Regeling beperking geluidhinder militaire luchtvaartuigen boven schietrange de Vliehors

28 november 2008

Nr. 2008 031174

Directie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Defensie,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op artikel 2 van het Besluit van 21 mei 1981, Stb. 1981, 343, houdende vaststelling van enige regels ter beperking van geluidhinder door luchtvaartuigen;

Besluit:

Artikel 1 Algemeen

Met betrekking tot het uitvoeren van vluchten met militaire luchtvaartuigen boven en rondom de schietrange de Vliehors voor het gebruik hiervan gelden de volgende regels ter beperking van geluidhinder:

  • a. vluchten worden niet uitgevoerd tussen 00.00 uur lokale tijd en het aanbreken van de uniforme daglichtperiode;

  • b. vluchten worden niet uitgevoerd op vrijdagen na 16.00 uur, noch op zaterdagen, zondagen en algemeen erkende feestdagen;

  • c. vluchten worden niet uitgevoerd in formaties van meer dan vier luchtvaartuigen.

Artikel 2 Vaste vleugelvliegtuigen

  • 1. Het aanvliegen van schietrange de Vliehors en de nadering van het circuitpatroon worden zoveel mogelijk uitgevoerd vanuit het noorden dan wel vanuit het zuidoosten.

  • 2. Het uitvliegen van schietrange de Vliehors en de klimprocedure uit het circuitpatroon worden standaard uitgevoerd in noordwestelijke richting.

  • 3. Rondom de schietrange Vliehors maakt het vliegverkeer gebruik van een circuitpatroon aan de zuidoostelijke zijde dat ligt vanaf de schietrange tot boven de Afsluitdijk, alsmede van circuitpatronen ten noordwesten van de schietrange en aan de westelijke en zuidwestelijke zijde van de schietrange. Bij het vliegen van de circuitpatronen dient het noorden van het eiland Texel beneden de hoogte van 10.000 voet (3.000 m), tot 1 NM (1,8 km) buiten de Texelse kust door het vliegverkeer van de schietrange te worden gemeden.

  • 4. De vluchten worden uitgevoerd met een vliegsnelheid van ten hoogste 350 knopen. Indien de aard van de opdracht het vliegen met een hogere snelheid noodzakelijk maakt voor het betreffende type luchtvaartuig, mag er worden gevlogen met een hogere snelheid, maar behoudens het bepaalde in de Regeling van de Staatssecretaris van Defensie van 31 augustus 1984 tot beperking geluidhinder militaire luchtvaart (Stcrt. 1984, 178) niet met hogere snelheden dan 450 knopen.

Artikel 3 Helikopters

  • 1. De nadering- en vertrekprocedure worden zoveel mogelijk uitgevoerd vanuit dan wel in de westelijke richting (nadering vanuit Den Helder, 1 NM (1,8 km) buiten de kust van Texel v.v.) of vanuit dan wel in de oostelijke richting (Friesland – Terschelling – Vlieland v.v.).

  • 2. Helikopters maken gebruik van een circuitpatroon dat is gelegen boven het zuidwestelijke gedeelte van Vlieland.

  • 3. Hoveren met helikopters vindt plaats boven het zuidwestelijke gedeelte van Vlieland in aaneengesloten periodes van maximaal 15 minuten.

  • 4. Landingen en starts vinden plaats op en vanaf een helikopterlandingsplaats gelegen in de nabijheid van de vuurleidingtoren.

Artikel 4 Geluidsbelasting

  • 1. De geluidsbelasting vanwege het luchtverkeer op de vastgestelde referentiepunten nabij de woonkernen Cocksdorp te Texel en Oost-Vlieland zal berekend in de Lden-maat niet hoger zijn dan 50 dB(A). De bijlage bij deze regeling geeft een topografische kaart met daarop aangegeven de ligging van de referentiepunten.

  • 2. De Minister van Defensie zal de geluidsbelasting vanwege het luchtverkeer op de referentiepunten jaarlijks laten berekenen. Het resultaat van deze berekeningen wordt ter beschikking gesteld aan de Militaire Luchtvaartautoriteit en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

  • 3. De Minister van Defensie draagt er zorg voor dat het luchtverkeer zodanig geschiedt dat de geluidsbelasting vanwege het luchtverkeer de in het eerste lid bedoelde grenswaarden niet overschrijdt. Zodra de Minister van Defensie constateert dat de in het eerste lid bedoelde grenswaarden zijn overschreden, schrijft hij maatregelen voor die naar zijn oordeel bijdragen aan het terugdringen van de geluidsbelasting vanwege het luchtverkeer binnen de grenswaarden.

Artikel 5 Overige bepalingen

  • 1. De Minister van Defensie kan in bijzonder geval ontheffing verlenen van de artikelen 1 en 3, derde en vierde lid, indien dit noodzakelijk is vanwege zwaarwegende redenen van gereedstelling van de Nederlandse krijgsmacht.

  • 2. Met betrekking tot de bevoegdheid in het eerste lid wordt mandaat verleend aan de directeur van de Militaire Luchtvaartautoriteit.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 7 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling beperking geluidhinder militaire luchtvaartuigen boven schietrange de Vliehors.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 28 november 2008

De Staatssecretaris van Defensie,

J.G. de Vries.

