Regeling specialismen en profielen geneeskunst

De Algemene Vergadering van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG);

gelet op artikel 21 van de Statuten van de KNMG en op de artikelen 14 en 15 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

besluit vast te stellen de volgende

Regeling specialismen en profielen geneeskunst

Inhoud

I. Begripsomschrijving

II. Organen voor de opleiding en registratie van specialisten en profielartsen

III. Samenstelling van de colleges en de registratiecommissies

III.1. Algemene bepalingen voor colleges en registratiecommissies

III.2. De colleges

III.3. De registratiecommissies

IV. Taken, bevoegdheden en werkwijze van de colleges en registratiecommissies

IV.1. De colleges

IV.2. De registratiecommissies

V. Rechtsmiddelen

V.1. Bezwaar

V.2. Geschil

VI. Overgangsbepalingen

VII. Slotbepalingen

Toelichting Regeling specialismen en profielen geneeskunst

I. Begripsomschrijving

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Aios: Arts in opleiding tot specialist.

b. Arts: Degene die is ingeschreven in het register van artsen als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIG.

c. Belanghebbende: Degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit van een registratiecommissie is betrokken.

d. Beroepsvereniging: Eén van de federatiepartners van de KNMG.

e. CCMS: Centraal College Medische Specialismen.

f. CHVG: College voor Huisartsgeneeskunde, Verpleeghuisgeneeskunde en medische zorg voor verstandelijk gehandicapten.

g. College: Een orgaan als bedoeld in hoofdstuk III.2. van de Regeling.

h. Competentiebeschrijving: Een omschrijving van de beroepskwalificaties en het deskundigheidsniveau van specialismen.

i. CSG: College voor Sociale Geneeskunde.

j. Federatiebestuur: Het Federatiebestuur van de KNMG.

k. Gelijkgestelde werkzaamheden: Werkzaamheden die worden gelijkgesteld met voor een specialisme of profiel gebruikelijke werkzaamheden.

l. Herintreding: Opnieuw inschrijven van een voormalig geregistreerde arts in hetzelfde register.

m. Herregistratie: Hernieuwde inschrijving in een register, direct volgend op een voorgaande periode van inschrijving in hetzelfde register.

n. HVRC: Huisarts, Verpleeghuisarts en arts voor verstandelijk gehandicapten Registratie Commissie.

o. KNMG: Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst.

p. Koepelorganisatie: Een verband bestaande uit een aantal organisaties werkend op het terrein van een specialisme.

q. Minister: De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

r. MSRC: Medisch Specialisten Registratie Commissie.

s. Opleidingsregister: Een register als bedoeld in artikel 34.

t. Opleider: Een door een registratiecommissie voor de opleiding erkende specialist onder wiens verantwoordelijkheid de gehele opleiding of een gedeelte van de opleiding tot specialist plaatsvindt.

u. Opleidingsinrichting: De organisatie of instelling waar het praktische deel van een opleiding tot specialist wordt gevolgd.

v. Opleidingsinstituut: De organisatie of instelling die de opleiding tot specialist organiseert en die het cursorisch onderwijs verzorgt.

w. Profielarts: Een arts die is ingeschreven in een door een college ingesteld profielregister.

x. Profiel: Een deelgebied van de geneeskunde, een verdieping betreffende van het deskundigheidsniveau van de arts (nog) niet leidende tot het deskundigheidsniveau van een specialisme, dat door een college als profiel is aangewezen.

y. Profielregister: Een register als bedoeld in artikel 31.

z. Regeling: De Regeling specialismen en profielen geneeskunst, zoals vastgesteld door de Algemene Vergadering van de KNMG.

aa. Register: Een specialistenregister, opleidingsregister of profielregister.

bb. Registratie: De eerste inschrijving in een register.

cc. Registratiecommissie: Een orgaan als bedoeld in hoofdstuk III.3 van de regeling.

dd. SGRC: Sociaal-Geneeskundigen Registratie Commissie.

ee. Specialisme: Een deelgebied van de geneeskunde dat door een college als specialisme is aangewezen.

ff. Specialist: Een arts die is ingeschreven in een door een college ingesteld specialistenregister.

gg. Specialistenregister: Een register als bedoeld in artikel 24.

hh. Statuten: De Statuten van de KNMG.

ii. Wet BIG: Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.

jj. Wetenschappelijke vereniging: Landelijke vereniging van specialisten en profielartsen die de competentiebeschrijving voor het betreffende erkend specialisme of profiel beheert.

II. Organen voor de opleiding en registratie van specialisten en profielartsen

De organen

Artikel 2

De organen voor de opleiding en registratie die door het Federatiebestuur van de KNMG zijn ingesteld, zijn:

a. Het College voor Huisartsgeneeskunde, Verpleeghuisgeneeskunde en medische zorg voor verstandelijk gehandicapten (CHVG) en de Huisarts, Verpleeghuisarts en arts voor verstandelijk gehandicapten Registratie Commissie (HVRC);

b. Het Centraal College Medische Specialismen (CCMS) en de Medisch Specialisten Registratie Commissie (MSRC);

c. Het College voor Sociale Geneeskunde (CSG) en de Sociaal-Geneeskundigen Registratie Commissie (SGRC).

Artikel 3

1. De KNMG draagt zorg voor de administratieve organisatie en de ondersteunende bedrijfsvoering van de colleges en de registratiecommissies. Daartoe worden afspraken gemaakt die in een overeenkomst worden vastgelegd.

2. De algemeen directeur van de KNMG stelt ten behoeve van een college en registratiecommissie een of meer secretarissen aan. De taakomschrijving van een secretaris wordt door de algemeen directeur in overleg met het college of de registratiecommissie vastgesteld.

Overleg voorzitters colleges en registratiecommissies

Artikel 4

1. Er is een overleg van de voorzitters van de colleges en een overleg van de voorzitters van de registratiecommissies. Deze overleggen zijn erop gericht de samenhang tussen de inhoudelijke activiteiten van de colleges respectievelijk de registratiecommissies te bevorderen.

2. Het overleg van de voorzitters draagt een van de voorzitters voor om als adviseur van het Federatiebestuur te worden benoemd.

3. Het overleg van de voorzitters doet namens de colleges respectievelijk de registratiecommissies het Federatiebestuur voorstellen tot wijziging van de regeling.

4. Het overleg van de voorzitters van de colleges bepaalt binnen drie maanden na ontvangst van een verzoek tot het aanwijzen van een specialisme op grond van artikel 14, eerste lid, onder b, of van een verzoek tot het aanwijzen van een profiel op grond van artikel 14, eerste lid, onder j., aan welk college dit verzoek ter beoordeling wordt voorgelegd. Het overleg van de voorzitters van de registratiecommissies benoemt, schorst en trekt benoemingen in van de leden van de Adviescommissie als bedoeld in artikel 41 en van de Commissie voor Geschillen als bedoeld in artikel 64.

III. Samenstelling van de colleges en de registratiecommissies

III.1. Algemene bepalingen voor colleges en registratiecommissies

Artikel 5

1. De colleges en registratiecommissies bestaan uit stemgerechtigde leden en adviseurs.

2. Een lid wordt door het Federatiebestuur voor vier jaar benoemd en is aansluitend eenmaal herbenoembaar.

3. Voor ieder lid wordt een plaatsvervangend lid benoemd die de vergadering bijwoont indien het lid verhinderd is. Hoofdstuk III. is van overeenkomstige toepassing op het plaatsvervangend lid.

4. Indien binnen drie maanden nadat het verzoek daartoe is gedaan, geen voordracht voor benoeming in een vacature is ontvangen, kan het Federatiebestuur voorzien in de benoeming van een lid.

5. De leden van een college of registratiecommissie kiezen uit hun midden een voorzitter en één of meer vice-voorzitters. De voorzitter en vice-voorzitter(s) worden in functie benoemd voor de termijn die op grond van hun benoeming als lid, bedoeld in het tweede lid, resteert.

6. Voor het lid dat het voorzitterschap op zich neemt kan een lid worden benoemd. In dat geval is de voorzitter boventallig en wordt hij, in afwijking van het vijfde lid, voor een termijn van maximaal vier jaar benoemd. Een boventallig voorzitter is eenmaal aansluitend herbenoembaar en heeft geen stemrecht.

7. Een adviseur wordt aangewezen of maakt uit hoofde van zijn functie deel uit van een college of registratiecommissie.

Onverenigbaarheid lidmaatschap

Artikel 6

1. Een lid of een adviseur is niet tevens lid van het Federatiebestuur, het bestuur van een of meer beroepsverenigingen, de Adviescommissie of de Commissie voor Geschillen.

2. Een lid of een adviseur van een college is niet tevens lid van een registratiecommissie; een lid of een adviseur van een registratiecommissie is niet tevens lid van een college.

Einde en intrekking benoeming, schorsing lid

Artikel 7

1. De benoeming van een lid eindigt onmiddellijk door:

a. het verstrijken van de benoemingstermijn, het overlijden, een ondercuratelestelling of onder bewindstelling, een faillissement of surseance van betaling, telkens met ingang van de dag nadat een van de voornoemde omstandigheden zich heeft voorgedaan;

b. schriftelijke opzegging met inachtneming van een opzegtermijn van minimaal een maand;

c. het doorhalen van de inschrijving als specialist voor zover dit als vereiste aan het lidmaatschap is gesteld.

2. Het Federatiebestuur kan de benoeming van een lid intrekken:

a. met uitzondering van het in artikel 10 b derde lid bepaalde, een jaar nadat het lid de feitelijke beroeps- of functie-uitoefening op grond waarvan hij is benoemd heeft beëindigd;

b. een jaar nadat het lid van functie verandert, indien deze functie ten grondslag lag aan de voordracht tot benoeming;

c. het in diskrediet brengen van de medische stand door of vanwege zijn persoonlijke gedraging.

3. Intrekking van de benoeming vindt schriftelijk plaats.

4. Het Federatiebestuur kan besluiten om een lid gedurende een bepaalde tijd te schorsen. Het Federatiebestuur schorst een lid in ieder geval vanwege een opgelegde onherroepelijke tuchtrechterlijke maatregel van schorsing.

Reglement van orde

Artikel 8

1. De colleges en de registratiecommissies stellen een reglement van orde vast.

2. Het reglement van orde bevat in ieder geval nadere bepalingen over de samenstelling van een college of een registratiecommissie en het aantal adviseurs dat aan een college respectievelijk registratiecommissie wordt toegevoegd.

3. Het reglement kan geen bepalingen bevatten die strijdig zijn met of afwijken van de wet, de statuten van de KNMG of deze regeling.

III.2. De colleges

Algemeen

Artikel 9

1. Een lid van een college wordt voorgedragen door de betreffende representatieve vereniging of organisatie. Bij twijfel over de vraag welke vereniging of organisatie als representatief moet worden beschouwd, beslist het Federatiebestuur.

2. Een lid van een college heeft ten aanzien van de door dat college aangewezen specialismen en profielen de benodigde deskundigheid.

3. Met uitzondering van het lid als bedoeld in artikel 10a eerste lid onder h en i, 10 b eerste lid onder c en d en 10c eerste lid onder b en c., is een lid van een college praktiserend specialist of werkzaam in universitaire kring.

Samenstelling CHVG

Artikel 10 a

Het CHVG is samengesteld als volgt:

1. Leden:

a. Twee specialisten, ingeschreven in het register van huisartsen, voorgedragen door de betreffende beroepsvereniging;

b. Twee specialisten, ingeschreven in het register van huisartsen, voorgedragen door een representatieve wetenschappelijke vereniging;

c. Twee specialisten, ingeschreven in het register van verpleeghuisartsen, voorgedragen door de betreffende beroepsvereniging;

d. Eén specialist, ingeschreven in het register van artsen voor verstandelijk gehandicapten, voorgedragen door een representatieve vereniging;

e. Vier specialisten, ingeschreven in het register van huisartsen, voorgedragen door de medische faculteiten;

f. Twee specialisten, ingeschreven in het register van verpleeghuisartsen, voorgedragen door de medische faculteiten;

g. Eén specialist, ingeschreven in het register van artsen voor verstandelijk gehandicapten, voorgedragen door de medische faculteiten;

h. Eén lid, voorgedragen door een representatieve organisatie op het gebied van zorg, wonen, welzijn, preventie en aanverwante diensten;

i. Eén lid voorgedragen door een representatieve organisatie voor de aanbieders van zorg- en dienstverlening aan mensen met een handicap.

2. Adviseurs:

a. Eén of meer artsen die in het opleidingsregister van de HVRC staan ingeschreven, aangewezen door een representatieve organisatie die de betreffende artsen vertegenwoordigd;

b. Eén of meer secretarissen van de HVRC.

Samenstelling CCMS

Artikel 10 b

Het CCMS is samengesteld als volgt:

1. Leden:

a. Specialisten, ingeschreven in één van de door het CCMS ingestelde registers, die niet aan een universiteit zijn verbonden, in een aantal gelijk aan het aantal hoogleraren, genoemd onder b. Het lid wordt voorgedragen door de betreffende beroepsvereniging. Het Federatiebestuur ziet bij de benoeming toe op een voldoende spreiding over de door het CCMS aangewezen specialismen;

b. Hoogleraren in de geneeskunde, ingeschreven in één van de door het CCMS ingestelde registers, die aan de medische faculteit van een universiteit zijn verbonden. Elke medische faculteit draagt een lid voor;

c. Eén lid voorgedragen door een representatieve organisatie die de algemene ziekenhuizen vertegenwoordigt;

d. Eén lid voorgedragen door een representatieve organisatie die de universitair medische centra vertegenwoordigt.

2. Adviseurs:

a. Eén of meer artsen die in het opleidingsregister van de MSRC staan ingeschreven, aangewezen door een representatieve organisatie die de betreffende artsen vertegenwoordigd.

b. Eén of meer secretarissen van de MSRC.

3. Met uitzondering van de leden, bedoeld in het eerste lid, onder c. of d., zijn de leden van het CCMS opleider of plaatsvervangend opleider, of zijn dat in de periode van vijf jaar voorafgaand aan hun benoeming, geweest.

Samenstelling CSG

Artikel 10 c

Het CSG is samengesteld als volgt:

1. Leden:

a. Specialisten, ingeschreven in één van de door het CSG ingestelde registers, niet behorend tot de onder b en c van dit lid genoemde categorieën van personen, op voordracht van de betreffende koepelorganisatie(s) of beroepsvereniging(en). Het Federatiebestuur ziet bij de benoeming toe op een voldoende spreiding over de door het CSG aangewezen specialismen. Het aantal leden en de beoogde spreiding worden nader bepaald bij reglement van orde als bedoeld in artikel 8;

b. Vier deskundigen op het gebied van de wetenschappelijke aspecten van de sociale geneeskunde, te weten drie hoogleraren en een deskundige uit de kring van niet-universitaire opleidingsinstituten op dit gebied, ingeschreven in één van de door de het CSG ingestelde registers. In bijzondere gevallen kan van laatstgenoemde eis worden afgeweken. De hoogleraren worden voorgedragen door de gezamenlijke medische faculteiten, de vierde deskundige wordt voorgedragen door de gezamenlijke niet-universitaire instituten;

c. Ten hoogste vier personen afkomstig uit de kring van organisaties waar sociaal-geneeskundigen werkzaam zijn, voorgedragen door de betreffende koepelorganisatie.

2. Adviseurs:

a. Eén of meer artsen die in het opleidingsregister van SGRC staan ingeschreven, aangewezen door een representatieve organisatie die de betreffende artsen vertegenwoordigt;

b. Eén of meer secretarissen van de SGRC.

III.3. De registratiecommissies

Commissie van uitvoering

Artikel 11

1. Een registratiecommissie kan uit haar midden een commissie van uitvoering aanwijzen.

2. Bij reglement van orde kan de registratiecommissie aan de commissie van uitvoering of de secretaris mandaat of volmacht verlenen om namens de registratiecommissie besluiten te nemen.

3. In mandaat genomen besluiten van de commissie van uitvoering worden ter kennis gebracht van de leden van de registratiecommissie.

