Tijdelijke stimuleringsregeling EVC en maatwerktrajecten werkend leren in het HBO 2008

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 25 augustus 2008, nr. PLW/2008/17458, houdende regels voor het verstrekken van subsidie voor projecten ter versterking van de vraag naar trajecten gericht op erkenning van verworven competenties en naar maatwerktrajecten werkend leren en ter bevordering van het aanbod van de hogescholen op deze gebieden (Tijdelijke Stimuleringsregeling EVC en maatwerktrajecten werkend leren in het HBO 2008)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 4 van de Wet overige OCenW-subsidies;

Besluit:

Hoofdstuk 1

Inleidende bepalingen

Artikel 1.1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. EVC: erkennen van verworven competenties;

b. verworven competenties: door werkervaring of op andere wijze verworven kennis, vaardigheden en competenties;

c. EVC-procedure: geheel van processtappen en gehanteerde instrumenten waarmee de verworven competenties van deelnemers worden beoordeeld ten opzichte van een specifieke landelijke standaard;

d. EVC-rapportage: rapportage – conform de kwaliteitscode EVC – waarin de beoordeling van de competenties van een individuele EVC-deelnemer wordt weergegeven en waarin diens competenties afgezet worden tegen een landelijke standaard;

e. EVC-traject: traject dat een individuele deelnemer doorloopt, waarin een EVC-procedure wordt gehanteerd en dat wordt afgesloten met een EVC rapportage;

f. EVC-voorziening: geheel aan EVC-procedures en EVC-expertise van een hogeschool;

g. EVC-expertise: deskundigheid binnen een hogeschool, die noodzakelijk is om EVC-procedures te kunnen uitvoeren volgens de in het convenant kwaliteitscode EVC vastgelegde en in de normering bij de kwaliteitscode EVC uitgewerkte criteria;

h. maatwerktraject werkend leren: opleidingstraject binnen een CROHO-opleiding, dat strekt tot het behalen van een HBO-getuigschrift, waarin op maat aangesloten wordt op de competenties van individuele deelnemers (werkenden en werkzoekenden) en waarin werkend leren centraal staat;

i. Minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

j. werkend leren: trajecten waarin werken en leren in samenhang gecombineerd worden en elkaar versterken, waarbij het georganiseerde leren zowel op de werkplek als ‘binnenschools’ kan plaatsvinden;

k. werkgever: natuurlijk persoon of rechtspersoon in wiens dienst dan wel voor wie een werknemer arbeid verricht;

l. hogeschool: uit ’s Rijks kas bekostigde hogeschool;

m. opleidingsinfrastructuur: het totale aanbod van opleidingen, de transitiemogelijkheden tussen opleidingen en de wijze waarop de opleidingen worden aangeboden naar vorm, plaats en tijd.

Artikel 1.2

Doelomschrijving

1. De Minister kan projectsubsidie verlenen als bijdrage in de organisatiekosten voor:

a. het ontwikkelen c.q. versterken van de (regionale) vraag naar EVC-trajecten in het hoger beroepsonderwijs bij werkgevers, werknemers of werkzoekenden en het afgestemd op de vraag ontwikkelen c.q. aanpassen van het aanbod van EVC-trajecten door hogescholen op dit gebied, of

b. het tot stand komen van maatwerktrajecten werkend leren in het hoger beroepsonderwijs voor werkenden en werkzoekenden, waarin wordt aangesloten op de competenties van deelnemers.

2. Subsidie wordt slechts verleend voor zover:

a. de subsidieaanvrager:

1°. in het kader van de activiteiten, bedoeld in het eerste lid onder a, een minimumaantal van 200 EVC-trajecten voor werkenden en werkzoekenden realiseert, en

2°. inzichtelijk kan maken hoe deze EVC-trajecten worden geacquireerd bij werkgevers, werknemers en werkzoekenden, of

3°. In het kader van activiteiten, bedoeld in het eerste lid onderdeel b, een minimumaantal van 200 maatwerktrajecten werkend leren voor werkenden en/of werkzoekenden realiseert, en

4°. inzichtelijk kan maken hoe deze maatwerktrajecten werkend leren worden geacquireerd bij werkgevers, werknemers en werkzoekenden, of

5°. In het kader van activiteiten, bedoeld in het eerste lid onder a en b, een minimumaantal van 100 EVC trajecten en 100 maatwerktrajecten werkend leren voor werkenden en/of werkzoekenden realiseert, en

b. het project uiterlijk 31 december 2009 is geëindigd.

