Regeling Kwaliteit Voortgezet Onderwijs

Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 4 september 2008, nr. VO/OK/29478, houdende regels voor de verstrekking van aanvullende bekostiging in verband met de Kwaliteit Voortgezet Onderwijs, inclusief Intensivering taal- en rekenonderwijs VO (Regeling Kwaliteit Voortgezet Onderwijs)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 85a, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 2.2.3, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

a. Minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, of, voorzover het betreft het landbouwonderwijs, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

b. bevoegd gezag:

bevoegd gezag van een school, als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs

c. school:

uit ’s Rijks kas bekostigde school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, of uit ’s Rijks kas bekostigd agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, voor zover daaraan voorbereidend beroepsonderwijs verzorgd wordt;

d. Kwaliteitsagenda Voortgezet Onderwijs:

publicatie ‘Onderwijs met Ambitie’ gevoegd bij de brief van 4 juli 2008 van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken II 2007/2008, 31 289, nr. 42)

e. leerling

leerling als bedoeld in artikel 7 van het Bekostigingsbesluit W.V.O. of artikel 2.1.2, onderdeel g, van het Uitvoeringsbesluit WEB die op 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor de aanvullende bekostiging wordt verstrekt aan een school is ingeschreven.

Artikel 2

Doel van de aanvullende bekostiging

1. Aan het bevoegd gezag van een school wordt in de kalenderjaren 2008, 2009, 2010 en 2011 jaarlijks een bedrag per leerling verstrekt om te werken aan de in de Kwaliteitsagenda Voortgezet Onderwijs genoemde beleidsprioriteiten en ambities, in het bijzonder taal en rekenen, zoals nader uiteengezet in artikel 3.

2. De in de Kwaliteitsagenda Voortgezet Onderwijs genoemde beleidsprioriteiten en ambities zijn:

a. Basiskwaliteit op orde: aantoonbare verbetering taal- en rekenprestaties;

b. Uitblinken op alle niveaus en een passende kwalificatie voor alle leerlingen;

c. Burgerschapsvorming voor alle leerlingen onder andere door maatschappelijke stages;

d. Ruimte voor de leraar;

e. Goede en betrouwbare examens; en

f. (Zeer) zwakke scholen weer goed, goede scholen nog beter.

Artikel 3

Bekostigingsvoorwaarden

1. Het bevoegd gezag stelt in overleg met de medezeggenschapsraad op schoolniveau verbeterdoelen vast inzake één of meer van de in artikel 2, tweede lid, genoemde beleidsprioriteiten, waaronder in ieder geval rekenen en taal.

2. Het bevoegd gezag beschrijft het door de school in het kader van deze regeling te voeren beleid inzake één of meer van de in artikel 2, tweede lid, genoemde beleidsprioriteiten, waaronder in ieder geval rekenen en taal.

3. Het bevoegd gezag rapporteert jaarlijks in of bij het jaarverslag op schoolniveau over de door de school gepleegde inspanningen ten behoeve van elk van de in artikel 2, tweede lid, genoemde beleidsprioriteiten, en over de voortgang op en de geboekte resultaten ten aanzien van de geformuleerde doelen ter zake.

Artikel 4

Beschikbare middelen

Voor deze regeling is beschikbaar:

2008

€ 53,1 mln.

2009

€ 56,0 mln.

2010

€ 56,0 mln.

2011

€ 53,1 mln.

Artikel 5

Verdeling van de middelen

1. De verdeling van de beschikbare middelen, bedoeld in artikel 4, vindt plaats op basis van een bedrag per leerling.

2. Het bedrag per leerling wordt per jaar bepaald door het beschikbare budget, genoemd in artikel 4, te delen door het aantal leerlingen.

Artikel 6

Beschikking en betaling

1. De aanvullende bekostiging die de school in een bepaald jaar ontvangt wordt eenmalig bepaald door het aantal aan die school ingeschreven leerlingen te vermenigvuldigen met het in artikel 5, tweede lid, voor dat jaar bedoelde bedrag per leerling.

2. Het bevoegd gezag ontvangt in 2008 in de maand september zonder voorafgaande aanvraagprocedure een beschikking omtrent de verstrekking van de aanvullende bekostiging.

3. Het bevoegd gezag ontvangt in 2009, 2010 en 2011 in de maand mei zonder voorafgaande aanvraagprocedure een beschikking omtrent de verstrekking van de aanvullende bekostiging.

