Wijziging PNB-Regeling, de Regeling Inrichting Landelijk Gebied en de Uitvoeringsregeling Pacht

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 16 september 2008, nr. TRCJZ/2008/2320, houdende wijziging van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties, de Regeling Inrichting Landelijke Gebied en de Uitvoeringsregeling Pacht (decentralisatie leningen grondverwerving)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Handelend in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op de artikelen 2 en 4 van de Kaderwet LNV Subsidies voor zover het artikel I betreft, gelet op artikel 93 van de Wet inrichting landelijk gebied voor zover het artikel II betreft en gelet op artikel 18, vierde lid, Wet waardering onroerende zaken voor zover het artikel III betreft;

Besluit:

Artikel I

De Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

1. In deze regeling wordt verstaan onder:

– beheer: al hetgeen in een terrein wordt verricht ten behoeve van instandhouding en ontwikkeling van de in dat terrein aanwezige waarden van natuurwetenschappelijke, landschappelijke of cultuurhistorische betekenis of vanwege de bosbouwkundige waarden, alsmede de daarmee verbonden administratie;

– bureau: bureau beheer landbouwgronden als bedoeld in artikel 28 van de Wet agrarisch grondverkeer;

– directeur: Directeur Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

– DLG: Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

– EHS: ecologische hoofdstructuur zoals die globaal is aangegeven op kaart 5 van de planologische kernbeslissing van de Nota Ruimte (Kamerstukken II 2004/05, 29 435, nr. 125);

– hervestigingskosten: kosten verbonden aan bedrijfshervestiging als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Regeling verlening hervestigingstoeslag, voor zover ter tegemoetkoming in die kosten op grond van die regeling een toeslag is verleend;

– inrichting: het geschikt maken van een terrein voor de instandhouding, het herstel of de ontwikkeling van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden of bosbouwkundige waarden en het daarmee samenhangende beheer;

– instelling: instelling als bedoeld in artikel 3, zijnde een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid of een stichting;

– invloedssfeer: gedeelte van een provincie, aangegeven op een door de Minister en Gedeputeerde Staten vastgestelde kaart, waarbinnen een instelling eerstaangewezene is om terreinen te verwerven of in beheer te verkrijgen;

– Minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

– Nadere Uitwerking voor het Rivierengebied: Nadere Uitwerking voor het Rivierengebied, bedoeld in de Nota Ruimte (Kamerstukken II 2004/05, 29 435, nr. 174);

– natuurgebied: natuurgebied als bedoeld in artikel 1, onderdeel s, van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000, zoals die luidde tot 1 januari 2007;

– natuurontwikkeling: het scheppen van de abiotische en biotische omstandigheden voor de ontwikkeling van natuurwaarden van nationale of internationale betekenis door middel van daarop toegesneden eenmalige maatregelen voor inrichting en beheer;

– project: geheel van onderscheidbare éénmalige activiteiten, gericht op één of meer concrete resultaten ter instandhouding, herstel of ontwikkeling van natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden of bosbouwkundige waarden;

– project Grensmaas: project Grensmaas als bedoeld in het Stimuleringsplan, tevens Natuur- en beheersgebiedsplan Grensmaas en het Provinciaal Omgevingsplan Limburg Aanvulling Grensmaas (Stcrt. 2005, 136);

– project Zandmaas Pakket I: project Zandmaas Pakket I als bedoeld in het Tracébesluit Zandmaas/Maasroute, het Provinciaal Omgevingsplan Limburg Aanvulling Zandmaas (Stcrt. 2002, 52);

– terreinen: gronden, daaronder begrepen natuurterreinen, wateren, landgoederen, bossen en andere houtopstanden, alsmede de op die gronden gelegen objecten, die van belang of van potentieel belang zijn om hun natuurwetenschappelijke, landschappelijke of cultuurhistorische betekenis of vanwege bosbouwkundige waarden;

– verordening (EG) nr. 1275/1999: verordening (EG) nr. 1275/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 betreffende steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PbEG L160);

– verwerving: verwerving van het recht van eigendom of het recht van erfpacht.

