven zijn met een vaartuig dat enig vistuig aan boord heeft geschikt voor het vangen van garnalen buiten de Nederlandse wateren, tijdens opeenvolgende tijdvakken van twee weken telkens ten hoogste negen etmalen. Het eerste tijdvak begint op de eerste zondag in oktober om 24.00 uur en loopt twee weken later op zondag om 24.00 uur af.

§ 4.6

Vrijstellingen visserij met vaste vistuigen

Artikel 51

Van het verbod in artikel 12 wordt vrijstelling verleend aan de rechthebbende op het visrecht in staatswateren met vaste vistuigen in een visvak, voor het vissen in dit visvak met die vistuigen waarop het visrecht betrekking heeft.

Artikel 52

1. Aan de vrijstelling, bedoeld in artikel 51, zijn de volgende voorschriften verbonden:

a. de vistuigen zijn boven het waterpeil voorzien van een bordje, waarop duidelijk leesbaar het letterteken en nummer van het vissersvaartuig is vermeld dan wel, voor zover zonder vaartuig wordt gevist, de naam en adresgegevens van de visser;

b. een fuik is voorzien van een deugdelijke keerwant met een maaswijdte van 14 centimeter, aangebracht in de voorste hoepel of voorste inkeling;

c. elke maas van iedere rand van het keerwant is dusdanig aan het basisnet van de fuik bevestigd, dat alle organismen in de fuik door de mazen van het keerwant heen moeten kunnen komen;

d. eidragende kreeften die zijn gevangen in de Oosterschelde, pas verschaalde kreeften die zijn gevangen in de Oosterschelde en kreeften die zijn gevangen in de Oosterschelde tussen 15 juli en 1 april, worden onmiddellijk na de vangst teruggezet;

e. de vistuigen worden in spuikommen en havens minimaal 10 meter en in de overige visvakken minimaal 25 meter vanaf de scheidingslijn van 2 visvakken geplaatst, en

f. indien overeenstemming is bereikt met de rechthebbende op het visrecht in het naastgelegen visvak over de afstand waarop de vistuigen vanaf de scheidingslijn tussen de visvakken worden geplaatst, worden de vistuigen, in afwijking van het bepaalde in onderdeel e, minimaal de overeengekomen afstand vanaf de scheidslijn tussen de visvakken geplaatst.

2. Onderdeel b is niet van toepassing op permanent onder water staande schietfuiken in de kustwateren, genoemd in artikel 2, tweede tot en met het zevende lid, van het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970.

§ 4.7

Vrijstelling visserij met oesterkor in het Grevelingenmeer

Artikel 53

Van het bepaalde in artikel 2, eerste lid en artikel 5, eerste lid, van het Reglement voor de Binnenvisserij 1985 wordt vrijstelling verleend voor zover het betreft het vissen met de oesterkor in het Grevelingenmeer.

§ 4.8

Vrijstelling kunstaasvisserij in het Oostvoornsemeer

Artikel 54

Van het bepaalde in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 wordt vrijstelling verleend voor zover het betreft het vissen met de hengel, geaasd met enig kunstaas, in het Oostvoornsemeer.

§ 4.9

Vrijstelling visserij met grote vistuigen

Artikel 55

1. Het verbod, bedoeld in artikel 27, is niet van toepassing op de visrechthebbende en de houder van een schriftelijke toestemming die:

a. beschikt over minimaal 250 hectare viswater en daarmee inkomsten uit de visserij genereert van minimaal € 8.500,– bruto per jaar;

b. zich daartoe heeft gemeld bij de Minister;

c. de melding, bedoeld in onderdeel b, vergezeld heeft doen gaan van een assurance-rapport van een register-accountant of een accountant-administratieconsulent waaruit blijkt dat in het kalenderjaar voorafgaande aan de melding is voldaan aan het criterium, bedoeld in onderdeel a, en

d. voorts telkens éénmaal in de vier jaar, te rekenen vanaf de melding, bedoeld in onderdeel b, de Minister een rapport heeft doen toekomen als bedoeld in onderdeel c, waaruit blijkt dat in het kalenderjaar voorafgaande aan de toezending van het assurance-rapport nog steeds is voldaan aan het criterium, bedoeld in onderdeel a.

2. Het verbod, bedoeld in artikel 27, is niet van toepassing op het vissen in een binnen een afgesloten erf gelegen viswater, dat geen voor het doorlaten van vis geschikte verbinding met andere wateren bezit, alsmede op het vissen in een viskwekerij.

3. Bij de bepaling van het areaal, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt mede begrepen het oppervlak aan viswater waarvoor vergunning is verleend ingevolge de artikelen 12 en 36, met uitzondering van het viswater waarvoor vergunning is verleend voor recreatief vissen voor uitsluitend eigen gebruik met maximaal twee fuiken of met beperkte lengte hoekwant tot maximaal 200 meter, of met beperkte lengte staand want tot maximaal 150 meter.

Artikel 56

1. Van het verbod, bedoeld in artikel 27, is vrijgesteld de visrechthebbende en de houder van een schriftelijke toestemming die:

a. beschikt over minimaal 250 hectare viswater;

b. zich daartoe heeft gemeld bij de Minister;

c. de melding, bedoeld in onderdeel b, vergezeld heeft doen gaan van:

1°. een bedrijfsplan, waaruit een perspectief kan worden afgeleid om binnen twee jaren na de melding te voldoen aan het inkomstencriterium, bedoeld in artikel 55, eerste lid, onderdeel a, en

2°. een assurance-rapport als bedoeld in artikel 55, eerste lid, onderdeel c, waaruit blijkt dat op het tijdstip van de melding is voldaan aan het areaalcriterium, bedoeld in artikel 55, eerste lid, onderdeel a, en

d. gedurende een periode van twee jaren voorafgaande aan de melding, bedoeld in onderdeel b, niet heeft gevist op basis van de in het eerste lid bedoelde vrijstelling.

2. De in het eerste lid bedoelde vrijstelling van het in artikel 27 neergelegde verbod, geldt gedurende een periode van twee jaren, te rekenen vanaf de melding, bedoeld in onderdeel b.

Artikel 57

Van het verbod, bedoeld in artikel 27, is vrijgesteld degene die de visrechthebbende of de houder van de schriftelijke toestemming, bedoeld in de artikelen 55, eerste lid, en 56, eerste lid, behulpzaam is bij het vissen met een vistuig, dat niet door één persoon kan worden bediend.

Artikel 58

Werknemers die vissen in dienst van de visrechthebbende of de houder van een schriftelijke toestemming, bedoeld in de artikelen 55, eerste lid, en 56, eerste lid, hebben het bewijs van dit dienstverband bij de uitvoering van de visserij bij zich.

Artikel 59

De Minister bevestigt binnen drie weken de ontvangst van de melding, bedoeld in de artikelen 55, eerste lid, onderdeel b, en 56, eerste lid, onderdeel b, en de ontvangst van het assurance-rapport, bedoeld in artikel 55, eerste lid, onderdeel c.

Artikel 60

1. Indien degene die zich heeft gemeld op grond van artikel 55 , eerste lid, onderdeel b, niet meer voldoet aan het criterium, bedoeld in artikel 55, eerste lid, onderdeel a, doet hij hiervan zo spoedig mogelijk mededeling aan de Minister.

2. Indien niet wordt voldaan aan het bepaalde in het eerste lid, kan de Minister besluiten dat de vrijstelling, bedoeld in artikel 55, eerste lid, niet geldt gedurende een periode van maximaal 2 jaar, te rekenen vanaf de datum van dit besluit.

§ 4.10

Vrijstelling visserij op baars en snoekbaars

Artikel 61

1. Van het bepaalde in artikel 6, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 en van het bepaalde in artikel 2, aanhef en onderdeel a, van het Reglement minimummaten en gesloten tijden 1985, voor zover het betreft de vissoorten baars en snoekbaars wordt jaarlijks vrijstelling verleend vanaf de laatste zaterdag in mei tot en met 31 mei.

2. De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op het vissen in het IJsselmeer.

§ 4.11

Vrijstelling uitzet graskarpers

Artikel 62

1. In afwijking van het verbod van artikel 28, onderdeel d, is het uitzetten van graskarpers toegestaan indien:

a. de eigenaar van het water waarin de graskarper wordt uitgezet hiermee instemt, en

b. het uitzetten van de graskarper plaatsvindt in een water dat:

1°. niet in enige open verbinding staat met andere wateren dan wel;

2°. van andere wateren is gescheiden door een hekwerk, bestaande uit een spijlenhek met een onderlinge afstand tussen de spijlen van ten hoogste 3 cm of een gaashek, gegalvaniseerd en gelast met vierkante mazen van ten hoogste 2,5 cm.

2. Het hekwerk, bedoeld in het eerste lid, moet:

a. in bodem en talud zijn ingegraven;

b. voorzien zijn van een springflap van circa 50 cm schuin omhoog geplaatst onder een hoek van circa 45 graden in de richting van het water waarin de graskarper wordt uitgezet;

c. met inbegrip van de in onderdeel b, bedoelde springflap bij de hoogste waterstand ten minste 50 cm boven water uitsteken, en

d. aanwezig blijven en in deugdelijke staat te worden gehouden zolang de graskarper in het water dat met het hekwerk wordt afgesloten, aanwezig is.

§ 4.12

Vrijstelling nachtvisserij

Artikel 63

Van het verbod in artikel 7, eerste lid, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 wordt vrijstelling verleend voor het vissen met de hengel tussen twee uur na zonsondergang en één uur vóór zonsopgang in de periode van 1 september tot en met 31 mei van elk kalenderjaar, in de wateren die zijn vermeld in bijlage 11.

§ 4.13

Vrijstellingen IJsselmeer

Artikel 64

1. Van het bepaalde in artikel 4, tweede lid, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 wordt voor de spieringvisserij op het IJsselmeer een vrijstelling verleend voor de periode die door de Minister kan worden vastgesteld krachtens artikel 65.

2. Vis van andere soorten dan spiering dient onmiddellijk nadat deze is opgehaald weer in hetzelfde water te worden teruggezet.

Artikel 65

1. In afwijking van het bepaalde in artikel 29, eerste lid, onderdelen a en b, is het toegestaan te vissen met de grote fuik en de schietfuik binnenvisserij ten behoeve van de vangst van spiering gedurende een periode die de Minister daartoe jaarlijks kan vaststellen, welke periode is gelegen in het tijdvak dat een aanvang neemt op 1 maart en eindigt uiterlijk vijf weken nadien.

2. In afwijking van het bepaalde in artikel 29, eerste lid, onderdeel a, is het toegestaan in de periode van 1 januari tot en met 30 april te vissen met de grote fuik mits in het achterste deel van de fuik een netwerk, bestaande uit tenminste 80 mazen met een maaswijdte van tenminste 40 mm is aangebracht achter de laatste inkeling zodanig dat deze mazen in de te water staande fuik vierkant van vorm zijn en vis via deze mazen uit de fuik kan ontsnappen.

Artikel 66

Het verbod, bedoeld in artikel 30, geldt niet gedurende de door de Minister krachtens artikel 65, eerste lid, vastgestelde periode.

Artikel 67

1. Van het verbod, bedoeld in artikel 32, wordt vrijstelling verleend indien de Minister:

a. een producentenorganisatie voor het IJsselmeer heeft erkend overeenkomstig artikel 5, tweede lid, van de verordening;

b. heeft vastgesteld dat het aantal bij de producentenorganisatie aangesloten producenten tenminste 59% bedraagt van het totaal aantal vergunninghouders, en

c. de statuten en het huishoudelijk reglement van een erkende producentenorganisatie voor het IJsselmeer alsmede het door die organisatie opgestelde visplan voor het eerstvolgende visseizoen heeft goedgekeurd;

d. en van oordeel is dat de naleving van deze regeling en van de afspraken die zijn gemaakt binnen een erkende producentenorganisatie voor het IJsselmeer voldoende verzekerd is.

2. Een vrijstelling als bedoeld in het eerste lid:

a. geldt slechts voor de bij de producentenorganisatie aangesloten producenten van wie de aansluiting dateert van vóór 1 januari van het jaar waarin de periode is gelegen waarop de vrijstelling betrekking heeft, en

b. gaat in op het tijdstip dat door de Minister in de Staatscourant is bekend gemaakt.

3. De Minister kan de in het eerste lid bedoelde vrijstelling intrekken, indien naar zijn oordeel niet langer is voldaan aan één of meer van de in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, bedoelde voorwaarden.

4. De Minister komt in ieder geval tot het oordeel dat niet langer aan het eerste lid, onderdeel d, is voldaan, indien het bestuur van een erkende producentenorganisatie voor het IJsselmeer naar zijn oordeel onvoldoende zorgdraagt voor:

a. de controle op de naleving van het goedgekeurde visplan;

b. de controle op de naleving door de aangeslotenen van de statuten, het huishoudelijke reglement en andere binnen een erkende producentenorganisatie voor het IJsselmeer gemaakte huishoudelijke afspraken;

c. het in voorkomende gevallen overeenkomstig deze regeling wijzigen van de vergunningen, bedoeld in artikel 75, derde lid, en artikel 76, eerste lid;

d. het voeren van een deugdelijke registratie en administratie van overdrachtstransacties van delen van vergunningen door aangeslotenen;

e. het voeren van een deugdelijke administratie, waaruit te allen tijde blijkt:

1°. wie aangeslotene is en vanaf welk tijdstip;

2°. ten behoeve van wie een erkende producentenorganisatie voor het IJsselmeer namens de Minister een vergunning heeft gewijzigd, alsmede de reikwijdte van die vergunningen;

f. het terstond berichten aan de Minister welke aangeslotenen de erkende producentenorganisatie hebben verlaten;

g. het onverwijld doorgeven aan de Minister van elke wijziging van de statuten en huishoudelijke reglementen;

h. het aan de Minister te allen tijd inzage geven in de gegevens, bedoeld in de onderdelen d, e, en f, en

i. het desgevraagd onverwijld verstrekken aan de Minister van een afschrift van de in de onderdelen d, e en f bedoelde gegevens.

Artikel 68

1. Goedkeuring door de Minister van een visplan als bedoeld in artikel 67, eerste lid, onderdeel c, kan slechts plaatsvinden indien:

a. het plan vóór 1 januari van het desbetreffende jaar ter goedkeuring aan de Minister is voorgelegd;

b. het plan aangeeft welke maatregelen genomen worden om de ten tijde van de inwerkingtreding van deze regeling op basis van artikel 8 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 toegestane visserij-inspanning van de aangeslotenen te reduceren, waarbij de reductie met ingang van het jaar 2007 is vastgesteld op 32%, en

c. het plan aangeeft welke maatregelen genomen worden om een duurzame wijze van vissen te waarborgen.

2. In afwijking van het eerste lid kan ten genoegen van de Minister een andere datum dan 1 januari worden aangehouden mits deze zich naar het oordeel van de Minister verdraagt met het doel en de effectiviteit van het visplan.

Artikel 69

Aan de aangeslotenen bij de Coöperatieve Producentenorganisatie Nederlandse Vissersbond-IJsselmeer U.A. wordt vrijstelling verleend als bedoeld in artikel 67, eerste lid.

§ 4.14

Vergunning garnalenvisserij

Artikel 70

1. Een vergunning als bedoeld in artikel 36, bestemd voor het vissen met enig vistuig geschikt voor het vangen van garnalen in de visserijzone, het zeegebied of de kustwateren, bevat met ingang van 1 januari 2002 de volgende gegevens:

a. de naam van de vergunninghouder, en

b. de lettertekens, het nummer, het motorvermogen en de tonnage van het visservaartuig ten behoeve waarvan de vergunning is verleend.

2. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt ten aanzien van een vissersvaartuig slechts verleend indien:

a. het vissersvaartuig dient ter vervanging van een vissersvaartuig of vissersvaartuigen ten aanzien waarvan een vergunning als bedoeld in het eerste lid is verleend en de vergunninghouder afstand heeft gedaan van zijn gehele vergunning ten gunste van de aanvrager van de vergunning en het totaal verleende aantal vergunningen als bedoeld in het eerste lid niet toeneemt;

b. het motorvermogen van dat vissersvaartuig niet meer bedraagt dan het motorvermogen van het vissersvaartuig of de vissersvaartuigen die worden vervangen;

c. het vissersvaartuig voldoet aan de voorwaarden van artikel 29 van Verordening (EG) 850/98 van de Raad van de Europese Unie van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (PbEG L 125), en

d. de aanvrager een meetrapport van een onafhankelijk meetbureau als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel m, van de Regeling visvergunning overlegt dat niet ouder is dan twee maanden en waaruit het motorvermogen blijkt van het vissersvaartuig ten behoeve waarvan de vergunning is aangevraagd.

3. Onderdeel a van het tweede lid is niet van toepassing indien een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt aangevraagd door een aanvrager die op grond van artikel 71, eerste lid, de vergunning heeft gereserveerd.

4. In afwijking van het tweede lid, onderdelen a en b, kan de Minister op hun verzoek aan twee houders van vergunningen als bedoeld in het eerste lid, nieuwe vergunningen verlenen ten aanzien van hun vissersvaartuigen, onder de voorwaarde dat de som van het motorvermogen van die vaartuigen niet toeneemt.

5. De vergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt ingetrokken indien:

a. de vergunninghouder afstand van de vergunning heeft gedaan als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a;

b. de visserijactiviteiten van een vissersvaartuig ten behoeve waarvan de vergunning is verleend definitief worden beëindigd als bedoeld in artikel 7 van verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad van 17 december 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector (PbEG L 337), en ten aanzien van de beëindiging door de Minister of door de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verleend.

6. De Minister kan de vergunning, bedoeld in het eerste lid voor een periode van twee weken schorsen, indien naar het oordeel van de Minister met het vissersvaartuig ten behoeve waarvan de vergunning is toegekend is gehandeld in strijd met artikel 22, of met artikel 50.

7. Indien binnen een jaar na afloop van de schorsing, als bedoeld in het vorige lid, naar het oordeel van de Minister nogmaals met het vaartuig in strijd met artikel 22, of met artikel 50, wordt gehandeld, kan de Minister de vergunning voor een periode van vier weken schorsen.

Artikel 71

1. De houder van een vergunning, als bedoeld in artikel 36, bestemd voor het vissen met enig vistuig geschikt voor het vangen van garnalen, dient uiterlijk op 19 augustus 2006 aan de Minister te hebben overgelegd een meetrapport van een onafhankelijk meetbureau als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel m, van de Regeling visvergunning waaruit het motorvermogen blijkt van het vissersvaartuig ten behoeve waarvan de vergunning is verleend, dan wel de Minister te hebben verzocht de vergunning in te trekken en voor hem te reserveren.

2. Het meetrapport, bedoeld in het eerste lid, is opgemaakt na 1 juni 2005.

3. De Minister kan de visvergunning schorsen indien naar het oordeel van de Minister niet aan het eerste of tweede lid is voldaan.

4. De Minister kan de schorsing van de visvergunning, bedoeld in het derde lid, beëindigen op het moment dat naar het oordeel van de Minister blijkt dat na 19 augustus 2006 alsnog wordt voldaan aan het eerste of tweede lid.

§ 4.15

Vergunning IJsselmeervisserij

Artikel 72

Een vergunning, als bedoeld in artikel 8 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, wordt slechts verleend, voor zover:

a. de bij de desbetreffende vergunning behorende merkjes op of aan het betrokken vistuig of de betrokken vistuigen zijn bevestigd;

b. niet wordt gevist met meer of andere vistuigen dan het aantal onderscheidenlijk de soort of soorten vistuigen waarmee de betrokken ondernemer op grond van de hem verleende vergunning gerechtigd is te vissen, en

c. niet wordt gevist in strijd met de nadere voorschriften zoals deze in de desbetreffende vergunning zijn opgenomen.

Artikel 73

1. Een vergunning als bedoeld in artikel 8 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, wordt slechts verleend aan een ondernemer ten behoeve van een vissersvaartuig, dat in het visserijregister, bedoeld in artikel 4 van het Besluit registratie visservaartuigen 1998, staat geregistreerd.

2. De Minister verleent aan de ondernemer die op 31 mei 1996 om 24.00 uur op grond van artikel 8 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 gerechtigd was te vissen in het IJsselmeer, voor het desbetreffende vissersvaartuig een vergunning als bedoeld in van het Reglement voor de binnenvisserij 1985.

3. De reikwijdte van de vergunning, bedoeld in het tweede lid, wordt vastgesteld met inachtneming van de historische rechten waarover de desbetreffende ondernemer in de periode van 1 juni 1995 tot en met 31 mei 1996 op basis van artikel 8 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 kon beschikken, met een minimum van 30 merkjes.

Artikel 74

1. Overdracht van een gehele vergunning als bedoeld in artikel 8 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, is slechts mogelijk in het geval dat :

a. ten behoeve van de ondernemer een pandrecht op een vergunning is verleend, indien een verklaring van de pandhouder is overgelegd waaruit blijkt dat deze met de overdracht instemt, en

b. in het geval dat een aangeslotene is betrokken, indien een schriftelijke verklaring van een erkende producentenorganisatie voor het IJsselmeer is overgelegd waaruit blijkt dat deze organisatie een afschrift van de desbetreffende overdrachtstransactie heeft ontvangen.

2. De instemming van de pandhouder, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is slechts vereist indien de pandhouder de Minister door middel van een afschrift van de akte van verpanding in kennis heeft gesteld van het gevestigde pandrecht.

3. De overdracht vindt plaats door een gelijktijdige kennisgeving door de Minister aan de aanvrager en aan de ondernemer aan wie de vergunning van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, wordt overgedragen, dat laatstgenoemde deze vergunning is verleend.