Samenstelling HVRC

Artikel 12 a

De HVRC is als volgt samengesteld:

1. Leden:

a. Twee specialisten, ingeschreven in het register van huisartsen, van wie zo mogelijk één als huisartsopleider werkzaam is, voorgedragen door de betreffende beroepsvereniging;

b. Twee specialisten, ingeschreven in het register van huisartsen, van wie tenminste één als huisartsopleider werkzaam is, voorgedragen door een representatieve wetenschappelijke vereniging;

c. Twee specialisten, ingeschreven in het register van verpleeghuisartsen, van wie zo mogelijk één als verpleeghuisartsopleider werkzaam is, voorgedragen door de betreffende beroepsvereniging;

d. Eén specialist, ingeschreven in het register van artsen voor verstandelijk gehandicapten, zo mogelijk werkzaam als opleider van artsen voor verstandelijk gehandicapten, voorgedragen door de betreffende beroepsvereniging;

e. Twee specialisten, ingeschreven in het register van huisartsen, voorgedragen door de medische faculteiten;

f. Eén specialist, ingeschreven in het register van verpleeghuisartsen, voorgedragen door de medische faculteiten;

g. Eén specialist, ingeschreven in het register van artsen voor verstandelijk gehandicapten, voorgedragen door de medische faculteiten;

h. Per profielregister één profielarts, niet behorend tot de onder a tot en met g genoemde categorieën van personen, voorgedragen door een representatieve organisatie.

2. Adviseurs:

a. Eén of meer artsen die in het opleidingsregister van de HVRC staan ingeschreven, aangewezen door een representatieve organisatie die de betreffende artsen vertegenwoordigt;

b. Eén vertegenwoordiger namens een representatieve organisatie op het gebied van zorg, wonen, welzijn, preventie en aanverwante diensten;

c. Eén lid voorgedragen door een representatieve organisatie voor de aanbieders van zorg- en dienstverlening aan mensen met een handicap;

d. Een of meer secretarissen van het CHVG.

Samenstelling MSRC

Artikel 12 b

De MSRC is als volgt samengesteld:

1. Leden:

a. Eén specialist uit elk door het CCMS aangewezen specialisme, voorgedragen door de desbetreffende representatieve wetenschappelijke vereniging.

b. Drie leden voorgedragen door een representatieve organisatie die de algemene ziekenhuizen vertegenwoordigt;

c. Drie leden voorgedragen door een representatieve organisatie die de Universitair medische centra vertegenwoordigt;

d. Per profielregister één profielarts, niet behorend tot de onder a tot en met c genoemde categorieën van personen, voorgedragen door een representatieve organisatie.

2. Adviseurs:

a. Eén of meer artsen die in het opleidingsregister van de MSRC staan ingeschreven, aangewezen door een representatieve organisatie die de betreffende artsen vertegenwoordigt;

b. Eén of meer secretarissen van het CCMS.

Samenstelling SGRC

Artikel 12 c

De SGRC is als volgt samengesteld:

1. Leden:

a. Drie specialisten uit elk door het CSG aangewezen specialisme, voorgedragen door een voor dat specialisme representatieve landelijke koepelorganisatie of wetenschappelijke vereniging;

b. Per profielregister één profielarts, voorgedragen in overeenstemming met de betreffende wetenschappelijke vereniging of een representatieve organisatie.

2. Adviseurs:

a. Eén of meer artsen die in het opleidingsregister van de SGRC staan ingeschreven, aangewezen door een representatieve organisatie die de betreffende artsen vertegenwoordigt;

b. Eén of meer secretarissen van het CSG.

Beslissing college bij twijfel samenstelling

Artikel 13

Bij twijfel over de vraag welke vereniging of organisatie als representatief moet worden beschouwd, beslist het Federatiebestuur.

IV. Taken, bevoegdheden en werkwijze van de colleges en registratiecommissies

IV.1. De colleges

Artikel 14

1. Een college heeft tot taak:

a. Het vaststellen van criteria op grond waarvan deelgebieden der geneeskunde als specialisme kunnen worden aangewezen of opgeheven;

b. Het aanwijzen en opheffen van deelgebieden der geneeskunde als specialisme, het besluit om het daarbij behorende register in te stellen of op te heffen en het vaststellen van de titel die een in dat register ingeschreven specialist mag voeren;

c. Het vaststellen van de eisen waaraan een onder het desbetreffende college ressorterende opleiding tot specialist moet voldoen;

d. Het vaststellen van de eisen voor de erkenning van opleiders, opleidingsinrichtingen en opleidingsinstituten, alsmede van de voorwaarden die aan erkenning kunnen worden verbonden;

e. Het instellen en opheffen van een of meerdere opleidingsregisters;

f. Het vaststellen van de eisen en verplichtingen voor inschrijving in het desbetreffende register van specialisten, de eisen en verplichtingen voor herregistratie en de eisen en verplichtingen voor herintreding;

g. Het vaststellen van de voorwaarden die kunnen worden verbonden aan registratie, herregistratie en herintreding;

h. Het doen van aanvragen aan de minister om een door het college vastgestelde specialistentitel aan te merken als wettelijk erkende specialistentitel als bedoeld in artikel 14 lid 1 Wet BIG;

i. Het vaststellen van criteria op grond waarvan deelgebieden van de geneeskunde als profiel kunnen worden aangewezen of opgeheven en het vaststellen van de eisen waaraan een onder het desbetreffende college ressorterende opleiding tot profielarts moet voldoen;

j. Het aanwijzen en opheffen van deelgebieden der geneeskunde als profiel, het instellen en opheffen van het daarbij behorend register en het vaststellen van de titel die een in dat register ingeschreven arts mag voeren;

k. Het vaststellen van de eisen voor inschrijving in het desbetreffende profielregister, de eisen voor herregistratie en de eisen voor herintreding.

2. Bij het uitoefenen van de in het eerste lid genoemde taken houdt een college rekening met:

a. De competentiebeschrijving zoals dat door de betreffende beroepsvereniging of wetenschappelijke vereniging met betrekking tot een specialisme of een profiel is opgesteld.

b. De maatschappelijke en financiële gevolgen van zijn besluiten.

Artikel 15

1. Een college neemt een besluit, indien in zijn vergadering tenminste de helft van het aantal leden aanwezig is. Bij reglement van orde kunnen ter zake nadere regels worden gesteld.

2. Een college beslist bij meerderheid van stemmen. Het lid stemt zonder last of ruggespraak.

3. Een college beslist over het toelaten tot de vergadering van anderen dan in deze regeling genoemde adviseurs.

Besluit op verzoek

Artikel 16

1. Een besluit tot aanwijzing of opheffing van deelgebieden der geneeskunde als specialisme of als profiel, wordt genomen op verzoek van een representatieve vertegenwoordiging van artsen die werkzaam zijn op het betreffende deelgebied der geneeskunde en met inachtneming van het bepaalde in artikel 4, vierde lid.

2. Een besluit tot opheffing van een specialisme of profiel wordt genomen door het college dat het specialisme of het profiel heeft aangewezen en vermeldt de datum waarop het specialisme of het profiel wordt opgeheven.

3. Een college bevestigt de ontvangst van een verzoek als bedoeld in het eerste lid en informeert de verzoeker daarbij over de besluitvormingsprocedure.

Besluitvormingsprocedure

Artikel 17

1. Alvorens een besluit te nemen met betrekking tot één van de in artikel 14 eerste lid onder a. tot en met g. en i. tot en met k. genoemde taken stelt een college het Federatiebestuur, de desbetreffende beroepsvereniging(en) en de desbetreffende wetenschappelijke vereniging(en) in de gelegenheid binnen acht weken advies over het ontwerpbesluit uit te brengen. Tegelijkertijd wordt in het officiële orgaan van de KNMG kennis gegeven van behandeling door een college van het ontwerpbesluit. In de kennisgeving wordt vermeld waar en wanneer het ontwerpbesluit ter inzage ligt en binnen welke termijn van minimaal vier weken belanghebbenden hun zienswijze kenbaar kunnen maken.

2. Gelijktijdig met het inwinnen van de in het eerste lid bedoelde adviezen en zienswijzen wint een college over het ontwerpbesluit het advies in van de desbetreffende registratiecommissie ter zake van de uitvoeringsaspecten van dat besluit. De registratiecommissie brengt het advies binnen acht weken uit.

3. De adviezen en zienswijzen bedoeld in het eerste en tweede lid worden in het ontwerpbesluit verwerkt. De registratiecommissie wordt vervolgens gedurende vier weken in de gelegenheid gesteld om met betrekking tot de in het ontwerpbesluit aangebrachte wijzigingen advies uit te brengen over de uitvoeringsaspecten van het besluit. In overleg tussen het college en de betreffende registratiecommissie kan worden besloten van dit tweede advies af te zien.

4. In het geval bedoeld in artikel 16 eerste lid, stelt het betreffende college, na verwerking van het in het derde lid bedoelde advies, de vertegenwoordiging van personen die werkzaam zijn op het betreffende deelgebied der geneeskunde alsmede vertegenwoordigers van andere relevante specialismen of profielen in de gelegenheid te worden gehoord.

5. Na verwerking van het in het derde lid bedoelde advies, dan wel na verwerking van de uitkomsten van de in het vierde lid bedoelde hoorzitting neemt het betreffende college een besluit. Het besluit wordt ter kennis gebracht aan het Federatiebestuur, de desbetreffende beroepsvereniging(en), de desbetreffende wetenschappelijke vereniging(en), de belanghebbenden die ingevolge het eerste lid hun zienswijze kenbaar hebben gemaakt en aan de vertegenwoordigers die op grond van het vierde lid zijn gehoord. Daarbij geeft het college de reden aan van afwijking van de uitgebrachte adviezen of zienswijzen.

Verzoek tot erkenning; instemming door de Minister

Artikel 18

1. Een besluit als bedoeld in artikel 14 eerste lid onder b wordt, gelijktijdig met het versturen van dat besluit ingevolge artikel 17 vijfde lid, aan de Minister gezonden. Ingevolge artikel 14 eerste lid onder h, gaat daarbij het verzoek de specialistentitel als wettelijk erkende specialistentitel in de zin van artikel 14 eerste lid Wet BIG aan te merken.

2. Een besluit als bedoeld in artikel 14 eerste lid, onder c., d., f. of g. wordt, gelijktijdig met het versturen van dat besluit ingevolge artikel 17 vijfde lid, ter instemming aan de Minister voorgelegd zoals bedoeld in artikel 14 vierde lid Wet BIG.

3. De beroepsvereniging, wetenschappelijke vereniging of de belanghebbende die op grond van artikel 17, eerste lid een advies of zienswijze kenbaar heeft gemaakt over een ontwerpbesluit van een college, heeft het recht om binnen vier weken nadat een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid kenbaar is gemaakt daartegen bij het Federatiebestuur schriftelijke bedenkingen in te brengen.

4. Het Federatiebestuur heeft het recht binnen acht weken nadat een besluit van een college ingevolge artikel 14, eerste lid, onder b., c., d., f. of g. te zijner kennis is gebracht, over dit besluit advies uit te brengen aan de Minister. Het Federatiebestuur beoordeelt of het besluit niet in strijd is met:

a. de bevordering van de volksgezondheid en een kwalitatief goede gezondheidszorg

b. de behartiging van de belangen welke artsen in het algemeen betreffen.

5. Het Federatiebestuur betrekt bij het opstellen van zijn advies aan de Minister de schriftelijke bedenkingen als bedoeld in het derde lid.

Inwerkingtreding en publicatie

Artikel 19

1. Een besluit van een college ter uitvoering van een taak genoemd in artikel 14, eerste lid onder a, e en i tot en met k, treedt in werking de dag na die waarop het besluit bekend is gemaakt in het officiële orgaan van de KNMG, tenzij het besluit zelf een ander tijdstip van inwerkingtreding bepaalt.

2. Een besluit van een college ter uitvoering van de taken genoemd in artikel 14, eerste lid, onder c, d, f en g vereist op grond van artikel 14 vierde lid Wet BIG, instemming van de Minister. Een dergelijk besluit treedt in werking de dag na die waarop het instemmingsbesluit bekend is gemaakt, tenzij het instemmingsbesluit een ander tijdstip van inwerkingtreding bepaalt. Van het besluit en de instemming daarvan wordt mededeling gedaan in het officiële orgaan van de KNMG.

3. Een besluit van een college ter uitvoering van de taken genoemd in artikel 14, eerste lid onder b treedt in werking nadat de Minister ingevolge artikel 14 eerste lid Wet BIG het besluit heeft genomen de specialistentitel als wettelijk erkende specialistentitel aan te merken. Het collegebesluit treedt in werking op het in het besluit van de Minister vermelde tijdstip. Van het collegebesluit en het besluit van de Minister wordt mededeling gedaan in het officiële orgaan van de KNMG.

4. De bekendmaking c.q. mededeling in het officiële orgaan van de KNMG als bedoeld in het eerste respectievelijk het tweede en derde lid bevat tenminste de titel van het besluit, de inwerkingtreding van het besluit en informatie over het verkrijgen van de integrale tekst van het besluit.

Jaarverslag college

Artikel 20

1. Een college dient jaarlijks vóór 1 juli bij het Federatiebestuur een jaarverslag in van zijn werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar.

2. Het jaarverslag of een samenvatting daarvan wordt gepubliceerd in het officiële orgaan van de KNMG, dan wel wordt daarin mededeling gedaan van het verschijnen van het jaarverslag.

IV.2. De registratiecommissie

Artikel 21

1. Een registratiecommissie heeft tot taak:

a. Het uitvoeren van het collegebesluit tot het instellen of opheffen van één of meerdere specialistenregisters, opleidingsregisters, profielregisters.

b. Het inschrijven van personen in een specialistenregister en het doorhalen van deze inschrijving.

c. Het herregistreren van personen in een specialistenregister en het opnieuw inschrijven van herintreders in een specialistenregister, en het doorhalen van deze inschrijving.

d. Het inschrijven van personen in een profielregister en het doorhalen van deze inschrijving.

e. Het herregistreren van personen in een profielregister en het opnieuw inschrijven van herintreders in een profielregister, en het doorhalen van deze inschrijving.

f. Het inschrijven van personen in een opleidingsregister en het doorhalen van de inschrijving.

g. Het nemen van besluiten ten aanzien van de opleiding tot specialist of profielarts.

h. Het erkennen van opleiders, opleidingsinrichtingen en opleidingsinstituten, en het schorsen of intrekken van de erkenning.

i. Het houden van toezicht op de naleving van besluiten van een college door erkende opleiders, opleidingsinrichtingen en opleidingsinstituten.

j. Het vaststellen van het bedrag dat ter dekking van de kosten voor de taken van een registratiecommissie, is verschuldigd.

2. In het kader van de in het eerste lid, onder c., d., g., h., en i. bedoelde taken kan een registratiecommissie opleiders, opleidingsinrichtingen of opleidingsinstituten (doen) visiteren en daartoe visitatievoorschriften vaststellen.

3. Een besluit van een college wordt uitgevoerd door de registratiecommissie die op grond van artikel 2 aan dat college is gekoppeld.

Besluitvorming registratiecommissie

Artikel 22

1. Een registratiecommissie neemt een besluit, indien in haar vergadering tenminste de helft van het aantal leden aanwezig is. Bij reglement van orde kunnen ter zake nadere regels worden gesteld.

2. Een registratiecommissie beslist bij meerderheid van stemmen. Het lid stemt zonder last of ruggespraak.

3. Een registratiecommissie beslist over het toelaten tot de vergadering van anderen dan de in deze regeling genoemde adviseurs.

Het instellen en opheffen van een register en doelen van een register

Artikel 23

1. Een registratiecommissie stelt feitelijk een register in of heft dat op nadat een college daartoe op grond van artikel 14, eerste lid, onder b., e. of j. heeft besloten.

2. Bij het instellen van een register hanteert de registratiecommissie voor dat register de benaming die daaraan door een college is gegeven.

3. De registers worden ingesteld om:

a. de kwaliteit van de opleiding en beroepsuitoefening van degene die in een opleidingsregister staat ingeschreven te bevorderen en te bewaken;

b. de kwaliteit van de beroepsuitoefening van de profielarts en de specialist te bevorderen en te bewaken;

c. te kunnen voldoen aan een verzoek om informatie als bedoeld in artikel 32.

Registratie van specialisten

Artikel 24

1. In een specialistenregister wordt op diens verzoek ingeschreven degene die voldoet aan de door het desbetreffende college vastgestelde eisen.

2. Inschrijving in een specialistenregister is alleen mogelijk indien betrokkene tevens zonder voorwaarden is ingeschreven in het register van artsen als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIG. Doorhaling of schorsing van de inschrijving van betrokkene in laatstbedoeld register leidt tevens tot doorhaling of schorsing van de inschrijving in een register van specialisten.

3. Inschrijving in een specialistenregister als bedoeld in het eerste lid is niet afhankelijk van het lidmaatschap van de KNMG, van een beroepsvereniging of van een wetenschappelijke vereniging.

Artikel 25

1. Het verzoek tot inschrijving in een specialistenregister wordt schriftelijk en vergezeld van de gegevens en bescheiden die voor de beoordeling van en het besluit op het verzoek nodig zijn, door de verzoeker ingediend bij de betreffende registratiecommissie. Het verzoek is ondertekend en bevat in ieder geval de naam en het adres van de aanvrager, de dagtekening en een aanduiding van het besluit dat wordt gevraagd. Op een ingediend verzoek wordt de datum van ontvangst aangetekend. Aan de verzoeker wordt een ontvangstbevestiging gezonden.

