Wijziging Regeling gratificatie bij ambtsjubileum

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties tot wijziging van de Regeling gratificatie bij ambtsjubileum in verband met de verrekening van een diensttijdgratificatie en aanmerken van levensloopverlof als diensttijd

11 september 2008

Nr. 2008-0000411584

DGBK/AOS/AO&IZ

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 79 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en artikel 114 van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal;

Besluit:

Artikel I

A

Artikel 2, derde lid, van de Regeling gratificatie bij ambtsjubileum komt te luiden:

3. Indien aan de betrokkene bij een hem uit een eerdere betrekking verleend ontslag een diensttijdgratificatie is toegekend als bedoeld in het tweede lid van de artikelen 79 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement of 114 van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal of in een daarmee overeenkomende regeling, wordt de in het eerste lid genoemde gratificatie verminderd met het bedrag van die diensttijdgratificatie voor zover dat bedrag betrekking heeft op de omvang van de betrekking en de diensttijd waarover de gratificatie bij ambtsjubileum is berekend.

B

In artikel 5, tweede lid, wordt na ‘in aanmerking’ het woord ‘diensttijd’ vervangen door ‘tijd’ en wordt na ‘buitengewoon verlof’ ingevoegd: dan wel levensloopverlof.

C

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

Indien de betrokkene op de datum van zijn ambtsjubileum buitengewoon verlof mede in het algemeen belang zonder behoud van bezoldiging dan wel levensloopverlof geniet, wordt voor de berekening van zijn ambtsjubileumgratificatie uitgegaan van de bezoldiging die hij genoot direct voorafgaand aan het verlof.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt wat betreft artikel I, de onderdelen B en C, terug tot en met 1 januari 2006.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, G. ter Horst.

Toelichting

Artikel I, onderdeel A

Het tweede lid van artikel 79 van het ARAR, 114 van het ARSG en 85 van het RDBZ verplicht om onder aldaar aangegeven voorwaarden een diensttijdgratificatie toe te kennen, indien aan de ambtenaar ontslag is verleend in het kader van een reorganisatie of op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte vóórdat de periode van een ambtsjubileum is vol gemaakt. De tekst van dit tweede lid vermeldt dat de diensttijdgratificatie een in verhouding tot de doorgebrachte diensttijd evenredig gedeelte van de gratificatie bij ambtsjubileum is.

De situatie kan zich voordoen dat de ambtenaar bij gelegenheid van of na een ontslag als vorenbedoeld (opnieuw) een aanstelling verkrijgt voor een geringere betrekkingsomvang, een geringer aantal uren per week, dan voorheen, waarin hij (alsnog) een diensttijd vol maakt als genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Regeling gratificatie bij ambtsjubileum. Op de gratificatie bij ambtsjubileum die dan wordt toegekend wordt op grond van artikel 2, derde lid, van die regeling het bedrag van de eerder verkregen diensttijdgratificatie in mindering gebracht.

De eerder ontvangen diensttijdgratificatie is echter berekend over de oorspronkelijke betrekkingsomvang. Aangezien de gratificatie bij ambtsjubileum in de gegeven situatie berekend wordt over een geringere betrekkingsomvang ligt het voor de hand dat ook de eerder ontvangen diensttijdgratificatie wordt verrekend voor zover die betrekking heeft op diezelfde geringere betrekkingsomvang. Om dat te bereiken is het derde lid van artikel 2 van de Regeling gratificatie bij ambtsjubileum aangevuld met een zinsnede die de verrekening van de diensttijdgratificatie beperkt tot het bedrag dat (opnieuw) onderdeel uitmaakt van de gratificatie bij ambtsjubileum.

Artikel I, de onderdelen B en C

In artikel 5, tweede lid, is toegevoegd dat de tijd gedurende welke betrokkene levensloopverlof heeft genoten meetelt als diensttijd voor de toepassing van een gratificatie bij ambtsjubileum. In samenhang hiermee is artikel 8 gewijzigd: indien de datum van het ambtsjubileum binnen de periode van levensloopverlof valt, waarin een afwijkende bezoldiging geldt, wordt de gratificatie berekend op basis van de bezoldiging vóór de verlofperiode.

Aan deze bepalingen is terugwerkende kracht verleend tot en met de datum van inwerkingtreding van de Levensloopregeling rijkspersoneel.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Naar boven