Artikel 75

1. Overdracht van een deel van de vergunning, als bedoeld in artikel 8 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, is slechts mogelijk voor zover daarin is voorzien door het goedgekeurde visplan, bedoeld in artikel 8 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, en kan tijdelijk zijn of voor onbepaalde tijd. Een tijdelijke overdracht kan slechts betrekking hebben op een aaneengesloten periode van ten hoogste 12 maanden, gerekend vanaf 1 juni.

2. Een overdracht als bedoeld in het eerste lid, ongeacht of deze tijdelijk dan wel voor onbepaalde tijd is, is slechts mogelijk indien:

a. De vrijstelling, bedoeld in artikel 67, eerste lid, van kracht is, en

b. zowel degene die overdraagt als degene aan wie wordt overgedragen, aangeslotene zijn.

3. In geval van een overdracht als bedoeld in het eerste lid, wijzigt een erkende producentenorganisatie voor het IJsselmeer namens de Minister de desbetreffende vergunningen dienovereenkomstig, op verzoek van de betrokken aangeslotenen, mits is voldaan aan het tweede lid.

Artikel 76

1. Een erkende producentenorganisatie voor het IJsselmeer wijzigt namens de Minister jaarlijks, voor zover nodig, de vergunningen van de aangeslotenen, om de reductie te bereiken van de visserij-inspanning, zoals vastgesteld in het goedgekeurde visplan, bedoeld in artikel 67, eerste lid, onderdeel c.

2. Indien met het oog op de te bereiken reductie, bedoeld in het eerste lid, een erkende producentenorganisatie voor het IJsselmeer merkjes van aangeslotenen inneemt en op hun naam reserveert, vindt de berekening ten behoeve van de wijziging van de vergunningen, bedoeld in het eerste lid, plaats aan de hand van de omrekentabel, opgenomen in bijlage 12 bij deze regeling.

3. Het bepaalde in het eerste lid is slechts van toepassing indien de vrijstelling in artikel 67, eerste lid, van kracht is.

Artikel 77

1. Indien de vrijstelling, bedoeld in artikel 67, eerste lid, wordt ingetrokken, worden de vergunningen van de aangeslotenen door de Minister vervangen door een nieuwe vergunning.

2. Bij een verlening van een nieuwe vergunning als bedoeld in het eerste lid is artikel 73, tweede lid, van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van het in artikel 73, derde lid, bedoelde minimumaantal van 30 merkjes.

3. In afwijking van het tweede lid, worden bij de vaststelling van de reikwijdte van de nieuwe vergunning van de ondernemer, die ten tijde van de intrekking van de vrijstelling per saldo gedeelten van zijn vergunning voor onbepaalde tijd heeft overgedragen, die overgedragen gedeelten niet in aanmerking genomen.

4. Indien een aangeslotene een erkende producentenorganisatie voor het IJsselmeer verlaat, door welke oorzaak ook, zijn voorgaande leden van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 5

Slotbepalingen

Artikel 78

De volgende regelingen worden ingetrokken:

a. de Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren (Stcrt 1977, 255);

b. de Regeling aanwijzing vissen, schaal- en schelpdieren (Stcrt. 1982, 253);

c. de Regeling aassoorten spieringtuig (Stcrt. 1985, 85);

d. de Aanwijzing verboden middelen tot bedwelming (Stcrt. 1985, 85);

e. de Regeling aanwijzing wateren gesloten tijd (Stcrt. 1985, 103);

f. de Regeling aanwijzing wateren verbod nachtvisserij (Stcrt. 1985, 103);

g. de Uitzondering Grevelingenmeer van bepaling huur- en verhuur visrecht (Stcrt. 1987, 80);

h. de Uitzet van graskarpers (Stcrt. 1990, 104);

i. de Regeling IJsselmeervisserij 1993 (Stcrt. 1993, 40);

j. de Regeling vervroegde opening visseizoen (Stcrt. 1994, 71);

k. de Regeling visserij-inspanning IJsselmeer (Stcrt. 1996, 101);

l. de Regeling maat middellijn ringetjes en gaatjes in zijwanden aalkistjes (Stcrt. 1997, 220);

m de Regeling eisen aan administratie inzake zoetwatervis (Stcrt. 2003, 4);

n. de Vrijstellingsregeling visserij (Stcrt. 2006, 247).

Artikel 79

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

2. Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling visserij.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden gepubliceerd.

Den Haag, 19 september 2008.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg.

Bijlage 1, behorend bij artikel 2

Vissen, schaal- en schelpdieren, bedoeld in artikel 1, tweede lid, letter a, onderscheidenlijk letter b, van de Visserijwet 1963:

Vissen

1.

Aal/paling, Anguilla anguilla (Linnaeus, 1758)

2.

Alver, Alburnus alburnus (Linnaeus, 1758)

3.

Amerikaanse hondvis, Umbra pygmaea (de Kay, 1842)

4.

Ansjovis, Engraulis encrasicolus (Linnaeus, 1758)

5.

Baars, Perca fluviatilis (Linnaeus, 1758)

6.

Barbeel, Barbus barbus (Linnaeus, 1758)

7.

Beekforel, Salmo trutta fario, (Linnaeus, 1758)

8.

Beekridder, Salvelinus alpinus (Linnaeus, 1758)

9.

Blankvoorn, Rutilus rutilus (Linnaeus, 1758)

10.

Blauwe leng, Molva dypterygia (Pennant, 1784)

11.

Blauwe wijting, Micromesistius poutassou (Risso, 1826)

12.

Bot, Platichthys flesus (Linnaeus, 1758)

13.

Brasem, Abramis brama (Linnaeus, 1758)

14.

Bronforel, Salvelinus fontinalis

15.

Diklip harder/Harder, Chelon Labrosus (Risso, 1826)

16.

Doornhaai, Squalus acanthias (Linnaeus, 1758)

17.

Driedoornige stekelbaars, Gasterosteus aculeatus, Linnaeus, 1758

18.

Dunlipharder, Liza ramada (Risso, 1826)

19.

Dwergtong, Buglossidium luteum (Risso, 1810)

20.

Elft, Alosa alosa (Linnaeus, 1758)

21.

Fint, Alosa fallax (Lacépède, 1803)

22.

Geep, Belone belone (Linnaeus, 1758)

23.

Gewone rog, Raja clavata, Linnaeus, 1758

24.

Gladde rog, Raja Montagui, Fowler, 1910

25.

Grauwe poon, Eutrigia gurnardus (Linnaeus, 1758)

26.

Griet, Scophthalmus rhombus (Linnaeus, 1758)

27.

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot, Reinhardtius hippoglossoides (Walbaum, 1792)

28.

Grote maerene, Coregonus lavaretus (Linnaeus, 1758)

29.

Haring, Clupea harengus, Linnaeus, 1758

30.

Heek, Merluccius merluccius (Linnaeus, 1758)

31.

Heilbot, Hippoglossus hippoglossus (Linnaeus, 1758)

32.

Horsmakreel, Trachurus trachurus (Linnaeus, 1758)

33.

Hozemond, Lophius piscatorius (Linnaeus, 1758)

34.

Kabeljauw, Gadus morhua, Linnaeus, 1758

35.

Karper, Cyprinus carpio, Lionaeus, 1758

36.

Kever, Trisopterus esmarkii (Nilsson, 1855)

37.

Klein maerene, Coregonus albula (Linnaeus, 1758)

38.

Knorhaan, Vottus scorpius (Linnaeus, 1758)

39.

Kolblei, Blicca bjoerkna (Linnaeus, 1758)

40.

Koningsvis, Lampris guttatus (Brünnich, 1788)

41.

Kopvoorn, Leuciscus cephalus (Linnaeus, 1758)

42.

Kroeskarper, Carassius carassius (Linnaeus, 1758)

43.

Kwabaal, Lota lota (Linnaeus, 1758)

44.

Lange schar/Schotse schol, Hippoglossoides platessoides limandoides (Bloch, 1787)

45.

Leng, Molva molva (Linnaeus, 1758)

46.

Lodde, Mallotus villosus (Müller, 1777)

47.

Lom, Brosme brosme (Ascanius, 1772)

48.

Makreel, Scomber scombrus, Linnaeus, 1758

49.

Meun, Ciliata mustela (Linnaeus, 1758)

50.

Mul, Mullus surmuletus, Linnaeus, 1758

51.

Neushaai, Lamna nasus (Bonnaterre, 1788)

52.

Pelser, Sardina pilchardus (Walbaum, 1792)

53.

Pieterman, Trachinus draco, Linnaeus, 1758

54.

Pijlstaartrog, Dasyatis pastinaca (Linnaeus, 1758)

55.

Pollak/Witte koolvis, Pollachius pollachius (Linnaeus, 1758)

56.

Pos, Gymnocephalus cernua (Linnaeus, 1758)

57.

Puitaal, Zoarces viviparus (Linnaeus, 1758)

58.

Regenboogforel, Salmo gairdneri, Richardson, 1836

59.

Rietvoorn, Scardinius erythrophthalmus (Linnaeus, 1758)

60.

Riviergrondel, Gobio gobio (Linnaeus, 1758)

61.

Rode poon, Trigla lucerna, Linnaeus, 1758

62.

Roodbaars, Sebastes marinus (Linnaeus, 1758)

63.

Ruwe haai, Galeorhinus galeus (Linnaeus, 1758)

64.

Schar, Linanda limanda (Linnaeus, 1758)

65.

Scharretong, Lepidorhombus whiffiagonis (Walbaum, 1792)

66.

Schelvis, Melanogrammus aeglefinus (Linnaeus, 1758)

67.

Schol, Pleuronectes platessa, Linnaeus, 1758

68.

Serpeling, Leuciscus leuciscus (Linnaeus, 1758)

69.

Sluismeester, Phycis blennoïdes (Brünnich, 1768)

70.

Sneep, Chondrostoma nasus (Linnaeus, 1758)

71.

Snoek, Esox lucius, Linnaeus, 1758

72.

Snoekbaars, Stizostedion lucioperca (Linnaeus, 1758)

73.

Snotdolf, Cyclopterus lumpus, Linnaeus, 1758

74.

Spiering, Osmerus eperlanus (Linnaeus, 1758)

75.

Sprot, Sprattus sprattus (Linnaeus, 1758)

76.

Steenbolk, Gadus luscus (Linnaeus, 1758)

77.

Tarbot, Scophthalmus maximus (Linnaeus, 1758)

78.

Tiendoornige stekelbaars, Pungitus pungitus (Linnaeus, 1758)

79.

Tong, Solea solea (Linnaeus, 1758)

80.

Tongschar, Microstomus kitt (Walbaum, 1792)

81.

Tonijn, Thunnus thynnus (Linnaeus, 1758)

82.

Toonhaai, Mustelus mustelus (Linnaeus, 1758)

83.

Vetje, Leucaspius delineatus (Heckel, 1843)

84.

Vlagzalm, Thymallus thymallus (Linnaeus, 1758)

85.

Vleet, Raja batis, Linnaeus, 1758

86.

Voshaai, Alopias vulpinus (Bonnaterre, 1788)

87.

Wijting, Merlangius merlangus (Linnaeus, 1758)

88.

Winde, Leuciscus idus (Linnaeus, 1758)

89.

Witje/Hondstond, Glyptocephalus cynoglossus (Linnaeus, 1758)

90.

Zalm, Salmo salar, Linnaeus, 1758

91.

Zandspiering, Ammodytidae

92.

Zeebaars, Morone labrax (Linnaeus, 1758)

93.

Zeeforel, Salmo trutta trutta, Linnaeus, 1758

94.

Zeekarper, Spondyliosoma cantharus (Linnaeus, 1758)

95.

Zeelt, Tinca tinca (Linnaeus, 1758)

96.

Zeepaling, Conger conger (Linnaeus, 1758)

97.

Zeeprik, Petromyzon marinus (Linnaeus, 1758)

98.

Zeewolf, Anarhichas lupus, Linnaeus, 1758

99.

Zonnevis, Zeus faber (Linnaeus, 1758)

100.

Zwarte koolvis/Koolvis, Pollachius virens (Linnaeus, 1758)

Schaaldieren

101.

Noordzeegarnaal, Crangon crangon (Linnaeus)

102.

Langoeste, Palinurus elephas (Fabricius)

103.

Noordzeekrab, Cancer pagurus, Linnaeus

104.

Noorse garnaal, Pandalus borealis (Krøyer)

105.

Noorse kreeft/Langoestine, Nephrops norvegicus (Linnaeus)

106.

Steurkrab, Palaemon species

107.

Strandkrab, carcinus meanas (Linnaeus)

108.

Wolhandkrab, Eriocheir sinensis, H. Milne-Edwards

109.

Zeekreeft, Homarus gammarus (Linnaeus)

110.

Zwemkrab, Portunus holsatus, Fabricius

Schelpdieren

111.

Alikruik, Littorina littorea (Linnaeus)

112.

Amerikaanse oester, Crassostrea virginica (Gomelin)

113.

Clam, Venus mercenaria, Linnaeus

114.

Grote mantel, Pecten maximus (Linnaeus)

115.

Inktvis, Octopus vulgaris, Lamarck

116.

Japanse oester, Crassostrea gigas (Thunberg)

117.

Kokkel, Cerastoderma edule (Linnaeus)

118.

Mossel, Mytilus edulis, Linnaeus

119.

Nonnetje, Macoma balthica (Linnaeus, 1758)

120.

Oester, Ostrea edulis, Linnaeus

121.

Pijlinktvis, Loligo vulgaris (Lamarck)

122.

Portugese oester, Crassostrea angulata (Lamarck)

123.

Slipper, Crepidula fornicata (Linnaeus)

124.

Strandschelp, Spisula spp.

125.

Tapijtschelp, Venerupis decussata (Linnaeus)

126.

Wulk, Buccinum undatum, Linnaeus

127.

Zeekat, Sepia officinalis (Linnaeus)

128.

Zwaardschede en Mesheft, Ensis spp.

Bijlage 2, behorend bij artikel 24: gebieden waar het is verboden te vissen tussen twee uur na zonsondergang en één uur vóór zonsopgang

1. Het Houtwiel, ten noorden van Veenwouden (Fr.);

2. Het Rottighe Meente, in de gemeente Weststellingwerf (Fr.);

3. De Deelen, begrensd door de Buitendijkse Hoofdvaart, de Deelenweg, de Hooivaartsweg, Tweede of Nieuwe Deel, de lijn van oost naar west door de lange warren langs de dwarssloten, het Binnenkanaal, de Hooivaartsweg, de vaart tussen het gemaal Dijksman en de P. C. Otterweg en het Stroomkanaal.

4. De Beulakerwijde (incl. de Kleine Beulakerwijde);

5. Het IJsselmeer;

6. De wateren, gelegen in het Ilperveld, begrensd door de Purmerlander rijweg, het Noord-Hollandschkanaal, de gemeentegrens tussen Ilpendam en Landsmeer (Banscheiding) en de rijweg Landsmeer–den Ilp–Purmerland;

7. De wateren gelegen in het gebied begrensd door het Noord-Hollandschkanaal, de Purmerringvaart tussen Ilpendam en Het Stinke Vuil, het Stinke Vuil, de Gouwzee, het IJsselmeer, het Buiten IJ en de in aanleg zijnde noordelijke ringweg van Amsterdam tussen de Schellingwouderbrug en de IJtunnelweg bij Nieuwendam, met uitzondering van het Kinselmeer, de binnen de bebouwde kommen gelegen wateren, alsmede de langs openbare wegen gelegen wateren voor zover wordt gevist vanaf de wegzijde;

8. De wateren, gelegen in het gebied begrensd door de Zaan, de Knollendammervaart, het Noord-Hollandschkanaal, de noordelijke Ringvaart en de Wijde Wormer, het verbindingskanaal tussen de twee laatstgenoemde wateren, de Braak en de Poel;

9. De Oude Zederik, gelegen tussen Ameide en Meerkerk;

10. De Hooge Boezem van de Nederwaard;

11. De Hooge Boezem van de Overwaard;

12. De Nieuwkoopse plassen, begrensd door de weg van de Noordse buurt naar Noorden en Nieuwkoop, de Ziendeweg, de Meije, de Kadewetering tot Slikkendam en de provinciale weg Slikkendam–Noordse buurt, met uitzondering van de Noordeinderplas tot het Brampjesgat en de Maarten Freekerweg en de Zuideinderplas.

Bijlage 3. Aanduiding van het referentiegebied in de Waddenzee, behorend bij de artikelen 11, 18, tweede lid, 34 en 35, onderdeel a en b.

Het gebied dat wordt begrensd door de lijn lopend door de volgende coördinaten:

53°29.7110' NB en 06°36.8450' OL

53°31.9450' NB en 06°37.2260' OL

53°32.4210' NB en 06°37.0408' OL

53°32.5704' NB en 06°36.9446' OL

53°32.9445' NB en 06°36.5232' OL

53°32.5774' NB en 06°31.1897' OL

53°33.2763' NB en 06°28.9006' OL

53°33.4951' NB en 06°27.3228' OL

53°32.9249' NB en 06°26.3971' OL

53°32.2225' NB en 06°27.2745' OL

53°31.8188' NB en 06°27.5629' OL

53°31.1084' NB en 06°27.7142' OL

53°30.8232' NB en 06°27.8172' OL

53°30.5652' NB en 06°27.8245' OL

53°30.2091' NB en 06°27.8895' OL

53°29.9693' NB en 06°27.9813' OL

53°29.4464' NB en 06°28.0920' OL

53°28.5000' NB en 06°29.1850' OL

Bijlage 4. Gebieden in de visserijzone, buiten de 12-mijlszone, behorend bij artikel 17, sub a.

Gebied 1 (het Friese Front)

Het gebied dat wordt begrensd door de lijn lopend door de volgende coördinaten:

D_1_D:

3° 38' 8'

OL

55° 38' 41'

NB

D_2_D:

4° 15' 36'

OL

55° 21' 54'

NB

D_3_GB:

2° 45' 44,6'

OL

54° 22' 38'

NB

D_4_GB:

2° 53' 48,4'

OL

54° 37' 15,4'

NB

D_5_GB:

3° 12' 26,9'

OL

55° 22' 51,7'

NB

Gebied 2 (de Doggersbank)

Het gebied dat wordt begrensd door de lijn lopend door de volgende coördinaten:

FF_1

5° 14' 1,4'

OL

54° 13' 23,9'

NB

FF_2

5° 13' 37,6'

OL

53° 49' 47,1'

NB

FF_3

4° 12' 57,6'

OL

53° 24' 59,3'

NB

FF_4

4° 12' 53,9'

OL

53° 47' 59,4'

NB

Gebied 3 (de Klaverbank)

Het gebied dat wordt begrensd door de lijn lopend door de volgende coördinaten:

KB_1

3° 18' 57'

OL

54° 11' 57,8'

NB

KB_2

3° 19' 3,6'

OL

53° 49' 47,1'

NB

KB_3_GB

2° 54' 14'

OL

53° 50' 11,2'

NB

KB_4_GB

2° 51' 54,9'

OL

53° 57' 45,3'

NB

KB_5_GB

2° 48' 22,5'

OL

54° 12' 5,2'

NB

Bijlage 5. Aanduidingen van gebieden in de Waddenzee en de Oosterschelde, behorend bij de artikelen 13, 18, derde lid, 35, onderdeel b en 48.

Gebied 1 Balgzand en Breehorn

Het gebied gelegen binnen de grenzen van de volgende punten en coördinaten; In het westen en het zuiden begrensd door de kust van Noord-Holland vanaf het sectorlicht achter Berghaven te Den Helder, en de lijn die gevormd wordt door de volgende coördinaten:

1.

52.57.667 N

004.48.141 O

2.

52.58.170 N

004.48.571 O

3.

52.58.349 N

004.49.919 O

4.

52.58.719 N

004.50.940 O

5.

52.59.020 N

004.51.722 O

6.

52.59.330 N

004.52.519 O

7.

52.59.349 N

004.54.009 O

8.

52.59.143 N

004.56.324 O

9.

52.57.128 N

004.56.159 O

10.

52.56.139 N

004.56.640 O

11.

52.56.305 N

004.57.436 O

12.

52.56.628 N

004.57.361 O

13.

52.56.698 N

004.58.233 O

14.

52.56.884 N

004.58.494 O

15.

52.56.848 N

005.01.010 O

16.

52.56.740 N

005.01.606 O

17.

52.56.727 N

005.02.051 O

18.

52.56.631 N

005.02.317 O

19.

52.56.567 N

005.02.307 O

naar de kop dam bij haveninloop Den Oever.

Gebied II Terschellingerwad en Jacobsruggen

Het gebied gelegen tussen de kust van Terschelling en de lijn die loopt over de volgende coördinaten:

1.

53.20.784 N

005.11.011 O

2.

53.20.179 N

005.11.094 O

3.

53.19.643 N

005.09.324 O

4.

53.18.334 N

005.12.468 O

5.

53.18.221 N

005.13.770 O

6.

53.18.646 N

005.14.717 O

7.

53.19.680 N

005.16.289 O

8.

53.20.372 N

005.17.996 O

9.

53.20.470 N

005.20.703 O

10.

53.21.945 N

005.23.165 O

11.

53.22.116 N

005.22.907 O

12.

53.22.854 N

005.24.409 O

13.

53.22.317 N

005.25.164 O

14.

53.22.660 N

005.25.689 O

15.

53.22.795 N

005.28.794 O

16.

53.24.421 N

005.31.077 O

17.

53.25.312 N

005.31.630 O

18.

53.25.792 N

005.33.611 O

19.