2. Indien het verzoek of een van de daarbij behorende stukken in een vreemde taal is gesteld en een vertaling voor een goede beoordeling van het verzoek noodzakelijk is, vraagt de registratiecommissie de verzoeker zorg te dragen voor een geautoriseerde vertaling.

3. Indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van het verzoek, geeft de registratiecommissie de verzoeker de gelegenheid binnen een termijn van vier weken de ontbrekende gegevens te verstrekken. De registratiecommissie kan de termijn eenmaal met vier weken verlengen.

4. Voldoet de verzoeker niet aan een verzoek van de registratiecommissie als bedoeld in het tweede of het derde lid dan kan de registratiecommissie beslissen het verzoek niet in behandeling te nemen. Een besluit om het verzoek niet te behandelen wordt aan de verzoeker schriftelijk en gemotiveerd medegedeeld binnen vier weken nadat de in het tweede of het derde lid bedoelde gegevens of bescheiden zijn verstrekt dan wel nadat de voor die reactie gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

5. De verzoeker is voor de behandeling van het verzoek het bedrag verschuldigd dat op grond van artikel 38 door een registratiecommissie is vastgesteld. Behandeling van het verzoek vindt eerst plaats nadat dit bedrag door de registratiecommissie is ontvangen.

Artikel 26

1. Is een registratiecommissie voornemens te beslissen:

a. dat een verzoek tot inschrijving in het specialistenregister moet worden afgewezen, dan wel

b. dat gebruik gemaakt moet worden van de in artikel 27, tweede en derde lid genoemde mogelijkheden, dan wel

c. dat voor de beoordeling van het verzoek een periode van praktische werkzaamheid conform het door het desbetreffende college daarover bepaalde noodzakelijk is, dan wordt de verzoeker, alvorens een besluit genomen wordt, in de gelegenheid gesteld binnen een termijn van vier weken zijn zienswijze naar voren te brengen. De verzoeker kan naar keuze mondeling of schriftelijk zijn zienswijze naar voren brengen. Hij kan zich laten bijstaan of laten vertegenwoordigen.

2. Een registratiecommissie neemt een besluit binnen acht weken na de laatste van de volgende twee data: de datum van ontvangst van het bedrag bedoeld in artikel 25, vijfde lid, dan wel, bij toepassing van artikel 25, tweede of derde lid, de datum van ontvangst van de door de registratiecommissie verzochte vertaling of aanvullende gegevens. Indien deze termijn door omstandigheden niet kan worden gehaald, stelt een registratiecommissie de verzoeker daarvan voor het verstrijken van deze termijn schriftelijk en gemotiveerd in kennis, onder vermelding van een redelijke termijn waarbinnen het besluit op het verzoek wel tegemoet kan worden gezien.

3. Het besluit van de registratiecommissie wordt schriftelijk en gemotiveerd aan de verzoeker medegedeeld.

4. In het besluit van een registratiecommissie tot inschrijving in een specialistenregister wordt vermeld de datum waarop de inschrijving ingaat en welk rechtsmiddel bij welke instantie en binnen welke termijn tegen het betreffende besluit kan worden aangewend..

Artikel 27

1. Inschrijving in een specialistenregister geschiedt voor een periode van vijf jaar.

2. De registratiecommissie kan in afwijking van het eerste lid besluiten tot inschrijving in een specialistenregister voor een kortere periode dan vijf jaar, met inachtneming van het ter zake door het desbetreffende college bepaalde.

3. Aan de inschrijving in een specialistenregister kunnen voorwaarden worden verbonden, met inachtneming van het ter zake door het desbetreffende college bepaalde.

4. Mocht een registratiecommissie op welke wijze dan ook blijken dat de specialist de in het derde lid bedoelde voorwaarden niet naleeft, dan beoordeelt de registratiecommissie of dit aanleiding geeft de inschrijving in het specialistenregister door te halen.

5. Alvorens op grond van het vierde lid tot doorhaling te beslissen, wordt de betrokkene in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. Artikel 26 derde lid is overeenkomstige toepassing.

Herregistratie van specialisten

Artikel 28

1. Ten minste drie maanden voor de afloop van de vigerende termijn van inschrijving in het specialistenregister stelt een registratiecommissie de geregistreerde op de hoogte van het verstrijken van de termijn alsmede van de mogelijkheid een verzoek om herregistratie te doen, onder vermelding van de daarvoor geldende, door het desbetreffende college vastgestelde eisen.

2. Het bepaalde in de artikelen 24 tot en met 27, is in het geval van een verzoek tot herregistratie van overeenkomstige toepassing.

3. Onverminderd het bepaalde in artikel 27, eerste lid, wordt een op grond van gelijkgestelde werkzaamheden verkregen inschrijving doorgehaald zodra betrokkene deze werkzaamheden beëindigt.

4. Wordt vóór het tijdstip waarop de gelijkgestelde werkzaamheden eindigen door betrokkene een verzoek tot herregistratie gedaan, dan blijft de inschrijving van betrokkene gehandhaafd tot het moment waarop de registratiecommissie op het verzoek heeft beslist.

5. Voldoet de verzoeker niet aan de eisen voor herregistratie, en is er geen grond voor toepassing van artikel 27, tweede lid of derde lid, dan wijst de registratiecommissie het verzoek tot herregistratie af. In dat geval wordt de inschrijving van betrokkene in het betreffende specialistenregister doorgehaald de dag volgend na de dagtekening van het besluit van de registratiecommissie, maar niet eerder dan de dag volgend op het verstrijken van de vigerende termijn van inschrijving.

6. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing bij een besluit van een registratiecommissie om het verzoek niet in behandeling te nemen als bedoeld in artikel 25, vierde lid.

Artikel 29

1. Dient betrokkene voor het aflopen van de registratietermijn geen verzoek tot herregistratie in, dan wordt zijn inschrijving in het betreffende register doorgehaald op de eerste dag na het verstrijken van de vigerende termijn van inschrijving.

2. De doorhaling als bedoeld in het eerste lid wordt ongedaan gemaakt indien betrokkene aantoont dat hij, door omstandigheden buiten zijn schuld, niet in staat was tijdig een verzoek tot herregistratie te doen. In dat geval wordt de inschrijving hersteld en verlengd tot het moment waarop de registratiecommissie op het verzoek heeft beslist.

3. Heeft op het moment van het verstrijken van de lopende registratietermijn een registratiecommissie op een verzoek tot herregistratie nog geen besluit genomen, dan wordt de inschrijving in het betreffende register verlengd tot het moment waarop de registratiecommissie een besluit genomen heeft.

4. Beslist een registratiecommissie positief op een verzoek om herregistratie, dan gaat de nieuwe termijn in op de eerste dag na afloop van de vigerende termijn van inschrijving.

5. Indien betrokkene ten tijde van het besluit van de registratiecommissie niet meer in het desbetreffende specialisme feitelijk werkzaam is, dan wordt de duur van de termijn als bedoeld in het vierde lid bepaald uitgaande van de dag volgend op de laatste dag dat betrokkene in het desbetreffende specialisme werkzaam is geweest, onverminderd de terzake door het college gestelde eisen voor herregistratie.

Herintreding van specialisten

Artikel 30

1. Degene die in een register van specialisten ingeschreven is geweest, maar van wie de inschrijving is doorgehaald, kan de betreffende registratiecommissie verzoeken om opnieuw in hetzelfde register te worden ingeschreven.

2. Het bepaalde in de artikelen 24 tot en met 27, is in het geval van een verzoek tot herintreding van overeenkomstige toepassing.

3. De registratiecommissie beslist in het geval van een verzoek tot herintreding of degene als bedoeld in het eerste lid voldoet aan de eisen voor herregistratie als vastgesteld door het desbetreffende college, dan wel aan specifieke herintredingsbepalingen.

Registratie van profielartsen

Artikel 31

1. In een profielregister wordt op diens verzoek ingeschreven degene die voldoet aan de door het desbetreffende college vastgestelde eisen.

2. De artikelen 24 tweede lid tot en met artikel 30 zijn van overeenkomstige toepassing op de

inschrijving in een profielregister.

Mededeling en publicatie

Artikel 32

1. Een registratiecommissie publiceert in het officiële orgaan van de KNMG:

a. de inschrijvingen in een specialistenregister;

b. de schorsing en de doorhaling van een inschrijving in een specialistenregister.

Van deze gegevens wordt door een registratiecommissie onverwijld mededeling gedaan aan de Minister.

2. Een registratiecommissie publiceert in het officiële orgaan van de KNMG tevens:

a. inschrijvingen in een profielregister;

b. de schorsing en de doorhaling van een inschrijving in een profielregister.

3. De publicaties bedoeld in het eerste en tweede lid omvatten de naam van de betreffende arts, en de datum van registratie, schorsing of doorhaling.

4. Aan een ieder die zulks verlangt wordt door een registratiecommissie medegedeeld:

a. of een persoon in een specialistenregister of een profielregister is ingeschreven, en zo ja, voor welk specialisme of profiel;

b. gegevens als bedoeld in artikel 12, tweede lid, sub b tot en met d van de Wet BIG.

5. De gegevens, opgenomen in een register kunnen worden gebruikt ten behoeve van het samenstellen van geanonimiseerde overzichten.

Erkenning van opleiders, opleidingsinrichtingen of opleidingsinstituten

Artikel 33

1. Een opleider, een opleidingsinrichting of een opleidingsinstituut, kan worden erkend indien voldaan wordt aan de door het desbetreffende college vastgestelde eisen.

2. Bij de beoordeling van een verzoek om (hernieuwde) erkenning kan een registratiecommissie een (beoogd) opleider, opleidingsinrichting en opleidingsinstituut (doen) visiteren.

3. Een registratiecommissie neemt een besluit binnen acht weken na de laatste van de data: de datum van ontvangst van het bedrag als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, dan wel, bij toepassing van artikel 25, tweede of derde lid, de datum van ontvangst van de door de registratiecommissie verzochte vertaling of aanvullende gegevens, dan wel bij toepassing van het tweede lid, de datum van ontvangst van het visitatierapport.

4. Het bepaalde in artikel 25, artikel 26, eerste, derde en vierde lid en artikel 27, is in het geval van een verzoek tot erkenning van overeenkomstige toepassing.

5. Het bepaalde in artikel 25, artikel 26, eerste, derde en vierde lid, artikel 27, artikel 28, eerste en vijfde lid en artikel 29 is in het geval van een verzoek tot hernieuwde erkenning van overeenkomstige toepassing.

Opleiding

Artikel 34

1. De arts die in opleiding gaat tot specialist of tot profielarts is gedurende die opleiding in een opleidingsregister ingeschreven.

2. In een opleidingsregister wordt ingeschreven de arts die voldoet aan de door het desbetreffende college vastgestelde eisen.

3. De artikelen 24 tweede en derde lid, 25 en 26, tweede, derde en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op een verzoek tot inschrijving in een opleidingsregister.

Artikel 35

De inschrijving in het opleidingsregister geschiedt voor de duur van de opleiding. De inschrijving wordt doorgehaald zodra de registratiecommissie kennis neemt van het voltooien of tussentijds beëindigen van de opleiding. Degene die in het opleidingsregister staat ingeschreven dient bij verlenging van de verwachte opleidingsduur de registratiecommissie op de hoogte te stellen.

Artikel 36

De gegevens die in een opleidingsregister zijn opgenomen zijn niet openbaar. Een registratiecommissie verstrekt gegevens uit het opleidingsregister aan een opleidingsinstituut of opleidingsinstelling indien dit noodzakelijk is in het kader van het doel van de opleidingsregisters.

Onjuiste informatie

Artikel 37

1. Mocht een registratiecommissie na registratie, herregistratie of herintreding van een specialist, na een besluit tot erkenning als bedoeld in artikel 33 of tot registratie, herregistratie of herintreding in een profielregister, op welke wijze dan ook bemerken dat bij het verzoek onjuiste of onvolledige informatie is verstrekt, dan beoordeelt de registratiecommissie of, indien de bedoelde informatie ten tijde van de behandeling van het verzoek bekend zou zijn geweest, het verzoek zou zijn afgewezen of voor een kortere termijn dan gebruikelijk zou zijn toegewezen. Is dat het geval, dan herziet de registratiecommissie haar eerdere besluit en haalt zij de inschrijving in het register door of past deze aan.

2. Alvorens haar eerdere besluit te herzien stelt de registratiecommissie de betrokkene in de gelegenheid binnen een termijn van vier weken zijn zienswijze naar voren te brengen.

3. Artikel 26, derde lid is van overeenkomstige toepassing.

Tarieven van de activiteiten van een registratiecommissie

Artikel 38

1. Een registratiecommissie stelt het bedrag vast dat moet worden betaald voor de in artikel 21 eerste lid onder a tot en met i genoemde taken.

2. De in het eerste lid bedoelde bedragen zijn kostendekkend.

3. Na de vaststelling van het bedrag als bedoeld in het eerste lid legt een registratiecommissie haar besluit ter bekrachtiging voor aan het Federatiebestuur. Het Federatiebestuur bekrachtigt het besluit binnen acht weken.

4. Een besluit als bedoeld in het derde lid, dat betrekking heeft op de tarieven voor de taken als bedoeld in artikel 21 eerste lid sub b of c, behoeft instemming van de Minister alvorens het in werking kan treden.

Jaarverslag registratiecommissie

Artikel 39

1. Een registratiecommissie dient jaarlijks vóór 1 juni bij het Federatiebestuur een jaarverslag in van zijn werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar.

2. Het jaarverslag van een registratiecommissie wordt, voor zover het betrekking heeft op de publiekrechtelijke taken van een registratiecommissie, gezonden aan de Minister en aan beide kamers der Staten Generaal. Het jaarverslag van de SGRC wordt bovendien gezonden aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

3. Het jaarverslag van een registratiecommissie of een samenvatting daarvan wordt gepubliceerd in het officiële orgaan van de KNMG, dan wel wordt daarin mededeling gedaan van het verschijnen van het jaarverslag.

V. Rechtsmiddelen

V.1. Bezwaar

Artikel 40

1. Een belanghebbende kan bezwaar maken tegen een besluit van een registratiecommissie dat in het kader van een in artikel 21, eerste lid sub b of c genoemde taak is genomen.

2. Met een besluit wordt gelijk gesteld het niet tijdig nemen van een besluit.

3. Het bezwaar schorst niet de werking van het besluit waartegen het is gericht.

Adviescommissie

Artikel 41

De registratiecommissies stellen gezamenlijk een adviescommissie in die advies uitbrengt over bezwaren als bedoeld in artikel 40. De leden van de commissie worden op grond van het vijfde lid van artikel 4 door het overleg van voorzitters van de registratiecommissie benoemd. Artikel 7 is van overeenkomstige toepassing.

Algemene bepalingen inzake samenstelling

Artikel 42

De adviescommissie bestaat uit:

a. een voorzitter met de hoedanigheid van meester in de rechten, tevens lid;

b. plaatsvervangende voorzitters met de hoedanigheid van meester in de rechten, tevens lid;

c. specialisten, leden, te benoemen op bindende voordracht van de betreffende wetenschappelijke- of beroepsvereniging die een recht van voordracht van leden in de registratiecommissie hebben. De leden dienen ingeschreven te zijn in één van de registers van specialisten.

Artikel 43

De leden van de adviescommissie kunnen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van een college of een registratiecommissie. Evenmin kunnen zij zitting hebben in het bestuur van of werkzaam zijn bij de KNMG of één van de beroepsverenigingen.

Artikel 44

De leden van de commissie worden benoemd voor een periode van vier jaar. Zij zijn éénmaal herbenoembaar.

Zittingen van de adviescommissie

Artikel 45

1. De adviescommissie houdt zitting met vijf leden. Drie van deze leden, waaronder de voorzitter, hebben de hoedanigheid van meester in de rechten. De overige twee leden zijn specialist.

2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kan de voorzitter, indien de zaak hem daartoe geschikt voorkomt, bepalen dat de zitting wordt gehouden met drie leden, de voorzitter, één rechtsgeleerd lid en één specialist lid, bij voorkeur uit de kring van het specialisme van de belanghebbende.

3. De leden van de adviescommissie nemen niet deel aan de behandeling van bezwaarschriften indien hun onpartijdigheid in het geding is.

Secretaris van de adviescommissie

Artikel 46

De algemeen directeur van de KNMG voegt aan de adviescommissie een ambtelijk secretaris toe.