Artikel 1.3

Subsidieaanvrager

Subsidie wordt slechts verleend aan:

a. een afzonderlijke hogeschool, dan wel

b. een hogeschool die deel uit maakt van een samenwerkingsverband van hogescholen, dat tot doel heeft activiteiten te verrichten op het gebied van erkenning van verworven competenties en/of maatwerktrajecten werkend leren.

Artikel 1.4

Vaststelling subsidieplafond

Voor subsidieverlening op grond van deze regeling is € 4.800.000,– beschikbaar.

Artikel 1.5

Hoogte subsidie

De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de voor subsidie in aanmerking komende kosten, met dien verstande dat niet meer wordt verleend dan:

a. € 150.000,– voor een minimumaantal van 200 te realiseren extra EVC-trajecten;

b. € 750,– per extra te realiseren EVC-traject met een maximum van € 375.000,– voor een aantal van 500 te realiseren EVC-trajecten;

c. € 100.000,– voor een minimumaantal van 200 te realiseren extra maatwerktrajecten werkend leren;

d. € 500,– per te realiseren extra maatwerktraject werkend leren, met een maximum van € 250.000,– voor een aantal van 500 te realiseren maatwerktrajecten werkend leren;

e. € 125.000,– voor een gecombineerde aanvraag van extra EVC-trajecten en extra maatwerktrajecten werkend leren, voor een minimumaantal van 100 extra te realiseren EVC-trajecten en 100 extra maatwerktrajecten werkend leren;

f. € 750,– per extra te realiseren EVC-traject en € 500,– per extra te realiseren maatwerktraject werkend leren, met een maximum van € 625.000,– voor 500 te realiseren EVC-trajecten en 500 te realiseren maatwerktrajecten werkend leren.

Hoofdstuk 2

Subsidieaanvraag

Artikel 2.1

Aanvraag

De subsidie wordt op aanvraag verleend.

Artikel 2.2

Vereisten subsidieaanvraag

1. Bij de subsidieaanvraag wordt gebruik gemaakt van een formulier, waarvan het model is opgenomen in de bijlage behorende bij deze regeling. De aanvraag gaat vergezeld van een:

a. schriftelijke machtiging door de andere partners, indien de aanvrager optreedt namens een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.3, onderdeel b;

b. afschrift van een door de aanvrager bij het Kenniscentrum EVC te Utrecht ingewonnen advies met betrekking tot de inhoud en strekking van de beschrijving, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, onderdeel e, of tweede lid, onderdeel e;

c. activiteitenplan;

d. begroting.

2. Onze Minister kan nadere eisen stellen aan de subsidieaanvraag.

Artikel 2.3

Activiteitenplan

1. Het activiteitenplan, voor zover dat betrekking heeft op het realiseren van extra EVC-trajecten, omvat een overzicht van de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten met betrekking tot het realiseren van die extra EVC-trajecten en voorziet ten minste in:

a. een kwantitatieve en kwalitatieve beschrijving van de bestaande activiteiten en voorzieningen van de subsidieaanvrager en, voor zover van toepassing, van de overige partijen van het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 1.3, onderdeel b, waar de subsidieaanvrager deel van uit maakt, op het gebied van eerder verworven competenties, te weten:

1°. de beschikbaarheid van EVC-procedures;

2°. de beschikbaarheid van EVC-expertise; en

3°. het aantal deelnemers aan EVC- trajecten in 2006, 2007 en 2008;

b. de per 1 januari 2010 beoogde resultaten in termen van:

1°. het aantal ontwikkelde EVC-procedures, voor welke landelijke standaarden;

2°. de toename van EVC-expertise;

3°. het aantal nieuwe deelnemers aan EVC-trajecten; en

4°. de realisatie van een bij de vraag passend aanbod van EVC-procedures;

c. voor zover van toepassing, de verdeling van taken binnen het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 1.3, onderdeel b, waar de subsidieaanvrager deel van uit maakt;

d. een beschrijving van de acquisitie- en pr-activiteiten en de verspreiding van resultaten;

e. een beschrijving van de wijze waarop:

1°. de kandidaten geworven worden c.q. hoe met werkgevers of individuele werknemers of werkzoekenden afspraken gemaakt worden met het oog op de realisatie van EVC-trajecten;