53.26.595 N

005.33.580 O

20.

53.26.583 N

005.32.933 O

Gebied III Piet Scheve plaat

Het gebied gelegen tussen de lijn die gevormd wordt door de volgende coördinaten:

1.

53.24.313 N

005.44.501 O

2.

53.25.224 N

005.47.017 O

3.

53.24.865 N

005.47.740 O

4.

53.24.189 N

005.48.502 O

5.

53.24.249 N

005.49.319 O

6.

53.24.510 N

005.49.971 O

7.

53.24.327 N

005.50.507 O

8.

53.24.022 N

005.50.647 O

9.

53.23.371 N

005.48.238 O

10.

53.22.745 N

005.47.331 O

11.

53.22.715 N

005.46.688 O

12.

53.22.927 N

005.46.160 O

13.

53.23.913 N

005.45.805 O.

Gebied IV (Groningerwad)

Het gebied in het noorden begrensd door de basislijn van de territoriale zee van Nederland tussen coördinaten:

1.

53.31.445 N

06.27.345 O, en

2.

53.32.340 N

06.34.311 O.

In het oosten begrensd door de lijn die gevormd wordt door de volgende coördinaten:

1.

53.33.30 N

06.37.40 O

2.

53.32.70 N

06.39.50 O

3.

53.31.72 N

06.39.70 O

4.

53.30.53 N

06.41.33 O

5.

53.29.80 N

06.42.30 O

6.

53.27.74 N

06.50.14 O (Westelijk havenhoofd Eemshaven).

In het zuiden begrensd door de kust van de Provincie Groningen, door de lijn:

53.27.74 N 06.50.14 O (Westelijk havenhoofd Eemshaven);

tot positie:

53.26.28 N– 06.34.81 O (Haven Noordpolderzijl).

In het westen door de lijn getrokken over de posities:

1.

53.31.44 N

06.27.34 O

2.

53.30.36 N

06.27.21 O

3.

53.29.85 N

06.26.92 O

4.

53.29.29 N

06.26.74 O

5.

53.28.96 N

06.26.77 O

6.

53.28.70 N

06.26.75 O

7.

53.28.50 N

06.26.87 O

8.

53.27.85 N

06.27.69 O

9.

53.27.42 N

06.28.64 O

10.

53.26.96 N

06.30.00 O

11.

53.27.06 N

06.30.70 O

12.

53.27.17 N

06.31.54 O

13.

53.27.35 N

06.32.38 O

14.

53.27.60 N

06.33.07 O

15.

53.27.03 N

06.34.42 O

16.

53.26.52 N

06.34.71 O

17.

53.26.28 N

06.34.81 O (Haven Noordpolderzijl).

Gebied V (De Hond en de Paap in de Eems)

Het volgens de nieuwste uitgave van de Hydrografische kaart nr. 1812.6 droogvallend gebied van de Hond en de Paap, inclusief de geultjes en prielen.

Gebied VI (Noordelijke tak van de Oosterschelde)

Het gebied in het zuidwesten begrensd door een lijn tussen de sectorlichten van de Hoek van Ouwerkerk (51°36.8664' NB en 03°58.2515' OL); en de haven van Stavenisse (51'35.6824' NB en 04°⁠00.2696' OL) en ten noordwesten van de lijn begrensd door de kusten van Schouwen-Duiveland, Tholen en Sint-Philipsland, alsmede de Grevelingendam en de Philipsdam. Onder het gesloten gebied zijn het Slaak en de Krabbenkreek mede begrepen.

Gebied VII (Westelijk deel van de Roggenplaat)

– In het oosten begrensd door een lijn tussen punt 1 gelegen op 51°40.7364' NB en 03°46.5961' OL in de Hammen en punt 2 gelegen op 51°38.8313' NB en 03°46.6712' OL in de Geul van de Roggenplaat. Deze lijn raait op de Plompetoren op de kust van Schouwen.

– In het zuiden begrensd door een lijn die loopt tussen punt 2 en punt 3 gelegen op 51°38.9013' NB en 03°43.1611' OL op de Oosterscheldekering, tot het snijpunt met de grens van het verboden vaargebied van de Oosterscheldekering in het Schaar van de Roggenplaat en vandaar in noordwestelijke richting naar de havendam van de Roggenplaathaven.

– In het westen begrensd door de havendam van de Roggenplaathaven en de grens van. het verboden vaargebied van de Oosterscheldekering in het stroomgat Hammen, naar de kust van Schouwen.

– In het noorden begrensd door de kust van Schouwen, de Westbout en de havendam van Burghsluis tot punt 4 gelegen op 51°⁠40.3513' NB en 03°⁠45.1211' OL, vandaar in zuidoostelijke richting naar punt 5 gelegen op 51°40.0513' NB en 03°45.4711' OL en vervolgens in overwegend noordoostelijke richting naar punt 1.

Bijlage 6. Gebiedsaanduiding (Dollard-Zuid) behorend bij de artikelen 20 en 35, onderdeel c.

Het gebied, begrensd door de lijn lopend over de punten met de coördinaten:

53°

18,819

N

   

11,447

E

53°

14,751

N

12,433

E

53°

14,118

N

12,349

E

53°

14,170

N

11,840

E

53°

14,277

N

11,161

E

53°

14,374

N

10,745

E

53°

14,464

N

10,375

E

53°

14,687

N

9,701

E

53°

14,978

N

7,971

E

53°

15,714

N

5,903

E

53°

15,981

N

5,043

E

53°

16,135

N

4,773

E

53°

16,924

N

5,115

E

53°

16,994

N

5,063

E

53°

17,450

N

4,897

E

53°

17,779

N

5,088

E

53°

17,964

N

5,388

E

53°

18,130

N

5,585

E

53°

18,213

N

5,713

E

53°

18,233

N

5,903

E

53°

18,414

N

5,970

E

Bijlage 7, behorend bij artikel 25: de wateren waarin het verboden is te vissen met de hengel in de periode van 1 april tot en met 31 mei.

1. Het Houtwiel, ten noorden van Veenwouden (Fr.);

2. Het Rottighe Meente, in de gemeente Weststellingwerf (Fr.);

3. De Deelen, begrensd door de Buitendijkse hoofdvaart, de Deelenweg, de Hooivaartsweg, Tweede of Nieuwe Deel, de lijn van oost naar west door de lange warren langs de dwarssloten, het Binnenkanaal, de Hooivaartsweg, de vaart tussen het gemaal Dijksman en de P.C. Otterweg en het Stroomkanaal;

4. De wateren, gelegen in het Ilperveld, begrensd door de Purmerlanderrijweg, het Noord-Hollandschkanaal, de gemeentegrens tussen Ilpendam en Landsmeer (Banscheiding) en de rijweg Landsmeer-Den Ilp-Purmerland;

5. De wateren gelegen in het gebied begrensd door het Noord-Hollandschkanaal, de Purmerringvaart tussen Ilpendam en het Stinke Vuil, het Stinke Vuil, de Gouwzee, het IJsselmeer, het Buiten IJ en de noordelijke ringweg van Amsterdam tussen de Schellingwouderbrug en de IJtunnelweg bij Nieuwendam, met uitzondering van het Kinselmeer, de binnen de bebouwde kommen gelegen wateren, alsmede de langs openbare wegen gelegen wateren voor zover wordt gevist vanaf de wegzijde;

6. De wateren, gelegen in het gebied begrensd door de Zaan, de Knollendammervaart, het Noord-Hollandschkanaal, de noordelijke Ringvaart en de Wijde Wormer, het verbindingskanaal tussen de twee laatstgenoemde wateren, de Braak en de Poel;

7. De Oude Zederik, gelegen tussen Ameide en Meerkerk;

8. De Hoge Boezem van de Nederwaard;

9. Het gebied van de Nieuwkoopse plassen begrensd door de weg van de Noordse buurt naar Noorden en Nieuwkoop, de Ziendeweg, de Meije, de Kadewatering tot Slikkendam en de provinciale weg Slikkendam-Noordse buurt, met uitzondering van:

a. de Noordeinderplas tot het Brampjesgat;

b. de Maarten Freekerwei;

c. de Zuideinderplas;

d. (zuidelijk deel) Ziendevaart vanaf Ziendesluis tot Elleboog vaart;

e. ’t Wije ten zuiden begrensd door jachthaven Lelieveld en ten noorden door Tatje;

f. de Voorwetering langs het Zuideinde, Dorpsstraat, Noordense weg en Simon van Capelweg tot hotel de Watergeus;

g. de Meijewetering vanaf de ten noorden van dit water gelegen camping de Balvert tot Vliet;

h. de gemeentevaart lopende vanaf ’t Wije tot de zwemsteiger op de zuidoostelijke punt van Meijepark;

i. de gemeentevaart ten noorden van ’t Wije aanvangende bij Tatje tot aan de Noordeinderplas;

j. het gebied gelegen ten noorden van de Zuideinderplas en begrensd door de jachthaven Lelieveld in het noorden, ten westen door de weg Zuideinde en ten oosten door land grenzend aan de gemeentevaart;

k. het water Vliet lopend vanaf de Simon van Capelweg ten noorden en tot aan de Meijewetering ten zuiden;

l. de Kadewetering lopend vanaf Vliet ten westen tot de Slikkendammersluis;

m. ’t Wije achter Van der Weijden;

n. de Kleine Polder;

o. het Brampjesgat;

p. de Schepengaten;

q. het Wijhe van de Vliet;

r. het Schippersgat en

s. de verbindingsvaart tussen het Wijhe van der Vliet en het Schippersgat.

Bijlage 8, behorend bij artikel 30: gebieden in het IJsselmeer waarin het is verboden te vissen met schietfuik binnenvisserij.

a. het gebied begrensd door de kust van Friesland, de Meerdijk van de Noordoostpolder en de lijn lopend over de punten met de coördinaten:

– 52°45.89' NB en 005°35.78' OL;

– 52°49.11' NB en 005°34.97' OL;

– 52°49.35' NB en 005°21.18' OL;

– 52°50.78' NB en 005°19.27' OL;

– 52°52.59' NB en 005°21.62' OL;

– 52°53.19' NB en 005°21.14' OL;

– 53°04.12' NB en 005°19.68' OL;

b. het gebied begrensd door de Noord-Hollandse kust en de lijn lopend tussen de punten met de coördinaten:

– 52°46.47' NB en 005°06.79' OL;

– 52°45.30' NB en 005°12.47' OL;

c. het gebied begrensd door de Houtribdijk, de Krabbersgatdam en de lijn lopend over de punten met de coördinaten:

– 52°42.24' NB en 005°18.45' OL;

– 52°43.15' NB en 005°20.43' OL;

– 52°40.26' NB en 005°29.37' OL;

– 52°39.55' NB en 005°28.92' OL;

– 52°38.00' NB en 005°24.96' OL;

d. het gebied begrensd door de Houtribdijk, de Noord-Hollandse kust en de lijn lopend over de punten met de coördinaten:

– 52°38.00' NB en 005°24.96' OL;

– 52°38.97' NB en 005°14.03' OL;

– 52°36.56' NB en 005°08.32' OL;

– 52°37.86' NB en 005°03.88' OL;

– 52°35.95' NB en 005°01.46' OL;

e. de Gouwzee voor zover gelegen ten zuiden van de lijn lopend tussen de punten met de coördinaten:

– 52°29.55' NB en 005°04.60' OL;

– 52°29.32' NB en 005°05.63' OL;

de havens van het IJsselmeer, voor zover gelegen landinwaarts van de lijn lopende over het groene en rode licht van de haveningang(en), met inbegrip van de Vluchthaven van het Oostvaardersdiep en de havens van Lelystad en met inbegrip van de Pampushaven voor zover gelegen landinwaarts van de lijn lopende over het rode licht van de haveningang en het punt met de coördinaat 52°22.84' NB en 005°07.48' OL.

Bijlage 9, behorend bij artikel 31: gebieden in het IJsselmeer waarin het is verboden te vissen met de aaskuil.

a. Het gebied begrensd door de kust van de Noordoostpolder, de Friese kust, de Afsluitdijk, de Noord-Hollandse kust en de lijn lopend over de punten met de coördinaten:

– 52°45.89' NB en 005°35.78' OL;

– 52°49.35' NB en 005°21.18' OL;

– 52°50.78' NB en 005°19.27' OL;

– 52°52.59' NB en 005°21.62' OL;

– 52°53.19' NB en 005°21.14' OL;

– 53°00.25' NB en 005°19.18' OL;

– 52°50.75' NB en 005°06.82' OL;

– 52°45.30' NB en 005°12.46' OL;

b. Het gebied begrensd door:

1°. de kust van Noord Holland;

2°. de kust van Flevoland;

3°. de lijn lopend over de punten met de coördinaten:

– 52°44.50' NB en 005°16.94' OL;

– 52°43.15' NB en 005°20.43' OL;

– 52°42.24' NB en 005°18.45' OL;

4°. de lijn lopend over de Leidam van het Krabbersgat en over de punten met de coördinaten:

– 52°41.06' NB en 005°16.55' OL;

– 52°38.97' NB en 005°14.03' OL;

– 52°35.96' NB en 005°07.65' OL;

– 52°27.59' NB en 005°08.35' OL;

– 52°23.08' NB en 005°07.28' OL;

5°. de lijn lopend over de Oostvaardersdijk, over de havenmonden en over de punten met de coördinaten:

– 52°34.10' NB en 005°28.07' OL;

– 52°34.84' NB en 005°31.64' OL.

Bijlage 10. Behorend bij artikel 38, vijfde lid.

Inschrijvingsletter en nummer vaartuig

Roepnaam vaartuig

A 17

Snip

A 32

Sofie

A 149

Jim

Bou 4

Astrid

Bou 6

Anja

Bou 7

De Enige Zoon

Bou 11

Exodus

Bou 24

Beatrix

Bou 26

Sabrina

Bou 136

Hurricane

R 21

Twee Gebroeders

Bijlage 11. Behorend bij artikel 63, vrijstelling nachtvisserij

1. In de regio Amsterdam: de wateren, vermeld in het vergunningboekje van de Hengelsportvereniging ‘Amsterdam’ onder de nrs. 1 t/m 8, 10, 16 t/m 33, 35, 37 t/m 39, 41 t/m 65, 68, 71 t/m 77, 79a, 81 t/m 93, 97 t/m 99, 101 en 102.

2. In de provincie Groningen: de wateren in de provincie Groningen met uitzondering van het Zuidlaardermeer, het Drentse Diep, het Lauwersmeer en het Paterswoldermeer.

3. In Haarlem: de Leidsevaart, de Brouwersvaart, het Spaarne, de Mooie Nel, de Zomervaart, de Houtvaart, de vijver aan de Springerlaan (de Fuikvaart), de Molenplas, de stadssingels en grachten alsmede de Binnen en Buiten Liede.

4. In Haren: de plassen Sassenheim Noord en Sassenheim Zuid.

5. In Heemstede: de Zandvaart, de Wippervaart, de Van Merlenvaart, de Glippervaart, de Crayenestersingel, het Heemsteedse kanaal, de Bronsteevaart en -vijver, de Wagnerkade en de Kees van Lentsingel.

6. In Hellevoetsluis: de Hoofdgracht van Hellevoetsluis met inbegrip van Oost en Westkom, kadastraal bekend gemeente Hellevoetsluis, sectie A, Nrs. 1275, 1276, 1956 (ged.), 1757 (ged.) en 1655.

7. In de regio Reimerswaal: het nabij de kreekraksluizen gelegen waterbekken ten Westen van het Schelde-Rijnkanaal (putje van Withagen), het nabij voornoemde sluizen gelegen bufferbekken ten Oosten van het Schelde-Rijnkanaal, de spuiboezem en toevoerleiding gelegen tussen het Schelde-Rijnkanaal en de Kern Bath alsmede de watergang gelegen ten Noorden van Bath, de verbinding vormend tussen de Bathse Kreek en de spuiboezem.

8. In de regio Rosmalen: de Stenenkamerplas.

9. In de regio Rijsoord: de Waal lopende van Hendrik Ido Ambacht naar Heerjansdam.

10. In de regio Schagen: alle gemeentelijke vijvers van de gemeente Schagen, Schagen Wiel, alle verbindingssloten behorende tot de wateren van de voormalige Banne en polder Schagen in het waterschap Groot Geestmerambacht met uitzondering van de verbindingssloten in het gebied tussen de West-Friese dijk, de provinciale weg Stolpen-Kolhorn en de Waalweg.

11. Amstelveen: de Ringvaart Middelpolder onder Amstelveen, de siervijvers in de gemeente Amstelveen, de Weespertrekvaart van de Hulksbrug tot de driesprong bij Diemen, de Purmerlanderpolder, de Grote en Kleine Die, de Meersloot, de Buitenringsloot, de Buikslotermeerpolder en het Zwet, het Buikslotermeer, de Schellingwouderbeek en aangesloten wateren, de Venserpolder, de sierwateren in de Bijlmermeer, de Bijlmerringvaart en de Nieuwe Bullenwijkerpolder.

12. in Brielle: de Langevest, de Kaaivest, de Molenvest, de Tramvest, het Spui tot aan het gemaal De Klomp en de havens in de gemeente Brielle.

13. In de regio Eindhoven: het Eindhovens Kanaal vanaf km.paal 76 tot aan de aansluiting van de Zuid-Willemsvaart, het Wilhelminakanaal vanaf de grens tussen de gemeente Son en Breugel en de gemeente Nuenen tot de sluis in de gemeente Lieshout, het Wilhelminakanaal vanaf de voormalige brug onder de gemeente Best tot de grens tussen de gemeente Son en Breugel en de gemeente Nuenen, het Wilhelminakanaal vanaf sluis 4 onder de gemeente Oost-West en Middelbeers tot de Aerlese brug onder Best, het ten zuiden van het Wilhelminakanaal bij sluis 4 te Diessen gelegen zijkanaal vanaf de stuw bij de Emmerscheweg oostwaarts tot aan de uitmonding in het Wilhelminakanaal uitmakende een gedeelte van het perceel, kadastraal bekend gemeente Diessen, sectie B, nr. 1768.

14. In de regio Enschede: de Enschedese stadsvijvers, de vijvers Smulders en de Enschedese haventak en haven.

15. In de provincie Friesland: het Koningsdiep tussen Molenlaan en Heidehuizen, het Verbindingskanaal tot de uitstroming in de Drait, de Drait vanaf het Verbindingskanaal tot de Postbrug bij de Wilgen, de Mandewijk vanaf de grens tussen de gemeenten Ooststellingwerf en Opsterland tot de weg Waskermeer-Bakkeveen, de Bakkeveensevaart vanaf de Mandewijk tot de Voorwerkersbrug bij Siegerswoude, de Frieschepalenvaart vanaf de Voorwerkersbrug tot de weg Frieschepalen-Marum, de Nieuwe Ureterpervaart vanaf de Frieschepalenvaart tot de weg Drachten-Oosterwolde, de Vaart langs rijksweg 43 m vanaf de weg Drachten-Oosterwolde tot de uitstroming in de Drait.

16. In Harderwijk: de Lorentzhaven.

17. In ’s-Hertogenbosch: de Drainagevijver gelegen tussen rijksweg 265 en de spoorwegdam te Orthen, de Franse Wiel, de Grote Kerkwiel en de Wiel grenzend aan het Fort te Orthen; De Zuiderplas (sectie S, nr. 145), met uitzondering van het gedeelte vanaf de Strandbadweg tot en met de Heemtuin, de Pettelaarse Vaartgraaf (sectie N, nr. 1180), met uitzondering van het gedeelte aan de bewoonde kant vanaf het benzinestation tot en met de Grote Hekel en de IJzeren Vrouw (sectie M, nr. 999).

18. In de regio Leeuwarden: de Grote- en Kleine Wielen, de Merrie Dobbe, de parkvijvers en openbare boezemwateren van de gemeente Leeuwarden en de wateren in het parkplan Zuid te Dokkum.

19. In de regio Leiden: de Zijl tussen de Spanjaardsbrug en Huize de Eenzaamheid bij de Kagerplassen alsmede het Nieuwe Rijn- en Schiekanaal vanaf de Rijn bij de Spanjaardsbrug tot de uitmonding in de Vliet bij Cronesteyn (Lammerbrug).

20. In Neede: de Ballastput.

21. In Veenendaal: de vijvers gelegen in de wijken De Engelenburg, de Groene Velden en Dragonder Noord en Zuid.

22. In Zwolle: de Stadskolk, de Riezenboschkolk, de kolk Ruimzicht en de Wijde Aa.

23. In Maastricht: de Geusseltvijvers

24. In de regio Doesburg: de Oude IJssel vanaf de sluis te Doesburg tot de Rijksgrens bij grenspaal 723 te Gendringen (instroming Kleefse Graaf), de oude loop van de Oude IJssel te Doesburg vanaf de duikerinlaat bij de Koppelweg tot aan de afdamming bij de huidige loop van de Oude IJssel, de oude loop van de Oude IJssel te Laag-Keppel vanaf de uitmonding in de Oude IJssel tot aan de duikerbrug in de Dorpstraat te Laag Keppel, de Aastrang vanaf de uitmonding in de Oude IJssel tot grenspaal 731a de Dinxperlo (in het grensgedeelte de halve rivierbreedte), de Bielheimerbeek-Boven Slinge vanaf de uitmonding in de Oude IJssel te Gaanderen tot de brug circa 1080 meter stroomafwaarts van de Rijksgrens te Kotten in de gemeente Winterswijk, de Kleefse Graaf vanaf de uitmonding in de Oude IJssel tot aan de Anholtseweg te Gendringen (halve beekbreedte), de Keizersbeek vanaf de uitmonding in de Aastrang tot aan de Hamelandroute te Aalten en vanaf de brug in de Haartseweg te Aalten tot aan het verdeelwerk te Bredevoort, de Schaarsbeek vanaf de uitmonding in de Boven Slinge bij het verdeelwerk te Bredevoort tot aan de Corleseweg, de Zwanenbroeksgraven vanaf de uitmonding in de Keizersbeek benedenstrooms van het verdeelwerk te Bredevoort tot aan de instroming van de Wanders Waterleiding, de Pieriksbeek vanaf de uitmonding in de Schaarsbeek tot aan de brug in de Bessink Goorweg, de Lange Sloot vanaf de uitmonding in de Bielheimerbeek tot de kruising met de Boven Slinge te Varsseveld, de Bergerslagbeek vanaf de uitmonding in de Oude IJssel tot aan de Vaste overlaat nabij de Rijksweg te Silvolde, de Akkermansbeek van de uitmonding in de Beilheimerbeek tot aan de overlaat/brug in de Slakweg/IJsselweg te Gaanderen, vijver Huize Spits, vijver Molengaarde, vijver Hermaat/Zanderskamp, vijver Leigraafseweg, vijver Potsmaat en vijver Ooi.