2. Deze regeling berust op de artikelen 2 en 4 van de Kaderwet LNV-Subsidies.

B

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

De Minister kan met betrekking tot de terreinen ten behoeve van de realisatie van de projecten Grensmaas en Zandmaas Pakket I en de realisatie van de Nadere Uitwerking voor het Rivierengebied op aanvraag subsidie verlenen voor:

a. de kosten van verwerving, en

b. de vergoeding van de kosten voor beëindiging van pachtovereenkomsten.

C

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

In aanmerking voor een subsidie als bedoeld in artikel 2 komen de volgende instellingen:

a. voor het project Grensmaas:

– Vereniging Natuurmonumenten;

b. voor het project Zandmaas Pakket I:

– Stichting Het Limburgs Landschap;

c. voor de Nadere Uitwerking voor het Rivierengebied:

– Stichting Het Brabantse Landschap;

– Stichting Het Geldersch Landschap;

– Stichting Het Landschap Overijssel;

– Stichting Het Utrechts Landschap;

– Stichting Het Zuid-Hollands Landschap;

– Vereniging Natuurmonumenten.

D

Aan artikel 4a wordt het volgende lid toegevoegd:

4. Het subsidieplafond voor de in artikel 2 genoemde categorieën subsidies gezamenlijk voor 2008 is:

a. voor het project Grensmaas: € 3.134.000,–;

b. voor het project Zandmaas Pakket I: € 670.000,–;

c. voor de Nadere Uitwerking voor het Rivierengebied: € 1.700.000,–.

E

Artikel 6, onderdeel a, komt te luiden:

a. in een op grond van de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling, zoals die luidde tot 29 november 1999, begrensd natuurontwikkelingsproject of reservaatsgebied, of.

F

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt als volgt te luiden:

1. De subsidie, bedoeld in artikel 6, vermeerderd met subsidies of andere bijdragen die uit andere hoofde met hetzelfde oogmerk worden verstrekt en vermeerderd met eigen middelen van de instelling die met hetzelfde oogmerk worden aangewend, bedraagt ten hoogste 100 procent van de subsidiabele kosten.

2. Het vijfde lid en het zesde lid vervallen.

G

Artikel 9 vervalt.

H

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt als volgt te luiden:

2. De subsidie, bedoeld in het eerste lid, vermeerderd met subsidies of andere bijdragen die uit andere hoofde met hetzelfde oogmerk worden verstrekt en vermeerderd met eigen middelen van de instelling die met hetzelfde oogmerk worden aangewend, bedraagt ten hoogste 100 procent van de subsidiabele kosten.

2. Het vierde lid komt als volgt te luiden:

4. Artikel 8, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

I

Artikel 28 vervalt.

J

Artikel 47 vervalt.

Artikel II

Artikel 4 van de Regeling Inrichting Landelijk Gebied komt te luiden:

Artikel 4

1. Als verplichtingen als bedoeld in artikel 93, eerste en derde lid, van de wet worden aangeduid:

a. de van voor 1 januari 2007 daterende verplichtingen die voor de Minister, de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat alsmede voor de landinrichtingscommissies, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de Landinrichtingswet, voortvloeien uit de in de bijlage bij deze regeling genoemde wetten, Ministeriële regelingen en incidentele projectsubsidies, met uitzondering van de verplichtingen die voortvloeien uit subsidieverhoudingen waarbij reeds subsidievaststelling en uitbetaling heeft plaatsgevonden, en met uitzondering van het afhandelen van bezwaar- en beroepsprocedures tegen subsidiebeschikkingen die voor 1 januari 2007 zijn ingediend;

b. de van voor 1 januari 2008 daterende verplichtingen die voor de Minister voortvloeien uit de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties, met uitzondering van de verplichtingen die voortvloeien uit het project Grensmaas, het project Zandmaas Pakket I en de Nadere Uitwerking voor het Rivierengebied, met uitzondering van de verplichtingen die voortvloeien uit subsidieverhoudingen waarbij reeds subsidievaststelling en uitbetaling heeft plaatsgevonden, en met uitzondering van het afhandelen van bezwaar- en beroepsprocedures tegen subsidiebeschikkingen die voor 1 januari 2008 zijn ingediend.