BIJLAGE BIJ ARTIKEL 4, EERSTE LID

Topografische kaarten met de referentiepunten voor de maximaal toegestane geluidsbelasting vanwege het luchtverkeer

Kaart 1

verkleinde afbeelding van stcrt-2008-1819-001.png

Kaart 2

verkleinde afbeelding van stcrt-2008-1819-002.png

TOELICHTING

De onderhavige regeling geeft met betrekking tot het uitvoeren van vluchten met militaire luchtvaartuigen (vaste vleugelvliegtuigen en helikopters) voor het gebruik van schietrange de Vliehors invulling aan artikel 2 van het Besluit van 21 mei 1981, Stb. 1981, 343, houdende vaststelling van enige regels ter beperking van geluidhinder door luchtvaartuigen.

In de Regeling VFR-nachtvluchten en minimum vlieghoogten voor militaire luchtvaartuigen, Stcrt. 1994, 251) zijn in artikel 5 laagvlieggebieden en -routes ten behoeve van militaire hefschroefvliegtuigen en in artikel 8 minimum vlieghoogten voor militaire hefschroefvliegtuigen opgenomen.

De voorschriften in de onderhavige regeling gelden in aanvulling op de Regeling VFR-nachtvluchten en minimum vlieghoogten voor militaire luchtvaartuigen.

Door militaire luchtvaartuigen worden oefeningen uitgevoerd boven en rondom de schietrange de Vliehors. De vluchten worden uitgevoerd met luchtvaartuigen van de Nederlandse krijgsmacht en van bondgenoten.

Bepalingen ter zake van vliegbewegingen en het gebruik van het luchtruim worden vastgesteld op basis van de luchtvaartwetgeving. In de onderhavige regeling is een aantal voorschriften gegeven die bij het gebruik met luchtvaartuigen boven en rondom de schietrange de Vliehors in acht moeten worden genomen. Dit betreft in het algemeen voorschriften die in de afgelopen jaren tot stand zijn gekomen, veelal als resultaat van overleg met vertegenwoordigers van de omgeving van de schietrange, om geluidhinder te beperken. De voorschriften worden met deze regeling vastgelegd. De bestaande praktijk dat in de zogenoemde range-orders op het feitelijk gebruik van de schietrange toegesneden voorschriften worden gegeven, zal worden voortgezet waarbij uiteraard de onderhavige regeling in acht wordt genomen. Naast de onderhavige regeling gelden al langere tijd range-orders voor de schietrange. Deze bevatten op een aantal onderdelen een nadere detaillering van de voorschriften en worden al dan niet tijdelijk toegesneden op feitelijk gebruik van de schietrange. Op basis van de in deze regeling opgenomen voorschriften in combinatie met de regeling van 31 augustus 1984 tot beperking geluidhinder militaire luchtvaart (Stcrt. 1984, 178) zal de geluidhinder door luchtvaartuigen boven schietrange de Vliehors worden beperkt.

Naast de voorschriften die het gebruik van het luchtruim beperken is er een voorschrift met een grenswaarde voor de te verwachten geluidsbelasting vanwege het luchtverkeer in deze regeling opgenomen. Deze grenswaarde geldt voor een aantal referentiepunten bij de nabij gelegen woonkernen. Om deze grenswaarde te berekenen zijn de invoergegevens en het grenswaardenscenario bepaald aan de hand van het militaire luchtverkeer van de afgelopen jaren. Verder zijn alle in het kader van de geluidsberekening relevante vluchtkarakteristieken gebruikt. Hierbij zijn zowel straalvliegtuigen (F’16 en Tornado) als helikopters (Chinook, Cougar en Apache) in beschouwing genomen. De set invoergegevens en het grenswaardenscenario zijn niet openbaar omdat de onderliggende gegevens van het militair luchtverkeer gerubriceerd zijn.

Op basis van het voor de geluidbelasting meest ongunstige grenswaardenscenario is door het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR) de in enig jaar maximaal te verwachten geluidbelasting in de geluidsmaat level day, evening, night (Lden) berekend. Ter vereenvoudiging zijn de nominale vliegbanen zonder horizontale spreiding toegepast.

Het toezicht op het naleven van de voorschriften is de verantwoordelijkheid van de Minister van Defensie. Deze minister is derhalve ook gehouden ervoor zorg te dragen dat overschrijding van de maximaal toegestane geluidsbelasting op de referentiepunten wordt voorkomen. Daartoe staan het Ministerie van Defensie diverse instrumenten ter beschikking, zoals het uitvaardigen van range-orders, het reguleren van de uit te voeren vluchten, alsmede het instrueren van personeel.