25. In de regio Landsmeer: de wateren gelegen binnen de bebouwde kom van de gemeente Landsmeer voor zover eigendom van de gemeente.

26. In de regio Zierikzee: de Zoute Gracht, de Verse Gracht, de Brakke Gracht, de Zoete Gracht en het Kaaskenswater.

27. In Voorschoten: de vijver in het Burgemeester van der Hoevenpark en de singels rond de algemene begraafplaats Rosenburgh.

28. In de regio Axel: de Grote Kreek gelegen in de polder Beoosten en Bewesten Blij, kadastraal bekend gemeente Axel, sectie F, nummers 2209, 474, 1831, 1884, 48 en 34, de Moerspuise Watergang sectie M, nummers 261, 274, 330 en 372, sectie O, nummers 22 en 211, de hoofdwaterloop in de Varempepolder, sectie M, nummer 351, de Kleine Kreek, sectie F, nummer 1595, het Kleine Putje, sectie N, nummers 56 en 57, de IJsbaanvijver, sectie N, nummer 5, de omgelegde Rijkswaterleiding, zijnde het zijkanaal naar Hulst van piketpaal O nabij de platte brug te Hulst tot de brug in de Kinderdijk te Axel.

29. In IJsselmuiden: de Koerskolk en de Dompekolk.

30. In de regio Maastricht: de visvijvers ‘Via Regia’ en ‘Vijfkoppen’ gelegen in de gemeente Maastricht, de Maas van kmr. 11.400 ter hoogte van de brug over de sluis te St.-Pieter tot kmr. 15.200 boven de Stuw te Borgharen, met inbegrip van het bovenstroomse toeleidingskanaal tot de sluis in St. Pieter, de Maas van kmr. 15.500 beneden de stuw te Borgharen tot kmr. 17.300 bij de Belgische grens te Smeermaes, het Afleidingskanaal in het Bosscherveld te Maastricht, van het Verbindingskanaal tot aan de uitmonding in de rivier de Maas nabij kmr. 16.600 het Verbindingskanaal in het Bosscherveld te Maastricht vanaf de Maas tot de sluis in dat kanaal, de Maas van grenspaal 49 te Lanaye tot de lijnbrug ter hoogte van de Bergweg te St. Pieter, de Zuid-Willemsvaart van de hoofdsluis binnen Maastricht tot de Belgische grens te Smeermaes, met inbegrip van de nieuwe havenkom ten westen van het kanaal buiten de voormalige Bospoort en het toegangskanaal naar genoemde havenkom.

31. In de regio Helmond: de Zuid-Willemsvaart vanaf sluis 10 tot aan sluis 6 onder de gemeenten Asten, Lierop, Helmond, Aarle-Rixtel en Beek en Donk, het Wilhelminakanaal vanaf sluis 5 tot aan de uitmonding in de Zuid-Willemsvaart.

32. In de regio Veghel: de Zuid-Willemsvaart vanaf sluis 5 nabij kmr. 98.300 te Erp tot aan de instroming in de rivier de Dieze onder de gemeente ’s-Hertogenbosch.

33. In Roosendaal: de Stok, de IJsbaan, de Engebeek en het Bakkersbergkanaal.

34. In de regio Steenbergen: de Bergse Wateren, de Roosendaalse en Steenbergse Vliet en de Mark en Dintel.

35. In Almelo: de visvijver ‘Dollegoor’.

36. In Uden: de visplas ‘De Kleuter’.

37. In Haarlem: de Delft en de Jan Gijzenvaart.

38. In de regio Leiden: de Does vanaf de Oude Rijn tot de brug te Hoogmade en de Dwarswetering vanaf de Zijl tot aan de Does te Leiderdorp.

39. In de regio Doesburg: de IJssel vanaf de Zalm even beneden kmr. 897 tot aan de brug voor Doesburg, met dien verstande dat in de periode van 1 november tot 1 maart de nachtvisserij vanaf de linkeroever van de IJssel tussen kmr. 899 en kmr. 902.550 niet is toegestaan, de afgedamde IJssel nabij de Bingerdenseweg ten zuiden van Doesburg, het gedeelte van de IJssel vanaf de brug voor de stad Doesburg tot de lijn dwars over de rivier getrokken, circa 150 m beneden de boerderij ‘het Zwarte Schaar’, circa 290 m beneden kmr. 906, de rechterhelft van de gekanaliseerde IJssel van kmr. 903.200 N tot kmr. 904.700 N, de Kempermansgracht, de Molenkolk, de Looiersgracht, de Bleekersgracht, de Hessengracht, het water langs de Rijksweg (Flessen), de Koppenbergh en het Hoornwerk.

40. In Hoogeveen: alle plaatselijke vijvers, met uitzondering van de vijvers in het Burg. Tjalmapark, het park Dwingeland, bij de Westerkom en in het hertenkamp;

41. In Susteren: visvijver ‘de Bossen’;

42. In de regio Eindhoven: het Eindhovens kanaal vanaf kmr. 76 tot aan de Zuid-Willemsvaart, het Wilhelminakanaal vanaf sluis 4 (kmr. 37.200) onder de gemeente Oost West Middelbeers tot aan de grens tussen de gemeenten Son en Breugel en de gemeente Nuenen (kmr. 62.200) en het ten zuiden van het Wilhelminakanaal bij sluis 4 te Diessen gelegen zijkanaal vanaf de stuw bij de Emmerscheweg oostwaarts tot aan de uitmonding in het Wilhelminakanaal;

43. In de regio Goes: het Schelde/Rijnkanaal nabij Bath, vanaf 100 m ten noorden van de verkeersbruggen in de Kreekrakpolder in zuidwaartse richting tot de grens Nederland-België.

44. In Benschop: de vijver in het park Bosplan.

45. In de regio Culemborg: de waterput ‘de Lokkershoek’, gelegen nabij de Rietveldseweg te Culemborg, kadastraal bekend gemeente Culemborg, Sektie N nr. 141, het Indundatiekanaal, gelegen tussen de Prijssenweg en de Rietveldseweg, de watergangen van de voormalige polder Culemborg met inbegrip van de nieuwe zuidelijke hoofdleiding vanaf de Paai tot aan de Beedseweg te Culemborg en vanaf de zijleiding naar het gemaal ‘de Horn’ te Leerdam tot aan de Paai, de binnen de bebouwde kom van Culemborg gelegen wateren: de Westergracht, de Oostergracht, de Binnengracht, de Coentjesgracht, de vijvers langs de Parklaan, het water langs de Weidsteeg, de waterpartij gelegen ten westen van de Parallelweg-Oost, de Ronde haven nabij de Kleine Buitenom, de Kleine Lek nabij het voormalige steenoventerrein.

46. In de regio Nederweert: de Zuid-Willemsvaart met daarbij behorende bermsloten vanaf sluis 15 te Nederweert tot de grensscheiding tussen de provincies Limburg en Noord-Brabant met inbegrip van het beneden toeleidingskanaal, de Zuid-Willemsvaart vanaf de Belgische grens tot aan sluis 15 te Nederweert, de Noordervaart vanaf 30 meter ten noorden van de sluis te Nederweert tot aan de brug in de weg van Meyel naar Roggel, alsmede het toeleidingskanaal vanaf de duiker onder het kanaal Wessem-Nederweert, het voedingskanaal van de Noordervaart, het kanaal Wessem-Nederweert van het bovenhoofd van de sluis te Panheel tot de uitmonding in de Zuid-Willemsvaart.

47. In Veldhoven: het Philips visvijvercomplex, Dommelstraat zuid, kadaster gemeente Veldhoven sectie B nr. 02810.

48. In de regio Spijkenisse, Hellevoetsluis, Brielle: de wateren, vermeld in het vergunningenboekje van de Hengelsportvereniging ‘Ons Genoegen’ te Spijkenisse, behoudens de wateren die in dit boekje vermeld zijn onder ‘...met uitzondering van:’.

49. In de regio Maasbracht: het Julianakanaal tussen Borgharen en Maasbracht en de visvijver Maaren te Stevensweert.

50. In Hilvarenbeek: het meer Beekse Bergen.

51. In de regio Leiden: de Oude Rijn vanaf de Haagsche Schouwburg tot de Rijksweg A44 over de gehele breedte, vanaf de brug van de Rijksweg A44 tot aan het voetgangerspontje te Valkenburg voor zover het betreft de linkerhelft, vanaf het punt ter hoogte van garage Jongeneel tot de splitsing Additionele kanaal te Katwijk voorzover het betreft de rechterhelft, vanaf de splitsing Additionele kanaal tot de splitsing ter hoogte van Schutterswei.

52. In de gemeente Maassluis: de plassen gelegen binnen de Oranjepolder, met dien verstande dat de vrijstelling slechts geldt voor de periode vanaf 1 september tot en met 31 oktober en voor de periode vanaf 1 maart tot en met 31 mei.

53. In de gemeente Zutphen: de Vispoortgracht, de Slingerbosgracht, de Grote Gracht, de Hoofdgracht, de Kerkhofgracht, de Industriehaven tot aan de uitmonding in de IJssel, de vijver in het Staatsliedenkwartier, de afvoerbeek van de vijver in het Staatsliedenkwartier tot aan de Vierakkerlaak en de Hank in de Hoven, voor zover eigendom van de gemeente Zutphen.

54. In de gemeente Hattem: het water ‘De Waa’.

55. In Beilen: de Brunsteringerplas.

56. In Zuidwolde: de Veeningerplas.

57. In Emmer-Compascuum: de vis- en recreatievijver.

58. In de gemeente Velp: de Overhagense vijver, kadestraal bekend gemeente Velp, sectie B, nr. 60 en de oostelijke en westelijke circuitvijver gelegen nabij de President Kennedylaan.

59. In de gemeente Hengelo: de Markeplas, groot ca. 6.5 ha, gelegen in de driehoek Hengelo, Zelhem, Ruurlo.

60. In de gemeente Oldenzaal: de visvijver gelegen in het recreatiepark Het Hulsbeek, groot ca. 5 ha.

61. In de gemeente Oostrum-Venraij: visvijver het Wanssums Ven.

62. In de gemeente Delft: de wateren gelegen binnen het gemeentelijk recreatiegebied ‘de Delftse Hout’.

63. In de gemeente Westerhoven: de hengelvijver, gelegen nabij de Eeuwselsedijk-Ganzenbroek en de Wetering, kadastraal bekend nr. D2 317 gedeeltelijk.

64. In Huissen: de kolk Grote Bloem.

65. In de gemeente Ridderkerk: de wateren gelegen binnen het gemeentelijk recreatiegebied ‘Oosterpark’.

66. In de regio Asperen:

– de Linge onder de gemeente Beesd en Gellicum, vanaf de Rumptse Korenmolen tot aan het gemaal ‘De Laar’, Asperens en Leerdams water: de Linge vanaf het gemaal ‘De Laar’ tot aan Berendrecht. Tevens hierbij de Veerwiel, Munnikenwiel en de Kolk bij het fort Asperen.

– de Linge vanaf de Berendrecht tot aan de Kedichemse kerk en vandaar Lingebreedte, zuidelijk gedeelte, tot aan de ‘Broekse Uitlaat’.

67. In de gemeente Coevorden: de grachten gelegen in het Van Heutszpark, alsmede de U van Kilse.

68. In de gemeente Rheden: de vijver achter het zwembad en de voetbalvelden, alsmede de Laak en de sloot tussen de A48 en de Laakweg.

69. In de gemeente Almelo: het Overijssels Kanaal, vanaf de haven in de binnenstad tot aan de sluis te Aadorp, en de insteekhavens op het industrieterrein ‘Dollegoor’.

70. In de gemeente Horssen: de kolk gelegen aan de Goorstraat, kadastraal bekend sectie E, nrs. 191, 192, 193, 538, 539 en 807.

71. In de gemeente Meppel: het gat ‘De Bloemen’, kadastraal bekend sectie B, nummer 2065.

72. In de regio Drenthe: de door de Drentse Federatie van Hengelsportverenigingen gehuurde wateren, zoals deze staan vermeld in het boekje ‘Lijst van viswateren’ van de Nederlandse Vereniging van Sportvissersfederaties, met uitzondering van de visplas ‘Exloërkijl’.

73. In de regio Lingenwaal: de grote vijver in het recreatiegebied ‘Het Lingebos’ te Vuren, gemeente Lingenwaal.

74. In de regio Epen:

– het gedeelte van de wateren de Geul, de Terzieterbeek en de Mässel, kadastraal bekend gemeente Wittem, sectie D, nummers 3815 tot en met 3819, en sectie C, nummer 8476;

– het gedeelte van de wateren de Geul, de Cottesserbeek en de Bervesbergbeek, kadastraal bekend gemeente Vaals, sectie D, nummers 1045 tot en met 1047 en 1239 tot en met 1241 en

– het gedeelte van het water de Geul, kadastraal bekend gemeente Wittem, sectie D, nummers 3596, 3597 en 3814 en gemeente Vaals, sectie D, nummers 1043 en 1044, met dien verstande dat de vrijstelling slechts geldt voor de maanden april, mei en september.

75. In de regio Stellendam: de Zuiderdiepboezem, vanaf de uitmonding van de haven van Dirksland tot, en met inbegrip van, de haven van Goedereede.

76. In de gemeente Voerendaal: de vijver ‘’t Broek’, kadastraal bekend gemeente Voerendaal, sectie F, nr. 1622.

77. In de gemeente Venray: de visvijver ‘de Ballonzuil’, kadastraal bekend gemeente Venray, sectie H.

78. In de regio Middelburg: het kanaal door Walcheren vanaf de schutsluis van Vlissingen tot de schutsluis van Veere.

79. In de gemeente Schiedam: de singels en vijvers binnen de bebouwing van de stadswijken, de havens binnen de gemeente Schiedam, inclusief de Wilhelminahaven, de Spuihaven, de Voorhaven en de Vijfsluizerhaven, de Poldervaart met aansluitende waterpercelen, voor zover die met de Poldervaart in open verbinding staan, de vijvers en singels in het Beatrixpark, inclusief de sloten in het volkstuinencomplex ‘Thurlede’, de vijvers en sloten in het Hargapark en de Polderwatering tussen de Poldervaart en de Schiedamse Schie, met dien verstande dat de vrijstelling geldt voor de periode vanaf 1 september tot en met 31 oktober.

80. In de regio Liesveld: de Zuidoostgracht van Nieuwpoort, kadastraal bekend gemeente Nieuwpoort, sectie B, nr. 1259.

81. In de regio Druten: de putten, gelegen tussen de Van Heemstraweg, de Heersweg en de Kerkstraat te Druten, kadastraal bekend sectie C, nrs. 50, 53, 494 en 1136.

82. In de gemeente Haalderen:

– de Grote Kolk, kadastraal bekend sectie C, nummer 765;

– de Kolk aan de Groenestraat, kadastraal bekend sectie C, nummer 765, en

– de Kleine Kolk, kadastraal bekend sectie G, nummer 87, en sectie C, nummers 111 en 112.

83. In de gemeente Oldebroek: de vier kolken gelegen langs de rijksweg A28 ter hoogte van Wezep.

84. In de regio Balkbrug: de zandwinningsplas ‘De Belten’, kadastraal bekend gemeente Avereest, sectie I, nummer 2870.

85. In de regio Utrecht:

– het Amsterdam-Rijnkanaal tussen kilometerpalen 29,95 en 58,8;

– het Lekkanaal;

– het kanaal langs het tweede veld tussen de Ravense Wetering en het Amsterdam-Rijnkanaal in Nieuwegein.

86. In de regio Alblasserdam:

– de Oude Wetering, peilgebied Nieuw-Lekkerland, vanaf de Middelweg tot de Streefkerkse Zijdeweg;

– het Nieuwe Waterschap van de Nederwaard, vanaf 3 meter uit de brug nabij de Blokweerse molen tot 25 meter voor het boezemgemaal te Kinderdijk;

– de Alblas/Graafstroom, vanaf de uitmonding in de Noord te Alblasserdam tot aan de Nieuwe Zijdebrug te Oud-Alblas, met inbegrip van de ‘groep’, en

– de Lage Boezem van de Nederwaard vanaf 3 meter uit de Kortlandse brug (gemeente Alblasserdam) tot 3 meter ten oosten van de eerste voet- en fietsbrug voorbij de Blokweerse molen, met dien verstande dat voor Lage Boezem van de Nederwaard tot aan het meest zuidoostelijk gelegen deel van de kade van de Hoge Boezem van de Overwaard, de vrijstelling slechts geldt voor de periode vanaf 1 september tot en met 14 april.

87. In de gemeente Nuenen: de visvijver Enode, gelegen aan de Helmondse Dijk, kadastraal bekend sectie C, nr. 2624.

88. In de gemeente Kersteren: de visvijver De Hel, gelegen aan de Tolsestraat, kadastraal bekend sectie G-89 tot en met G-112.

89. In de gemeente Gulpen-Wittem: de visvijver te Wijlre, kadastraal bekend sectie E nr. 2503, met dien verstande dat de vrijstelling slechts geldt voor de periode van 1 mei tot en met 31 mei en van 1 september tot en met 30 september.

90. In de gemeente Blokzijl:

– de Haven, kadastraal bekend sectie F nrs. 335 en 336 en sectie H nr. 176,

– de stadsgrachten, kadastraal bekend sectie F nrs. 61 en 356, sectie H nrs. 406, 469, 547, 251, 546, 288, 291 en 340 en sectie G nrs. 544 en 103,

– de havenkolk, kadastraal bekend sectie H nrs. 175, 514, 500 en 502.

91. De volgende delen van het Twentekanaal:

– het hoofdkanaal van de sluis te Eefde (kmr. 3.600) tot nabij de Lonnekerbrug bij Enschede (kmr. 48.290),

– de zijtak van het hoofdkanaal tot kmr. 15.500.

92. In de gemeente Ubbergen:

– viswater in ‘de Kasteelsehof’ te Ooij, kadastraal bekend gemeente Ooij, sectie C nr.1082;

– viswater ‘de Koekoekskolk’, gelegen aan de Hezelstraat en Spruitenkamp, kadastraal bekend gemeente Ooij, sectie D, nr. 818.

93. De wateren waarvan de Hengelsport Federatie ‘Oost-Nederland’ visrechthebbende is zoals vermeld in de ‘lijst van Viswateren’ van de Nederlandse Vereniging van Sportvissersfederaties, met uitzondering van:

– Rayon 1: Het recreatiepark Het Rutbeek te Usselo;

– Rayon 2: De oostelijke plas in het recreatiegebied Kievietsveld in Emst, gemeente Epe;

– Rayon 3: De wateren in de Noordoostpolder, zijnde de Lemstervaart, Urkervaart, Zwolsevaart, Creilervaart, Espelervaart, Nagelervaart, Enservaart, Marknesservaart, Luttelgeestervaart. Het Vollenhoverkanaal, het Vollenhovermeer, het Kadoelermeer, de voormalige buitenhaven van Blokzijl, het gedeelte van Blokzijl-Kadoelen van de keersluis van de haven (sas) tot de grens van de Noordoostpolder, het Kanaal Beukerschutsluis tot Blauw Hand, het Kanaal Blauwe Hand – Giethoorn – Steenwijk, het Kanaal Steenwijk – Ossenzijl, het Steenwijkerdiep, de Wetering, de Heuvengracht, de Arembergergracht, de Linde, de Kalembergergracht, de Ossenzijlersloot en het Nieuwe Kanaal;

– Rayon 4: de Wythemenerplas te Zwolle.

94. In de gemeente Zaamslag: viswater ‘de Boschkreek’, gelegen in de Beoosten Blijbenoorden polder tot aan de grens met het waterschap De drie Ambachten, kadastraal bekend sectie U, nr. 264, en sectie T, nrs. 105, 153, 312 en 345.

95. In de regio Gorinchem:

– het Merwedekanaal vanaf de Bazelbrug, gemeente Hoogblokland, tot de grote Merwedesluis te Gorinchem;

– het Kanaal van Steenenhoek, vanaf de noordpunt van de landtong van het Merwedekanaal te Gorinchem tot aan de Bullekeslaan in die gemeente;

– De Linge, de rechterhelft met inbegrip van de Kedichemse wiel, vanaf de Kerkstraat in Kedichem tot plm. 700 meter benedenstrooms van het poldergemaal ‘De Broekse Sluis’ te Heukelum en vanaf dit punt de gehele Linge tot de Oude Merwede schutsluis nabij de tweede Voorhaven te Gorinchem, voorzover het gedeelten van dit water betreft die niet op grond van de Natuurbeschermingswet zijn aangewezen als natuurmonument.