2. De verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, alsmede de bevoegdheden van de Minister, onderscheidelijk de Staatssecretarissen, genoemd in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, die met deze verplichtingen samenhangen worden per 1 januari 2007 aan gedeputeerde staten overgedragen.

3. De verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, alsmede de bevoegdheden van de Minister, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, die met deze verplichtingen samenhangen worden per 1 januari 2008 aan gedeputeerde staten overgedragen.

4. Archiefbescheiden van de Minister, de Staatssecretarissen, genoemd in het eerste lid, alsmede van de landinrichtingscommissies, betreffende de verplichtingen die ingevolge het eerste lid overgaan naar gedeputeerde staten, worden overgedragen aan gedeputeerde staten van de provincie waarnaar de verplichtingen ingevolge het eerste en tweede lid overgaan, voor zover zij niet overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

Artikel III

Artikel 8 van de Uitvoeringsregeling pacht komt te luiden:

Artikel 8

Deze regeling berust mede op artikel 395 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, op de artikelen 23 en 24 van het Pachtprijzenbesluit 2007 en op artikel 18, vierde lid, Wet waardering onroerende zaken.

Artikel IV

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

2. De artikelen I en II werken terug tot en met 1 januari 2008.

3. Artikel III werkt terug tot en met 1 september 2007.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 16 september 2008.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg.

Toelichting

Met de onderhavige regeling worden de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties (hierna: PNB-Regeling) (artikel I), de Regeling Inrichting Landelijk Gebied (hierna: de RILG) (artikel II) en de Uitvoeringsregeling Pacht (artikel III) gewijzigd.

1. Wijziging PNB-Regeling (artikel I)

In artikel I van deze wijzigingsregeling wordt de PNB-Regeling aangepast. De PNB-regeling voorziet in de subsidiëring van verwerving van grond en de vergoeding van de kosten voor beëindiging van pachtovereenkomsten. De subsidieontvangers zijn particuliere terreinbeherende organisaties.

In het kader van de Wet inrichting landelijk gebied (WILG) en de bestuursovereenkomsten Inrichting Landelijk Gebied is tussen rijk en provincies afgesproken dat het PNB-leningenbudget, samen met eventuele cofinanciering, ingezet wordt middels provinciale subsidieregelingen. Het gaat hier om het budget voor het verwerven van terreinen voor de realisatie van de EHS, waarbij financiering via een constructie plaatsvindt waarbij het rijksaandeel in de aankopen van particuliere terreinbeherende organisaties wordt gefinancierd uit een lening. Om aan de afspraken met de provincies gevolg te geven wordt in deze regeling de PNB-Regeling gewijzigd.

De PNB-Regeling blijft de grondslag voor de subsidiëring van de realisatie van de rijksprojecten Grensmaas, Zandmaas Pakket I, beide onderdeel van het overkoepelende project De Maaswerken, en van de Nadere Uitwerking voor het Rivierengebied (NURG). Subsidiering op rijksniveau is hier aangewezen, vanwege het deels provinciegrensoverschrijdende karakter van deze projecten en de verwevenheid met de realisering van het veiligheidsbeleid van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat ( VenW).