De handhaving geschiedt in de eerste plaats aan de hand van de in deze regeling opgenomen voorschriften. De Militaire Luchtvaartautoriteit krijgt inzage in de gedurende het jaar bij te houden database met vluchtgegevens, de actuele range orders, de informatie over de geplande en gerealiseerde vluchten, het logboek van de toren van de range,en in de vluchtgegevens op en rond schietrange de Vliehors die met de militaire radar zijn opgevangen. Tevens wordt ter handhaving van deze regeling op basis van in een database geregistreerde vluchtgegevens jaarlijks door het NLR de geluidwaarde berekend. Omdat het door het luchtverkeer veroorzaakte geluid samenhangt met het in werking hebben van de inrichting De Vliehors wordt deze berekening tevens geheel aan de inspectie van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (Vrom-Inspectie) ter toetsing voorgelegd.

De rapportage van de geluidsbelasting is niet in zijn geheel openbaar omdat de voor de berekening onderliggende gegevens van het militair luchtverkeer gerubriceerd zijn.

De Vliehors valt onder categorie 6 van Bijlage II, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Dit betekent dat de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer bevoegd gezag is voor het verlenen van vergunningen op basis van de Wet milieubeheer. In deze vergunningen worden de overige milieurelevante onderdelen van het gebruik van de schietrange geregeld, waaronder het geluid behorende bij vervoersbewegingen op het terrein, van stationaire bronnen en van het schieten vanuit luchtvaartuigen.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Artikel 1 geeft een aantal algemene voorschriften die gelden voor alle militaire luchtvaartuigen ter plaatse. Het betreft onder andere tijdstippen en dagen waarop niet wordt gevlogen. De uniforme daglichtperiode is binnen de luchtvaart een gebruikelijke aanduiding voor de periode waarbinnen gelet op de daglichtsituatie in principe gevlogen kan worden (zonder gebruikmaking van speciale hulpmiddelen).

Artikel 2

Artikel 2 bevat voorschriften die gelden voor het vliegen met vaste vleugelvliegtuigen. De voorschriften hebben betrekking op de naderingsroutes (dat zijn de routes waarlangs vanaf grotere afstand en hoogte het gebied bij de schietrange wordt aangevlogen) en de vertrekroute (dat is de route waarlangs het gebied bij de schietrange wordt verlaten), de circuitpatronen (dat zijn de vliegpatronen in de directe nabijheid van de schietrange), de vlieghoogte en de vliegsnelheid. Voor het vliegen met een snelheid die groter is dan die van het geluid bevat de Regeling beperking geluidhinder militaire luchtvaart een aantal specifieke voorschriften met betrekking tot schietrange de Vliehors.

Artikel 3

Artikel 3 betreft het vliegen met helikopters boven en naar schietrange de Vliehors. Dit artikel regelt in het bijzonder het zogenoemde hoveren, dat wil zeggen het vliegen op geringe hoogte waarbij bijvoorbeeld zonder te landen personen op de grond worden afgezet. In het artikel staat dat dit niet langer mag duren dan 15 minuten in aaneengesloten periodes. Hoveren met gevechtshelikopters vindt plaats op het zuid-westelijk deel van schietrange de Vliehors; de transporthelikopters opereren meer op het centrale deel van de range.

In het vierde lid is het gebruik van de helikopterlandingsplaats opgenomen. Wanneer het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet luchtvaart inzake vernieuwing van de regelgeving voor burgerluchthavens en militaire luchthavens en de decentralisatie van bevoegdheden voor burgerluchthavens naar het provinciaal bestuur (Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens; kamerstukken I, 30452) in werking treedt, zal voor de helikopterlandingsplaats een luchthavenregeling op grond van de gewijzigde Wet luchtvaart worden vastgesteld.

Artikel 4

Het eerste lid van artikel 4 geeft de maximaal toegestane geluidsbelasting op de referentiepunten in Lden. De referentiepunten zijn zodanig gekozen dat de geluidsbelasting in de nabij gelegen woonkernen Cocksdorp te Texel en Oost-Vlieland niet hoger kan zijn dan op deze punten.

Het tweede en derde lid regelen de handhaving door de Minister van Defensie. Deze taak zal worden uitgevoerd door de Militaire Luchtvaartautoriteit. Vanwege de samenhang met de Wet milieubeheer-inrichting, waarvoor de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer het tot handhaving bevoegde gezag is, zal ook dat ministerie (VROM-inspectie) bij de handhaving worden betrokken en zullen daartoe speciaal gescreende medewerkers van deze inspectie inzage verkrijgen in alle voor de berekening van de geluidsbelasting vanwege het luchtverkeer relevante gegevens.

Artikel 5

Artikel 5, eerste lid, voorziet in de mogelijkheid om in bijzondere gevallen ontheffing te verlenen van een aantal bepalingen in de regeling indien dit geboden is door redenen van gereedstelling van de Nederlandse krijgsmacht. Daarbij dient te worden gedacht aan een situatie waarin met het oog op een uitzending het opwerktraject moet worden geïntensiveerd. Van de bevoegdheid tot ontheffingverlening wordt in het tweede lid mandaat verleend aan de directeur van de militaire luchtvaartautoriteit. Van deze bevoegdheid kan – gelet op artikel 10.9 van de Algemene wet bestuursrecht – geen ondermandaat worden verleend.

De Staatssecretaris van Defensie,

J.G. de Vries.

Naar boven