96. In de gemeente Buren: viswater ‘Put op het Eiland van Maurik’, gelegen aan de noordoostelijke zijde van Maurik, kadastraal bekend sectie A, nr. 777.

97. In de Gemeente Wijchen: viswater ‘de Vormerse Plas’, gelegen aan de Ravensteinseweg, kadastraal bekend sectie L nr. 2625.

98. In de gemeente Hilversum: het Hilversumskanaal tussen de brug te ’s-Graveland en de sluis Het Hemeltje.

99. In de gemeente Heerhugowaard: de wateren gelegen binnen de bebouwde kom en in de parken van de gemeente Heerhugowaard, voorzover eigendom van de gemeente.

100. In de Gemeente Loosdrecht: de plassen 3, 4 en 5 van de Loosdrechtse Plassen.

101. In de regio Vianen:

– De Lek, de linkerhelft na de nieuwe Lekbrug te Vianen vanaf km 948.250 tot km 958.100 te Lexmond tegenover de Kiezersoever;

– het Merwedekanaal, vanaf de Bullekeslaan te Gorinchem tot en met de Buitenhave te Vianen tot aan het buitensluishoofd van de Grote Sluis;

– de waterplas, gelegen aan de noordzijde van de Helsdinkse Achterweg, kadastraal bekend gemeente Vianen (sectie d, nr. 484).

102. In Montfoort: de Grote- en Kleine Gracht te Montfoort.

103. In Lunteren: de Lunterse waterplas, kadastraal bekend gemeente Lunteren (sectie F, nr. 2712, 2714 en 2826), voor zover het visrecht hierop is verhuurd aan Hengelsportvereniging Barneveld.

104. In de gemeente Geldermalsen: de Linge, vanaf het gemaal De Neust te Tricht tot stroomafwaarts het zogenoemde Afgebrande Huis te Rumpt, ter hoogte van Kleine Steeg (kadastraal bekend voormalige gemeente Beesd, sectie C8, nr. 405 en sectie L6, nr. 569).

105. In de gemeente Heerlen: het Sigranomeer (kadastraal bekend gemeente Heerlen, nrs. 6631 en 6641).

106. In de gemeente Staphorst: de wateren van het Waterschap Groot Salland die gelegen zijn binnen de door de gemalen Kloosterzijl en Kostverlorenzijl bemalen gebieden, het water langs beide zijden van de spoorlijn tussen de Klaas Kloosterweg en de A28, het Kerkenbos en De Spoortippe.

107. In de gemeente Nijkerk: de plas ‘Watergoor’, gelegen aan de Watergoorweg.

108. In de gemeente Stevensbeek: de Radioplassen, gelegen aan de Ceresstraat.

109. In de gemeente Vught:

– de vijvers in Park Reeburg;

– de vijvers en singels in de gemeente Vught, voor zover het visrecht hierop verhuurd is aan Hengelsportvereniging Altijd Beet.

110. In de Gemeente Nieuwegein:

– de gracht rond Fort Jutphaas gelegen aan Rond het Fort;

– de gracht rond Fort Vreeswijk gelegen aan de Fortweg;

– alle singels gelegen op industrieterrein Plettenburg-De Wiers.

111. In Heerenveen: het Heidemeer en de wateren gelegen op recreatiegebied De Heide, gelegen ten zuidwesten van Heerenveen tussen de Van Engelenvaart/Rotummerweg en Rotstergaasterweg.

112. in de gemeente De Bilt: de Hooge Kampse plas, kadastraal bekend MTD02 C 2983 ged., 3092 ged. en 3585 ged.

113. In het buitengebied van Someren en Asten: de Zuidwillemsvaart, vanaf de grensscheiding tussen de provincie Noord-Brabant en Limburg tot aan de sluis 10.

114. In Dedemsvaart: de zandwinput ten noorden van het viaduct.

115. In ’s-Hertogenbosch: de Noorderplas.

116. In de regio Tilburg: het gedeelte van het Wilhelminakanaal vanaf de gemeentegrens Tilburg-Dongen (kmr 13.000) tot aan de sluis IV te Haghorts (kmr 36.860), inclusief de afwateringskanalen nabij sluis II en sluis III, alsmede het benedenstrooms de stuw, nabij sluis IV, gelegen afwateringskanaal.

117. In Maarssen: Kleine Plas, gelegen aan de Tuinbouwweg.

118. In de regio Weesp: Amsterdam-Rijnkanaal tussen spoorbrug Weesp (kmr 7.5) en Loenen (kmr 18.85).

Bijlage 12, behorend bij artikel 76, tweede lid: omrekentabel merkjes

Categorie vistuig

Omrekenwaarde

Aantal merkjes per vistuig

1 grote fuik

5 (vangst)eenheden

1 merkje1

1 schietfuik binnenvisserij(stelletje)

2 (vangst)eenheden

1 merkje

1 kist

1 (vangst)eenheid

1 merkje

1 net van 100 meter

1 (vangst)eenheid

1 merkje

1 De bijlage dient als volgt te worden gelezen: een grote fuik heeft een omrekenwaarde van 5 (vangst)eenheden; aan een dergelijk vistuig is 1 merkje bevestigd.

Toelichting voor de Staatscourant

1. Algemeen

Deze regeling voorziet in een samenvoeging van een groot aantal Ministeriële regelingen op het terrein van de kust- en binnenvisserij. Door het samenvoegen van deze regelingen is meer overzicht gecreëerd en wordt de toegankelijkheid van de regelgeving bevorderd. Met de Vrijstellingsregeling visserij1 is in 2006 een aanvang gemaakt met het samenvoegen van diverse vrijstellingsregelingen. Bij die samenvoeging wordt nu aangehaakt door ook de diverse verbods- en aanwijzingsbepalingen uit de verschillende regelingen op het gebied van de kust- en binnenvisserij in één regeling op te nemen alsmede de vrijstellingsbepalingen uit verschillende regelingen die nog niet in de voornoemde Vrijstellingsregeling visserij waren opgenomen. Tevens strekt deze regeling tot invoering van twee nieuwe vrijstellingsbepalingen, aangekondigd in de brief van 28 april 2006 (Kamerstukken II, 2005–2006, 29 515 nr. 138) over LNV-vergunningen, die tot een administratieve lastenverlichting leiden. De oude regelingen worden in deze Uitvoeringsregeling materieel gecontinueerd, voor zover zij – doorgelicht op overbodige vergunningen en verouderde bepalingen – niet zijn ingetrokken. De voortgezette bepalingen zijn geactualiseerd, zoveel mogelijk uniform geformuleerd en gestructureerd. Opsommingen uit de afzonderlijke regelingen zijn bij deze regeling opgenomen in bijlagen. Aldus is voorzien in overzichtelijke, toegankelijke en moderne regelgeving, waarop in de toekomst kan worden voortgebouwd. Daarnaast voorziet deze regeling in een aantal overige wijzigingen die onder paragraaf 4 worden toegelicht.

2. Structuur van de regeling

De inhoud van de bij deze regeling samengevoegde regelingen is, zoals hierboven reeds uiteengezet, bij deze samenvoeging doorgelicht op het punt van overbodige vergunningen en administratieve lasten en geactualiseerd en vereenvoudigd.

De regeling is verdeeld in hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 bevat de begripsbepalingen uit de verschillende regelingen die in de onderhavige regeling van belang blijven.

Hoofdstuk 2 bevat de aanwijzingen op grond van de Visserijwet 1963 (paragraaf 2.1.) en het Reglement voor de binnenvisserij 1985 (paragraaf 2.2.). In dit hoofdstuk worden de volgende, bij deze regeling ingetrokken regelingen (in geactualiseerde vorm) materieel voortgezet: de Aanwijzing verboden middelen tot bedwelming, de Regeling aassoorten spieringtuig, de Regeling aanwijzing vissen, schaal- en schelpdieren, de Uitzondering Grevelingenmeer van bepaling huur- en verhuur visrecht, de Regeling eisen aan administratie inzake zoetwatervis en de Regeling maat middellijn ringetjes en gaatje in zijwanden aalkistjes.

Hoofdstuk 3 bevat verbodsbepalingen die vóór de inwerkingtreding van deze regeling waren ondergebracht in de Vrijstellingsregeling visserij, de Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren, de Regeling aanwijzing wateren gesloten tijd, Regeling vervroegde opening visseizoen, Regeling IJsselmeervisserij, Regeling visserij-inspanning IJsselmeer en de (regeling) Uitzet van graskarpers.

Hoofdstuk 4 bevat bepalingen inzake vrijstellingen, ontheffingen en vergunningen die voorheen waren ondergebracht in de voornoemde regelingen. In deze regeling is dus, in afwijking van de redactie van de artikelen in de ingetrokken regelingen, een clustering aangebracht van verbodsbepalingen in hoofdstuk 3, en bepalingen inzake vrijstellingen, ontheffingen en vergunningen in hoofdstuk 4.

Hoofdstuk 5, bevat de slotbepalingen.

Deze hoofdstukken zijn onderverdeeld in overzichtelijke paragrafen met een opschrift. Zo is snel te zien of voor een bepaalde vorm van visserij een vrijstelling of vergunningplicht geldt.

Met deze Uitvoeringsregeling visserij worden de volgende regelingen ingetrokken:

1. De Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren (Stcrt 1977, 255);

2. De Regeling aanwijzing vissen, schaal- en schelpdieren (Stcrt. 1982, 253);

3. De Regeling aassoorten spieringtuig (Stcrt. 1985, 85);

4. De Aanwijzing verboden middelen tot bedwelming (Stcrt. 1985, 85)

5. De Regeling aanwijzing wateren gesloten tijd (Stcrt. 1985, 103);

6. De Regeling aanwijzing wateren verbod nachtvisserij (Stcrt. 1985, 103);

7. De Uitzondering Grevelingenmeer van bepaling huur- en verhuur visrecht (Stcrt. 1987, 80);

8. De Uitzet van graskarpers (Stcrt. 1990, 104);

9. De Regeling IJsselmeervisserij 1993 (Stcrt. 1993, 40);

10. De Regeling vervroegde opening visseizoen (Stcrt. 1994, 71);

11. De Regeling visserij-inspanning IJsselmeer (Stcrt. 1996, 101);

12. De Regeling maat middellijn ringetjes en gaatjes in zijwanden aalkistjes (Stcrt. 1997, 220);

13. De Regeling eisen aan administratie inzake zoetwatervis (Stcrt. 2003, 4);

14. De Vrijstellingsregeling visserij (Stcrt. 2006, 247).

Vanwege de samenvoeging van deze regelingen in één nieuwe regeling, worden de artikelen, voor zover nodig, opnieuw toegelicht.

3. Nieuwe vrijstellingen

De onderhavige regeling voorziet in een vermindering van de vergunningplichten op visserijterrein door de afschaffing van de vergunningstelsels voor het commercieel rapen van schelpdieren en het vissen met sleepnetten ten oosten van de Oosterscheldekering.

1. Afschaffing vergunningstelsel m.b.t. rapen van schelpdieren;

Het vergunningstelsel voor het commercieel rapen van schelpdieren wordt afgeschaft. Op basis van artikel 8 juncto 11 van de Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren was er een bevoegdheid om vergunningen te verlenen voor het rapen van schelpdieren. Deze bevoegdheid werd evenwel niet benut aangezien het rapen van schelpdieren voor eigen gebruik (tot ten hoogste 10 kilogram) reeds vrijgesteld was van het verbod van het artikel 8 van de voornoemde beschikking. Om die reden heb ik de vergunningbevoegdheid bij deze regeling geschrapt.

2. Een algemene vrijstellingsregeling voor sleepnetvisserij ten oosten van de Oosterscheldekering;

Voorts is het vergunningstelsel voor het vissen met sleepnetten ten oosten van de Oosterscheldekering afgeschaft, hetgeen tot uitdrukking is gebracht in artikel 13, onderdeel a, in samenhang met artikel 43. Op grond van deze bepalingen kunnen de huidige vergunninghouders de sleepnetvisserij thans nog blijven uitoefenen volgens de voorwaarden die aan de (thans ingetrokken) vergunningen waren verbonden. Dit betekent overigens niet dat deze vergunninghouders aan deze vrijstelling tot in lengte van dagen rechten ontlenen. Nieuwe inzichten en ontwikkelingen kunnen aanleiding geven om het beleid en de voorwaarden, verbonden aan voornoemde vrijstelling, aan te passen. Het is degenen die worden vrijgesteld van het verbod om te vissen met sleepnetten in voornoemd gebied overigens toegestaan om ook sleepnetvisserij met een ander vissersvaartuig uit te oefenen, maar dit dient men op grond van artikel 43, tweede lid, twee weken van tevoren schriftelijk te melden aan de Minister (via Directie Visserij).

4. Overige wijzigingen

In deze paragraaf worden de wijzigingen toegelicht die leiden tot nieuwe bepalingen ten opzichte van de bij deze regeling ingetrokken artikelen.

Verbod op mechanische kokkelvisserij Waddenzee

Met deze regeling is tevens uitvoering gegeven aan het in de brief van 7 februari 2007 over de zee- en kustvisserij (kamerstukken II 2006–2007, 29 675 nr. 25) opgenomen verbod op de mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee. Dit is thans verankerd in artikel 16 van deze regeling door geen mogelijkheid meer op te nemen tot vergunningverlening voor, in afwijking van het verbod in artikel 16, mechanische kokkelvisserij. De mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee is bij deze regeling verboden omdat het naar blijkt uit het Beleidsbesluit Schelpdiervisserij ‘Ruimte voor een zilte oogst, Naar een omslag in de Nederlandse Schelpdiercultuur' (kamerstukken II 2004–2005, 29 675, nr. 3) onmogelijk is voor de kokkelsector om op afzienbare termijn een zodanige verduurzamingslag te maken dat de mechanische kokkelvisserij zonder risico's voor het systeem van de Waddenzee kan plaatsvinden.

Verruiming vergunningenregime garnalenvisserij

Met onderhavige regeling wordt voorts het vergunningenregime voor de garnalenvisserij verruimd. Deze verruimingen maken het voor de garnalenvisserijsector mogelijk om efficiënter gebruik te maken van haar vergunningen en de daarbij horende vlootcapaciteit. Voorheen konden vergunningen slechts in hun geheel overgedragen worden tussen vergunninghouders als onderdeel van een vervanging van een vissersvaartuig. Voortaan is het op grond van artikel 70, vierde lid, mogelijk om motorvermogen, ten behoeve waarvan een vergunning voor een vissersvaartuig is verleend, over te dragen aan een ander vaartuig. Dat kan op voorwaarde dat de totale hoeveelheid motorvermogen niet toeneemt. Om de overdracht mogelijk te maken, moeten beide vergunninghouders daartoe een verzoek indienen bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Bovendien is het voortaan mogelijk om vergunningen over te dragen tussen de vlootsegmenten. Voorheen konden vergunningen namelijk slechts binnen het eigen vlootsegment (te weten MFL 1 of MFL 2) overgedragen worden. Deze maatregel brengt geen verandering in het maximale aantal vergunningen voor de garnalenvisserij en in de maximumcapaciteit, gemeten in motorvermogen, van de garnalenvisserijvloot.

Schrappen van Bijlage 2 van de Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren

Bijlage 2 van de Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren is bij onderhavige regeling komen te vervallen. Dit omdat de gebieden die in bijlage 2 genoemd werden, thans onder de Natuurbeschermingswet 1998 vallen. In artikel 8, eerste lid, van de Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren werd naar bijlage 2 verwezen als gebieden waar het verboden is om schelpdieren te rapen. Aangezien het inmiddels op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 reeds verboden is schelpdieren te rapen in deze gebieden, is een verwijzing in de visserijregelgeving niet langer noodzakelijk.

Schrappen van spieringtuig

Met de inwerkingtreding van de laatste wijziging van de Regeling aanwijzing wateren gesloten tijd is het gebruik van het spieringtuig ingeperkt. Sinds deze wijziging is toepassing van het spieringtuig voor recreatieve doeleinden nog uitsluitend toegestaan op het IJsselmeer. Omdat bovendien moet worden vastgesteld dat toepassing van het spieringtuig al sinds langere tijd feitelijk nauwelijks meer plaatsvindt, is besloten de specifiek op dit vistuig toegesneden Regeling aanwijzing aassoorten spieringtuig in te trekken. De specifieke omschrijving van het spieringtuig in de Visserijwet 1963 zal op termijn worden geschrapt.

Sluiting van de Dollard-Zuid voor de garnalenvisserij

Artikel 20 is een nieuw artikel en strekt tot sluiting van de Dollard-Zuid voor de garnalenvisserij. Dit verbod op garnalenvisserij vloeit voort uit het compensatieplan voor de Eemshaven in Noord-Groningen waar de ontwikkeling gaande is van twee energiecentrales en de aanleg van een aanlandterminal voor vloeibaar aardgas. Uit de Passende Beoordelingen die op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 voor deze initiatieven zijn verricht, bleek dat met name door cumulatie van effecten sprake zal zijn van aantasting van natuurwaarden. De Eemshavenprojecten mogen daarom slechts gerealiseerd worden indien de negatieve effecten gecompenseerd worden. Hiertoe is een compensatieplan opgesteld. Eén onderdeel van dit compensatieplan bestaat uit het sluiten van de zuidelijke Dollard voor garnalenvisserij. De kwaliteitsverbetering van de mariene habitat en het verbeteren van de rust in dit gebied compenseert het verlies van enkele hectares habitattype 1110 (permanent met zeewater van geringe diepte overstroomde zandbanken), verstoring van buitendijks foerageer- en rustgebied en de mogelijke verstoring van zeehonden. Met de betreffende garnalenvissers is de Staat privaatrechtelijk overeengekomen te stoppen met de garnalenvisserij in de Dollard en deze niet meer te hervatten. Deze afspraak krijgt met artikel 20 een publiekrechtelijke verankering.

Schrappen van de meldingplicht uitzet graskarpers

In de regeling Uitzet van graskarpers was opgenomen dat van het voornemen om graskarpers (Ctenopharyngodon idella) uit te zetten, melding moest worden gedaan bij de Minister, op een daartoe vastgesteld formulier. Deze eis komt thans te vervallen. Het uitzetten van graskarpers gebeurt slechts sporadisch en kan, bij naleving van de eisen waaraan de uitzet moet voldoen, zonder meldingplicht gebeuren.

Wijziging voorwaarde voor vrijstelling grote vistuigen

In de Regeling aanwijzing wateren gesloten tijd2 is bij de laatste wijziging van die regeling3 geregeld dat ten behoeve van een vrijstelling van het verbod op visserij met grote vistuigen onder meer een verklaring van een accountant of een accountant-administratieconsulent als bedoeld in artikel 2:393 van het Burgerlijk Wetboek was vereist. Deze bepaling is in de nieuwe regeling overgenomen. Na ruggespraak met het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) is in deze regeling de redactie van het betreffende artikel (artikel 1a oud, thans artikel 55 e.v.) in overeenstemming gebracht met de praktijk en voorschriften voor accountants en accountants-administratieconsulenten.

Dit betekent dat de term ‘verklaring’ is vervangen door ‘assurance-rapport’. Dit is een rapport dat conform de beroepsvoorschriften (Standaard 3000 uit Nadere voorschriften controle- en overige standaarden) van het NIVRA en de Nederlandse Orde van Accountants-administratieconsulenten (NovAA) is vastgesteld. Een assurance-rapport is, in tegenstelling tot een accountantsverklaring, een instrument waarmee ook niet-financiële informatie kan worden geverifieerd.

Aanscherping eisen visplan IJsselmeer

Kern van het IJsselmeervisserijbeleid zoals verwoord in mijn brief Viss.2004/6460 van 2 maart 2005 (Kamerstukken II, 2004–2005, 29 664, nr. 2) is een verdere verduurzaming van de visserij op het IJsselmeer, onder andere door de bijvangstproblematiek van de vistuigen te verminderen. Met name de schietfuik binnenvisserij en de grote fuik zijn weinig selectieve vistuigen die een grote mate van bijvangst van (ondermaatse) vis kennen. Daarom heb ik, in voornoemde beleidsbrief, een verbod op het gebruik van deze vistuigen voor het IJsselmeer aangekondigd, tenzij de sector kan aantonen dat de bijvangstproblematiek beheersbaar is.

Ik heb onderzoek laten doen naar mogelijkheden voor verduurzaming van de IJsselmeervisserij (IMARES C 125/07 en Aqua Terra ond/2005/06/03). Uit deze onderzoeken is een aantal concrete aanbevelingen naar voren gekomen om de bijvangsten te verminderen zoals bijvoorbeeld het doorvoeren van technische aanpassingen aan de fuiken, het vermijden van bepaalde locaties of door aandacht voor het verwerken van de bijvangst aan boord zodat deze weer levend kan worden teruggezet. Willen deze maatregelen daadwerkelijk resulteren in verminderde bijvangst, dan is het noodzakelijk om een efficiënt systeem van zelfcontrole op te zetten. Door zelf zorg te dragen voor een verbetering van de selectiviteit van de vistuigen kan de sector zijn eigen verantwoordelijkheid nemen voor een duurzame visserij op het IJsselmeer. Dit vergroot de maatschappelijke acceptatie van de IJsselmeervisserij en haar toekomstperspectief.