2°. hierbij samengewerkt wordt in de regio c.q. (het) regioproject(en) leren & werken;

3°. de te ontwikkelen EVC-procedures en te realiseren EVC-trajecten bijdragen aan oplossing van problemen in tekortsectoren;

4°. maximaal gebruik wordt gemaakt van elders of eerder ontwikkelde instrumenten, procedures en materialen;

5°. een EVC-traject als een opzichzelfstaande voorziening wordt aangeboden die los staat van instroom of inschrijving in een opleiding en afgerond wordt met een EVC-rapportage;

6°. de kwaliteitscode EVC wordt gehanteerd, en EVC-procedures in het landelijke EVC-register geregistreerd staan als (voorlopige) erkend;

7°. de te realiseren EVC-procedures na afloop van de periode waarop de subsidieverlening betrekking heeft duurzaam worden aangeboden door de subsidieaanvrager en, voor zover van toepassing, door de overige partijen van het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 1.3, onderdeel b, waar de subsidieaanvrager deel van uit maakt; en

8°. EVC structureel verankerd is in het geheel van activiteiten en diensten op het gebied van een leven lang leren van de subsidieaanvrager en, voor zover van toepassing, door de overige partijen van het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 1.3, onderdeel b, waar de subsidieaanvrager deel van uit maakt.

2. Het activiteitenplan, voor zover dat betrekking heeft op extra maatwerktrajecten werkend leren, omvat een overzicht van de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten met betrekking tot het realiseren van die extra maatwerktrajecten werkend leren, en voorziet ten minste in:

a. een kwantitatieve en kwalitatieve beschrijving van de bestaande activiteiten en voorzieningen van de subsidieaanvrager en, voor zover van toepassing, van de overige partijen van het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 1.3, onderdeel b, waar de subsidieaanvrager deel van uit maakt, op het gebied van maatwerktrajecten werkend leren, te weten:

1°. de beschikbaarheid van instrumenten, methoden, werkwijzen en faciliteiten voor het realiseren van maatwerktrajecten werkend leren;

2°. de beschikbaarheid van expertise benodigd voor het vormgeven, inrichten, begeleiden en beoordelen van maatwerktrajecten werkend leren, en

3°. het aantal deelnemers aan maatwerktrajecten werkend leren in 2006, 2007 en 2008;

b. de per 1 januari 2010 beoogde resultaten in termen van:

1°. ontwikkelde instrumenten, methoden, werkwijzen en faciliteiten voor maatwerktrajecten werkend leren en voor welke (landelijk erkende) opleidingen;

2°. de toename van expertise op het gebied van het vormgeven, inrichten, begeleiden en beoordelen van maatwerktrajecten werkend leren;

3°. het aantal nieuwe deelnemers (werkenden / werkzoekenden) aan maatwerktrajecten werkend leren;

c. voor zover van toepassing, de verdeling van taken binnen het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 1.3, onderdeel b, waar de subsidieaanvrager deel van uit maakt;

d. een beschrijving van de acquisitie- en pr-activiteiten en de verspreiding van resultaten;

e. een beschrijving van de wijze waarop:

1°. de deelnemers geworven gaan worden c.q. hoe met werkgevers of individuele werknemers of werkzoekenden afspraken gemaakt worden met het oog op de realisatie van maatwerktrajecten werkend leren;

2°. hierbij samengewerkt wordt in de regio c.q. (het) regioproject(en) leren & werken;

3°. de te realiseren maatwerktrajecten werkend leren bijdragen aan oplossing van problemen in tekortsectoren;

4°. er maximaal gebruik wordt gemaakt van elders of eerder ontwikkelde instrumenten, methoden en materialen voor maatwerktrajecten werkend leren;

5°. de NVAO-accreditatiekaders worden gehanteerd;

6°. de te realiseren voorzieningen voor maatwerktrajecten werkend leren na afloop van de periode waarop de subsidieverlening betrekking heeft duurzaam worden aangeboden door de subsidieaanvrager en, voor zover van toepassing, door de overige partijen van het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 1.3, onderdeel b, waar de subsidieaanvrager deel van uit maakt.

7°. maatwerktrajecten werkend leren structureel deel uitmaken van het geheel aan activiteiten en diensten op het gebied van een leven lang leren van de subsidieaanvrager en, voor zover van toepassing, door de overige partijen van het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 1.3, onderdeel b, waar de subsidieaanvrager deel van uit maakt.