4. De betaling van de aanvullende bekostiging vindt in 2008 plaats in de maand oktober.

5. De betaling van de aanvullende bekostiging vindt in 2009, 2010 en 2011 plaats in de maand juni.

Artikel 7

Verantwoording aanvullende bekostiging

1. De aanvullende bekostiging wordt uiterlijk in het jaar nadat deze is toegekend besteed en verantwoord in het kader van de jaarrekening.

Artikel 8

Monitoring en evaluatie

1. De Minister zal de bereikte resultaten op elk van de in artikel 2, tweede lid, genoemde beleidsprioriteiten, op landelijk niveau laten monitoren en een evaluatie uitvoeren.

2. Ten behoeve van de in het eerste lid bedoelde evaluatie moet de school desgevraagd een samenhangend overzicht kunnen overleggen van de door de school gepleegde inspanningen ten behoeve van elk van de in artikel 2, tweede lid, genoemde beleidsprioriteiten en over de voortgang op de geformuleerde doelen ter zake.

Artikel 9

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, werkt terug tot en met 1 januari 2008 en vervalt met ingang van 1 januari 2012.

Artikel 10

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Kwaliteit Voortgezet Onderwijs.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

Toelichting

Algemeen

In de Kwaliteitsagenda VO zijn de beleidsprioriteiten voor 2008 tot en met 2011 vastgesteld. Deze corresponderen met de doelen en ambities die in de Sectoragenda van de VO-raad zijn geformuleerd. Om scholen te stimuleren verder werk te maken van de in de Kwaliteitsagenda VO geformuleerde prioriteiten, zijn in het kader van deze regeling aanvullende middelen beschikbaar gesteld. De veronderstelling is niet dat het toegekende bedrag op zich voorziet in het realiseren van de beleidsprioriteiten. Er zijn voor diverse beleidsprioriteiten naast deze regeling extra middelen beschikbaar gesteld (zoals bijvoorbeeld voor Uitblinken, Burgerschap en Professionele ruimte). Wel zijn in deze regeling de extra middelen voor rekenen en taal voor de scholen voor voortgezet onderwijs opgenomen, die zijn aangekondigd in de beleidsreactie op de aanbevelingen van de Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen (Kamerstukken II 2007/2008, 31 332, nr. 3).

De beleidsprioriteiten in de Kwaliteitsagenda VO zijn:

a. Rekenen en taal. Basiskwaliteit op orde: aantoonbare verbetering taal- en rekenprestaties

b. Uitblinken. Uitblinken op alle niveaus en een passende kwalificatie voor alle leerlingen (dat wil ook zeggen voorkómen van voortijdig schoolverlaten)

c. Burgerschap. Burgerschapsvorming voor alle leerlingen onder andere door maatschappelijke stages

d. Professionele ruimte. Ruimte voor de leraar

e. Examens. Goede en betrouwbare examens

f. Verbetercultuur. (Zeer) zwakke scholen weer goed, goede scholen nog beter.

Het doel van deze regeling is dat met behulp van de aanvullende bekostiging op elke school (verder) werk wordt gemaakt van deze beleidsprioriteiten. Het gaat erom dat hieromtrent op schoolniveau (nadere) verbeterdoelen worden geformuleerd, daaraan wordt gewerkt en het gevoerde beleid ter zake en de resultaten daarvan worden verantwoord. Scholen bepalen daarbij na overleg op schoolniveau en waar relevant met de lokale stakeholders zelf de beleidsprioriteit(en) waarop ten minste voor de duur van de regeling (nadere) verbeterdoelen worden geformuleerd en activiteiten worden uitgevoerd, met dien verstande dat dit in elk geval moet gebeuren voor rekenen en taal.

Bijdragen aan landelijke doelen

Met deze regeling is een balans gezocht tussen enerzijds autonomie van scholen en beperking van administratieve lasten, en anderzijds doelgerichtheid. De regeling stelt scholen in staat om op hun eigen wijze werk te maken van de landelijke doelstellingen. Een doel van deze regeling is dat alle scholen zich in samenhang richten op alle zes beleidsprioriteiten van de Kwaliteitsagenda Voortgezet Onderwijs.

De in de Kwaliteitsagenda Voortgezet Onderwijs vastgelegde doelen en ambities gelden voor de gehele sector voortgezet onderwijs. Deze regeling richt zich echter op de individuele scholen.