Daarom is in artikel 68 van deze regeling een nieuwe voorwaarde voor goedkeuring van visplannen voor het IJsselmeer opgenomen. Ten opzichte van het oude artikel 3 van de Regeling visserij-inspanning IJsselmeer, is thans toegevoegd dat het visplan maatregelen moet bevatten die verduurzaming van de visserij waarborgen. Ik zal visplannen derhalve slechts goedkeuren indien er naar mijn oordeel voldoende verzekering bestaat dat de visserijsector op het IJsselmeer concrete maatregelen treft om – naast de reductiedoelstelling van de visserij-inspanning – duurzaam te vissen.

De Producentenorganisatie voor het IJsselmeer is over voornoemde aanbevelingen en over het opnemen van de inhoudelijke voorwaarde voor goedkeuring van het visplan in december 2007 geïnformeerd.

Actualisatie van de gebiedsaanduidingen Waddenzee en Oosterschelde

Van de gelegenheid is bij deze regeling gebruik gemaakt om de coördinaten van de gebieden, liggend in de Waddenzee en de Oosterschelde, genoemd in bijlage 5 van deze regeling te actualiseren. Bijlage 5 is de opvolger van bijlage 1 bij de Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren. In de oude bijlage 1 werden de gebieden aangeduid met gebruikmaking van lichtboeien en tonnen. Door het verplaatsen van deze boeien en tonnen waren de gebieden niet langer correct beschreven. Door het invoegen van de vaststaande coördinaten is deze problematiek ondervangen.

5. Administratieve lasten

Deze regeling leidt tot een vermindering van uitvoeringslasten voor de overheid en tot administratieve lastenverlichting voor de sector.

De invoering van een generiek systeem voor het vissen met sleepnetten levert voor het bedrijfsleven, uitgaande van zestien vergunninghouders voor sleepnetvisserij in de Oosterschelde, een lastenverlichting op van € 296,–. Daarbij behoeven deze bedrijven tevens geen legeskosten meer ad € 145, 21 per vergunning te betalen. Dit scheelt het bedrijfsleven € 2323, 26.

De invoering van een vrijstelling voor het rapen van schelpdieren in bepaalde gebieden in de Waddenzee en de Oosterschelde levert voor de groep van circa 40 vergunninghouders een administratieve lastenverlichting op van 20 uur. Deze vrijstelling ingevolge de visserijregelgeving laat onverlet dat men wel nog steeds een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 moet aanvragen. Die vergunningplicht geldt voor alle activiteiten in beschermde natuurgebieden.

Het afschaffen van de meldingplicht voor het uitzetten van graskarpers ten behoeve van het tegengaan van overdadige waterplantengroei leidt eveneens tot een kleine lastenvermindering. Het gaat hierbij om sporadische meldingen (gemiddeld 2 à 3 per jaar).

Deze regeling is ter toetsing van de administratieve lasten voorgelegd aan ACTAL. ACTAL had bij deze regeling geen opmerkingen.

6. Aspecten van controle en handhaving

De controle en handhaving van deze regeling gebeurt door de Algemene Inspectiedienst (AID).

Ten opzichte van de bij deze regeling samengevoegde regelingen ontstaan er bij deze regeling geen nieuwe handhaving- en controlebepalingen.

7. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Aan de begripsbepalingen zijn ten opzichte van de begripsbepalingen uit de bij deze regeling samengevoegde regelingen, twee nieuwe begripsbepalingen toegevoegd, te weten de definities van ‘binnenwateren’ en van ‘staatswateren’. Ter verduidelijking en omwille van de leesbaarheid van deze regeling zijn ook de begrippen ‘IJsselmeer’ ,‘garnaal’ en ‘schietfuik binnenvisserij’ in de begripsbepalingen opgenomen. Het gaat hier echter niet om nieuw af te bakenen begrippen: het IJsselmeer is reeds nader aangeduid in het Reglement voor de binnenvisserij 1985 en de garnaal (noordzeegarnaal) was reeds een op grond van de Visserijwet 1963 aangewezen schaaldiersoort. Het begrip ‘schietfuik binnenvisserij’ duidt op de definitie van schietfuik zoals deze reeds in de Regeling IJsselmeervisserij 1993 was opgenomen. De onderhavige regeling betreft echter bepalingen over zowel binnenvisserij als kustvisserij. Bij kustvisserij wordt eveneens gebruik gemaakt van schietfuiken, die echter anders van aard zijn en waarop ook de bepalingen uit de voormalige IJsselmeerregelgeving niet van toepassing zijn. Voor die gevallen waarin expliciet bepalingen zijn opgenomen voor de schietfuik op de binnenwateren wordt er derhalve gesproken van ‘schietfuik binnenvisserij’. Tot slot is omwille van de leesbaarheid de definitie van spieringdrijfnet onder de begripsbepalingen in artikel 1 opgenomen.

Artikel 2

Dit artikel regelt de aanwijzing van soorten vissen, schaal- en schelpdieren die onder de werking van de Visserijwet 1963 vallen. Vóór de inwerkingtreding van deze regeling, was deze aanwijzing geregeld in de Regeling aanwijzing vissen, schaal- en schelpdieren4 . De opsomming van soorten in deze regeling, thans bijlage 1, is bij onderhavige regeling gealfabetiseerd. De aanwijzing van vissen, schaal – en schelpdieren op grond van de Visserijwet 1963 laat onverlet dat op grond van Europese regelgeving ook regels aangaande overige vissen, schaal- en schelpdieren kunnen gelden.

Artikelen 3, 28 en 62

De graskarper (Ctenopharyngodon idella) is een uitheemse vissoort die in de Nederlandse binnenwateren wordt uitgezet ter beteugeling van een overdadige groei van waterplanten. Als soort die slechts onder bepaalde voorwaarden mag worden uitgezet, is de graskarper aangewezen bij deze regeling in artikel 3. Als uitgangspunt geldt dat het uitzetten van uitheemse dieren in Nederland niet gewenst is. Dat is slechts anders indien het uitzetten van die dieren bijdraagt aan een verantwoord beheer van natuur en landschap. Dat laatste is het geval bij het uitzetten van graskarpers, mits daarbij de nodige zorgvuldigheid in acht wordt genomen. Deze regeling bepaalt onder welke voorschriften graskarpers mogen worden uitgezet. Zo bepaalt verbodsartikel 28 van deze regeling in welke wateren de uitzet van graskarpers niet is toegestaan. Omdat het plaatsen van hekwerken in wateren waarin graskarpers worden uitgezet de natuurlijke migratie van andere vissoorten kan belemmeren is bepaald in artikel 28 dat de uitzet van graskarpers niet is toegestaan in beken en rivieren. Met het oog op de bescherming van natuurwaarden bevat artikel 28 een zelfde verbod voor wateren die geheel of gedeeltelijk in beschermde natuurgebieden of in een bestemmingsplan aangewezen natuurgebied zijn gelegen. De voorwaarden waaronder in overige wateren graskarpers mogen worden uitgezet, erop gericht dat de graskarpers niet naar andere wateren kunnen trekken, zijn geregeld in artikel 62 van deze regeling. Zoals hierboven in de algemene toelichting reeds is aangegeven, is de verplichting tot het melden, zoals deze was geregeld in artikel 1 van de (regeling) Uitzet van graskarpers5 bij deze regeling geschrapt.

Artikel 4

Artikel 4 strekt ertoe op basis van artikel 2c, eerste lid, van de Visserijwet 1963, middelen aan te wijzen waarvan het gebruik voor het vissen verboden is. Voor de inwerkingtreding van deze regeling was dit geregeld in de (regeling) Aanwijzing verboden middelen tot bedwelming.

De verboden middelen zijn middelen waarmee vissen onnodig verwond raken of waarmee gevaarlijke situaties kunnen ontstaan voor de visser zelf en zijn omgeving.

Artikel 5

In het Grevelingenmeer worden, naast de uitgifte van visrechten voor de aalvisserij, met name overeenkomsten gesloten voor de verhuur van visrechten voor schelpdierencultures. Aangezien de situatie in het Grevelingenmeer zozeer vergelijkbaar is met de situatie in de Oosterschelde, waarvoor geen toestemming van de kamer voor nodig is, is bij de regeling Uitzondering Grevelingenmeer van bepaling huur- en verhuur visrecht het Grevelingenmeer uitgezonderd van de bepalingen van paragraaf 5 van de Visserijwet 1963 inzake huur en verhuur van visrechten. De regeling Uitzondering Grevelingenmeer van bepaling huur- en verhuur visrecht6 . komt met onderhavige samenvoeging tot uitdrukking in artikel 5 van deze regeling.

Artikel 6

Artikel 6 stelt de maat van de middellijn van de ringetjes in de inkelingen en de gaatjes in de zijwanden van aalkistjes vast. In artikel 1 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 is in de definitie van aalkistje aangegeven dat in elke inkeling tenminste één zuiver rond ringetje van metaal of enige andere niet rekbare stof met een middellijn van een door de Minister vastgestelde maat binnenwerks dient te worden aangebracht en, onderscheidenlijk of, in de zijwanden tenminste twee gaten met een middellijn van een door de Minister vastgestelde maat dient te worden aangebracht. De reden hiervoor is dat in aalkistjes zonder boorgaten of ringetjes veel ondermaatse aal wordt gevangen. Het aanbrengen van gaten en/of ringetjes kan de bijvangst van aal minimaliseren. Op basis van praktijkwaarnemingen is deze maat op 12mm vastgesteld. De inhoud van artikel 6 was vóór de inwerkingtreding van deze regeling geregeld in de Regeling maat middellijn ringetjes en gaatjes in zijwanden aalkistjes7 .

Artikelen 7 tot en met 10

De artikelen 7 tot en met 10 regelen de administratieverplichting voor aanvoerders van zoetwatervis, visafslagen en kopers van zoetwatervis. Uit hun administraties moet blijken welke zoetwatervissoort is aangevoerd, wat de datum van aanvoer is geweest, hoeveel zoetwatervis is aangevoerd, wat de herkomst is van de zoetwatervis en voor wie de zoetwatervis is bestemd. Deze verplichting geldt niet alleen voor degene die de vis daadwerkelijk heeft aangevoerd, maar voor een ieder die vis op de veiling brengt of aldaar voor handen heeft. Deze administratieverplichting maakt deel uit van een pakket van maatregelen tegen visstroperij. Visstroperij leidt onder meer tot verstoring van het visstandbeheer en de beperking van de visserijmogelijkheden. Het raakt zowel beroepsvissers als sportvissers.

De inhoud van de artikelen 7 tot en met 10 was voor de inwerkingtreding van deze regeling geregeld in de Regeling eisen aan administratie inzake zoetwatervis . Het oude artikel 4, tweede lid, van de Regeling eisen aan administratie inzake zoetwatervis, waarin de bevoegdheid voor de Algemene Inspectie Dienst was geregeld om administratie te controleren, is niet overgenomen in het nieuwe artikel 10 omdat de in de artikel 4, tweede lid, bepaalde bevoegdheid van de Algemene Inspectie Dienst inmiddels voortvloeit uit afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikelen 11, 34 en 35, onderdelen a en b

Het gebied, waarbinnen het ingevolge artikel 11 verboden is te vissen, genoemd in de huidige bijlage 3 is het zogenaamde referentiegebied in de oostelijke Waddenzee. Dit gebied is gesloten voor visserij met vaste vistuigen, met vistuigen geschikt voor het vangen van schelpdieren, met vistuigen geschikt voor het vangen van garnalen en met sleepnetten, ten behoeve van de op de 6e Waddenzeeconferentie gemaakte afspraken tussen Nederland, Duitsland en Denemarken. Het doel van deze aanwijzing als referentiegebied is om de ongestoorde ontwikkeling van de natuur in dit gebied te kunnen vergelijken met de ontwikkelingen van de natuur in de rest van de Waddenzee.

In de Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren8 was het vissen (en het rapen van schelpdieren) in het referentiegebied reeds verboden in de artikelen 5, 8, eerste lid, onderdeel a en het derde lid en artikel 11, tweede lid, onderdeel a. Er kan geen vrijstelling, ontheffing of vergunning ter opheffing van het verbod in artikel 11 worden verleend. Dit volgt uit de artikelen 34 en 35, onderdelen a en b, van deze regeling.

Artikel 12 en 36

Artikel 12 behelst een verbod op het gebruik van bepaalde vistuigen in het zeegebied en de kustwateren. Voor het vissen met deze vistuigen is ingevolge artikel 36 een vergunning vereist.

De inhoud van artikel 12 was vóór de inwerkingtreding van deze regeling vervat in artikel 3 van de Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren.

Artikelen 13 en 43

De inhoud van artikel 13 was vóór de inwerkingtreding van deze regeling geregeld in artikel 5 van de Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren en betreft het verbod op het vissen met sleepnetten in nader aangeduide gebieden. Nieuw in deze regeling is de vrijstelling van het verbod uit artikel 13, onderdeel a, die is vervat in artikel 43. Deze vrijstelling is aangekondigd in mijn brief van 28 april 2006 (Kamerstukken II, 2005–2006, 29 515 nr. 138) over doorlichting van LNV-vergunningen.

Voor een toelichting verwijs ik naar het algemene deel van deze toelichting onder het kopje ‘3. Nieuwe vrijstellingen’.

Artikel 14

In dit artikel worden verboden vistuigen en netten (maaswijdtes) voor het zeegebied en de kustwateren aangewezen. De inhoud van artikel 14 was vóór de inwerkingtreding van deze regeling geregeld in artikel 2 van de Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren.

Artikel 15

Artikel 15 bevat een verbod om te vissen met meer motorvermogen dan er op de betreffende licentie of garnalenvergunning staat vermeld. De inhoud van artikel 14 was vóór de inwerkingtreding van deze regeling geregeld in artikel 11a van de Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren.

Artikel 16

Artikel 16 bevat het verbod op de mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee. Hiermee wordt bij deze regeling uitvoering gegeven aan het in mijn brief van 7 februari 2007 over de zee- en kustvisserij (Kamerstukken IIK 2006–2007, 29 675 nr. 25) opgenomen verbod op de mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee.

Artikel 17 en 36

De gebieden waarnaar wordt verwezen in het verbod van artikel 17, zijn de gebieden in de visserijzone, buiten de 12-mijlszone, waarvoor niet de mogelijkheid wordt geboden in artikel 36 van deze regeling om vergunning te verkrijgen voor de schelpdiervisserij. In onderdeel a van artikel 17 betreft het die gebieden (de Doggersbank, het Friese Front en de Klaverbank) die in de Nota Ruimte (Kamerstukken II, 2003–2004, 29 435, nr. 2) zijn aangemerkt als gebieden die vanwege hun bijzondere ecologische waarden in aanmerking komen voor bescherming. De formele aanwijzing van deze drie gebieden als speciale beschermingszone volgens de vogel- en habitatrichtlijn dan wel als Marine Protected Area volgens het OSPAR-verdrag in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 is momenteel nog in voorbereiding. Om te voorkomen dat er nieuwe ingrepen plaatsvinden, die een latere aanwijzing als beschermd gebied onmogelijk maken, geldt een interim-beschermingsregime totdat het afwegingskader van de Natuurbeschermingswet 1998 van kracht wordt. De inhoud van artikel 17 was vóór de inwerkingtreding van deze regeling geregeld in artikel 4 van de Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren.

Artikelen 18 en 48

Artikel 18 bevat de verbodsbepalingen van artikel 8, eerste lid, onderdeel a, en het vierde lid van de Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren. De verwijzing in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, naar bijlage 2 van de Beschikking is bij onderhavige regeling geschrapt omdat de gebieden die in bijlage 2 genoemd werden, inmiddels op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 zijn aangewezen als beschermd natuurgebied op grond waarvan het verboden is schelpdieren te rapen in deze gebieden. Ook artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren is in deze regeling geschrapt omdat van deze bevoegdheid niet langer gebruik wordt gemaakt. Het ging in voornoemd artikel om het sluiten van gebieden waar overheid en sector samen de ontwikkeling van mosselbanken ongestoord wilden laten plaatsvinden. De vrijwillige sluiting van de betreffende gebieden door de sector werd door de overheid met een bekendmaking publiekrechtelijk verankerd. Ingevolge sluiting van gebieden door de overheid en gebruikmaking van individuele quotering door de sector, is vrijwillige sluiting van gebieden door de schelpdiersector niet langer aan de orde en is er ook geen noodzaak meer om artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de voornoemde beschikking te laten voortbestaan. Om deze reden is deze bepaling niet overgenomen in de onderhavige regeling.

Van het verbod in artikel 18, tweede lid wordt geen vrijstelling verleend. Van het verbod in het derde lid, wordt voor het gebied genoemd in bijlage 5 vrijstelling verleend onder de voorwaarden genoemd in artikel 48. Deze vrijstelling is aangekondigd in mijn brief van 28 april 2006 (Kamerstukken II, 2005–2006, 29 515 nr. 138) over LNV-vergunningen. Met de aanduiding ‘bruto’ in artikel 48, onderdeel b, wordt bedoeld het gewicht aan schelpdieren inclusief de schelp.

Artikelen 19, 45 en 46

Op grond van artikel 19 is het verboden om schelpdieren uit te zaaien of uit te zetten in de visserijzone, het zeegebied en de kustwateren, tenzij men hiervoor over een vergunning beschikt of tenzij men voldoet aan de voorwaarden voor een vrijstelling van voornoemd verbod die zijn neergelegd in artikel 45. De mogelijkheid tot vergunningverlening is bepaald in artikel 36 van deze regeling. De achtergrond van deze bepalingen is de volgende. Als gevolg van het in de Nederlandse kustwateren uitzaaien en uitzetten van schelpdieren die afkomstig zijn uit productiegebieden met een andere ecologische structuur en soortensamenstelling is het mogelijk dat nieuwe soorten schelpdieren worden geïntroduceerd, waardoor verschuivingen in de soortensamenstelling van een gebied kunnen plaatsvinden. Deze nieuwe soorten kunnen, gelet op het kwetsbare ecologische karakter van vooral de kustwateren, een bedreiging vormen voor de natuurwaarden en de vis-, schaal- en schelpdierbestanden in de desbetreffende wateren. Daarnaast is het mogelijk dat als gevolg van de productie- of vangstmethode van uit te zetten schelpdieren, gebiedsvreemde organismen voorkomen in de schelpdieren die evenzeer een bedreiging kunnen opleveren als vorenbedoeld. Met de voornoemde vergunningplicht geeft Nederland uitvoering aan de verplichtingen die voortvloeien uit Richtlijn nr. 92/43 van de Raad inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG L 206). Een uitzondering op deze vergunningplicht wordt gemaakt voor zover het betreft het uitzaaien en uitzetten van schelpdieren in de Waddenzee of de Oosterschelde, mits die schelpdieren afkomstig zijn uit het Nederlands gedeelte van de Waddenzee, voor zover het mosselen betreft, respectievelijk de Oosterschelde, in het geval van mosselen of oesters. Voor deze gevallen geldt de vrijstelling die is geregeld in artikel 45, tweede lid, van deze regeling, onder de voorwaarden die zijn genoemd in artikel 46. Op grond hiervan is het verzaaien van voornoemde schelpdieren binnen deze gebieden vrijgesteld van een vergunningplicht omdat het verzaaien van deze schelpdieren een wezenlijk onderdeel is van de schelpdiercultuur binnen die gebieden.

De inhoud van artikel 19 was vóór de inwerkingtreding van deze regeling geregeld in artikel 9, eerste lid, van de Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren. De inhoud van artikel 45, eerste lid, was vóór de inwerkingtreding van deze regeling geregeld in artikel 2.4, tweede lid, van de Vrijstellingsregeling visserij en de inhoud van artikel 45, tweede lid, was geregeld in artikel 9, tweede lid, van voornoemde beschikking. De inhoud van artikel 46 was geregeld in artikel 2.5 van de Vrijstellingsregeling visserij.

Artikelen 20 en 35, onderdeel c

Artikel 20 is een bij deze regeling nieuw toegevoegd artikel en strekt tot sluiting van de Dollard-Zuid voor de garnalenvisserij. Voor een nadere toelichting op dit artikel wordt verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting, onder het kopje ‘4. Overige wijzigingen’. In artikel 35, onderdeel c, onder de paragraaf over algemene bepalingen inzake vrijstellingen, ontheffingen en vergunningen is geëxpliciteerd dat voor garnalenvisserij in de Dollard-Zuid geen mogelijkheid bestaat tot vergunningverlening.

Artikelen 21 en 49

Uit artikel 21, in combinatie met artikel 36, vloeit voort dat het verboden is om te vissen op garnalen zonder vergunning. Geen vergunningplicht geldt voor degene die anders dan met behulp van een vaartuig op garnalen vist. Deze vrijstelling is geregeld in artikel 49 van deze regeling. De inhoud van artikel 21 was vóór de inwerkingtreding van deze regeling geregeld in artikel 7, eerste lid, van de Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren en die van artikel 49 was geregeld in artikel 7, tweede lid, van voornoemde beschikking.

Artikel 22, 50 en 71

Artikel 22 bevat een verbod op het vissen op garnalen in het weekeinde, voordien geregeld in artikel 11, derde lid, van de Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren. In de in artikel 22 aangeduide periode mogen vissers buiten de haven geen vistuigen aan boord hebben die geschikt zijn voor het vangen van garnalen. Deze maatregel dient ter ondersteuning van de bescherming van de platvisbestanden in de Nederlandse wateren. Bij de garnalenvisserij is er namelijk veel bijvangst van jonge platvis. Een vermindering van de visserij-inspanning op garnalen betekent een vermindering van de hoeveelheid gevangen jonge platvis als bijvangst, wat bijdraagt aan herstel van met name het scholbestand. Deze maatregel dient ter versterking van de reeds bestaande beschermingsmaatregelen in de communautaire regelgeving, namelijk het gebruik van de sorteermachine en de zeeflap.