Artikel 2.4

Begroting

1. In de begroting worden onderscheiden:

a. de organisatiekosten tot en met 31 december 2009 voor het:

1°. werven van nieuwe deelnemers aan EVC-trajecten;

2°. ontwikkelen van nieuwe EVC-procedures aanpassing van bestaande EVC-procedures;

3°. inbedden van EVC-trajecten in de organisatie, of

4°. werven van nieuwe deelnemers aan maatwerktrajecten werkend leren;

5°. ontwikkelen van nieuwe instrumenten en methoden en aanpassen van bestaande instrumenten en methoden voor maatwerktrajecten werkend leren, en

6°. inbedden van maatwerktrajecten werkend leren in de opleidingsinfrastructuur.

b. voor zover van toepassing de verdeling van de kosten over de verschillende partijen van het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 1.3, onderdeel b, waar de subsidieaanvrager deel van uit maakt.

2. In de kosten worden onderscheiden:

a. loonkosten verbonden aan de inzet van eigen personeel van de subsidieaanvrager en, voor zover van toepassing, van de overige partijen van het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 1.3, onderdeel b, waar de subsidieaanvrager deel van uit maakt;

b. kosten voor gebruikmaking van diensten van derden;

c. materiële kosten, en

d. kosten voor overhead.

Artikel 2.5

Termijn indiening

Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend tot en met 15 oktober 2008.

Hoofdstuk 3

Subsidieverlening

Artikel 3.1

Criterium verdeling subsidieverlening

Onze Minister verdeelt het beschikbare bedrag, bedoeld in artikel 1.4, in de volgorde van ontvangst van de aanvragen. Indien de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de subsidieaanvraag aan te vullen, geldt de dag waarop de aanvullende informatie is ontvangen als datum van ontvangst.

Artikel 3.2

Beslissingstermijn

Onze Minister beslist binnen zes weken na ontvangst van de subsidieaanvraag.

Artikel 3.3

Andere subsidieregelingen

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt er geen subsidie verstrekt voor zover subsidie is verstrekt op grond van een andere rijkssubsidieregeling met een doelstelling die overeenkomt met de doelstelling bedoeld in deze regeling.

Artikel 3.4

Algemene weigeringsgronden

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht kan de subsidieverlening worden geweigerd indien:

a. de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde eisen;

b. de aanvraag betrekking heeft op EVC-voorzieningen of voorzieningen voor maatwerktrajecten werkend leren die al voor de indiening van de aanvraag tot stand zijn gekomen;

c. de kosten van het project niet in redelijke verhouding staan tot de daarvan te verwachten resultaten;

d. aan de subsidieaanvrager al eerder subsidie is verleend op grond van deze regeling.

e. De aanvraag onvoldoende de aard en omvang van de vraag van werkgevers zichtbaar maakt.

Artikel 3.5

Niet vervullen begrotingsvoorwaarde

1. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

2. In geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, worden de op grond van deze regeling verleende subsidiebedragen verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na de vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat, een en ander naar rato van het aantal subsidieaanvragers aan wie subsidie is verleend en van de hoogte van de verleende subsidiebedragen.

Hoofdstuk 4

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel 4.1

Informatieplicht

De subsidieontvanger verstrekt alle door of namens de Minister gevraagde informatie ten behoeve van beleidsonderzoek en controledoeleinden.

Artikel 4.2

Administratievoorschriften

1. De subsidieontvanger houdt een inzichtelijke en controleerbare administratie bij met betrekking tot de voorbereiding en uitvoering van het project en de in verband daarmee gedane uitgaven en verworven inkomsten.

2. De administratie is zodanig opgezet dat deze voldoende waarborgen biedt voor beleidsonderzoek en controledoeleinden als bedoeld in artikel 4.1.

3. De administratie biedt voldoende mogelijkheden voor een goede accountantscontrole op de juiste naleving van de subsidievoorwaarden.

Hoofdstuk 5

Verantwoording

Artikel 5.1

Financiële verantwoording in jaarrekening

1. De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. Maximaal 75% van de voor subsidie in aanmerking komende kosten mogen ten laste van het subsidiebedrag worden gebracht. Eventueel niet-bestede middelen of overschotten zullen na afloop van de activiteiten worden teruggevorderd.