De inspanningen van elke school moeten bijdragen aan de in de Kwaliteitsagenda VO geformuleerde landelijke doelen en ambities. Aangezien elke school anders is kunnen scholen ten aanzien van de zes beleidsprioriteiten uit de Kwaliteitsagenda VO hun eigen ambities stellen en maatregelen treffen. De medezeggenschapsraad moet hierbij worden betrokken. Het past in de filosofie van ‘goed bestuur’ dat scholen in overleg met de lokale stakeholders de landelijke ambities vertalen naar de schooleigen ambities. Scholen leggen hierover in het kader van de reguliere verantwoordingscyclus jaarlijks verantwoording af in (een annex bij) hun jaarverslag. De instellingsaccountant ziet daarop toe. Doordat alle scholen over elk van de beleidsprioriteiten in het kader van de jaarverslaglegging verantwoording afleggen over inspanningen en resultaten ter zake kan hierover op landelijk niveau een beeld gevormd worden.

Om op landelijk niveau de vinger aan de pols te houden bij de ontwikkelingen en resultaten met betrekking tot deze beleidsprioriteiten, zullen de in het kader van de Kwaliteitsagenda VO te realiseren doelen, activiteiten en resultaten daarnaast vergezeld gaan van een landelijke monitor en evaluatie. Scholen zullen ten behoeve van deze monitoring en evaluatie desgevraagd een samenhangend overzicht moeten kunnen overleggen van de door de school gepleegde inspanningen ten behoeve van de beleidsprioriteiten uit de Kwaliteitsagenda VO, en over de voortgang op de doelen en ambities die daarbij door de school zijn geformuleerd. Voorzien is in regelmatige gesprekken en een jaarlijks bestuurlijk overleg met de betrokken onderwijsorganisaties om de ontwikkelingen rondom de Kwaliteitsagenda VO te blijven volgen. Genoemde monitoring is daarvoor belangrijke input. Op deze wijze houdt OCW er samen met de bestuurlijke partners zicht op in hoeverre de landelijke doelstellingen worden gehaald.

Artikelsgewijs

Artikel 2. Doel van de aanvullende bekostiging

Doel van de aanvullende bekostiging is dat op schoolniveau afspraken gemaakt worden over doelen, resultaten en inspanningen gericht op verbetering van de resultaten met betrekking tot beleidsprioriteiten uit de Kwaliteitsagenda VO. Het betreft dan in elk geval verbetering van taal- en rekenprestaties. De op grond van deze regeling beschikbare middelen kunnen voor alle beleidsprioriteiten worden aangewend. Door het meerjarige karakter van de regeling kan door de school een consistente aanpak vorm krijgen.

Artikel 3. Bekostigingsvoorwaarden

Scholen moeten op schoolniveau verbeterdoelen formuleren en beschrijven welke activiteiten men ten behoeve daarvan voornemens is te ondernemen. Op basis van deze regeling kan een school een eigen en bij de situatie van de school passende keuze maken ter (verdere) verbetering van de resultaten op één of meer beleidsprioriteiten uit de Kwaliteitsagenda VO. Afhankelijk van hun staat van ontwikkeling op een bepaalde beleidsprioriteit kunnen scholen bij de ene beleidsprioriteit een grotere ambitie formuleren dan bij de andere. Een school kan met andere woorden eigen accenten leggen voor wat betreft de besteding van de middelen. Topprioriteit wordt daarbij gegeven aan rekenen en taal. Elke school zal in ieder geval duidelijk moeten aangeven wat zijn ambitie is op deze beleidsprioriteit en welke activiteiten hierop zullen worden ondernomen. Dit in overleg met de medezeggenschapsraad.

Scholen kunnen uiteraard ook aansluiting zoeken bij bredere initiatieven gericht op verbeteringen, bijvoorbeeld in het kader van een experiment. Zo zou voor wat betreft de prioriteit Uitblinken aandacht worden geschonken aan talentontwikkeling en (een doorlopende) loopbaan- en beroepenoriëntatie. Ook vanuit de VO-raad en andere organisaties worden diverse initiatieven ontplooid waarbij aangesloten kan worden.

De school moet jaarlijks rapporteren over de inspanningen die gepleegd zijn ten behoeve van elk van de zes in de Kwaliteitsagenda VO geformuleerde beleidsprioriteiten. Voor diverse onderwerpen zoals maatschappelijke stages en leraren zijn buiten deze regeling aanvullende middelen ter beschikking gesteld. Voor deze twee prioriteiten bestaan ook al afzonderlijke monitortrajecten op schoolniveau.