Het verbod geldt voor alle Nederlandse vissers, ook de vissers die buiten de Nederlandse wateren vissen. Aanleiding hiervoor is de voorzorgsaanpak die aan het gemeenschappelijk visserijbeleid ten grondslag ligt. Bij Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van de Europese Unie van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen, is voor de Deense, Duitse en Nederlandse kust de zogenoemde scholbox ingesteld om de bestanden jonge schol te beschermen. De voorzorgsaanpak en de gemeenschapstrouw leiden er toe dat een nationaal noodzakelijk geachte maatregel ter bescherming van de jonge schol niet beperkt moet blijven tot de eigen wateren. Deze geldt ook voor de Nederlandse garnalenvissers die buiten de Nederlandse wateren vissen en in voorkomend geval in de scholbox. Een duurzame visserij is immers een van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

In artikel 50 is voorzien in vrijstellingen van het verbod van artikel 22.

In artikel 50 is voor de houders van een garnalenvergunning die het vissen uitoefenen als toeristische activiteit een uitzondering gemaakt op het verbod op het vissen op garnalen in het weekeinde. De totale vangst bij deze activiteit is vaak niet meer dan 50 kilogram en wordt meegegeven aan de toeristen.

De invloed op de platvisbestanden is derhalve zo beperkt, dat een uitzondering gerechtvaardigd is. Een schip is geschikt voor het uitoefenen van de visserij als toeristische activiteit indien voor het schip een certificaat van onderzoek voor de vaart met meerdere passagiers is afgegeven. De afgifte van dit certificaat wordt verzorgd door de Nederlandse scheepvaartinspectie.

Ten behoeve van de vissers met een garnalenvergunning die buiten de Nederlandse wateren vissen, is een uitzondering gemaakt op het verbod op het vissen op garnalen in het weekeinde. In de periode van oktober tot en met maart geldt voor hen dat zij een beperkt aantal dagen mogen vissen op garnalen. In de winterperiode kan het namelijk voorkomen dat het weer op zee te ruw is om te vissen. Om te voorkomen dat vissers voor niets grote afstanden afleggen naar de viswateren, is het hen toegestaan de te vissen dagen flexibel in te delen binnen periodes van twee weken. De te vissen dagen kunnen dan ook in het weekeinde liggen. De totale inspanning van deze schepen neemt echter niet toe in verhouding tot de situatie met een verbod op het vissen op garnalen in het weekeinde.

Artikel 71, zesde en zevende lid, volgen artikel 11, tiende lid, van de Beschikking op. Ten behoeve van de handhaving van de hierboven beschreven maatregelen is in artikel 71, zesde en zevende lid, aan de Minister de bevoegdheid toegekend om de vergunning voor het gebruik van vistuig, geschikt voor het vangen van garnalen, te schorsen voor een periode van 2 weken. Een schorsing van 2 weken is een evenredige maatregel en is zwaar genoeg om de gevolgen van de overtreding te compenseren. In geval van herhaling van de overtreding zal de termijn van schorsing worden verhoogd naar vier weken.

Artikelen 23 en 37

Artikel 23 verbiedt het voorhanden hebben van een vistuig op, of in de nabijheid van een water dat behoort tot de visserijzone, het zeegebied of de kustwateren, voor zover het betreffende vistuig is verboden. Deze bepaling is van belang voor een goede handhaving van de naleving van de bij deze regeling gestelde verboden voor de visserijzone, het zeegebied en de kustwateren. De inhoud van artikel 23 was vóór de inwerkingtreding van deze regeling geregeld in artikel 10, eerste lid, van de Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren. Een vrijstelling van dit verbod geldt, ingevolge artikel 37 van deze regeling, als het vistuig zodanig is verpakt dat onmiddellijk gebruik niet mogelijk is en dat derhalve overtreding van de bedoelde verbodsbepalingen niet aan de orde is. De inhoud van artikel 37 was vóór de inwerkingtreding van deze regeling geregeld in artikel 10, tweede lid, van voornoemde beschikking.

Artikel 24 en art 63

De artikelen 24 en 63 bevatten de inhoud van de Regeling aanwijzing wateren verbod nachtvisserij9 en artikel 3.2 van de Vrijstellingsregeling visserij10 .

Artikel 7, eerste lid van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 11 bepaalt dat de nachtvisserij vanaf twee uur na zonsondergang tot een uur voor zonsopgang verboden is. Ten aanzien van dit verbod gelden twee uitzonderingen.

Allereerst bepaalt artikel 7, tweede lid, onderdeel a van het Reglement dat dit verbod niet geldt in de maanden juni, juli en augustus voor het vissen met de hengel. Ingevolge artikel 1 van de Regeling aanwijzing wateren verbod nachtvisserij geldt deze uitzondering niet voor de wateren die door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zijn aangewezen in dit artikel. Artikel 24 van de onderhavige regeling bevat de inhoud van artikel 1 van de Regeling aanwijzing wateren verbod nachtvisserij. De bijbehorende aanwijzing van wateren die in art 1 was opgenomen, is thans overgeheveld naar bijlage 2.

Het verbod op nachtvisserij in de maanden juni, juli en augustus kan nodig zijn vanuit visserijkundig oogpunt of om op grond van art 16, tweede lid, van de Visserijwet 1963 de natuurbeschermingsbelangen te beschermen, waarop de visserij belangrijke negatieve effecten zou hebben. Dit heeft geleid tot aanwijzing van een aantal wateren waar het verbod tot nachtvisserij in de maanden juni, juli en augustus blijft gelden.

De tweede uitzondering op het verbod op nachtvisserij is artikel 11 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 . Op grond van dit artikel kan, indien de belangen van beroepsvissers en de belangen van natuurbescherming zich er niet tegen verzetten, vrijstelling van het verbod op nachtvisserij worden verleend. De vrijstelling van het verbod op nachtvisserij was, voor inwerkingtreding van deze regeling, geregeld in artikel 3.2 van de Vrijstellingsregeling visserij12 . In de huidige regeling is deze vrijstelling opgenomen in artikel 63.

Artikelen 25 en 26

De artikelen 25 en 26 bevatten de inhoud van de artikel 1 en 2 van de Regeling aanwijzing wateren gesloten tijd.

Op grond van artikel 6, derde lid, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 kan het vissen worden verboden in één of meer wateren met één of meer door de Minister aangewezen vistuigen gedurende het gehele jaar of wel gedurende een nader te bepalen gedeelte van het jaar.

Het instellen van een zogenaamde gesloten tijd kan nodig zijn uit visserijkundig oogpunt of om op grond van artikel 16, tweede lid, van de Visserijwet 1963 de natuurbeschermingsbelangen te beschermen, waarop de visserij belangrijke negatieve effecten zou kunnen hebben.

In artikel 25 van de onderhavige regeling wordt een aantal wateren aangewezen waar in de maanden april en mei een gesloten tijd voor de hengel geldt. Deze wateren zijn opgenomen in bijlage 7. In de maanden april en mei is een aantal natuurwaarden het meest kwetsbaar. Daarbij gaat van het vissen met de hengel de grootste druk op een gebied uit. De aanwijzing van het aantal wateren kan te allen tijde worden aangepast indien de ecologische kwetsbaarheden van andere wateren daartoe aanleiding geven. Kleine wateren, zoals beekdalen, kunnen, indien noodzakelijk, alsnog vanwege hun specifieke natuurwetenschappelijke waarde worden aangewezen.

In artikel 26 wordt, eveneens omdat dit vanuit visserijkundig oogpunt noodzakelijk is, vervolgens de Geul en haar zijbeken aangewezen als gebied waarin het verboden is te vissen met enig vistuig. In uitzondering op dit verbod is het in de periode van 1 april tot 30 september wel toegestaan te vissen met de hengel, voor zover deze niet geaasd is met worm of een nabootsing hiervan.

Artikelen 27 en 55 tot en met 60

Artikel 27 omvat het verbod om te vissen met de zogenaamde grote vistuigen in de wateren die worden daartoe zijn aangewezen in artikel 1, vierde lid, onderdeel d, van de Visserijwet 1963 met uitzondering van het IJsselmeer. De artikelen 55 tot en met 60 betreffen de voorwaarden voor een vrijstelling om met grote vistuigen te vissen, zoals deze tot inwerkingtreding van onderhavige regeling waren neergelegd in artikel 1a, tweede, derde en vierde lid, 1b, 1c, 1d, 1e en 1f van de Regeling aanwijzing wateren gesloten tijd13 .

De belangrijkste overweging voor een beperking van het gebruik van grote vistuigen is gelegen in de constatering dat met het gebruik van deze grote vistuigen (het spieringtuig, de visfuik, de aalfuik, de ankerkuil, het aalkistje, het aalhoekwant, de aaldogger, de zegen, de aalzegen, de aaskuil, het staand net, de gebbe, het kruisnet en het electrovisapparaat) een zeer substantiële onttrekking van vis kan worden bewerkstelligd waarmee een substantiële impact op de visstand in een water kan worden uitgeoefend.

Omdat op grond van juridische rechtsbeginselen als het evenredigheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel, niet zonder meer voorbij kan worden gegaan aan het bestaande gebruik van deze grote vistuigen, mede gelet ook op de financiële afhankelijkheid hiervan, geldt op grond van de regeling een uitzondering op het verbod voor visrechthebbenden of houders van een toestemming van de visrechthebbende die aan het in artikel 55 van deze regeling neergelegde areaal- en inkomstencriterium voldoen. Onder ‘inkomsten’ wordt de besomming (de opbrengst van de vangst) verstaan. Het gaat om het geld dat wordt verdiend met de gevangen vis, zonder belastingtechnische connotatie.

Voor de categorie visserijbedrijven die zowel op binnenwater als op kustwater bedrijfsmatig vissen, geldt ingevolge de bepalingen 55 tot en met 60 dat zij – indien wordt voldaan aan de inkomsteneis – bij de bepaling van hun viswaterareaal naast hun areaal aan binnenwater ook het areaal kustwater mogen rekenen waarin zij gerechtigd zijn tot vissen met vaste vistuigen ingevolge de Beschikking visserij, visserijzone, zeegebied en kustwateren. Deze systematiek is vastgelegd in artikel 55, derde lid, van de onderhavige regeling. Areaal kustwater voor recreatieve visserij mag niet meegerekend worden. Via www.hetlnvloket.nl is onder ‘alfabetisch overzicht onderwerpen’, en vervolgens onder ‘visserij’ het onderwerp recreatieve visserij te vinden waaronder een toelichting bij het aanvraagformulier voor een vrijstelling voor recreatieve visserij met vaste vistuigen. Deze toelichting geeft aan welke visserijactiviteiten worden aangemerkt als recreatieve visserij.

De visrechthebbende of de houder van een toestemming kan een natuurlijke persoon of rechtspersoon zijn. Om te mogen vissen met grote vistuigen moet de natuurlijke persoon of de rechtspersoon aan de in de bepalingen 55 tot en met 60 neergelegde criteria voldoen. Voor bijvoorbeeld de maatschap en de vennootschap (die geen rechtspersoon zijn) betekent dit dat de bij de maatschap betrokken natuurlijke personen elk voor zich aan de in deze regeling neergelegde criteria moeten voldoen. Dit geldt overigens ook voor de leden van een vereniging, ervan uitgaande dat de vereniging als zodanig geen onderneming is. De bij de maatschap of een andere samenwerkingsvorm betrokken natuurlijke personen die de beroepsmatige visserij willen uitoefenen kunnen er ook voor kiezen een rechtspersoon (BV) op te richten. In dat geval moet de rechtspersoon aan de in de regeling neergelegde criteria voldoen.

Nieuwkomers

De vrijstellingsvoorwaarden voor het gebruik van grote vistuigen zijn niet zodanig gesloten dat geen enkele nieuwkomer met grote vistuigen kan vissen. Om ook nieuwkomers toe te laten is in artikel 56 bepaald dat ook indien niet aan de inkomenseis wordt voldaan, onder voorwaarden de visserij met grote vistuigen is toegestaan. De bepaling is zodanig geredigeerd dat misbruik zoveel mogelijk wordt voorkomen. Om als nieuwkomer grote vistuigen te mogen gebruiken, dient de nieuwkomer aan de areaalseis te voldoen en dient hij een bedrijfsplan te overleggen, waaruit een reëel perspectief blijkt om binnen twee jaren wel te voldoen aan het bovengenoemde inkomenscriterium. Bovendien is de mogelijkheid uitgesloten dat een visrechthebbende of houder van een schriftelijke toestemming zich na twee jaren wederom meldt op basis van artikel56. Verwezen zij op dit punt naar de in artikel56, eerste lid, neergelegde criteria.

Artikelen 29 tot en met 31 en 65 en 66

De artikelen 29 tot en met 31 bevatten de verbodsbepalingen van de bij deze regeling ingetrokken Regeling IJsselmeervisserij 1993.

Op grond van artikel 6, eerste lid, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 is een (beperkte) gesloten tijd voor het vissen met enige vistuigen vastgesteld. Daarnaast kan bij Ministeriële regeling op grond van het derde lid van dit artikel het vissen worden verboden in aangewezen wateren met bepaalde vistuigen gedurende het hele jaar dan wel gedurende gedeelten van een jaar. De artikelen 29 tot en met 31 voorzien in het instellen van zodanige gesloten tijden en gebieden voor het vissen in het IJsselmeer. Artikel 30 ziet daarbij specifiek op het vissen met de schietfuik binnenvisserij in de gebieden in het IJsselmeer genoemd in bijlage 8. Artikel 31 ziet specifiek op het vissen met de aaskuil in de gebieden in het IJsselmeer genoemd in bijlage 9.

Artikel 65 van onderhavige regeling bevat twee vrijstellingen op het verbod in artikel 29, eerste lid, onderdelen a en b. Artikel 66 bevat vervolgens een vrijstelling op het verbod dat is opgenomen in art 30.

De in deze artikelen vastgestelde gesloten tijden en gebieden ten aanzien van visserij met aalfuiken, aalkistjes, aalhoekwant en staande netten beogen de visserij-inspanning in het IJsselmeer drastisch te beperken ter verbetering van de aal-, de snoekbaars- en de baarsstand.

Artikel 32

Voor een toelichting op artikel 32 wordt verwezen naar de toelichting bij de artikelen 67, 68 en 69.

Artikel 33

Artikel 33 bevat een geactualiseerde samenvoeging van de artikelen 12, 13 en 13a van de Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren. De bevoegdheid van de Minister om vrijstellingen of ontheffingen te verlenen volgt reeds uit de betrokken algemene maatregelen van bestuur, te weten het Reglement zee- en kustvisserij 1977 en het Reglement voor de binnenvisserij 1985. Deze bevoegdheid behoeft derhalve niet nogmaals expliciet in onderhavige regeling te worden opgenomen.

Artikel 35

Artikel 35 bevat de inhoud van artikel 2.1., tweede lid, van de bij deze regeling ingetrokken Vrijstellingsregeling visserij. Voor een toelichting op artikel 35 wordt verwezen naar de artikelen 11 en 20.

Artikel 36

Artikel 36 biedt de bevoegdheid tot het verlenen van vergunningen voor het uitoefenen van de activiteiten die zijn geregeld in de artikelen 12, 17, onderdelen b, c en d, 19 en 21. Artikel 36 bevat de geactualiseerde inhoud van artikel 11, eerste lid, van de Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren die bij deze regeling wordt ingetrokken.

Artikelen 38 tot en met 42

Met de vrijstellingen, geregeld in de artikelen 38 tot en met 42 van deze regeling is het toegestaan met vaartuigen, kleiner dan 10 meter, met kleine sleepnetten op ongequoteerde vissoorten te vissen in de visserijzone, het zeegebied en de kustwateren. Voor vaartuigen met een lengte tussen de 8 en 10 meter geldt de vrijstelling alleen voor de visserij met een bordennet. Deze sleepnetvisserij is toegestaan vanwege de geringe vangstcapaciteit van de betreffende vistuigen, de geringe invloed van dit type visserij op het garnalenbestand en andere bestanden van ongequoteerde soorten en het feit dat de ontsnappingskans van volwassen platvis optimaal is bij het kleine formaat netten waarmee de onderhavige visserij wordt uitgeoefend. Artikel 42, eerste lid, onderdeel a, bepaalt dat eventueel meegevangen gequoteerde vissoorten onmiddellijk na het ophalen ervan, in het water moeten worden teruggezet.

Teneinde ondermaatse platvis te sparen is bepaald in artikel 42, eerste lid, onderdelen b en c, dat bij de visserij op garnalen, de vangst direct na aan boord te zijn gehaald, moet worden gesorteerd met behulp van handzeven die dan ook verplicht aan boord moeten zijn.

Overigens geldt hierbij op grond van artikel 15, tweede lid, van de Regeling eisen, administratie en registratie inzake uitoefening visserij14 dat degene die met een vissersvaartuig met een lengte over alles van minder dan 10 meter de visserij uitoefent, verplicht is alle vangsten van elke soort die aan boord worden gehouden in het logboek-, tevens vangstopgaveformulier te vermelden.

Tevens is een vrijstelling van het verbod op opgenomen ten behoeve van Belgische boomkorvissers op de Westerschelde. Deze oorspronkelijke Vrijstellingsregeling Westerschelde15 was reeds opgenomen in de Vrijstellingsregeling visserij16 en is bij deze regeling opgenomen in artikel 38, derde lid.

Artikel 44, 46 en 47

Het is visrechthebbenden toegestaan op hun perceel te vissen op mosselen en zeesterren of op oesters. Het vissen op mosselen, zeesterren of oesters is alleen toegestaan met korren waarvan de opening niet breder is dan 1.90 meter, met een vissersvaartuig, of met vistuigen waarmee geen schelpdieren kunnen worden opgezogen. Deze voorwaarden zijn vastgelegd in artikel 46 waarnaar in de toelichting bij de artikelen 19 en 45 hierboven reeds is verwezen. De voorwaarden waaronder de vrijstellingen worden verleend, zijn genoemd in artikel 47.

Artikelen 51 en 52

De vrijstelling voor de beroepsvisserij in visvakken in staatswateren is bij de Vrijstellingsregeling visserij in de plaats gekomen van een vergunningstelsel. Deze vrijstelling was vóór de inwerkingtreding van deze regeling geregeld in de artikelen 2.7 en 2.8 van voornoemde vrijstellingsregeling

Artikel 53

Van het verbod uit het Reglement voor de binnenvisserij 1985 om een vistuig door het water voort te trekken wordt in artikel 53 een vrijstelling verleend ten behoeve van de oesterteelt in het Grevelingenmeer. Hierbij wordt een oesterkor gebruikt (algemeen te omschrijven als een ijzeren raamnet) waarmee oesters van de bodem worden geschept. De oorspronkelijke Vrijstellingsregeling vissen met oesterkor in het Grevelingenmeer17 was reeds opgenomen in de Vrijstellingsregeling visserij18 en is bij deze regeling opgenomen in artikel 53.

Artikelen 54 en 61

Op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 is het in de maanden april en mei verboden met de hengel te vissen voor zover geaasd met slachtproducten, worm, een levend of dood visje of enig kunstaas met uitzondering van maximaal 2,5 cm grote kunstvliegen. Met artikelen 54 en 61 is voorzien in twee vrijstellingen van dit verbod. In artikel 54 is overeenkomstig het verzoek van betrokken schubvis-visrechthebbende (Federatie van Hengelsportverenigingen ‘De Randstad’) vrijstelling verleend van het verbod in artikel 6, eerste lid, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985. De oorspronkelijke Vrijstellingsregeling kunstaasvisserij Oostvoornsemeer19 was reeds opgenomen in de Vrijstellingsregeling visserij20 .

Artikel 61 voorziet naast een vrijstelling van voornoemd verbod ook in een verbod op grond van artikel 2, aanhef en onder a, van het Reglement minimummaten en gesloten tijden. Op grond van laatstgenoemd reglement wordt in de maanden april en mei gevangen baars en snoekbaars onmiddellijk nadat deze is opgehaald, in hetzelfde water teruggezet. In de Regeling vervroegde opening visseizoen21 werd vóór de inwerkingtreding van deze regeling voor deze twee verboden in een algemene vrijstelling voorzien met het oog op de nationale hengelsportdag op de laatste zaterdag in mei, tot en met het einde van de maand mei. In de periode van 1 juni tot en met 31 maart gelden de verboden niet op grond van beide voornoemde algemene maatregelen van bestuur. Deze vrijstelling is in deze regeling opgenomen in artikel 61.

Artikel 64

Dit artikel voorziet in een vrijstelling van het verbod in artikel 4, tweede lid, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 om te vissen met fuiken met een maaswijdte kleiner dan 20 mm, tenzij daarin ontsnappingsringetjes voor ondermaatse aal zijn aangebracht.

Artikel 64 voorziet in een vrijstelling voor spieringvisserij, die rechtstreeks is gekoppeld aan de periode waarin het is toegestaan om spieringvisserij op het IJsselmeer uit te oefenen. Voorwaarde voor deze vrijstelling is dat vis van andere soorten dan spiering, onmiddellijk nadat deze is opgehaald weer in hetzelfde water wordt teruggezet. De oorspronkelijke Vrijstelling regeling spieringvisserij22 was reeds opgenomen in artikel 3.3 van de Vrijstellingsregeling visserij23 en is bij deze regeling opgenomen in artikel 64.