Het bezwaarschrift

Artikel 47

1. Het maken van een bezwaar geschiedt door het indienen van een bezwaarschrift bij de registratiecommissie tegen wier besluit het bezwaar zich richt. Na ontvangst stelt de betreffende registratiecommissie het bezwaarschrift onmiddellijk in handen van de adviescommissie.

2. Het bezwaarschrift is ondertekend en bevat tenminste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van het besluit waartegen bezwaar wordt gemaakt;

d. de gronden van het bezwaar.

3. Indien het bezwaarschrift of een van de daarbij behorende stukken in een vreemde taal is gesteld en een vertaling voor een goede behandeling van het bezwaarschrift noodzakelijk is, zorgt de indiener voor een vertaling.

Artikel 48

1. De registratiecommissie tekent op het ingediende bezwaarschrift de datum van ontvangst aan.

2. Aan de indiener van het bezwaarschrift wordt door de registratiecommissie een ontvangstbevestiging gezonden, waarin wordt vermeld dat een adviescommissie over het verzoek zal adviseren.

3. Indien niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 47, tweede en derde lid, stelt de adviescommissie de indiener binnen een hem daartoe gestelde termijn in de gelegenheid het verzuim te herstellen.

Termijn

Artikel 49

1. De termijn voor het indienen van een bezwaar bedraagt zes weken. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het desbetreffende besluit is bekendgemaakt.

2. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de in het eerste lid genoemde termijn is ontvangen.

3. Bij verzending per post is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.

4. Indien het bezwaar is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, is het niet aan een termijn gebonden. Het bezwaarschrift kan worden ingediend zodra een registratiecommissie in gebreke is tijdig een besluit te nemen.

Artikel 50

1. De secretaris van de adviescommissie informeert de indiener, de gemachtigden en de registratiecommissie tegen wier besluit het bezwaar is gericht onverwijld omtrent de behandeling van het bezwaar en stuurt aan hen de op het bezwaar betrekking hebbende stukken toe.

2. Derdebelanghebbenden die al dan niet op hun verzoek door de voorzitter als zodanig worden aangemerkt, worden op de hoogte gesteld van de indiening van het bezwaarschrift.

Niet-ontvankelijkheid

Artikel 51

1. Indien niet is voldaan aan artikel 47, tweede lid, of aan enig ander krachtens deze regeling gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar, kan dit niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe door de adviescommissie gestelde termijn.

2. Ten aanzien van een bezwaarschrift dat is ingediend na afloop van de termijn genoemd in artikel 49, eerste lid, blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

3. In het geval bedoeld in artikel 49, vierde lid, wordt een bezwaar niet-ontvankelijk verklaard indien het bezwaarschrift onredelijk laat is ingediend.

Hoorzitting

Artikel 52

De voorzitter van de adviescommissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin de indiener van het bezwaarschrift in de gelegenheid wordt gesteld zich door de adviescommissie te doen horen.

Van het horen van de indiener kan worden afgezien indien:

a. Het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is.

b. Het bezwaar kennelijk ongegrond is.

c. De indiener heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht om te worden gehoord.

3. De adviescommissie deelt de indiener tenminste drie weken voor de zitting schriftelijk mee, dat hij in de gelegenheid wordt gesteld zich tijdens een zitting te doen horen.

4. De indiener kan zich tijdens de zitting laten bijstaan of vertegenwoordigen. De vertegenwoordiger van de indiener van het bezwaar is bij de behandeling van het bezwaarschrift bij de hoorzitting voorzien van een schriftelijke lastgeving, tenzij hij als advocaat of procureur is ingeschreven dan wel de indiener zelf met hem op de hoorzitting verschijnt.

5. Op verzoek van de indiener kunnen door hem meegebrachte getuigen en deskundigen worden gehoord. De kosten van deze getuigen en deskundigen zijn voor rekening van de indiener.

6. Een vertegenwoordiger van de registratiecommissie tegen wier besluit het bezwaar is gericht, wordt voor het horen uitgenodigd en in de gelegenheid gesteld een toelichting te geven op het standpunt van de desbetreffende registratiecommissie.

7. De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de adviescommissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en deze zo nodig uitnodigen daartoe in de zitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van de desbetreffende registratiecommissie vereist.

Voorbereiding hoorzitting

Artikel 53

1. Tot tien dagen voor het horen kan de indiener van het bezwaarschrift nadere stukken indienen.

2. De adviescommissie legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende tenminste een week voor belanghebbenden ter inzage.

3. Bij de oproeping voor het horen wordt de indiener van het bezwaarschrift gewezen op het eerste lid en wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen.

4. Belanghebbenden kunnen van deze stukken tegen vergoeding van ten hoogste de kosten afschriften verkrijgen.

Openbaarheid hoorzitting

Artikel 54

1. De zitting van de adviescommissie is openbaar.

2. De deuren worden gesloten indien de voorzitter van de adviescommissie of één van de aanwezige leden het nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe een gemotiveerd verzoek doet.

3. Indien de adviescommissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats met gesloten deuren.

Verslag van de hoorzitting

Artikel 55

1. Van het horen ter zitting wordt een verslag gemaakt, waarin worden vermeld de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid.

2. Het verslag houdt een korte vermelding in van hetgeen over en weer is gezegd en ter zitting is voorgevallen.

3. Het verslag verwijst naar op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag worden gehecht.

4. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de adviescommissie.

Nader onderzoek

Artikel 56

1. Indien na afloop van de zitting, maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verzoek van de adviescommissie dit onderzoek houden.

2. De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de adviescommissie, aan de indiener van het bezwaarschrift en aan de desbetreffende registratiecommissie gezonden.

3. De leden van de adviescommissie, de indiener van het bezwaarschrift en de desbetreffende registratiecommissie kunnen binnen een week na verzending van de in het tweede lid bedoelde informatie aan de voorzitter van de adviescommissie een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist omtrent een dergelijk verzoek.

4. Op een nieuwe hoorzitting, als bedoeld in het derde lid, zijn de artikelen 52 tot en met 55 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Nadere informatie

Artikel 57

Wanneer na het horen aan de adviescommissie feiten en omstandigheden bekend worden die voor het over het bezwaar te geven advies van aanmerkelijk belang kunnen zijn, wordt dit aan de indiener van het bezwaarschrift medegedeeld en wordt hij in de gelegenheid gesteld daarover te worden gehoord.

Bevindingen van de adviescommissie

Artikel 58

1. De adviescommissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies en heeft een geheimhoudingsplicht omtrent hetgeen tijdens die beraadslaging wordt besproken.

2. De adviescommissie beslist bij meerderheid van stemmen over het door haar uit te brengen advies.

3. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor het te nemen besluit op het bezwaarschrift.

4. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de adviescommissie ondertekend.

Besluit van de registratiecommissie

Artikel 59

1. Het advies wordt, gezamenlijk met het verslag van de zitting als bedoeld in artikel 55, eerste lid en eventueel door de adviescommissie ontvangen nadere informatie, binnen zes weken na de ontvangst van het bezwaarschrift uitgebracht aan de desbetreffende registratiecommissie. De adviescommissie kan het advies voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de indiener van het bezwaarschrift.

2. De registratiecommissie neemt uiterlijk tien weken na ontvangst van het bezwaarschrift een besluit op het bezwaarschrift. De registratiecommissie kan het besluit voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de indiener van het bezwaarschrift.

3. Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt kan, ondanks een schending van een vormvoorschrift, door de registratiecommissie die op het bezwaar beslist, in stand worden gelaten indien blijkt dat de belanghebbende(n) daardoor niet is/zijn benadeeld.

4. Het besluit van de registratiecommissie op het bezwaarschrift wordt toegezonden aan de indiener en aan de adviescommissie. Indien het besluit op bezwaar afwijkt van het advies van de adviescommissie, wordt in het besluit de reden van de afwijking vermeld en wordt het advies met het besluit meegezonden. Bij het besluit op bezwaar vermeldt de registratiecommissie door wie, binnen welke termijn en bij welke rechtbank beroep kan worden aangetekend tegen het besluit op bezwaar.

Intrekking van het bezwaarschrift

Artikel 60

1. Tot het moment waarop de registratiecommissie op grond van artikel 59, tweede lid, een besluit heeft genomen, kan het bezwaarschrift schriftelijk worden ingetrokken.

2. Tijdens het horen, bedoeld in artikel 52, kan de intrekking ook mondeling geschieden.

3. De intrekking van het bezwaarschrift wordt gericht aan de secretaris van de adviescommissie, die daarvan onverwijld mededeling doet aan de desbetreffende registratiecommissie. Tevens bericht de secretaris de derdebelanghebbenden als bedoeld in artikel 50, tweede lid over de intrekking van het bezwaarschrift.

Slotbepalingen

Artikel 61

In gevallen waarin dit hoofdstuk niet voorziet handelt de voorzitter naar bevinding van zaken.

Artikel 62

Afwijking van de in dit hoofdstuk genoemde termijnen betreffende de bezwaarprocedure is mogelijk voorzover de indiener van het bezwaarschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad of ermee instemmen.

V.2. Geschil

Artikel 63

1. Bij de Commissie voor geschillen kan een arts of diens vertegenwoordiger voorleggen:

a. Een geschil over de vorm, inhoud en duur van de opleiding tot specialist.

b. Een geschil over de vorm, inhoud en duur van de opleiding tot profielarts.

c. Een geschil over een individueel scholingsprogramma.

d. Een geschil over een besluit van een registratiecommissie over inschrijving in een opleidingsregister.

e. Een geschil over een besluit van een registratiecommissie over de erkenning als opleider, opleidingsinrichting of opleidingsinstituut;

f. Een geschil over een besluit van een registratiecommissie over de inschrijving in een profielregister.

2. Van een geschil is sprake zodra een van de betrokken partijen dit uitdrukkelijk schriftelijk kenbaar maakt.

3. Het indienen van een geschil schorst niet de werking van het besluit waartegen het is gericht tenzij in deze regeling anders is bepaald.

Commissie voor Geschillen

Artikel 64

1. Er is een Commissie voor Geschillen (de Commissie).

2. De Commissie neemt kennis van de in artikel 63 genoemde geschillen.

3. De Commissie neemt geen kennis van geschillen over een besluit van een registratiecommissie waarop de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is.

4. De Commissie beoordeelt of degene die het besluit heeft genomen op grond van alle geldende regelingen in alle redelijkheid tot die beslissing heeft kunnen komen.

5. De Commissie toetst een geschil integraal.

6. De benoeming, schorsing en intrekking van de leden van de Commissie geschiedt door het overleg van voorzitters van de registratiecommissies, bedoeld in artikel 4, eerste lid van de Regeling. Artikel 7 is van overeenkomstige toepassing.

Algemene bepalingen inzake samenstelling

Artikel 65

De Commissie kent de volgende leden:

a. juristleden, een voorzitter en een of meer plaatsvervangende voorzitters. Allen met de hoedanigheid van meester in de rechten. Deze leden worden bindend voorgedragen door het overleg van voorzitters van de registratiecommissies als bedoeld in artikel 4 van de Regeling.

b. specialistleden en plaatsvervangende specialistleden. Specialistleden staan in één van de specialistenregisters ingeschreven en maken deel uit van een pool van specialisten die benoemd zijn op bindende voordracht van de betreffende koepelorganisatie danwel beroeps- of wetenschappelijke verenigingen die een recht van voordracht hebben van leden in de registratiecommissies.

c. leden- profielarts en plaatsvervangende leden-profielarts. Deze leden staan in een van de profielregisters ingeschreven en maken deel uit van een pool van profielartsen die benoemd zijn op bindende voordracht van de betreffende koepelorganisatie danwel beroeps- of wetenschappelijke verenigingen die een recht van voordracht hebben van leden in de registratiecommissies.

d. artsen in opleiding tot specialist of profielarts. Deze leden staan ingeschreven in een opleidingsregister en maken deel uit van een pool van artsen in opleiding tot specialist of profielarts. Deze leden worden op bindende voordracht van representatieve organisaties benoemd.

Artikel 66

De leden en de plaatsvervangend leden van de Commissie kunnen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van een college of registratiecommissie. Evenmin kunnen zij zitting hebben in het bestuur van of werkzaam zijn bij de KNMG of één van haar beroepsverenigingen.

Artikel 67

1. De leden en plaatsvervangend leden worden voor een periode van vier jaar benoemd en zijn aansluitend eenmaal herbenoembaar.

2. Een benoeming van een lid of plaatsvervangend lid op een plaats die vacant komt terwijl de zittingstermijn van het te vervangen lid nog niet verstreken is geschiedt voor de volle, in het eerste lid genoemde termijn.

Zittingen van de Commissie.

Artikel 68

1. De Commissie houdt zitting met drie leden waaronder in ieder geval een voorzitter.

2. In afwijking van het eerste lid kan de voorzitter in voorkomende gevallen beslissen met vijf leden zitting te houden.

3. De voorzitter kiest in overleg met de secretaris de overige leden waarbij rekening wordt gehouden met de aard van de zaak, het specialisme of het profiel waar het geschil betrekking op heeft en de specifieke deskundigheid van het lid.

4. De leden van de Commissie nemen geen deel aan behandeling van geschillen indien hun partijdigheid in het geding is.

Secretaris van de Commissie

Artikel 69

1. De algemeen directeur van de KNMG voegt een of meer (plaatsvervangend) ambtelijk secretaris(sen) toe.

2. De ambtelijk secretaris woont de vergaderingen en hoorzittingen van de Commissie bij, maakt daarvan verslag op en bereidt de uitspraken voor. De ambtelijk secretaris is geen lid van de Commissie maar heeft een adviserende stem.

Bemiddeling bij opleidingsgeschillen en opschortende werking

Artikel 70

1. Alvorens degene die in een opleidingsregister van de MSRC ingeschreven staat een geschil als bedoeld in artikel 63 eerste lid sub a. of b. middels een verzoekschrift de Commissie indient, legt hij het geschil binnen vier weken na het ontstaan hiervan schriftelijk aan de centrale opleidingscommissie van het betreffende ziekenhuis voor, voorzover het de competentie van de centrale opleidingscommissie, bedoeld in artikel C.13. van het Kaderbesluit CCMS, betreft . Bij overschrijding van deze termijn neemt de centrale opleidingscommissie het geschil niet in behandeling.

2. De centrale opleidingscommissie kan gebruik maken van een mediator. In dat geval worden de kosten van de mediation gezamenlijk en voor gelijke delen door partijen gedragen, tenzij bij de mediation anders is overeengekomen. De centrale opleidingscommissie tracht het geschil binnen zes weken nadat het geschil aan haar is voorgelegd in der minne te schikken.

3. Het verzoek wordt binnen twee weken na het verstrijken van de termijn van zes weken, bedoeld in het tweede lid, bij de Commissie ingediend in de vorm van een verzoekschrift. Bij overschrijding van deze termijn neemt de Commissie het verzoekschrift niet in behandeling.

4. Voorzover het geschil betrekking heeft op een genomen besluit, hebben de volgende omstandigheden opschortende werking ten aanzien van dat besluit:

a. het voorleggen van het geschil aan de centrale opleidingscommissie, bedoeld in het eerste lid;

b. de mediation, bedoeld in het tweede lid;

c. het indienen van een verzoekschrift bij de Commissie;

d. het binnen twee weken na het besluit van de Commissie vragen om een voorlopige voorziening aan dan wel starten van een kort geding bij de rechter.

Artikel 71

1. Alvorens degene die in het opleidingsregister van de HVRC ingeschreven staat een geschil als bedoeld in artikel 63 eerste lid sub. a. of b. middels een verzoekschrift bij de Commissie indient, legt hij het geschil binnen vier weken na het ontstaan hiervan voor aan een mediator of onafhankelijk bemiddelende partij als bedoeld in artikel C.20., eerste lid, onder a, van het Kaderbesluit CHVG. Bij overschrijding van deze termijn neemt de mediator of onafhankelijk bemiddelende partij het geschil niet in behandeling.

2. De mediator, bedoeld in het eerste lid, tracht de mediation binnen zes weken af te ronden. De bemiddelende partij, bedoeld in het eerste lid, tracht het geschil binnen zes weken nadat het geschil aan hem is voorgelegd in der minne te schikken. De kosten van mediation of bemiddeling worden gezamenlijk en voor gelijke delen door partijen gedragen, tenzij bij de mediation of bemiddeling anders is overeengekomen.

3. Het verzoek wordt binnen twee weken na het verstrijken van de termijn van zes weken, bedoeld in het tweede lid, bij de Commissie ingediend in de vorm van een verzoekschrift. Bij overschrijding van deze termijn neemt de Commissie het verzoekschrift niet in behandeling.

