Wijziging Regeling EFRO doelstelling 3 programmaperiode 2007–2013

Regeling van de Minister van Economische Zaken 28 augustus 2008, nr. WJZ / 8119865, houdende wijziging van de Regeling EFRO doelstelling 3 programmaperiode 2007–2013

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 3 van het Besluit EFRO programmaperiode 2007–2013;

Besluit:

Artikel I

De Regeling EFRO doelstelling 3 wordt als volgt gewijzigd:

A

Voor artikel 1 komt te staan de aanduiding: § 1. Begripsbepalingen.

B

Artikel 1 komt als volgt te luiden:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit ten minste twee, niet in een groep verbonden natuurlijke personen of rechtspersonen;

b. projectsubsidie: een subsidie die wordt verstrekt aan degene die een project uitvoert dat past in een Europees programma;

c. programmasubsidie: een subsidie die wordt verstrekt aan de managementautoriteit van een Europees programma.

C

Voor artikel 2 komt te staan de aanduiding: § 2. Aangewezen programma’s

D

Voor artikel 3 komt te staan de aanduiding: § 3. Projectsubsidies EMR

E

1. In artikel 3, eerste lid, wordt de zinsnede ‘genoemd in artikel 2’ telkens vervangen door: genoemd in artikel 2, onderdeel c.

2. In artikel 3, eerste en tweede lid, artikel 4, aanhef, artikel 6, eerste en tweede lid, en artikel 12, wordt het woord ‘subsidie’ telkens vervangen door: projectsubsidie.

3. In artikel 3, derde lid, wordt de zinsnede ‘subsidie verleend’ vervangen door: projectsubsidie verleend.

F

In artikel 4 worden de onderdelen a tot en met c vervangen door:

a. voor het programma, bedoeld in artikel 2, onderdeel c: € 4.700.000,–.

G

Aan artikel 5 wordt, onder toevoeging van de aanduiding 1. aan het begin van de eerste volzin, een tweede lid toegevoegd, luidende:

2. De Minister beslist binnen 13 weken op de aanvraag, bedoeld in artikel 3.

H

In artikel 7, tweede lid, aanhef, wordt ‘bijdraagt aan’ vervangen door: in voldoende mate bijdraagt aan ten minste twee van de volgende doelstellingen.

I

In artikel 11, derde lid, wordt de zinsnede ‘aan subsidie verstrekt’ vervangen door: aan projectsubsidie verstrekt.

J

In artikel 12 wordt ‘zodanig voorwaarden’ vervangen door: zodanige verplichtingen.

K

Na artikel 14 wordt, onder vernummering van artikelen 15 en 16 tot 21 en 22, de volgende paragraaf ingevoegd:

§ 4

Programmasubsidie Nederland-Duitsland en Vlaanderen-Nederland

Artikel 15

De Minister verstrekt op aanvraag een programmasubsidie aan de managementautoriteit van het programma, bedoeld in artikel 2, onderdeel a of b, voor het financieren van projecten die vallen onder prioriteit 1 of 4 van het desbetreffende programma.

Artikel 16

Het subsidieplafond voor de programmasubsidie bedoeld in artikel 15 is:

a. voor het programma, bedoeld in artikel 2, onderdeel a: € 17.800.000,–;

b. voor het programma, bedoeld in artikel 2, onderdeel b: € 10.200.000,–.

Artikel 17

De ontvanger van een programmasubsidie financiert geen projecten ten laste van de programmasubsidie zonder voorafgaande schriftelijke instemming van de Minister.

Artikel 18

De Minister onthoudt de instemming, bedoeld in artikel 17, indien:

a. het project niet voldoet aan de Kaderverordening, de EFRO-verordening, de Uitvoeringsverordening of het Besluit EFRO programmaperiode 2007–2013;

b. het project niet past in het programma;

c. de beoogde cofinanciering door de overige cofinanciers niet of niet volledig is aangevraagd, dan wel niet of niet volledig zal worden verleend;

d. de totale subsidiabele kosten van het project minder bedragen dan € 200.000,–;

e. het project niet valt in de prioriteiten 1 of 4;

f. het project niet past binnen de criteria, bedoeld in artikel 65, onder a, van de Kaderverordening;

g. het project valt in prioriteit 1 en niet in voldoende mate bijdraagt aan ten minste twee van de volgende doelstellingen:

– versterking en betere benutting van het kennispotentieel;

– kennisoverdracht;

– toepassing van kennis in nieuwe projecten, diensten, organisatievormen, processen, markten of combinaties hiervan, of

– toepassing en uitbouw van kennis in nieuwe of bestaande kennis- en onderzoeksinfrastructuur.