De NURG is als uitwerking van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra in 1991 voor het rivierengebied vastgesteld. Sinds 1993 werken het Ministerie van VenW en het Ministerie van LNV samen aan de realisatie van dit NURG-programma. De samenwerkingsafspraak met betrekking tot NURG is in 1997 en 2000 geactualiseerd. Bij die gelegenheid is de samenwerking verbreed en zijn tussen het Ministerie van LNV, het Ministerie van VenW en de provincie Limburg ook afspraken gemaakt met betrekking tot de realisatie van onder meer de projecten Grensmaas en Zandmaas pakket I. In 1997 is een bestuursovereenkomst voor het project De Maaswerken ondertekend. In 2000 is het project De Maaswerken opgenomen in de Samenwerkingsafspraak Veiligheid en Natte Natuur.

In verband met het bovenstaande zijn de artikelen 2, 3 en 4a van de PNB-Regeling gewijzigd (artikel I, onderdelen B tot en met D). In artikel 2 is bepaald dat subsidie voor de verwerving van een terrein of voor vergoeding van de kosten voor beëindiging van pachtovereenkomsten enkel wordt verleend voor zover het kosten betreft ten behoeve van de realisatie van de projecten Grensmaas, Zandmaas Pakket I of NURG. In het gewijzigde artikel 3 zijn als potentiële subsidieontvangers enkel de particuliere terreinbeherende organisatie aangewezen, die invloedsfeer hebben in de betreffende projectgebieden.

De wijziging van de artikelen 1, 6, 7 en 10 van de PNB-Regeling zijn van uitsluitend redactionele aard (artikel I, onderdeel A, E, F en H). De artikelen 9, 28 en 47 hebben geen meerwaarde meer en zijn komen te vervallen (artikel I, onderdelen G, I en J).

2. Wijziging RILG (artikel II)

Om te voorkomen dat subsidieontvangers zich voor de afwikkeling van veelal gelijksoortige subsidieaanvragen moeten wenden tot verschillende bestuursorganen, regelt artikel 93 van de WILG, dat deze bestaande verplichtingen in medebewind kunnen worden overgedragen aan de provincies. Bij toepassing van artikel 93 van de WILG is op de relatie tussen gedeputeerde staten en de subsidieaanvrager of -ontvanger het recht van toepassing, zoals dat gold onmiddellijk voor de overdracht (artikel 93, zesde lid, van de WILG). Aan artikel 93 van de WILG is uitvoering gegeven in artikel 4 van de RILG.

Om lopende rijksverplichtingen die uit de ongewijzigde PNB-Regeling zijn voortgevloeid te kunnen overdragen aan de provincies, is artikel 4 van de RILG aangepast (artikel II van deze wijzigingsregeling). Door deze wijziging blijft gewaarborgd dat alle verplichtingen en de daarmee gepaard gaande middelen van het gebiedsgerichte beleid in één hand blijven. Subsidieaanvragers en -ontvangers kunnen zich hierdoor zowel voor de afhandeling van de oude, vaak meerjarige verplichtingen in het kader van het gebiedsgericht beleid, als voor de afhandeling van nieuwe subsidieaanvragen, wenden tot gedeputeerde staten van de provincie waarin de subsidiabele activiteiten plaatsvinden dan wel hebben plaatsgevonden.

Op grond van het eerste lid, onderdeel b, en het derde lid van artikel 4 worden alle lopende verplichtingen die voor Minister voortvloeien uit de op grond van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties, met uitzondering van de verplichtingen die voortvloeien uit de projecten Grensmaas, Zandmaas Pakket I en de NURG, per 1 januari 2008 overgedragen aan gedeputeerde staten van de betrokken provincies.

3. Wijziging Uitvoeringsregeling Pacht (artikel III)

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de Uitvoeringsregeling Pacht aan te passen (artikel III). In de Uitvoeringsregeling Pacht is voor de rechtsgrondslag per abuis naar een verkeerd artikel verwezen. Deze verwijzing wordt met deze regeling gecorrigeerd.

Deze wijzigingsregeling heeft geen bedrijfseconomische gevolgen en zorgt niet voor veranderingen in de administratieve lasten.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Naar boven