4. Voorzover het geschil betrekking heeft op een genomen besluit, hebben de volgende omstandigheden opschortende werking ten aanzien van dat besluit:

a. het voorleggen van het geschil aan de mediator of onafhankelijk bemiddelende partij, bedoeld in het eerste lid;

b. het indienen van een verzoekschrift bij de Commissie;

c. het binnen twee weken na het besluit van de Commissie vragen om een voorlopige voorziening aan dan wel starten van een kort geding bij de rechter.

Artikel 72

1. Alvorens de arts die staat ingeschreven in een opleidingsregister ressorterend onder de SGRC, een geschil als bedoeld in artikel 63 eerste lid sub a. of b. een verzoekschrift indient bij de Commissie legt hij het geschil binnen vier weken na het ontstaan hiervan aan een door het opleidingsinstituut en de aios aangewezen mediator of onafhankelijk bemiddelende partij voor. Bij overschrijding van deze termijn neemt de mediator of onafhankelijk bemiddelende partij het geschil niet in behandeling.

2. De mediator, bedoeld in het eerste lid, tracht de mediation binnen zes weken af te ronden. De bemiddelende partij, bedoeld in het eerste lid, tracht het geschil binnen zes weken nadat het geschil aan hem is voorgelegd in der minne te schikken. De kosten van mediation of bemiddeling worden gezamenlijk en voor gelijke delen door partijen gedragen, tenzij bij de mediation of bemiddeling anders is overeengekomen.

3. Het verzoek wordt binnen twee weken na het verstrijken van de termijn van zes weken, bedoeld in het tweede lid bij de Commissie ingediend in de vorm van een verzoekschrift. Bij overschrijding van deze termijn neemt de Commissie het verzoekschrift niet in behandeling.

4. Voorzover het geschil betrekking heeft op een genomen besluit, hebben de volgende omstandigheden opschortende werking ten aanzien van dat besluit:

a. het voorleggen van het geschil aan de mediator of onafhankelijke bemiddelende partij, bedoeld in het eerste lid;

b. het indienen van een verzoekschrift bij de Commissie;

c. het binnen twee weken na het besluit van de Commissie vragen om een voorlopige voorziening aan dan wel starten van een kort geding bij de rechter.

Het verzoekschrift

Artikel 73

1. Onverminderd de artikelen 70, 71 en 72 wordt een geschil als bedoeld in artikel 63 eerste lid bij de Commissie aanhangig gemaakt door het indienen van een verzoekschrift bij de secretaris van de Commissie.

2. Het verzoekschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van het geschil waarop het verzoekschrift zich richt;

d. de gronden van het verzoek.

3. Bij het verzoekschrift worden voorzover mogelijk alle relevante stukken waarop het geschil betrekking heeft overlegd.

4. Indien het verzoekschrift of een van de daarbij behorende stukken in een vreemde taal is gesteld en een vertaling voor een goede behandeling van het geschil noodzakelijk is, zorgt de indiener voor een vertaling.

Artikel 74

1. Op het ingediende verzoekschrift tekent de secretaris de datum van ontvangst aan.

2. Aan de indiener van het verzoekschrift wordt door de secretaris een ontvangstbevestiging gestuurd.

3. Indien het geschil betrekking heeft op een genomen besluit, dan dient naast alle relevante stukken waarop het geschil betrekking heeft ook het betreffende besluit te worden overgelegd.

4. Indien niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 73, tweede, derde of vierde lid, wordt de verzoeker in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen twee weken te herstellen.

Maakt de verzoeker van deze gelegenheid geen gebruik, dan kan het verzoekschrift niet-ontvankelijk worden verklaard.

Niet-ontvankelijkheid

Artikel 75

1. De Commissie verklaart de verzoeker van een geschil als bedoeld in artikel 63 eerste lid sub a. en b. niet-ontvankelijk in zijn verzoekschrift:

a. indien en voor zover het geschil door verzoeker niet binnen vier weken nadat een van partijen zich op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een conflict, kenbaar is gemaakt aan de centrale opleidingscommissie, het opleidingsinstituut of is voorgelegd aan een onafhankelijke bemiddelaar of een mediator.

b. indien en voor zover de centrale opleidingscommissie, het opleidingsinstituut of de door de centrale opleidingscommissie c.q. het opleidingsinstituut of door partijen ingeschakelde mediator het geschil binnen zes weken nadat aan hem is voorgelegd niet heeft kunnen afronden en het verzoekschrift niet binnen twee weken na afloop van deze termijn van zes weken is ingediend of

c. indien en voor zover de centrale opleidingscommissie, het opleidingsinstituut of de ingeschakelde mediator geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek tot bemiddeling en het verzoekschrift niet binnen twee weken na afloop van de termijn van zes weken is ingediend.

d. indien en voor zover de centrale opleidingscommissie, het opleidingsinstituut of de mediator heeft aangegeven dat het geschil niet bemiddelbaar is en het verzoekschrift niet binnen twee weken na de mededeling daarvan is ingediend.

2. De Commissie verklaart het verzoekschrift inzake een geschil als bedoeld in artikel 63 eerste lid sub c tot en met f, niet-ontvankelijk indien het niet binnen vier weken na de dag volgend op de bekendmaking van het besluit is ingediend.

3. Ten aanzien van een verzoekschrift dat is ingediend na afloop van de termijn bedoeld in het tweede lid, blijft niet-ontvankelijk verklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Intrekken van verzoekschrift

Artikel 76

Een verzoekschrift kan tot het moment waarop het Commissie uitspraak doet schriftelijk worden ingetrokken. Tijdens een hoorzitting kan een verzoekschrift tevens mondeling worden ingetrokken.

Behandeling verzoekschrift

Artikel 77

1. De secretaris van de Commissie informeert betrokken partijen onverwijld omtrent de behandeling van het verzoekschrift en stuurt aan hen het verzoekschrift en de daarop betrekking hebbende stukken toe.

2. De Commissie verzoekt de wederpartij binnen vier weken na de dag van verzending van het verzoekschrift een verweerschrift en alle op het geschil betrekking hebbende stukken in te dienen.

3. De Commissie kan de in het tweede lid bedoelde termijn éénmalig verlengen met twee weken.

Hoorzitting

Artikel 78

1. De voorzitter van de Commissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarop partijen in de gelegenheid worden gesteld zich door de Commissie te doen horen.

2. De Commissie hoort de partijen zo spoedig mogelijk na ontvangst van het verzoekschrift en in ieder geval binnen 8 weken.

3. Van het horen van partijen kan worden afgezien indien:

a. het verzoekschrift kennelijk niet-ontvankelijk is;

b. het verzoekschrift kennelijk ongegrond is;

c. partijen hebben verklaard geen gebruik te willen maken van het recht om te worden gehoord.

4. De Commissie deelt de partijen ten minste drie weken voor de zitting schriftelijk mee, dat zij in de gelegenheid worden gesteld zich tijdens de zitting te doen horen.

5. Partijen kunnen zich tijdens de zitting laten bijstaan of vertegenwoordigen. De vertegenwoordiger beschikt over een schriftelijke lastgeving, tenzij de vertegenwoordiger een advocaat of procureur is die als zodanig staat ingeschreven in het betreffende register of de betreffende partij tevens zelf op de hoorzitting verschijnt.

6. Tot tien dagen voor het horen kunnen de bij het geschil betrokken partijen nadere stukken indienen.

7. Partijen worden in elkaars aanwezigheid gehoord, waarbij hoor en wederhoor wordt toegepast.

8. De Commissie kan de hoorzitting schorsen en daarbij bepalen dat het vooronderzoek wordt hervat.

Artikel 79

Een verzoek om verdaging van de behandeling wordt slechts ingewilligd in uitzonderlijke omstandigheden en indien daarom zo spoedig mogelijk schriftelijk en gemotiveerd wordt verzocht en de wederpartij daarmee instemt.

Artikel 80

1. De Commissie kan partijen op hun verzoek toestaan getuigen of deskundigen mee te nemen en door haar te doen horen. De namen en adressen dienen uiterlijk één week voor de zitting van de Commissie aan haar te zijn opgegeven en uiterlijk vijf dagen voor de zitting aan de wederpartij. De kosten van getuigen en deskundigen zijn voor rekening van de partij die de getuigen en/of deskundigen heeft meegenomen.

2. De Commissie kan, indien zij dat noodzakelijk acht, zelf inlichtingen inwinnen, onder meer door het horen van getuigen of deskundigen, door het instellen van een onderzoek of door het doen instellen van een onderzoek door één of meer door haar aan te wijzen deskundige(n).

3. De Commissie stelt partijen hiervan ten minste vijf dagen voor de zitting op de hoogte. Partijen kunnen bij het horen van getuigen of deskundigen desgewenst aanwezig zijn.

4. De Commissie verstrekt een afschrift van het deskundigenrapport aan partijen, die daarop binnen twee weken schriftelijk bij de Commissie kunnen reageren. De Commissie kan de termijn van twee weken bekorten of verlengen.

Openbaarheid zitting

Artikel 81

1. De zitting van de Commissie is openbaar.

2. Indien de voorzitter van de Commissie of één van de aanwezige leden het nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe een gemotiveerd verzoek doet kan de voorzitter bepalen dat de zitting achter gesloten deuren plaatsvindt.

Verslag van de zitting

Artikel 82

1. De secretaris maakt een verslag van de hoorzitting.

2. In het verslag worden de namen vermeld van de aanwezigen en hun hoedanigheid.

3. Het verslag houdt een korte beschrijving in van hetgeen over en weer is gezegd en ter zitting is voorgevallen.

4. Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag worden gehecht.

5. Betrokken partijen ontvangen een afschrift van het verslag bij de uitspraak dat wordt ondertekend door de voorzitter en de ambtelijk secretaris van de Commissie.

Nader onderzoek

Artikel 83

1. Indien de voorzitter van de Commissie na afloop van de hoorzitting van oordeel is dat het onderzoek niet volledig is geweest, kan hij het onderzoek heropenen. De nader verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de Commissie, aan verzoeker, aan de wederpartij en eventuele betrokken derden gezonden.

2. De leden van de Commissie, en partijen kunnen binnen een week na de dag van verzending de voorzitter van de Commissie verzoeken om een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist omtrent een dergelijk verzoek. Indien de voorzitter dit verzoek afwijst, zijn partijen in de gelegenheid binnen twee weken schriftelijk te reageren op de uit het nadere onderzoek verkregen informatie.

3. Op een nieuwe hoorzitting als bedoeld in het derde lid zijn de artikelen 78 tot en met 80 van deze regeling van overeenkomstige toepassing.

4. Wanneer na het horen aan de Commissie feiten en omstandigheden bekend worden die voor de uitspraak van aanmerkelijk belang kunnen zijn, wordt dit aan verzoeker en de andere betrokken partij meegedeeld en worden partijen in de gelegenheid gesteld daarover te worden gehoord.

De uitspraak

Artikel 84

1. De Commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren en doet uitspraak.

2. De Commissie beslist bij meerderheid van stemmen over de door haar uit te brengen uitspraak.

3. De Commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid, met inachtneming van deze Regeling en de Kaderbesluiten en tussen partijen eventueel nader gemaakte afspraken.

4. De Commissie doet binnen zes weken na de laatste hoorzitting uitspraak. Deze termijn kan voor ten hoogste vier weken worden verdaagd. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan partijen.

5. De indiener van het verzoekschrift en andere betrokken partijen ontvangen een exemplaar van de uitspraak.

6. De uitspraak is bindend voor partijen met ingang van de dag na bekendmaking aan partijen.

7. De uitspraak wordt in niet-geanonimiseerde vorm ter kennis gebracht van de registratiecommissie ingeval de Commissie van oordeel is dat de registratiecommissie een rol dient te vervullen bij de afwikkeling van het geschil.

Artikel 85

1. De uitspraak bevat, naast de beslissing, in elk geval:

a. de namen van de leden van de Commissie welke in het geschil hebben beslist;

b. de namen en woon- c.q. vestigingsplaatsen van partijen;

c. de dagtekening van de uitspraak;

d. de gronden voor de uitspraak.

2. De Commissie doet uitspraak over haar bevoegdheid, de ontvankelijkheid van partijen en het geheel of gedeeltelijk (on)gegrond zijn van het verzoek.

3. Indien partijen bij de hoorzitting tot een schikking komen, legt de Commissie de inhoud daarvan in de uitspraak vast.

4. De uitspraak naar aanleiding van het verzoekschrift berust op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de uitspraak wordt vermeld.

5. De uitspraak wordt door de voorzitter en de secretaris van de Commissie ondertekend.

Artikel 86

De voorzitter kan uit eigen beweging of op een binnen twee weken na de dag van bekendmaking door een partij schriftelijk gedaan verzoek een kennelijke rekenfout of schrijffout in de uitspraak herstellen. Herstel of verbetering geschiedt middels schriftelijke mededeling aan partijen.

Slotbepaling

Artikel 87

In gevallen waarin deze afdeling (afdeling V.2.) niet voorziet beslist de voorzitter in overleg met de secretaris.

VI. Overgangsbepalingen

Besluiten colleges en registratiecommissies die op het tijdstip van de inwerkingtreding van de regeling van kracht waren

Artikel 88

Besluiten van een college betreffende de in artikel 14, eerste lid, van deze regeling genoemde taken die genomen zijn voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze regeling, blijven van kracht na inwerkingtreding van deze regeling tot het moment dat deze besluiten worden ingetrokken.

Besluiten van een registratiecommissie betreffende de in artikel 21, eerste lid, genoemde taken, die genomen zijn voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze regeling, blijven van kracht na inwerkingtreding van deze regeling tot het moment dat deze besluiten worden ingetrokken.

Bezwaar

Artikel 89

Een bezwaar dat wordt ingesteld tegen een voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze regeling genomen besluit van een registratiecommissie dat in het kader van een in artikel 21, eerste lid, onder h., genoemde taak is genomen, wordt behandeld op de wijze zoals voorzien in hoofdstuk III. Regeling specialisten geneeskunst zoals dat tot bedoelde datum luidde.

VII. Slotbepalingen

Artikel 90

Op het tijdstip van inwerkingtreding van de regeling wordt de Regeling specialisten geneeskunst, behoudens het bepaalde in artikel 89, ingetrokken.

Bekendmaking

Artikel 91

1. Deze Regeling, alsmede wijziging daarvan, behoeft instemming van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

2. In de Staatscourant wordt mededeling gedaan van de vaststelling en wijziging van dit besluit. Daarnaast wordt mededeling gedaan in het officiële orgaan van de KNMG.

3. De mededeling in het officiële orgaan van de KNMG als bedoeld in het eerste lid bevat ten minste de titel van het besluit of wijziging en de datum van inwerkingtreding van het besluit of wijziging.

Inwerkingtreding

Artikel 92

1. Deze regeling treedt in werking op 15 december 2008.

2. Indien de Staatscourant waarin de vaststelling van dit besluit en het instemmingsbesluit, bedoeld in artikel 91 eerste lid, worden geplaatst, wordt uitgegeven na 14 december 2008, treedt dit besluit in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst, en werkt zij terug tot en met 15 december 2008.

Citeertitel

Artikel 93

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specialismen en profielen geneeskunst.

Deze regeling is vastgesteld door de Algemene Vergadering van de KNMG op 27 mei 2008.

Toelichting Regeling specialismen en profielen geneeskunst

Algemeen

De Regeling specialismen en profielen geneeskunst van de KNMG (verder: Regeling) vindt haar grondslag in de artikelen 14 - 17 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Artikel 14 Wet BIG maakt het mogelijk dat de KNMG als representatieve vereniging van beroepsbeoefenaren (artsen) één of meerdere organen kent die regels stellen over de opleiding tot specialist, de erkenning van opleidingsinstellingen en opleiders, en de (her)inschrijving als specialist (de colleges). Daarnaast kent de KNMG één of meerdere organen die deze regels uitvoeren en toezicht houden op de naleving ervan (de registratiecommissies). De taken en bevoegdheden van de colleges en registratiecommissies zijn vastgelegd in de Regeling.

De Regeling trad voor het eerst op 1 oktober 1998 in werking en is nadien meermalen gewijzigd. Deze regelingen waren getiteld Regeling specialisten geneeskunst. Verschillende ontwikkelingen maakten een wijziging van die Regeling noodzakelijk, zowel wat inhoud als wat naamgeving betreft. Het gaat daarbij om:

1. de wijziging van de artikelen 14-17 Wet BIG;

2. het voornemen profielen te registreren;

3. het bijeen willen brengen in één regeling van de procedures van bezwaar en geschil;

4. een aantal overige, vooral technische wijzigingen.