Artikel 19

1. De Minister verleent op aanvraag ten hoogste vier maal en ten hoogste eenmaal per jaar een voorschot van 20% van het bij de subsidieverlening beschikte bedrag.

2. Rentebaten over een voorschot worden besteed aan projecten waarmee de Minister heeft ingestemd.

Artikel 20

De artikelen 8, 10 en 11, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op programmasubsidies.

L

Voor artikel 21 komt te staan, de aanduiding:

§ 5

Slotbepalingen

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 28 augustus 2008.
De Minister van Economische Zaken, M.J.A. van der Hoeven.

Toelichting

Algemeen

Op 20 december 2007 werd de Regeling EFRO Doelstelling 3 programmaperiode 2007–2013 van kracht. Die regeling biedt de mogelijkheid om rijkscofinanciering te verstrekken aan drie Europese programma’s in het kader van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), onderdeel grensoverschrijdende samenwerking. Het gaat daarbij om de INTERREG IV A-programma’s Duitsland-Nederland, Vlaanderen-Nederland en Maas-Rijn (EMR). Belangrijkste reden voor onderhavige wijzigingsregeling is om daarmee op onderdelen beter aan te sluiten op de uitvoeringswijze van de programma’s. Dit wordt gerealiseerd met de hieronder toegelichte wijzigingen. Die betreffen de manier waarop individuele projectsubsidies worden verleend en beschikt en een nadere verduidelijking c.q. aanscherping van projectinhoudelijke vereisten zoals omschreven in artikel 7 van de Regeling.

Programmasubsidies

Onder directe verantwoordelijkheid van de managementautoriteiten van de respectieve INTERREG A-programma’s, zijn de programmasecretariaten van de betrokken euregio’s belast met de uitvoering van gezamenlijk overeengekomen Operationele Programma’s. Deze programmasecretariaten zijn nauw betrokken bij de formulering van projectvoorstellen, bij de inhoudelijke en technisch-financiële beoordeling c.q. toetsing van die voorstellen, en bij de voorbereiding van besluitvorming daarover in de betrokken Stuurgroep en/of Comité van Toezicht.

In de Operationele Programma’s van Duitsland-Nederland en Vlaanderen-Nederland en de daarbij behorende uitvoeringsovereenkomst, zijn afspraken omtrent de uitvoering vastgelegd. Daarin is onder meer afgesproken dat, na formele projectgoedkeuring, door of namens de betrokken managementautoriteit één integrale subsidiebeschikking wordt afgegeven aan de betreffende projectuitvoerders c.q. eindbegunstigden. Met die ene verzamelbeschikking die telkens, per goedgekeurd project, door (of in opdracht van) de managementautoriteit wordt afgegeven worden alle financiële bijdragen van project-betrokken cofinanciers tegelijkertijd beschikbaar gesteld. Voor het programma Duitsland-Nederland geldt de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen als managementautoriteit. De rechtstreeks onder Noordrijn-Westfalen ressorterende Bezirksregierung Münster fungeert in dit programma als beschikkende instantie. Voor het programma Vlaanderen-Nederland is de provincie Antwerpen aangewezen als managementautoriteit en beschikkende instantie.

Anders dan in het geval Maas-Rijn, past het niet goed in de zojuist bedoelde uitvoeringsovereenkomsten voor de programma’s Duitsland-Nederland en Vlaanderen-Nederland dat van Nederlandse kant aparte (c.q. eigen) projectbeschikkingen worden afgegeven. Deze wijzigingsregeling voorziet erin om beter aan te sluiten op de daaromtrent in INTERREG-verband gemaakte afspraken. Zo wordt nu mogelijk gemaakt, dat de Minister van Economische Zaken eenmalig twee programmabeschikkingen afgeeft ten gunste van respectievelijk de Beheersautoriteit Noordrijn-Westfalen (per adres van de Bezirksregierung Münster) en de Provincie Antwerpen, voor € 17,8 miljoen resp. € 10,2 miljoen. Deze cofinancieringsmiddelen kunnen de managementautoriteiten (c.q. beschikkende instanties) niet eerder inzetten in een concreet project dan ná ontvangst van een – per project – namens de Minister afgegeven cofinancieringsverklaring, waarmee de betreffende EZ-bijdrage wordt bevestigd en gekwantificeerd.

