De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Gelet op artikel 15.13, eerste en tweede lid, van de Wet milieubeheer;
Besluit:
ARTIKEL I
De Saneringsregeling asbestwegen derde fase1 wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 4 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma een onderdeel toegevoegd,
luidende:
B
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. De minister kan naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in artikel 3 vanwege zwaarwichtige redenen besluiten om niet
of niet volledig tot het doen verwijderen van asbest uit een asbestbevattende weg of strook over te gaan en kan in de plaats
daarvan besluiten tot het doen aanbrengen van een duurzame afscherming van het asbest overeenkomstig artikel 3, onderdeel
b, van de Regeling nadere voorschriften asbestwegen milieubeheer.
C
In artikel 8, vierde lid, wordt ‘1 januari 2008’ vervangen door: 1 september 2009.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
1. Inleiding
Op 20 april 2007 is de Saneringsregeling asbestwegen derde fase (hierna: de saneringsregeling) in werking getreden. In deze
regeling wordt eigenaren van asbestwegen en asbestbevattende stroken in de regio Hof van Twente (Overijssel) en Harderwijk
(Gelderland) nog eenmaal de mogelijkheid geboden een saneringshandeling aan te vragen en uitgevoerd te krijgen. De saneringsregeling
bevat een aantal inhoudelijke criteria. Eén van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een saneringshandeling is dat
de weg of strook is aangemeld in het kader van de aanvullende inventarisatie asbestwegen, zoals die is uitgevoerd door de
provincies Overijssel en Gelderland in de periode 15 mei 2006 tot en met 1 juli 2006. Een eigenaar kan vervolgens met betrekking
tot de aangemelde strook of weg een aanvraag voor een saneringshandeling indienen bij het Projectbureau Saneringsregeling
asbestwegen derde fase. De sluitingsdatum voor het indienen van de aanvraag was 1 januari 2008. Omdat er onduidelijkheid was
over of er na de melding nog een aanvraag moest worden ingediend, zijn er geen aanvragen binnengekomen. Tevens is gebleken
dat veel meldingen zijn gedaan door niet-eigenaren, terwijl alleen eigenaren in aanmerking komen voor een saneringshandeling.
Het inventariseren en achterhalen van de eigenaren van de gemelde locaties heeft veel tijd in beslag genomen. Ook bleek de
oprichting van het projectbureau meer inspanning te vergen dan voorzien.
2. Wijzigingen in de saneringsregeling
Met deze wijzigingsregeling is de termijn voor het indienen van aanvragen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de saneringsregeling
verlengd tot 1 september 2009, zodat eigenaren van aangemelde wegen of stroken alsnog een aanvraag kunnen indienen. Het projectbureau
zal hiertoe alle eigenaren van aangemelde wegen of stroken benaderen.
Op grond van de meldingen in het kader van de aanvullende inventarisatie van asbestwegen, zoals bedoeld in artikel 3, tweede
lid, van de saneringsregeling, bestaat er zicht op het aantal te verwachten aanvragen. Met het verlengen van de uiterste indieningstermijn
worden niet meer aanvragen verwacht dan er meldingen zijn gedaan. De mogelijkheid om aanvragen in te dienen geldt namelijk
alleen voor de reeds gemelde wegen en stroken. Verlenging van de indieningstermijn heeft derhalve geen financiële consequenties.
De verlenging van de indieningstermijn heeft alleen betrekking op de aanvraag, bedoeld in artikel 3, eerste lid, en niet op
aanvragen op grond van artikel 9 van de saneringsregeling.
Met deze wijzigingsregeling is tevens een tweetal zaken overeenkomstig de intentie van de regeling verduidelijkt.
Allereerst is in artikel 4 de voorwaarde toegevoegd dat een weg niet voldoet aan de Regeling nadere voorschriften asbestwegen
milieubeheer om voor een saneringshandeling in aanmerking te komen. Deze toevoeging is noodzakelijk omdat anders duurzaam
afgeschermde wegen ook voor een saneringsregeling in aanmerking komen. Dit is nooit de bedoeling van de onderhavige regeling
geweest.