Ad 1 Wijziging Wet BIG

Op 15 december 2006 zijn de artikelen 2 en 14 tot en met 17 van de Wet BIG gewijzigd (Stb. 2006, 472). Die wijziging van de Wet BIG werd noodzakelijk geacht om de vormgeving en inrichting van de registratiecommissies in overeenstemming te brengen met de Aanwijzingen inzake ZBO’s. Hierbij moesten ook de colleges betrokken worden. Gebleken was dat de toenmalige wet op een aantal punten niet aan die aanwijzing voldeed. Naast die aanpassing had de wijziging van de Wet BIG bijkomende doelen. Zo zijn de consequenties van een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (19 november 2003) in het wetsvoorstel verwerkt. De bestuursrechter oordeelde dat, anders dan bij het ontwerpen van de Wet BIG werd beoogd, geen regelgevende bevoegdheid wordt toegekend aan een beroepsorganisatie en dat een Regeling als de onderhavige een privaatrechtelijk karakter heeft. Dit betekent dat de colleges als privaatrechtelijke organen zijn aan te merken en niet als zelfstandig bestuursorgaan zijn te bestempelen. De wetswijziging was tevens nodig om de artikelen 14 tot en met 17 Wet BIG een meer algemeen karakter te geven met voldoende mogelijkheid om de procedures naar eigen inzicht verder invulling te geven. In algemene zin kan gesteld worden dat de wijziging van de Wet BIG tot gevolg heeft dat de rollen van Minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport en de KNMG strikter zijn gescheiden. De wijziging van de Wet BIG heeft consequenties gehad voor de inhoud van de Regeling en voor de werkwijze van de colleges en registratiecommissies. Dit geldt in het bijzonder voor de taken en bevoegdheden van de colleges en de registratiecommissies en voor de instemming van de minister met besluiten van een college. Daarnaast is het, vanwege de scheiding tussen private en publieke taken van de registratiecommissies noodzakelijk de rechtsmiddelen daarop aan te passen. Zie daarvoor ook ad 3.

Ad 2 Profielregistraties

De tweede ontwikkeling die een wijziging van de Regeling van 1998 noodzakelijk maakte zijn de zogenaamde profielregistraties. Het Federatiebestuur van de KNMG heeft op 19 december 2006, op verzoek van de minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport, besloten dat een regeling getroffen moet worden voor beroepen en opleidingen die niet erkend zijn als specialisme en daar ook (nog) niet voor in aanmerking komen. De Regeling van 1998 heeft alleen betrekking op specialismen. De KNMG heeft daardoor geen zicht op de kwaliteit van nieuwe vervolgopleidingen zoals de opleiding spoedeisende hulpgeneeskunde, maar ook niet voor bestaande functiegerichte vervolgopleidingen zoals de opleiding tot consultatiebureau-arts. Dit zijn opleidingen die (nog) niet in aanmerking komen voor een aanwijzing als specialisme. Gezien het belang dat de KNMG hecht aan goede en verantwoorde zorgverlening is dit een ongewenste situatie en moest een beleid worden ontwikkeld waarmee deze vraagstukken soepel opgevangen kunnen worden. Dit heeft zijn neerslag gevonden in het ontstaan van de profielen. In deze Regeling zijn de profielen geregeld.

Ad 3 Commissie voor geschillen.

Bij de inwerkingtreding van de kaderbesluiten van de drie colleges per 1 januari 2005, werd voorzien in een nieuwe geschillenprocedure. De instelling van een Commissie voor Geschillen die uitspraak deed in geschillen over opleidingsaangelegenheden, was nieuw. Door de wijziging van de artikelen 14 - 17 Wet BIG is er ten aanzien van de taken van de registratiecommissies een ander onderscheid ontstaan tussen publieke taken (het (her)registreren van specialisten) en private taken (alle overige taken, zoals het erkennen van opleiders en opleidingsinstellingen, het houden van toezicht op de opleidingen, het registreren van profielen). Waar het erkennen van opleiders en opleidingsinstellingen voorheen als publieke taak werd gezien, wordt uit de wetswijziging duidelijk dat dat tot de private taken van een registratiecommissie behoort. Door dit gewijzigde inzicht werd het noodzakelijk de reikwijdte (bevoegdheid) van de Commissie voor Geschillen aan te passen. De Commissie voor Geschillen oordeelt over verzoekschriften (geschillen) tegen privaatrechtelijke besluiten van een registratiecommissie; de Adviescommissie over bezwaarschriften tegen publiekrechtelijke besluiten. De reden om de geschillenprocedure in de Regeling op te nemen was dan ook gelegen in het feit dat de kaderbesluiten een (nagenoeg) gelijke procedure kenden. Het lag voor de hand ze samen te voegen en in de Regeling op te nemen. Daarnaast bevat de Regeling nu een beschrijving van beide rechtsmiddelen, zowel het geschil als het bezwaar.

Ad 4 Overige wijzigingen

Naast de bovengenoemde wijzigingen is de gelegenheid aangegrepen om een aantal kleinere wijzigingen in de Regeling door te voeren. Het betreft de volgende zaken:

- De samenstelling van de organen van de KNMG is veralgemeniseerd. De voordragende organisaties zijn niet langer expliciet in de Regeling genoemd. De regeling is hierdoor niet meer afhankelijk van wijzigingen in naamgeving van deze organisaties. In de reglementen van orde van de colleges en de registratiecommissies kunnen de bedoelde organen worden opgenomen;

- De bepalingen die zowel op de (leden van de) colleges als de registratiecommissies van toepassing zijn, zijn veralgemeniseerd en in algemene bepalingen opgenomen;

- De begrippenlijst is aangepast en in overeenstemming gebracht met de begripsbepalingen van de Wet BIG;

- De beschrijving van alle processen van de uitvoerende taken over opleiding, erkenning, registratie en herregistratie zijn in de Regeling opgenomen.

Indeling

De regeling bestaat uit zeven hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bestaat uit één artikel waarin de begripsomschrijvingen zijn opgenomen. In het tweede hoofdstuk zijn in algemene zin de organen voor opleiding en registratie geregeld. In het derde hoofdstuk, dat is ingedeeld in drie paragrafen, wordt de samenstelling van de organen geregeld. In de eerste paragraaf zijn daartoe algemene bepalingen opgenomen die gelden voor de colleges en voor de registratiecommissies. De tweede en derde paragraaf van hoofdstuk 3 bevatten specifieke bepalingen inzake de samenstelling van de colleges respectievelijk de registratiecommissies. Bij de indeling is rekening gehouden met de voorgenomen samenvoeging van de colleges en (op termijn) mogelijke wijzigingen bij de registratiecommissies. In het vierde hoofdstuk zijn de taken, bevoegdheden en werkwijze van de colleges (paragraaf IV.1) en registratiecommissies (paragraaf IV.2) bepaald. De rechtsmiddelen tegen besluiten van een registratiecommissie zijn in hoofdstuk vijf geregeld. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen bezwaar (V.1) en geschil (V.II). In hoofdstuk VI zijn de overgangsbepalingen opgenomen. De slotbepalingen staan in hoofdstuk VII.

Artikelsgewijs

II. Organen voor de opleiding en registratie van specialisten en profielartsen

Artikel 2

Ten behoeve van de uitvoering van haar statutaire taak ten aanzien van opleiding en registratie van artsen heeft de KNMG, met inachtneming van het bepaalde in artikel 14 e.v. Wet BIG, een zestal organen ingesteld. Drie regelgevende organen, de colleges, en drie organen, de registratiecommissies, die belast zijn met de uitvoering van de door de colleges vastgestelde regelgeving. Deze organen zijn privaatrechtelijk vormgegeven en bezitten geen rechtspersoonlijkheid. De registratiecommissies zijn belast met een publieke taak voor zover zij specialisten in een wettelijk erkend specialistenregister (opnieuw) inschrijven. De colleges en registratiecommissies zijn inhoudelijk onafhankelijk van de federatie KNMG. Deze inhoudelijke onafhankelijkheid wordt gewaarborgd door de voordracht/ benoeming van de leden van de colleges en registratiecommissies en de in artikel 16 e.v. voorgeschreven besluitvormingsprocedure. Het Federatiebestuur heeft een adviserende rol bij de besluiten van colleges.

Artikel 4

Lid 1: Er zijn drie organen die belast zijn met het vaststellen van regelgeving op het gebied van de opleiding en registratie van specialisten, te weten het CCMS, het CHVG en het CSG. Daarnaast zijn er drie organen die belast zijn met de uitvoering van de door de colleges vastgestelde regelgeving op het gebied van de opleiding en registratie van specialisten, te weten de MSRC, de HVRC en de SGRC. Het gelijkheidsbeginsel gebiedt dat specialismen zoveel mogelijk op een gelijke wijze worden behandeld. Om eenheid en uniformiteit te bereiken is in dit artikel vastgelegd dat zowel de voorzitters van de colleges als de voorzitters van de registratiecommissies regelmatig overleg dienen te voeren. Dit overleg dient ertoe de samenhang tussen de regelgeving van de verschillende colleges zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen of de samenhang tussen de verschillende activiteiten van de registratiecommissies op elkaar af te stemmen. De voorzitters komen tenminste éénmaal per jaar bijeen.

Lid 2: Een van de voorzitters van de colleges en één van de voorzitters van de registratiecommissies wordt als adviseur van het federatiebestuur voorgedragen. De voorzitters maken onderling uit wie van hen wordt voorgedragen. De taak van hen is het Federatiebestuur te adviseren vanuit de specifieke deskundigheid die zij hebben ten aanzien van opleiding en registratie.

Lid 3: Het overleg van voorzitters kan het Federatiebestuur namens de colleges of de registratiecommissies gevraagd en ongevraagd voorstellen doen tot aanpassing van de regeling.

Lid 4: Specifiek voor de colleges is bepaald dat de voorzitters bepalen aan welk college een verzoek tot het instellen van een nieuw specialisme ter beoordeling moet worden voorgelegd. De voorzitters bepalen welk college het verzoek behandelt aan de hand van daartoe door hen opgestelde criteria, als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onder a.

Lid 5: Specifiek voor de registratiecommissies is bepaald dat het overleg van voorzitters de leden van de Adviescommissie en de Commissie voor Geschillen benoemt.

III. Samenstelling van de colleges en de registratiecommissies

In dit hoofdstuk zijn bepalingen inzake de samenstelling van de colleges en de registratiecommissies opgenomen. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen algemene bepalingen en specifieke bepalingen. De algemene bepalingen gelden voor zowel de colleges als de registratiecommissies en zijn opgenomen onder III.1. In III.2 zijn specifieke bepalingen voor de colleges opgenomen en in III.3 specifieke bepalingen voor de registratiecommissies.

III.1. Algemene bepalingen voor colleges en registratiecommissies

Artikel 5

Lid 1: Zowel de colleges als de registratiecommissies bestaan uit leden en adviseurs. De leden hebben stemrecht; de adviseurs niet. In tegenstelling tot de vorige Regeling wordt niet meer gesproken van ‘gewone leden’ en ‘adviserende leden’, maar is gekozen voor de termen ‘lid’ en ‘adviseur’.

Lid 4: Om ervoor te zorgen dat een college of een registratiecommissie altijd voldoende leden kent, kan het federatiebestuur, indien geen voordracht voor benoeming in een vacature is voorzien, in de vacature voorzien.

Lid 6: Naar keuze van het college of de registratiecommissie kan een voorzitter al dan niet boventallig functioneren. Indien een voorzitter boventallig is, verliest hij zijn stemrecht teneinde het evenwicht in het college of de registratiecommissie te bewaren.

Lid 7: Adviseurs worden niet door het federatiebestuur benoemd maar worden aangewezen door een representatieve organisatie of zijn uit hoofde van hun functie adviseur. In het tweede lid van de artikelen 10a, 10b, 10c, 12 a, 12b en 12c staan de adviseurs vermeld. In de reglementen van orde wordt, op grond van artikel 8 tweede lid, aangegeven welke organisaties de adviseurs aanwijzen.

Artikel 6

Een lid mag niet gelijktijdig lid zijn van een registratiecommissie en een college. Ditzelfde geldt voor een adviseur. Zodoende wordt mogelijke belangenverstrengeling tussen beide posities (bij een regelgevend orgaan en een uitvoerend orgaan) voorkomen.

Artikel 7

Lid 1: De benoeming van een lid eindigt onmiddellijk indien een van de in dit lid genoemde situaties zich voordoet. Nieuw is opgenomen dat het lidmaatschap onmiddellijk eindigt wanneer de inschrijving als specialist wordt doorgehaald. Dit geldt overigens slechts voor zover die inschrijving als vereiste aan het lidmaatschap is gesteld. Voorheen was bepaald dat een lid nog een jaar in functie kon blijven nadat hij als specialist was doorgehaald. Dit werd onwenselijk geacht.

Lid 2: Het Federatiebestuur kan in de genoemde situaties de benoeming van een lid intrekken. Uitgangspunt is dat het Federatiebestuur dit in de genoemde situaties doet. Slechts in uitzonderingssituaties kan het Federatiebestuur besluiten de benoeming in stand te laten. Uitgangspunt voor de onder a en b genoemde gronden is dat het lid geen aansluiting meer vindt bij de organisatie of groep van organisaties die hem voor benoeming voordragen of dat sprake is van een zodanige wijziging in de beroepspraktijk van het lid, dat niet geacht kan worden dat deze de deskundigheid zal behouden die een goede vervulling van diens lidmaatschap waarborgt. Of hiervan sprake is wordt grotendeels bepaald door het profiel dat ten aanzien van het betreffende lid is opgesteld. Ten aanzien van het in artikel 10b derde lid bepaalde is een uitzondering opgenomen.

Lid 5: Het Federatiebestuur kan besluiten een lid te schorsen. Dit kan bijvoorbeeld voorafgaand aan het besluit om de benoeming in te trekken. Ook kan dit vanwege een opgelegde onherroepelijke tuchtrechtelijke maatregel van schorsing voor de duur van die opgelegde maatregel.

Artikel 8

Elk college en elke registratiecommissie stelt een reglement van orde op. Daarin worden ten minste nadere bepalingen opgenomen over de samenstelling. Meer in het bijzonder wordt vermeld door welke organisaties de leden worden voorgedragen en het aantal adviseurs dat aan een college of een registratiecommissie wordt toegevoegd.

III.2. De colleges

Artikel 9

Lid 2: In een college zijn niet alle specialismen en profielen vertegenwoordigd. Om ervoor te zorgen dat alle specialismen en profielen toch voldoende vertegenwoordigd worden, is het noodzakelijk dat de leden van een college over deskundigheid beschikken ten aanzien van alle specialismen en profielen die door het college zijn aangewezen. Het gaat in dit verband niet specifiek om inhoudelijke deskundigheid ten aanzien van de specialismen en profielen.

Lid 3: Als hoofdregel geldt dat de leden van een college praktiserend specialist zijn of werkzaam in universitaire kring. Deze eis kan echter niet aan alle leden van een college worden gesteld. Sommige leden zijn immers vanuit een andere hoedanigheid als lid van een college benoemd. De hoofdregel geldt niet voor deze, in dit lid limitatief opgenomen, leden.

Artikel 10a, b en c

Algemeen

Colleges bestaan uit leden en adviseurs. Een lid wordt voorgedragen door een relevante organisatie of vereniging en op grond van artikel 5 tweede lid, benoemd door het federatiebestuur. Een adviseur wordt aangewezen of maakt uit hoofde van zijn functie deel uit van een college. In de artikelen 10a, 10b en 10c is bepaald welke leden en adviseurs per college voorgedragen worden. Een lid zit overigens op persoonlijke titel in het college en niet namens de organisatie die hem heeft voorgedragen. Zie in dat verband ook het bepaalde in artikel 15, tweede lid.

De artikelen zijn zodanig genummerd (10 a, b en c) dat bij een eventuele samenvoeging van de colleges in de toekomst een hernummering van de regeling eenvoudiger is.

Lid 1: In het reglement van orde wordt bepaald welke organisatie of vereniging de leden voordraagt.

Lid 2:Anders dan voorheen is in het derde lid van artikel 14 Wet BIG niet bepaald dat een college zodanig moest zijn samengesteld dat daarin onder andere een door de minister aangewezen adviserend lid zitting heeft. Deze bepaling is geschrapt om te voorkomen dat een minister via aan hem ondergeschikte ambtenaren invloed kan uitoefenen op de besluitvorming van een college. De regeling is hierop aangepast. Als adviseur is eveneens geschrapt de Inspecteur voor de gezondheidszorg. In de praktijk was deze zelden als adviseur noodzakelijk. Indien advies van de inspectie nodig is, kan een college in voorkomende gevallen een inspecteur als adviseur tot de vergadering toelaten op grond van artikel 15, derde lid. Op grond van artikel 8, tweede lid bepaalt het college bij reglement van orde het aantal adviseurs dat wordt benoemd. Bij ontbreken van een landelijke vereniging kan een vertegenwoordiger in overleg met het college worden aangewezen.