Artikel 32, 67, 68, 69

De inhoud van de artikelen 32, 67, 68 en 72 tot en met 78 was vóór de inwerkingtreding van deze regeling geregeld in de Regeling visserij-inspanning IJsselmeer24 . Die regeling bevatte een systematiek volgens welke het visserijkundig beheer van het IJsselmeer zoveel mogelijk wordt gevoerd door overheid en bedrijfsleven gezamenlijk. De voornoemde bepalingen van deze regeling volgen deze systematiek op en zijn, op de aanscherping van de eisen voor het visplan na, ongewijzigd.

Artikel 32 regelt de zogenaamde ‘sluiting’ van de IJsselmeervisserij gedurende een periode in de zomer. In die periode mag er niet worden gevist. Ingevolge de artikelen 67 en 68 geldt de sluiting niet voor producenten die zijn aangesloten bij een erkende producentenorganisatie (PO) in de zin van Verordening (EG) nr. 104/2000 (de Europese basisverordening voor de marktordening visserij en visserijproducten) die ten genoegen van de Minister heeft aangetoond een visplan te hebben voor het betreffende kalenderjaar waarin duidelijk de doelstellingen voor reductie van de visserij-inspanning en de verwezenlijking van duurzame visserij zijn opgenomen, alsmede de wijze waarop men elkaar binnen de sector aan deze doelstellingen houdt. Voor een toelichting op de voorwaarde uit artikel 68, onderdeel c (verduurzaming van de visserij), wordt verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting onder het kopje ‘4. Overige wijzigingen’.

Wordt niet aan deze voorwaarde voldaan dan geldt – naast de niet bij de PO aangesloten vissers – ook voor de aangeslotenen bij de PO – de gesloten tijd van artikel 32.

De inhoud van artikel 32 was vóór de inwerkingtreding van deze regeling vervat in artikel 2, eerste lid, van de Regeling visserij-inspanning IJsselmeer. De inhoud van artikelen 67 en 68 was vervat in artikel 2, tweede tot en met vijfde lid, respectievelijk artikel 3 van de Regeling visserij-inspanning IJsselmeer.

Met artikel 69 wordt tot uitdrukking gebracht dat de momenteel erkende producentenorganisatie voor het IJsselmeer de Coöperatieve Producentenorganisatie Nederlandse Vissersbond-IJsselmeer U.A. is. Deze PO heeft voor het kalenderjaar 2008 een goedgekeurd visplan. De inhoud van artikel 69 was vóór de inwerkingtreding van deze regeling vervat in artikel 3.4 van de Vrijstellingsregeling visserij.

Artikel 70

Het is niet gewenst dat garnalenvissers de controle op het motorvermogen van hun vaartuigen, zoals dat wordt beschreven in de toelichting hieronder bij artikel 71, omzeilen door de garnalenvergunning in te leveren en direct weer aan te vragen. Daarom bevat artikel 70, tweede lid, van deze regeling voorwaarden waaraan de aanvrager van een garnalenvergunning moet voldoen. Deze aanvrager moet een recent meetrapport van het motorvermogen van het betreffende vissersvaartuig, opgesteld door een onafhankelijk meetbureau overleggen. Ingevolge artikel 1, eerste lid, onderdeel m, van de Regeling visvergunning25 is een meetbureau een instelling met deskundigheid op het gebied van meting van motorvermogens en afstelling van motoren en terzake geaccrediteerd. Indien het motorvermogen hoger is dan toegestaan, zal de vergunning worden geweigerd.

Artikel 70, derde lid, stelt zeker dat het tweede lid van dit artikel, niet van toepassing is als een visser weer een garnalenvergunning aan vraagt nadat hij deze op grond van artikel 71, eerste lid, heeft ingeleverd en gereserveerd. Vóór de inwerkingtreding van deze regeling was deze bepaling opgenomen in artikel 11, achtste lid, van de Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren. In artikel 70, vijfde lid, wordt bepaald dat bij definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten van een vissersvaartuig de vergunning voor het gebruik van een vistuig voor het vangen van garnalen, wordt ingetrokken. Met deze structurele voorziening hoeft dit niet bij elke afzonderlijke saneringsronde in de desbetreffende nationale subsidieregeling te worden geregeld. De vergunning wordt bij sanering ingetrokken, omdat het ongewenst is dat een visser die een vergoeding heeft ontvangen voor het beeindigen van de visserijactiviteiten van een vaartuig nog winst kan maken door zijn vergunning te verkopen. Vóór de inwerkingtreding van deze regeling was deze bepaling geregeld in artikel 11, negende lid, van voornoemde beschikking.

Artikel 70, tweede lid, bevat de (geactualiseerde) inhoud van artikel 11, zevende lid, van voornoemde beschikking. Het vierde lid van artikel 70 is nieuw. In dit lid is de verruiming van het vergunningenregime garnalenvisserij geregeld. Voor een toelichting op dit artikel verwijs ik naar het algemeen deel van de toelichting bij deze regeling, onder het kopje ‘4. Overige wijzigingen’.

Artikel 71

Ten behoeve van een specifiek controle- en handhavingsbeleid voor motorvermogen van vissersvaartuigen waarvoor een garnalenvergunning is verleend, verplichtte artikel 11b van de Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren de houder van een garnalenvergunning om vóór 19 augustus 2006 een recent meetrapport van het motorvermogen, afkomstig van een onafhankelijk meetbureau zoals hierboven omschreven, te overleggen of de garnalenvergunning in te leveren. Deze verplichting is bij deze regeling geregeld in artikel 71. Indien de houder van een garnalenvergunning niet aan de verplichtingen van artikel 71 voldoet, wordt de visvergunning geschorst tot het moment dat de houder alsnog daaraan voldoet. Tijdens de schorsing van de vergunning kunnen geen visserijactiviteiten worden uitgevoerd. Op deze wijze is gegarandeerd dat alle vissers die op garnalen willen blijven vissen, een meetrapport overleggen. Indien op basis van het meetrapport is geconcludeerd dat het motorvermogen hoger is dan het vermogen, vermeld op de vergunning, is op dat moment de vergunning op grond van artikel 6 van de Regeling visvergunning ongeldig.

Artikel 72 tot en met 78

In de artikelen 72, 73 en 74 zijn een aantal vergunningsvoorwaarden voor de IJsselmeervisserij centraal opgenomen. Deze centrale regeling laat onverlet dat, zoals ook voortvloeit uit artikel 72 onderdeel c, in de individuele vergunning nadere voorwaarden kunnen worden gesteld.

De initiële verlening van de vergunningen per 1 juni 1996 door de Minister heeft plaats gevonden op basis van de historisch bestaande situatie. Dit is vastgelegd in artikel 73, tweede lid. Bijzonder aspect hierbij is een ‘bodem’ in de reikwijdte van de vergunning van 30 merkjes. Met merkjes wordt bedoeld de bij een vergunning horende merktekens die de facto weergeven over hoeveel en over welke visrechten de vergunninghouder maximaal kan beschikken. De inhoud van de artikelen 72 en 73 waren vóór de inwerkingtreding van deze regeling geregeld in de artikelen 4 en 5 van de Regeling visserij-inspanning IJsselmeer.

In artikel 74 is geregeld dat op grond van artikel 8 van het Reglement Binnenvisserij kan worden verzocht om overdracht van de vergunning voor de visserij op het IJsselmeer. De inhoud van dit artikel was vóór de inwerkingtreding van deze regeling geregeld in artikel 6 van de Regeling visserij-inspanning IJsselmeer.

Artikel 75, waarvan de inhoud vóór de inwerkingtreding van deze regeling was geregeld in artikel 7 van de Regeling visserij-inspanning IJsselmeer, maakt het mogelijk om een vergunning als bedoeld in artikel 8 Reglement voor de binnenvisserij gedeeltelijk over te dragen.

Deze mogelijkheid is exclusief voorbehouden aan de aangeslotenen bij de PO. Overdracht van een deel van de vergunning kan tijdelijk zijn, dat wil zeggen betrekking hebben op een periode van hoogstens 12 maanden, gerekend vanaf 1 juni. Het betreft dan in feite een mogelijkheid die is te vergelijken met een ‘lease’ van visrechten. Na afloop van de genoemde periode keren de rechten weer terug bij degene die de rechten had ‘verleased’, zonder dat een nadere transactie tussen de partijen nodig is.

Overdracht van een deel van de vergunning kan voor onbepaalde tijd plaatsvinden. In dat geval blijven de visrechten bij de verkrijger berusten.

In geval van een tijdelijk overdracht als bedoeld in het eerste lid van artikel 75 past de PO op basis van artikel, namens de Minister, de vergunningen aan.

Ingevolge het derde lid van artikel 75 wordt een erkende PO, wanneer de vrijstelling van artikel 67 van kracht is, gemachtigd om namens de Minister vergunningen aan te passen, in geval van overdracht van vergunningen (merkjes).

Op basis van artikel 76, waarvan de inhoud vóór de inwerkingtreding van deze regeling was vervat in artikel 8 van de Regeling visserij-inspanning IJsselmeer, wordt de PO, indien een vrijstelling op basis van artikel 67 van kracht is, eveneens gemachtigd om namens de Minister van LNV vergunningen van aangeslotenen aan te passen in geval van de volgens het goedgekeurde visplan noodzakelijke reductie (‘krimp’) van de visserij-inspanning. Deze reductie van het aantal door de aangeslotenen in te zetten vistuigen ten behoeve van de benodigde krimp kan door de PO onder meer worden gerealiseerd door jaarlijks een aantal merkjes van de aangeslotenen in te nemen en te hunnen name te reserveren. De reductiedoelstellingen kunnen door de PO eveneens worden bereikt door middel van een beperking in tijd van de visserij-inspanning van de aangeslotenen.

Ingevolge artikel 77, waarvan de inhoud vóór de inwerkingtreding van deze regeling was vervat in artikel 9 van de Regeling visserij-inspanning IJsselmeer, komen de faciliteiten voor de desbetreffende aangeslotenen te vervallen indien de vrijstelling wordt ingetrokken of indien de aangeslotenen de PO verlaten. Concreet betekent dit het volgende: Overdrachten van gehele vergunningen blijven gehandhaafd, ook indien de vergunning is overgedragen door of aan een aangeslotene. Tijdelijke overdrachten van een deel van een vergunning blijven evenzeer gehandhaafd. Aan het einde van de periode van 12 maanden komen de desbetreffende visrechten immers weer terug bij degene die ‘verleased’ heeft.

In geval van een overdracht voor onbepaalde tijd van een deel van een vergunning van een visser die de PO verlaat ligt dit anders. Degene die dan over meer merkjes beschikt dan zijn ‘uitgangssituatie’ (het niveau aan visserijrechten zoals vastgesteld op grond van artikel 73, tweede lid), als gevolg van het feit dat hij per saldo gedeelten van (een) vergunning(en) overgedragen heeft gekregen, valt terug op die uitgangssituatie. Daarmee is sprake van een sterke drempel tegen het verlaten van de PO. Op deze wijze wordt een oneigenlijk gebruik van de PO voorkomen.

Degene die daarentegen per saldo een deel van zijn vergunning heeft overgedragen, krijgt dat gedeelte niet opnieuw op zijn naam bijgeschreven. Dit zou namelijk tot ongewenste resultaten kunnen leiden in situaties waarin degene aan wie hij heeft overgedragen, nìet uittreedt. Bovendien zou dit tot dubbel-op-situaties kunnen leiden. Er mag immers vanuit worden gegaan dat de overdragende partij financieel gewin heeft behaald bij zijn transactie, voldoende om het verlies van het overgedragen deel te compenseren.

In de situatie waarin de vrijstelling wordt ingetrokken dan wel waarin aangeslotenen de PO verlaten, wordt tevens de korting die in PO-verband is toegepast, tenietgedaan en komen de betrokken vissers alsnog onder het regime van de gesloten tijd voor het IJsselmeer te vallen. De vergunningen van de desbetreffende ondernemers zullen door de Minister worden vervangen door een nieuwe, waarbij de hiervoor genoemde uitgangspunten zullen worden toegepast.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Transponeringstabel Uitvoeringsregeling visserij

1. De Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren (Stcrt 1977, 255);

Oud

Nieuw

Toelichting

Artikel 1

Artikel 1

De definities van visserijzone, zeegebied, kustwateren, rapen en handmatig zijn overgenomen uit de BVVZK.

Artikel 2

Artikel 14

 

Artikel 3

Artikel 12

 

Artikel 4

Artikel 17 en bijlage 4

 

Artikel 5

Artikel 13 en bijlage 5

 

Artikel 6

Artikel 6 van de BVVZK was reeds vervallen.

Artikel 7, eerste lid

Artikel 21

 

Artikel 7, tweede lid

Artikel 49

 

Artikel 8, eerste lid, sub a

Artikel18, tweede en derde lid

 

Artikel 8, eerste lid, sub b

vervallen

 

Artikel 8, tweede lid

Artikel 48

 

Artikel 8, derde lid

Artikel 34

 

Artikel 8, vierde lid

Artikel 18, eerste lid

 

Artikel 9, eerste lid

Artikel 19

 

Artikel 9, tweede lid

Artikel45, tweede lid

 

Artikel 10, eerste lid

Artikel 23

 

Artikel 10, tweede lid

Artikel 37

 

Artikel 11, eerste lid

Artikel 36

 

Artikel 11, tweede lid

Artikel 35

Artikel35, onderdeel c, is nieuw. Hiermee wordt de sluiting van de garnalenvisserij in Dollard-Zuid tot uitdrukking gebracht.

Artikel 11, derde lid

Artikel 22

 

Artikel 11, vierde lid

Artikel 50, onderdeel a

 

Artikel 11, vijfde lid

Artikel 50, onderdeel b

 

Artikel 11, zesde lid

Artikel70, eerste lid

 

Artikel 11, zevende lid

Artikel70, tweede lid

 

Artikel 11, achtste lid

Artikel70, derde lid

 

Artikel 11, negende lid

Artikel70, vijfde lid

Artikel70, vierde lid, is een nieuw lid. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat het mogelijk is om motorvermogen, ten behoeve waarvan een vergunning voor een vissersvaartuig is verleend, over te dragen aan een ander vaartuig. Dat kan op voorwaarde dat de totale hoeveelheid motorvermogen niet toeneemt. Om de overdracht mogelijk te maken, moeten beide vergunninghouders daartoe een verzoek indienen bij LNV.

Artikel 11, tiende lid

Artikel 70, zesde en zevende lid

Omwille van de leesbaarheid is het tiende lid thans in 2 leden, zes en zeven, verdeeld.

Artikel 11a

Artikel 15

 

Artikel 11b

Artikel 71

 

Artikel 12, 13 en 13a

Artikel 33

 

Artikel 16

Artikel 15 is een nieuw artikel waarmee de sluiting van de Waddenzee voor de mechanische kokkelvisserij wordt vastgelegd.

Artikel 20 en bijlage 6

Artikel 20 is een nieuw artikel waarmee het gebied Dollard-Zuid gesloten wordt voor de garnalenvisserij.

Artikel 14 en 15

Betrof slotbepalingen.

2. De Regeling aanwijzing vissen, schaal- en schelpdieren (Stcrt. 1982, 253);

Oud

Nieuw

Toelichting

Artikel 1

Artikel 2 en bijlage 1

De opsomming uit het oude artikel 1 is thans opgenomen in bijlage 1.

Artikel 2

Betrof slotbepaling.

3. De Regeling aassoorten spieringtuig (Stcrt. 1985, 85);

De inhoud van deze regeling is niet opgenomen in de nieuwe regeling.

4. De Aanwijzing verboden middelen tot bedwelming (Stcrt. 1985, 85)

Oud

Nieuw

Toelichting

Artikel 1

Artikel 4

 

Artikel 2 en 3

Betrof slotbepalingen

5. De Regeling aanwijzing wateren gesloten tijd (Stcrt. 1985, 103);

Oud

Nieuw

Toelichting

Artikel 1

Artikel 25 en bijlage 7

De opsomming uit het oude artikel 1 is thans opgenomen in bijlage 7.

Artikel 1a, eerste lid

Artikel 27

 

Artikel 1a, tweede lid t/m vierde lid

Artikel 55

 

Artikel 1b

Artikel 56

 

Artikel 1c

Artikel 57

 

Artikel 1d

Artikel 58

 

Artikel 1e

Artikel 59

 

Artikel 1f

Artikel 60

 

Artikel 2

Artikel 26

 

Artikel 2a

Artikel 32

 

Artikel 2b en 3

 

Betrof slotbepalingen.

6. De Regeling aanwijzing wateren verbod nachtvisserij (Stcrt. 1985, 103)

Oud

Nieuw

Toelichting

Artikel 1

Artikel 24 en bijlage 2

De opsomming uit het oude artikel 1 is thans opgenomen in bijlage 2.

Artikel 2

Betrofslotbepaling.

7. De Uitzondering Grevelingenmeer van bepaling huur- en verhuur visrecht (Stcrt. 1987, 80)

Oud

Nieuw

Toelichting

Artikel 1

Artikel 5

 

Artikel 2

Betrof slotbepaling

8. De Uitzet van graskarpers (Stcrt. 1990, 104)

Oud

Nieuw

Toelichting

Artikel 1

Artikel 3

 

Artikel 2, eerste lid

Artikel 62, eerste lid, sub a en b

 

Artikel 2, tweede lid

Artikel 62, tweede lid

 

Artikel 3

Artikel 28

 

Artikel 4

Meldingsplicht bij de Minister is geschrapt.

Artikel 5

Betrof slotbepaling.

9. De Regeling IJsselmeervisserij 1993 (Stcrt. 1993, 40)

Oud

Nieuw

Toelichting

Artikel 1

Artikel 1

De definities van grote fuik en schietfuik zijn overgenomen uit de Regeling IJsselmeervisserij 1993. De term schietfuik is gewijzigd in schietfuik binnenvisserij.

Artikel 2, eerste t/m derde lid

Artikel 29

 

Artikel 2, vierde en vijfde lid

Artikel 65

 

Artikel 3, eerste lid

Artikel 30 en bijlage 8

De opsomming uit het oude artikel 3 is thans opgenomen in bijlage 8.

Artikel 3, tweede lid

Artikel 66

 

Artikel 4

Artikel 31 en bijlage 9

De opsomming uit het oude artikel 4 is thans opgenomen in bijlage 9.

Artikel 5, 6 en 7

Betrof slotbepalingen.

10. De Regeling vervroegde opening visseizoen (Stcrt. 1994, 71)

Oud

Nieuw

Toelichting

Artikel 1

Artikel 61, eerste lid

 

Artikel 2

Artikel 61, tweede lid

 

Artikel 3

Betrof slotbepaling.

11. De Regeling visserij-inspanning IJsselmeer (Stcrt. 1996, 101)

Oud

Nieuw

Toelichting

Artikel 1

Artikel 1

De definities van merkje, verordening, producentenorganisatie en aangeslotene zijn overgenomen uit de Regeling visserij-inspanning IJsselmeer en bij onderhavige regeling geactualiseerd.

Artikel 2, eerste lid

Artikel 32

Het spieringtuig is uit deze bepaling geschrapt.

Artikel 2, tweede t/m vijfde lid

Artikel 67

 

Artikel 3

Artikel 68

 

Artikel 4

Artikel 72

 

Artikel 5

Artikel 73

 

Artikel 6

Artikel 74

 

Artikel 7

Artikel 75

 

Artikel 8

Artikel 76 en bijlage 12

 

Artikel 9

Artikel 77

 

Artikel 10 en 11

Betrof slotbepalingen.

12. De Regeling maat middellijn ringetjes en gaatjes in zijwanden aalkistjes (Stcrt. 1997, 220)

Oud

Nieuw

Toelichting

Artikel 1

Artikel 6

 

Artikel 2 en 3

Betrof slotbepalingen

13. De Regeling eisen aan administratie inzake zoetwatervis (Stcrt. 2003, 4)

Oud

Nieuw

Toelichting

Artikel 1 en 2

Artikel 7

 

Artikel 3

Artikel 8

 

Artikel 4

Artikel 9

 

Artikel 5

Artikel 10

 

Artikel 6

Betrof slotbepaling

14. De Vrijstellingsregeling visserij (Stcrt. 2006, 247)

Oud

Nieuw

Toelichting

Artikel 1

Artikel 1

De definities van zeegebied, kustwateren, riviervisserij, bordennet, handzeef, functionaris en visvak zijn overgenomen uit de Vrijstellingsregeling visserij.

Artikel 2.1, eerste lid

Artikel 38, eerste lid

 

Artikel 2.1, tweede lid

Artikel 39

 

Artikel 2.1, derde lid

Artikel 40

 

Artikel 2.1, vierde lid

Artikel 38, tweede lid

 

Artikel 2.1, vijfde lid

Artikel 41

 

Artikel 2.1, zesde en zevende lid

Artikel 38, derde en vierde lid

 

Artikel 2.2

Artikel 42

 

Artikel 2.3

Artikel 38, vijfde lid en bijlage 10

 

Artikel 43

Artikel 40 is een nieuw artikel waarmee tot uitdrukking is gebracht dat het vergunningstelsel voor het vissen met sleepnetten ten oosten van de Oosterscheldekering is afgeschaft.

Artikel 2.4, eerste lid

Artikel 44

 

Artikel 2.4, tweede lid

Artikel 45, eerste lid

 

Artikel 2.5

Artikel 46

 

Artikel 2.6

Artikel 47

 

Artikel 2.7

Artikel 51

 

Artikel 2.8

Artikel 52

 

Artikel 3.1

Artikel 53

 

Artikel 3.2

Artikel 63 en bijlage 11

 

Artikel 3.3

Artikel 64

 

Artikel 3.4

Artikel 69

 

Artikel 3.5

Artikel 54

 

Artikel 4.1 t/m 4.3

Betrof slotbepalingen.

Naar boven