De regeling dient ter bevordering van de naleving van het Besluit asbestwegen milieubeheer door het uitvoeren van saneringen
of door financiering van de kosten die gemaakt moeten worden voor de sanering van asbestbevattende wegen en stroken in en
rondom de gemeenten Hof van Twente en Harderwijk, die zijn verhard met asbestafval van de voormalige asbestcementfabrieken
in genoemde gemeenten. Het Besluit asbestwegen milieubeheer bevat in artikel 2, eerste lid, een verbod om een weg die asbest
bevat in eigendom te hebben. De eigenaar van een dergelijke weg is verplicht maatregelen te nemen die strekken tot het tegengaan
van blootstelling van gebruikers van die weg aan asbest (artikel 4 van het Besluit asbestwegen milieubeheer).
Dit verbod is, conform artikel 2, derde lid, van het Besluit asbestwegen milieubeheer niet van toepassing op wegen, waarvan
de eigenaar heeft aangetoond dat het asbest voor 1 juli 1993 is aangebracht en waarvan het asbest is afgeschermd door een
verharding die geen asbest bevat. De afscherming moet bestaan uit asfalt, klinkers of beton, welke in een goede staat verkeert.
Het verbod is eveneens niet van toepassing op een asbestbevattende weg die voldoet aan bij ministeriële regeling gegeven voorschriften,
vastgelegd in de Regeling nadere voorschriften asbestwegen milieubeheer. Op grond van artikel 3 van die regeling mag een weg,
die behoort tot de verkeersklasse 1 of 2a ook duurzaam zijn afgeschermd door een laag zand, grond, puingranulaat of materiaal
dat een vergelijkbare afscherming biedt, waarvan de dikte ten minste 0,2 m is.
Een eigenaar van een weg of strook die conform genoemde regelgeving duurzaam is afgeschermd, is niet in overtreding met het
Besluit asbestwegen milieubeheer, en hoeft dus geen maatregelen in de zin van artikel 4 te nemen, mits hij de afscherming
duurzaam in stand houdt. Het saneren van dergelijke wegen op basis van de saneringsregeling is nooit de intentie van de regeling
geweest. Door artikel 4, onderdeel d, worden geen saneringshandelingen verricht die niet noodzakelijk zijn uit het oogpunt
van de gezondheid van de mens en het milieu. Hiermee is aangesloten bij het Besluit asbestwegen milieubeheer en wordt rechtsongelijkheid
voorkomen.
Op grond van artikel 5, tweede lid, is het mogelijk dat de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
om zwaarwichtige redenen besluit om niet of niet volledig over te gaan tot het doen verwijderen van asbest uit een asbestbevattende
weg of strook. In plaats daarvan wordt de weg of strook duurzaam afgeschermd. Alvorens de minister hiertoe besluit, zal er
overleg plaatsvinden met de eigenaar van de weg of strook.
Tijdens de voorbereiding van de uitvoering van de saneringsregeling is gebleken dat situaties denkbaar zijn waarbij het verwijderen
niet de meest geschikte aanpak is. Er is dan sprake van een zwaarwichtige reden. Een zwaarwichtige reden is bijvoorbeeld dat
door de verwijdering van asbest wortels van monumentale bomen beschadigd kunnen raken en die bomen daardoor kunnen afsterven.
Een ander voorbeeld van een zwaarwichtige reden is dat door de verwijdering de stabiliteit van gebouwen in gevaar kan worden
gebracht. In dergelijke gevallen kan het wenselijk zijn om (deels) over te gaan tot een andere saneringshandeling dan verwijderen,
zoals duurzame afscherming, waarbij in de afweging de bescherming van het milieu en de volksgezondheid in voldoende mate wordt
meegewogen, opdat een gelijk beschermingsniveau tegen asbest gewaarborgd is. Dergelijke restverontreinigingen worden geregistreerd
overeenkomstig artikel 5 van het Besluit asbestwegen milieubeheer.
Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat aanvragers van een saneringshandeling uitgevoerd door de overheid de keuze krijgen
tussen verwijderen of duurzaam afschermen. Verwijderen heeft nog altijd de voorkeur.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J.M. Cramer.