Lid 3: Het derde lid van artikel 10b bepaalt dat de leden van het CCMS opleider of plaatsvervangend opleider zijn, of in de afgelopen vijf jaar voorafgaand aan hun benoeming, zijn geweest. Bovendien geeft dit lid aan voor welke leden van het college dit vereiste niet geldt. Met deze bepaling dient bij de benoeming en bij de herbenoeming rekening te worden gehouden.

III.3. De registratiecommissies

Artikel 11

Een registratiecommissie kan een commissie van uitvoering aanwijzen. Bij reglement van orde kan de registratiecommissie de commissie of de secretaris mandateren tot het nemen van besluiten. Onder mandaat wordt verstaan: de bevoegdheid om in naam van de betreffende registratiecommissie besluiten te nemen. Voor mandaat is geen wettelijke grondslag vereist, maar vanwege de duidelijkheid is dit in de regeling vastgelegd. Een registratiecommissie kan een algemeen mandaat of een mandaat voor een bepaald geval verlenen. Het verlenen van een algemeen mandaat dient te worden vastgelegd in het reglement van orde. De registratiecommissie dient bij het verlenen van mandaat de bepalingen van titel 10.1 van de Algemene wet bestuursrecht in acht nemen. Ten aanzien van de privaatrechtelijke taken kan een registratiecommissie de commissie van uitvoering een volmacht geven tot het nemen van besluiten. Hierbij dienen de bepalingen van titel 3, boek 3 van het Burgerlijk Wetboek in acht genomen te worden.

Artikel 12a, 12b en 12c

De registratiecommissies bestaan uit leden en adviseurs. Een lid wordt op grond van artikel 5 tweede lid door het federatiebestuur benoemd. De leden worden voorgedragen door een relevante organisatie of vereniging. Een adviseur wordt, uit hoofde van zijn functie voorgedragen. In het reglement van orde van een registratiecommissie worden met inachtneming van artikel 8 tweede lid ten aanzien van de samenstelling nadere bepalingen opgenomen. In een registratiecommissie wordt per ingesteld specialisme en per ingesteld profiel een lid benoemd. Een lid van een registratiecommissie stemt zonder last of ruggespraak (art. 22 lid 2). De samenstelling van de registratiecommissies is verschillend. Dit is vanuit een historisch perspectief gegroeid. In het kader van deze wijziging van de Regeling is geen discussie gevoerd over het aanpassen van de samenstelling.

IV. Taken en werkwijze van de colleges en registratiecommissies

IV.1. De colleges

Artikel 14

Lid 1: De taken van de colleges zijn aangepast aan het bepaalde in artikel 14, lid 2 onder d Wet BIG. Daarin is bepaald dat een college belast is met het besluit tot instelling van een specialistenregister en regels stelt met betrekking tot de eisen die gesteld worden aan de inschrijving als specialist en aan de erkenning van opleidingsinstellingen, onderscheidenlijk opleiders voor een specialisme. Als nieuwe taak is opgenomen het aanwijzen van deelgebieden der geneeskunde als profiel.

Lid 1, onder b: Een college heeft tot taak om gebieden van de geneeskunst als specialisme aan te wijzen. Op grond van artikel 14 lid 2 onder d Wet BIG is het eveneens een taak van een college om het besluit te nemen een daarbij behorend register in te stellen. Deze besluiten zullen doorgaand gelijktijdig genomen worden. Het feitelijk instellen of openstellen van een register, nadat het besluit daartoe door het college genomen is, gebeurt door een registratiecommissie.

Lid 1, onder d: Op grond van artikel 14 tweede lid, onder d Wet BIG is het de taak van een college om de eisen die gesteld worden aan de erkenning van opleidingsinstellingen (opleidingsinrichtingen en opleidingsinstituten), onderscheidenlijk opleiders voor een specialisme vast te stellen. Op grond van dit lid kan een college ook eisen voor erkenning van opleidingsinstellingen (opleidingsinrichtingen en opleidingsinstituten), onderscheidenlijk opleiders voor een profiel vaststellen. Daarnaast kan een college voorwaarden vaststellen die aan erkenningen verbonden kunnen worden.

Lid 1, onder e: Gelijk het besluit om specialistenregisters in te stellen, is het een taak van een college om opleidingsregisters in te stellen. Deze taak was in de vorige regeling niet opgenomen.

Lid 1, onder f: Ingevolge de bepalingen van artikel 14 tweede lid, onder d Wet BIG kan een college eisen stellen aan de inschrijving in een specialistenregister. Op grond van artikel 15, eerste en derde lid Wet BIG kan een college eveneens eisen opstellen met betrekking tot de eisen voor herregistratie respectievelijk herintreding.

Lid 1, onder h: Ingevolge het eerste lid van artikel 14 Wet BIG moet het bestuur van de KNMG, om een titel als wettelijk erkende specialistentitel aan te laten merken, een aanvraag daartoe doen bij de minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport. Het bestuur van de KNMG kan, ingevolge hetzelfde artikel, deze bevoegdheid overdragen aan het college. Deze bepaling voorziet daarin.

Lid 1, onder i, j en k: Het Federatiebestuur van de KNMG heeft op 19 december 2006 op verzoek van het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport, besloten dat een regeling getroffen moet worden voor beroepen en opleidingen die niet erkend zijn als specialisme en daar ook (nog) niet voor in aanmerking komen. Voorheen was het niet mogelijk dergelijke profielen te registreren. De taak om profielen te registreren is met deze bepalingen opgenomen in de regeling. Gelijk aan het bepaalde in lid 1a, b en d van dit artikel, kan een college criteria vaststellen op grond waarvan deelgebieden der geneeskunde als profiel kunnen worden aangewezen, en kan een college op grond daarvan deelgebieden als profiel aanwijzen en opheffen. Bij de begripsomschrijving van artikel 1 is de definitie van profiel opgenomen.

Artikel 15

Lid 1: In dit lid is het quorum geregeld voor het nemen van besluiten door een college. In het reglement van orde (zie artikel 8) kunnen de colleges nadere regels stellen aangaande het quorum. Deze regels mogen niet strijdig zijn met het in deze Regeling bepaalde.

Lid 3: In aanvulling op de adviseurs bedoeld in het tweede lid van de artikelen 12 a, b en c, kan een college bepalen andere adviseurs, al dan niet structureel, tot de vergadering toe te laten.

Artikel 16

Lid 2: Bij het besluit een specialisme of een profiel op te heffen en het daarbij behorende register te sluiten vermeldt het college de datum waarop dat plaatsvindt. Dit is van belang voor de kenbaarheid.

Artikel 17

De besluitvormingsprocedure is er op gericht dat belanghebbenden kennis kunnen nemen van een ontwerpbesluit van een college en daarover hun zienswijze kenbaar kunnen maken.

Lid 1: Vanwege de daar aanwezige deskundigheid worden het Federatiebestuur, de desbetreffende beroepsvereniging(en) en de desbetreffende wetenschappelijke vereniging(en) in de gelegenheid gesteld een advies uit te brengen aan het college over een ontwerp besluit. De overige belanghebbenden, voor zover hun zienswijze niet via de genoemde verenigingen aan het college kenbaar wordt gemaakt, worden door middel van de kennisgeving in het Medisch Contact op de hoogte gesteld van een ontwerpbesluit. Om redenen van zorgvuldigheid moeten de zienswijzen schriftelijk worden ingediend. Daarvoor wordt in beginsel een termijn van minimaal vier weken gehanteerd. Met deze procedure wordt beoogd in een vroegtijdig stadium de knelpunten in een ontwerpbesluit op te sporen en in een college bespreekbaar te maken.

Lid 2: Vanwege de deskundigheid ten aanzien van het uitvoeren van collegebesluiten, wordt hierover advies gevraagd aan de registratiecommissie. In afwijking van de vorige procedure gebeurt dit gelijktijdig met het inwinnen van de adviezen en zienswijzen als bedoeld in het eerste lid.

De adviezen en zienswijzen bedoeld in het eerste en tweede lid worden in het ontwerpbesluit verwerkt. De registratiecommissie wordt vervolgens gedurende vier weken in de gelegenheid gesteld om met betrekking tot de in het ontwerpbesluit aangebrachte wijzigingen advies uit te brengen over de uitvoeringsaspecten van het besluit. In overleg tussen het college en de betreffende registratiecommissie kan worden besloten van dit tweede advies af te zien.

Lid 3: Na verwerking van de adviezen wordt de registratiecommissie voor de tweedemaal in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over de in het ontwerpbesluit aangebrachte wijzigingen. Deze tweede adviesronde blijft achterwegen indien dit in een overleg tussen het college en de betreffende registratiecommissie wordt besloten. Wordt de registratiecommissie in de gelegenheid gesteld, dan moet het advies binnen vier weken worden gegeven. Indien er geen wijzigingen in het ontwerpbesluit zijn aangebracht, wordt deze stap overgeslagen.

Lid 4: Behandeling van een ontwerpbesluit over het al dan niet aanwijzen van een deelgebied der geneeskunde als specialisme of als profiel, wijkt enigszins af van behandeling van andere ontwerpbesluiten. Bij de behandeling van dergelijke besluiten wordt het van essentieel belang geacht dat de betreffende beroepsgroep als direct belanghebbende alsmede vertegenwoordigers van andere relevante specialismen of profielen als derdebelanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord.

Lid 5: Nadat een college een besluit genomen heeft, worden de in het vijfde lid genoemde belanghebbenden daarvan in kennis gesteld en ontvangen een afschrift van dat besluit. Daarbij geeft een college aan of de adviezen en verzoeken in de vorm van schriftelijke zienswijze al dan niet zijn overgenomen en indien deze niet zijn overgenomen, de reden daarvan.

Artikel 18

Lid 1: Een van de taken van een college is het aanwijzen van deelgebieden der geneeskunde als specialisme. Daarbij behoort het besluit een register in te stellen en het vaststellen van een titel die degene die in dat register staan ingeschreven mogen voeren. Nadat een deelgebied der geneeskunde als specialisme is aangewezen wordt dit besluit aan de minister gezonden. Dit gebeurt op hetzelfde moment als dat dit besluit aan (onder andere) het federatiebestuur wordt gezonden op grond van artikel 17, vijfde lid. De Minister wordt verzocht de vastgestelde titel aan te merken als wettelijk erkend specialisme. De minister kan aan dit verzoek voldoen op grond van artikel 14, eerste lid Wet BIG.

Lid 2: Op grond van artikel 14, vierde lid Wet BIG, dienen bepaalde besluiten van een college ter instemming aan de minister te worden aangeboden. Het betreft de besluiten die in artikel 14, eerste lid onder c, d, f en g zijn opgenomen. Deze besluiten worden aan de Minister toegezonden. Dit gebeurt gelijktijdig met het versturen van dit besluit aan de in artikel 17, vijfde lid bedoelde instanties.

Lid 5: Het Federatiebestuur is verplicht schriftelijke bedenkingen kenbaar te maken aan de Minister door de schriftelijke bedenkingen over te nemen of te motiveren waarom deze niet worden overgenomen.

Artikel 19

Lid 1: De in het eerste lid genoemde besluiten behoeven geen instemming van de Minister. De inwerkingtreding van deze besluiten is om die reden alleen afhankelijk gesteld van de bekendmaking van dat besluit in het officiële orgaan van de KNMG.

Lid 2: Ingevolge artikel 14, vierde lid Wet BIG behoeven bepaalde besluiten van een college de instemming van de Minister. De inwerkingtreding van deze besluiten is afhankelijk gesteld van die instemming. Op grond van het vierde lid van artikel 14 Wet BIG kan de instemming worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Indien de Minister aan de besluiten instemming heeft gegeven, wordt daarvan, alsmede van het besluit zelf, mededeling gedaan in Medisch Contact. In artikel 14, twaalfde lid is bepaald op welke wijze het instemmingsbesluit van de Minister gepubliceerd moet worden.

Lid 3: Een besluit van een college om een deelgebied der geneeskunst als specialisme aan te wijzen kan slechts in werking treden op het moment dat de minister dit specialisme als wettelijk erkend specialisme heeft aangemerkt. Zodoende wordt voorkomen dat er niet-wettelijk erkende specialismen ontstaan. Dit komt de duidelijkheid voor het publiek te goede. De publicatie van de erkenning van de Minister gebeurt volgens artikel 14, twaalfde lid Wet BIG. Nadat de minister de specialistentitel als wettelijke erkende specialistentitel heeft aangemerkt wordt hiervan mededeling gedaan in Medisch Contact. Op dat moment wordt ook mededeling gedaan van het betreffende collegebesluit.

Lid 4: Het is niet noodzakelijk om de besluiten integraal te publiceren. Voldoende is dat het besluit bekend wordt gemaakt of dat van dat besluit mededeling wordt gedaan. Daarbij is het noodzakelijk tenminste de in dit genoemde voorwaarden in acht te nemen. Zo moet de titel van het besluit vermeld worden, de datum van inwerkingtreding en moet worden vermeld op welke wijze het besluit verkregen kan worden. Het toetsingskader, zoals bedoeld in artikel 14, eerste lid, sub a, behoeft niet de instemming van de Minister en wordt niet gepubliceerd in de Staatscourant. Het besluit wordt conform het eerste lid in Medisch Contact bekend gemaakt.

Artikel 20

Lid 1: Het jaarverslag van een college dient voor 1 juli bij het Federatiebestuur ingediend te worden. De Termijn is gekozen op grond van artikel 18 Kaderwet ZBO. Daarin is bepaald dat een zelfstandig bestuursorgaan jaarlijks voor 1 juli een jaarverslag opstelt. Deze bepaling is van toepassing op de publieke taken die door een registratiecommissie worden uitgevoerd. Hoewel dat artikel niet van toepassing is op de taken van een college, is met het oog op de eenduidigheid van de regeling, deze termijn gekozen.

Lid 2: Het jaarverslag of een samenvatting daarvan wordt in Medisch Contact gepubliceerd. Ook is het mogelijk daarin een mededeling te plaatsen dat het jaarverslag is verschenen. In dat geval ligt het voor de hand in de mededeling op te nemen waar een integrale versie van het jaarverslag verkregen kan worden.

IV.2. De registratiecommissies

Artikel 21

Lid 1:Evenals voor de colleges geldt voor de registratiecommissies dat de taken nauwkeurig dienen te zijn omschreven en dat de registratiecommissies voor zover zij als bestuursorgaan fungeren, geen andere publieke taken uitvoeren dan de in het eerste lid genoemde taken. Dit vloeit onder andere voort uit artikel 3 Kaderwet zelfstandige bestuursorganen. Dit geldt echter ook voor de private taken. Voor derden dient immers duidelijk te zijn met welke taken de registratiecommissies zijn belast.

Lid 3: Dit artikel bepaalt welke registratiecommissie een besluit van een college dient uit te voeren. Besluiten van een college worden uitgevoerd door de registratiecommissie die op grond van artikel 1 bij dat college hoort. Zodoende wordt bijvoorbeeld een besluit dat door het College voor Huisartsgeneeskunde, Verpleeghuisgeneeskunde en medische zorg voor verstandelijk gehandicapten (CHVG) door de Huisarts, Verpleeghuisarts en arts voor verstandelijk gehandicapten Registratie Commissie (HVRC) uitgevoerd.

Artikel 22

Zie de toelichting op artikel 15

Artikel 23

Lid 1: Op grond van artikel 14, eerste lid onder b., e. of j. neemt een college het besluit om een specialistenregister, een opleidingsregister of een profielregister in te stellen of op te heffen. In dit lid is bepaald dat dit besluit feitelijk wordt uitgevoerd door de registratiecommissie.

Lid 2: Bij het besluit om een register in te stellen, kent een college aan dat register een naam toe. De registratiecommissie die het register feitelijk instelt hanteert deze naam.

Lid 3: Dit lid geeft aan welke doelen het instellen van een register kent.

Artikel 24

Lid 1: Inschrijving in een specialistenregister is mogelijk indien aan de eisen die daarvoor gelden is voldaan en een verzoek tot registratie bij het desbetreffende college wordt ingediend. Een eerste registratie is mogelijk op basis van een met goed gevolg voltooide specialistenopleiding in Nederland dan wel een in het buitenland gevolgde specialistenopleiding. Lid 2: Op grond van artikel 14, zesde lid Wet BIG geldt als voorwaarde voor inschrijving in het specialistenregister dat de arts in het BIG-register staat ingeschreven. Dit lid bepaalt teven dat de arts zonder voorwaarden in het BIG-register ingeschreven moet zijn. Reden daarvan is dat de specialistenregisters geen voorwaardelijke registratie kennen. Indien deze eis niet zou worden gesteld zou in theorie een voorwaardelijk geregistreerde arts wel als volledig specialist geregistreerd kunnen worden. Een dergelijke mogelijkheid wordt onwenselijk geacht. Voor derden moet duidelijk zijn dat een geregistreerd specialist volledig gekwalificeerd is als basisarts en als specialist.