2. De subsidie wordt uiterlijk in 2009 besteed en verantwoord in de jaarrekening die op dat jaar betrekking heeft onder geoormerkte subsidies.

3. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening omvat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van deze geoormerkte subsidie.

Artikel 5.2

Verslag van activiteiten

1. Binnen vier maanden na beëindiging van het project, doch uiterlijk op 1 mei 2010, dient de subsidieontvanger een verslag van activiteiten in bij de Minister. Het verslag van activiteiten bevat:

a. in aanvulling op de jaarrekening, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, een overeenkomstig de begroting opgestelde financiële paragraaf, waarin inzicht wordt verschaft over de aanwending van de verstrekte middelen; en

b. een overzicht van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verstrekt en van de daarmee bereikte resultaten en, voor zover van toepassing, een analyse van verschillen tussen de beoogde resultaten en de feitelijke realisatie.

2. Voor zover van toepassing, wordt het verslag van activiteiten ondertekend door de overige partijen van het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 1.3, onderdeel b, waar de subsidieaanvrager deel van uit maakt.

Hoofdstuk 6

Betaling

Artikel 6.1

Betalingstermijnen

De Minister verleent de subsidie in één termijn: 100% van het verleende bedrag direct na de subsidieverlening.

Hoofdstuk 7

Mandaatverlening

Artikel 7.1

Mandaatverlening SenterNovem

Aan de algemeen directeur van SenterNovem te ’s-Gravenhage wordt mandaat verleend om, met de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat, op grond van deze regeling besluiten te nemen over:

a. het buiten behandeling laten van subsidieaanvragen, of

b. de verlening of weigering van subsidie.

Hoofdstuk 8

Slotbepalingen

Artikel 8.1

Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 december 2010.

Artikel 8.2

Overgangsbepaling

Voor zover er vanaf de vervaldatum van deze regeling ter zake nog sprake is van enige bestuursrechtelijke afdoening, met inbegrip van bezwaar- en beroepsprocedures, vindt deze overeenkomstig deze regeling plaats.

Artikel 8.3

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke stimuleringsregeling EVC en maatwerktrajecten werkend leren in het HBO 2008.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H.A. Plasterk.

Handleiding ‘Tijdelijke Stimuleringsregeling EVC en Maatwerktrajecten werkend leren in het HBO 2008’

Voorwoord

De ‘Tijdelijke stimuleringsregeling EVC en Maatwerktrajecten werkend leren in het HBO 2008’1 (hierna: de regeling) is op 9 juni 2008 in de Staatscourant gepubliceerd.

De regeling dient twee beleidsdoelen. Enerzijds is de regeling een instrument om de doelstellingen van de projectdirectie Leren & Werken te realiseren.2 Anderzijds wordt met deze regeling een impuls gegeven aan de ontwikkeling van EVC en maatwerktrajecten werkend leren in het hoger beroepsonderwijs ten behoeve van de ‘prestatieagenda 2005 OCW – HBO-raad’. In deze agenda zijn afspraken vastgelegd over een meetbare versterking van de opleidingsfunctie, de kennisproductie en de kenniscirculatie van hogescholen. Uitgangspunt daarbij is dat hogescholen meer mensen met een zeer gevarieerde achtergrond tot een HBO-bachelorgraad moeten brengen. Dat betekent dat EVC en maatwerktrajecten werkend leren in het hoger onderwijs steeds belangrijker worden.

Specifieke doelen van deze regeling zijn:

– het ontwikkelen c.q. versterken van de (regionale) vraag naar EVC-trajecten in het hoger beroepsonderwijs bij werkgevers, werknemers of werkzoekenden en het afgestemd op de vraag ontwikkelen c.q. aanpassen van het aanbod van EVC-trajecten door hogescholen op dit gebied, en

– het tot stand komen van maatwerktrajecten werkend leren in het hoger beroepsonderwijs voor werkenden en werkzoekenden, waarin wordt aangesloten op de competenties van deelnemers.

Deze handleiding bevat de informatie die u nodig heeft om een subsidie in het kader van de regeling aan te vragen. In de bijlagen zijn alle modellen en formulieren voor een aanvraag opgenomen.