Een rapportage behelst een beknopte weergave van de gekozen prioriteiten, de daarop geformuleerde verbeterdoelstellingen, de ondernomen activiteiten en de bereikte resultaten. Er gelden geen vormvoorschriften voor de rapportage. De verantwoording kan bijvoorbeeld in of in het kader van het (reguliere) schoolplan en jaarverslag plaatsvinden en hoeft zodoende geen of weinig extra administratieve lasten op te leveren.

Artikel 5. Verdeling van de middelen

Het bedrag per leerling kan niet op voorhand voor alle jaren vastgesteld worden. Het wordt immers bepaald op basis van het beschikbare budget en het totaal aantal leerlingen. Op basis van de huidige referentieramingen is wel een indicatie te geven:

2008

€ 56,12

per leerling

2009

€ 59,68

per leerling

2010

€ 59,99

per leerling

2011

€ 57,14

per leerling

Het definitieve bedrag per leerling wordt vastgesteld bij uitvoering van de regeling door het beschikbare budget vermeld in artikel 4 te delen door het aantal op 1 oktober van het voorafgaande kalenderjaar op de school ingeschreven leerlingen.

Artikel 6. Beschikking en betaling

Scholen hoeven geen aanvraag in te dienen om in aanmerking te komen voor de aanvullende bekostiging in het kader van deze regeling. Zij ontvangen in 2008 in september een beschikking voor de aanvullende bekostiging van 2008. De betaling daarvan vindt plaats in oktober 2008. In de jaren 2009, 2010 en 2011 ontvangen scholen in mei een beschikking voor de aanvullende bekostiging van het betreffende jaar. De betaling daarvan vindt de maand daarop plaats.

De Minister bepaalt de aanvullende bekostiging die een school ontvangt door het aantal op 1 oktober van het voorafgaande kalenderjaar op de school ingeschreven leerlingen te vermenigvuldigen met het bedrag dat per leerling beschikbaar is. In het tweede lid van artikel 5 wordt aangegeven hoe het bedrag per leerling per jaar berekend wordt.

Artikel 7. Verantwoording aanvullende bekostiging

Scholen leggen over het voorgaande in het kader van de reguliere verantwoordingscyclus jaarlijks verantwoording af in (een annex bij) hun jaarverslag. De instellingsaccountant ziet daarop toe. Daarbij is het in lijn met de uitgangspunten van ‘goed bestuur’ dat een school desgevraagd – bijvoorbeeld aan ouders en leerlingen, aan het personeel, aan de medezeggenschap, aan andere stakeholders en aan de Inspectie – kan aantonen dat de aanvullende bekostiging die is ontvangen ten behoeve van een aantal doelen en ambities (in deze regeling beschreven in artikel 2), daadwerkelijk ten bate daarvan is ingezet.

Artikel 8. Monitoring en evaluatie

De in het kader van de Kwaliteitsagenda VO te realiseren doelen, activiteiten en resultaten zullen vergezeld gaan van een monitor en evaluatie. Deze zal wat betreft het schoolniveau worden gebaseerd op monitorgegevens over geboekte resultaten, zoals neergelegd in de beschrijvingen en een apart onderzoek naar de tevredenheid op schoolniveau, met name bij de medezeggenschapsraad, over de mate waarin scholen de gestelde doelen ten aanzien van resultaten en inspanningen hebben gerealiseerd.

Voor de landelijke monitoring en evaluatie van resultaten wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande instrumenten en procedures: periodieke assessmentonderzoek rekenen en taal van het COOL cohort en PISA; examens en kwaliteit scholen door de inspectie; de monitor voortijdig schoolverlaten en de indicatoren Actieplan Leerkracht van Nederland; bij de maatschappelijke stages is al voorzien in een monitor en evaluatie traject.

Ten behoeve van monitoring en evaluatie moet de school desgevraagd een samenhangend overzicht kunnen overleggen van de door de school gepleegde inspanningen ten behoeve van de beleidsprioriteiten uit de Kwaliteitsagenda VO, en over de voortgang op de doelen en ambities die daarbij door de school zijn geformuleerd. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de rapportages die de school op grond van artikel 3 jaarlijks dient te maken, maar het kan ook op een andere manier. Ook hiervoor gelden geen vormvoorschriften.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Naar boven