Lid 3: Artikel 14, vijfde lid Wet BIG bepaalt dat inschrijving in een wettelijk erkend specialistenregister niet afhankelijk mag zijn van het lidmaatschap van de organisatie die het register beheert. Het lidmaatschap van de KNMG mag derhalve niet als voorwaarde voor inschrijving in het specialistenregister worden gesteld. Het onderhavige lid is hiervan afgeleid. Daarnaast bepaalt dit lid dat inschrijving in het specialistenregister ook niet afhankelijk mag zijn van het lidmaatschap van een beroepsvereniging of een wetenschappelijke vereniging.

Artikel 25

Conform het bepaalde in artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht en de Wet bescherming persoonsgegevens dienen de gegevens vertrouwelijk te worden behandeld, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift tot mededeling verplicht of uit de uitoefening van de taak van de registratiecommissies de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

Artikel 26

Lid 1: Dit artikellid gaat verder dan de eisen gesteld in de Awb (artikel 4:7). Met het verplicht stellen van de mogelijkheid van een zienswijze gesprek is beoogd alle feiten boven tafel te krijgen en de verschillende standpunten helder te krijgen, ter voorkoming van onnodige bezwaar- en beroepsprocedures.

Wat betreft het bepaalde onder c dient te worden opgemerkt dat van deze mogelijkheid door een registratiecommissie met inachtneming van de betreffende collegeregelgeving in een voorkomend geval gebruik wordt gemaakt bij verzoeken van in het buitenland opgeleide specialisten.

Lid 4: Een specialistenregister is openbaar en een ieder die zulks verlangd wordt medegedeeld of een persoon is ingeschreven en zo ja in welk specialisme (artikel 33). Het rechtszekerheidsbeginsel brengt met zich dat een register een juiste weergave van de werkelijkheid dient te zijn. Om die reden is het in beginsel niet wenselijk dat een registratiecommissie beslist tot het inschrijven van een persoon in een specialistenregister vanaf een datum gelegen in het verleden (inschrijving met terugwerkende kracht). Immers feitelijke inschrijving vindt dan later plaats dan de formele datum van inschrijving. Er kunnen echter in het individuele geval zwaarwegende redenen zijn om de inschrijving in te laten gaan op een datum gelegen in het verleden.

Artikel 27

Lid 2: In de praktijk bleek het wenselijk om in afwijking van het eerste lid van dit artikel, een inschrijving korter dan vijf jaar mogelijk te maken. Dit bleek met name relevant voor artsen die geruime tijd na voltooiing van hun opleiding om registratie verzochten. In welke gevallen recht bestaat op registratie voor vijf jaar dan wel registratie voor een beperkte periode, wordt in collegebesluiten nader geregeld.

Lid 3: Een voorbeeld van een voorwaarde die aan een inschrijving kan worden verbonden is een individueel scholingsprogramma.

Artikel 28

Op grond van artikel 15 van de Wet BIG kunnen al dan niet op het gebied van de individuele gezondheidszorg liggende werkzaamheden worden aangewezen die in het kader van herregistratie worden gelijkgesteld met werkzaamheden in het betreffende specialisme. Specialisten die niet meer als zodanig werkzaam zijn, maar voor wie de titel van belang is, kunnen op grond van gelijkgestelde werkzaamheden als specialist geregistreerd blijven. In collegebesluiten worden de regels ten aanzien van de gelijkgestelde werkzaamheden nader vastgesteld.

Artikel 29

Lid 1: Een registratie geldt voor een bepaalde tijd en vervalt na afloop van de registratietermijn van rechtswege. Hoewel de registratiecommissies via deze regelgeving verplicht zijn de specialist te waarschuwen voor het aflopen van hun registratietermijn, is de specialist zelf verantwoordelijk voor het tijdig indienen van een verzoek om herregistratie.

Lid 2: Indien de arts kan aantonen dat hij om omstandigheden buiten zijn schuld niet tijdig een verzoek tot herregistratie heeft ingediend, wordt de doorhaling ongedaan gemaakt. Onder “omstandigheden buiten zijn schuld” wordt verstaan verschoonbare redenen als bedoeld in de Awb (artikel 6:11) en verder uitgewerkt in de bestuurlijke jurisprudentie hierover.

Indien een registratiecommissie tot het oordeel komt dat sprake is van omstandigheden buiten de schuld van betrokkene, wordt de betrokkene voor een tussenliggende periode in het specialistenregister ingeschreven. Deze registratie geldt voor de duur van beoordeling van het verzoek door de registratiecommissie en eindigt op het moment dat de registratiecommissie alsnog inhoudelijk op het verzoek tot herregistratie heeft beslist.

Indien een registratiecommissie geen toepassing geeft aan dit artikellid (geen verschoonbare reden) dan betreft het derhalve een ex-geregistreerde specialist en kan de betrokkene een verzoek tot herintreding indienen.

Lid 4: Bij toepassing van het tweede lid wordt onder vigerende termijn verstaan de oorspronkelijke datum dat de registratie eindigde.

Lid 5: Het vijfde lid vloeit uit het principe dat een specialist zijn specialistische werkzaamheden niet langer dan vijf jaar kan staken. Een specialist die gedurende een dusdanig lange periode niet werkzaam is geweest wordt geacht niet meer bekwaam te zijn om zijn specialisme uit te oefenen en derhalve niet meer voor registratie in aanmerking te komen. De duur van de herregistratietermijn wordt in het geval een specialist zijn werkzaamheden heeft gestaakt, mede bepaald aan de hand van de laatste dag van werkzaam zijn. Daarnaast bepalen uiteraard ook de door de colleges vastgestelde eisen voor herregistratie de nieuwe registratietermijn.

Artikel 30

Voormalig geregistreerde specialisten, die opnieuw in hetzelfde register van specialisten wilden worden ingeschreven, vielen voorheen formeel onder de herregistratieprocedure. Probleem daarbij was dat de regeling en de collegeregelgeving uitgingen van opeenvolgende registraties. Om die reden is in deze regeling een onderscheid gemaakt tussen hernieuwen van de registratie direct volgend op een periode van registratie (herregistratie) en hernieuwen van de registratie van een ex-geregistreerde specialist in hetzelfde register (herintreding). De inhoudelijke eisen voor herregistratie en herintreding worden door de colleges vastgesteld. Het verzoek tot herintreden verloopt volgens dezelfde procedure als het verzoek tot (her)registratie.

Artikel 32

Lid 1: Een registratiecommissie dient op grond van artikel 15, vierde lid Wet BIG, alle inschrijvingen, schorsingen en uitschrijvingen in een specialistenregister aan de Minister te melden, zodat het Registratie en informatie Beroepsbeoefenaren in de zorg (RIBIZ) op de hoogte is van de stand van zaken van de specialistenregisters. Het RIBIZ tekent registratie als specialist in het BIG-register aan.

Lid 4: Op grond van artikel 14 zevende lid Wet BIG dient een registratiecommissie aan iedereen die dat verlangt meegedeeld te worden of een persoon in het specialistenregister is ingeschreven. In dit lid is bepaald dat dit ook geldt voor registraties in een profielregister. Het moet voor (potentiële) patiënten en cliënten kenbaar zijn wie geregistreerd staan, en ik welk register. Dit komt de veiligheid van de zorg ten goede.

Artikel 34

Lid 1: Elke arts die in opleiding tot specialist of profielarts is of gaat, moet in een opleidingsregister ingeschreven staan. Het instellen van een opleidingsregister is expliciet als taak van een college opgenomen. Een registratiecommissie heeft tot taak dit besluit uit te voeren. De opleidingsregisters worden op grond van artikel 23 ingesteld.

Lid 2: De aios dient zelf en voor aanvang van de opleiding een aanvraag tot inschrijving in het opleidingsregister in bij de betreffende registratiecommissie. Een dergelijke aanvraag kan de aios pas indienen nadat hij een opleidingsplaats heeft verworven en beschikt over een bewijs van inschrijving in het BIG-register. Een college kan nadere eisen stellen aan de inschrijving in een opleidingsregister.

Artikel 35

Bij het verzoek tot inschrijving in het opleidingsregister wordt de verwachte opleidingsduur vermeld. Als de opleiding met goed gevolg is voltooid of als de opleiding om andere redenen is beëindigd, bijvoorbeeld doordat de opleiding met een negatief eindoordeel is afgerond of als de opleiding in een eerder stadium eindigt, zal de aios worden uitgeschreven uit het opleidingsregister. Is de opleiding voltooid met een positief eindresultaat dan zal inschrijving als specialist in het betreffende specialistenregister kunnen worden aangevraagd.

Artikel 38

Het Federatiebestuur bekrachtigt de door de registratiecommissies vastgestelde tarieven. De tarieven dienen ter instemming aan de Minister te worden gezonden voor zover dit op basis van artikel 14 Wet BIG noodzakelijk is. Het betreft de tarieven voor het laten registratie in een wettelijke erkend specialistenregister en de tarieven voor herregistratie en herintreding in deze registers.

Artikel 39

Lid 1: Het jaarverslag van een registratiecommissie dient voor 1 juli bij het Federatiebestuur ingediend te worden. Deze datum is conform artikel 18 Kaderwet ZBO. Daarin is bepaald dat een zelfstandig bestuursorgaan jaarlijks voor 1 juli een jaarverslag opstelt. Deze bepaling is van toepassing op de publieke taken die door een registratiecommissie worden uitgevoerd. Hoewel dit artikel niet van toepassing is op de private taken, is ervoor gekozen een jaarverslag op te stellen en dat integraal aan de Minister zal worden aangeboden.

Lid 2: Het jaarverslag wordt aan de minister gezonden voor zover het verslag betrekking heeft op de publiekrechtelijke taken van een registratiecommissie. De KNMG kan overigens besluiten het jaarverslag integraal aan de minister te sturen.

Lid 3: Het jaarverslag of een samenvatting daarvan wordt in Medisch Contact gepubliceerd. Ook is het mogelijk daarin een mededeling te plaatsen dat het jaarverslag is verschenen. In dat geval ligt het voor de hand in de mededeling op te nemen waar een integrale versie van het jaarverslag verkregen kan worden.

V. Rechtsmiddelen

De regeling kent twee rechtsmiddelen, te weten het bezwaar en het geschil. De regeling voor bezwaar is geregeld in hoofdstuk V.1. en is bedoeld voor publiekrechtelijke besluiten van een registratiecommissie. Dat zijn besluiten inzake de (her)registratie in een wettelijke erkend specialistenregister. De geschillenregeling is geregeld in hoofdstuk V.2 en is kort gezegd bedoeld voor de overige besluiten van een registratiecommissie en voor opleidingsgeschillen tussen bijvoorbeeld aios en een opleider. Door de wijziging van de artikelen 14 tot en met 17 Wet BIG is er een splitsing ontstaan tussen de publiek- en de privaatrechtelijke taken van de registratiecommissies. Deze splitsing is weergegeven in de twee verschillende rechtsmiddelen.. Om de toegankelijkheid van de procedures te verbeteren is ervoor gekozen de procedures in de regeling op te nemen.

V.1. Bezwaar

Bezwaar kan worden gemaakt tegen publiekrechtelijke besluiten van een registratiecommissie. Een bezwaar wordt voorgelegd aan de adviescommissie. Het betreft in essentie beslissingen omtrent registratie, herregistratie en herintreding in een specialistenregister. De erkenning als opleider, opleidingsinrichting of opleidingsinstituut en de besluiten over registratie, herregistratie en herintreding in profielregisters kunnen aan de Commissie voor Geschillen worden voorgelegd (zie toelichting V.2).

Artikel 59

De termijn voor het nemen van een beslissing richt zich tot het bestuursorgaan en is niet meer afhankelijk gesteld van de datum van uitbrengen van het advies door de adviescommissie. Dit is in overeenstemming met artikel 7:10 Awb. Brengt de adviescommissie geen advies uit binnen de daarvoor gestelde termijn, zal de registratiecommissie moeten beslissen zonder advies van de adviescommissie. In dit moeilijk voorstelbare geval zal de registratiecommissie de indiener dan, in afwijking van artikel 52, zelf moeten horen. Het verslag van de hoorzitting maakt onderdeel uit van het advies overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:13, zesde lid Awb.

V.2. Geschil

Artikel 63

Door de splitsing tussen privaat- en publiekrechtelijke taken van de registratiecommissies heeft de Commissie voor Geschillen nieuwe taken gekregen. Het betreft de taken die voorheen bij de Adviescommissie waren belegd, te weten het afhandelen van bezwaren tegen besluiten over de erkenning als opleider, opleidingsinrichting of opleidingsinstituut. Deze taken worden thans aangewerkt als privaatrechtelijk van aard en vallen onder de reikwijdte van de Commissie voor Geschillen. Daarnaast oordeelt de Commissie voor Geschillen ook over een geschil inzake besluiten over registratie, herregistratie en herintreding in een profielregister.

Lid 1, onder a. en b.: Alle geschillen die betrekking hebben op de vorm, inhoud en duur van de opleiding of de inschrijving in het opleidingsregister kunnen aan de Commissie voor Geschillen worden voorgelegd, tenzij het geschil ingevolge Algemene wet bestuursrecht of ingevolge de Regeling aan de Adviescommissie voor de behandeling van bezwaarschriften moet worden voorgelegd. Aan de Commissie voor Geschillen kunnen derhalve de geschillen worden voorgelegd die beslissingen in het kader van de opleiding tot specialist betreffen. Hieronder vallen onder meer geschillen over de kwaliteit van de opleiding, de beoordeling van de aios door de opleider en geschillen over in- en uitschrijvingen respectievelijk in en uit het opleidingsregister.

Artikel 64

Lid 3: Besluiten die aan de Commissie voor Geschillen kunnen worden voorgelegd zijn geen besluiten in de zin van de Awb en behoren derhalve niet tot de competentie van de Adviescommissie. De Commissie voor Geschillen neemt vervolgens geen kennis van besluiten die tot de competentie van de Adviescommissie horen. Ingeval er twijfel bestaat tot wiens competentie een geschil behoort, zal de commissie waaraan het geschil is voorgelegd uitsluitsel.

Lid 5: De Commissie voor Geschillen toetst geschillen integraal. Dit betekent dat de Commissie voor Geschillen bij een geschil over bijvoorbeeld de beoordeling van de aios aan de hand van de stukken de beslissing van de opleider toetst. De Commissie voor Geschillen beoordeelt of het besluit van de opleider een logisch gevolg is van alle toetsen en beoordelingen die aan het besluit vooraf zijn gegaan. De Commissie voor Geschillen zal niet de inhoudelijke beoordeling van de opleider overdoen en zelf op de stoel van de opleider plaatsnemen.

Artikelen 70, 71 en 72

Bij geschillen over de vorm, de inhoud en duur van de opleiding tot specialist of tot profielarts, zoals bedoeld in artikel 63, eerste lid onder a en b, moet er voordat een verzoek wordt ingediend bij de Commissie voor Geschillen, eerst gepoogd worden het geschil zelf op te lossen. Afhankelijk van de registratiecommissie, moet daarvoor de centrale opleidingscommissie (MSRC) of een mediator (HVRC en SGRC) worden ingeschakeld.

De bemiddeling, de mediation en het verzoekschrift hebben opschortende werking: de rechtsgevolgen van het besluit worden opgeschort. Dit geldt overigens alleen indien het geschil betrekking heeft op een besluit. In andere gevallen (zie artikel 63) geldt deze bepaling niet.

Artikel 73

De overige in artikel 63, eerste lid genoemde geschillen kunnen direct, zonder voorafgaande mediation, aan de Commissie voor Geschillen worden voorgelegd middels een verzoekschrift.

Artikel 84

Nadat de Commissie voor Geschillen uitspraak heeft gedaan staat de weg naar de civiele rechter open, in tegenstelling tot een advies van de Adviescommissie waartegen geen rechtstreeks beroep mogelijk is bij de bestuursrechter. De Adviescommissie geeft advies aan de betreffende registratiecommissie, die vervolgens zelf een beslissing neemt.

VI. Overgangsbepalingen

Artikel 89

Een geschil over een besluit van een registratiecommissie over de erkenning als opleider, opleidingsinrichting of opleidingsinstituut kan aan de Commissie voor geschillen worden voorgelegd. Voorheen konden dergelijke geschillen aan de Adviescommissie worden voorgelegd. Bezwaren tegen dergelijke besluiten die

voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze regeling worden ingediend, worden op grond van deze bepaling afgehandeld door de Adviescommissie.

Naar boven