Aanpassing artikel 7

Ten slotte wordt met dit wijzigingsbesluit artikel 7, tweede lid, aangepast, teneinde selectief de echt innovatieve projecten te kunnen stimuleren. Het rijk wil projecten ondersteunen die een substantiële bijdrage leveren aan het innovatieve vermogen van de regio. Kennisoverdracht alleen komt in veel projecten voor maar is op zich onvoldoende om het innovatieve karakter van een project te bewijzen. Daarom zal aan ten minste een aantal van de in 7.2 genoemde kenmerken in voldoende mate voldaan moeten worden. Essentieel is daarbij bovendien dat er nieuwe kennis ontwikkeld wordt.

Administratieve lasten

De absolute administratieve lasten zijn € 738.450,– op een bedrag van € 35 miljoen. Deze lasten worden door de onderhavige regeling niet gewijzigd.

De wijzigingen hebben naar verwachting een kleine verbetering voor de administratieve lasten tot gevolg, vooral omdat een aanvrager door de programmabeschikking bij één loket terecht kan. Het ‘belevingsvoordeel’ van één loket is bij de aanvragers echter noemenswaardig. De aanpassing van het innovatieartikel leidt er waarschijnlijk toe dat er minder aanvragen zullen worden ingediend.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A, C en E

De wijziging van deze regeling heeft tot gevolg dat om redenen van overzichtelijkheid de regeling gesplitst wordt in meerdere paragrafen. Naast de paragraaf aangaande definities en de slotparagraaf wordt in de middelste paragrafen per stuk één soort subsidie beschreven. De Minister verstrekt in de EFRO Interreg IV programma’s 3 verschillende subsidies, zoals eveneens beschreven in de toelichting.

Onderdeel F

Voor de programma’s Duitsland-Nederland en Vlaanderen-Nederland wordt de managementautoriteit de subsidie-ontvanger, in plaats van degene die het project uitvoert.

Dat heeft tot voordeel dat deze buitenlandse managementautoriteit naar het daar geldende recht de middelen kan inzetten, waardoor beter wordt aangesloten bij de gemaakte afspraken.

Onderdeel G

De beoordeling van een aanvraag en de afstemming over de middelen is vanwege het grensoverschrijdende karakter en de verschillende betrokkenen gecompliceerd. Vandaar dat de termijnen van 4:13, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht in een aantal gevallen als knellend worden ervaren. Dit artikel stelt de beslistermijn daarom op 13 weken.

Onderdeel H

Dit artikel is aangepast opdat er niet al te eenvoudig voldaan wordt aan de selectiecriteria. Voor een project is het niet voldoende om een enkele bijeenkomst te organiseren waarbij kennis gedeeld wordt.

Onderdeel J

In het bestaande artikel 12 van de regeling is het gebruik van de term ‘verplichtingen’ zuiverder dan de term voorwaarden. Deze aanpassing behelst geen inhoudelijke wijzigingen.

Onderdeel K

De nieuwe paragraaf 4 maakt mogelijk dat de Minister programmabeschikkingen verstrekt in de Europese Programma’s voor Duitsland-Nederland en Vlaanderen-Nederland.

Artikelen 15 en 16

De managementautoriteit van het programma Duitsland-Nederland, het land Noordrijn-Westfalen, ontvangt een subsidie van ten hoogste € 17.800.000,– om daarmee de projecten te financieren die passen in de prioriteiten 1 en 4 van het programma. De managementautoriteit van het programma Vlaanderen-Nederland, de provincie Antwerpen, ontvangt een subsidie van ten hoogste € 10.200.000,– om daarmee de projecten te financieren die ook in de prioriteiten 1 en 4 van dat programma vallen.

Artikelen 17 en 18

Door middel van cofinancieringsverklaringen geeft de Minister aan dat de middelen, die met een programmasubsidie aan de managementautoriteit zijn beschikt, ingezet kunnen worden in een concreet project.

Artikel 19

De certificeringsautoriteit van het Programma Duitsland-Nederland doet in totaal vier maal een aanvraag van 20% van de toegezegde middelen en keert deze uit aan de eindbegunstigden, de projectuitvoerders. De certificeringsautoriteit keert de bijdrages enkel uit indien en voor zover de betaalaanvraag van de eindbegunstigde wordt goedgekeurd.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven

Naar boven