1. De ‘Tijdelijke stimuleringsregeling EVC en Maatwerktrajecten werkend leren in het HBO 2008’

Doel van de regeling

Deze regeling is een belangrijk instrument voor het versterken van de vraag bij werkgevers, werknemers en werkzoekenden naar EVC- en maatwerktrajecten werkend leren en het op deze vraag afstemmen van het aanbod door hogescholen. De doelstelling van de regeling komt voort uit de beleidsdoelen van de projectdirectie Leren & Werken en de ‘prestatieagenda 2005 OCW – HBO-raad’.

De regeling biedt een bijdrage in de organisatiekosten voor de volgende doelen:

1. het werven van nieuwe deelnemers aan EVC- en maatwerktrajecten werkend leren;

2. het ontwikkelen van nieuwe en het aanpassen van bestaande EVC-procedures en maatwerk- trajecten werkend leren; en

3. het inbedden van EVC- en maatwerktrajecten werkend leren in de organisatie.

Hierbij geldt dat

– ten minste 200 EVC-trajecten voor werkenden en/of werkzoekenden moeten worden gerealiseerd en/of

– ten minste 200 maatwerktrajecten werkend leren voor werkenden en/of werkzoekenden moeten worden gerealiseerd of

– een combinatie van ten minste 100 EVC-trajecten en ten minste 100 maatwerktrajecten werkend leren wordt gerealiseerd

en dat inzichtelijk moet worden gemaakt hoe deze EVC-trajecten en/of maatwerktrajecten werkend leren worden geacquireerd bij werkgevers, werknemers en werkzoekenden.

Voor wie is de regeling bedoeld?

De subsidie wordt op aanvraag verleend. De aanvraag kan worden ingediend door een afzonderlijke hogeschool3 of een hogeschool die deel uit maakt van een samenwerkingsverband van hogescholen4 .

Een hogeschool, die optreedt als aanvrager namens een samenwerkingsverband van hogescholen, moet door de partners schriftelijk worden gemachtigd. Een formulier voor deze machtiging vindt u in bijlage 2. Dit dient u bij de aanvraag te voegen.

Uiteindelijke doelgroep zijn de werkgevers, werknemers van 18 jaar en ouder en werkzoekenden van 23 jaar en ouder die van de beoogde EVC- en maatwerktrajecten gebruik gaan maken. Een actieve benadering van de markt (werkgevers, werknemers en werkzoekenden) en het ontwikkelen en uitbouwen van samenwerkingsrelaties is van belang. Richt u daarom niet op personen die toch al instromen in deeltijd- of duale opleidingen en niet alleen op bestaande relaties met het werkveld. U dient in uw aanvraag aan te geven op welke wijze de doelgroep bij het project wordt betrokken.

Subsidiabele kosten

De subsidie wordt verstrekt op basis van rechtstreeks aan de uitvoering van het project toe te rekenen gemaakte èn betaalde kosten tot 31 december 2009. De subsidiabele kosten zijn:

– Loonkosten verbonden aan de inzet van eigen personeel.

– Materiële kosten.

– Kosten voor gebruikmaking van diensten van derden.

– Kosten voor overhead.

Deze kosten moeten logisch af te leiden zijn uit het activiteitenplan.

Budget

In totaal is EUR 4.800.000 beschikbaar.

Voor het verlenen van de subsidie zijn het activiteitenplan en de begroting het uitgangspunt. Hierbij geldt dat maximaal 75% van de subsidiabele kosten wordt gesubsidieerd en dat de subsidie niet meer is dan een bepaald maximumbedrag dat afhankelijk is van de doelstelling van de aanvrager, te weten:

– € 150.000 voor ten minste 200 te realiseren EVC-trajecten en

– € 750 per daarnaast te realiseren EVC-traject met een maximum van € 375.000,– voor 500 EVC-trajecten;

– € 100.000,– voor een minimumaantal van 200 te realiseren extra maatwerktrajecten werkend leren;

– € 500,– per te realiseren extra maatwerktraject werkend leren, met een maximum van € 250.000,– voor 500 maatwerktrajecten werkend leren;

– € 125.000,– voor een combinatie van minimaal 100 extra te realiseren EVC-trajecten en minimaal 100 extra maatwerktrajecten werkend leren;

– € 750,– per extra te realiseren EVC-traject en € 500,– per extra te realiseren maatwerk-traject werkend leren, met een maximum van € 625.000,– voor 500 te realiseren EVC-trajecten en 500 te realiseren maatwerktrajecten werkend leren.

Het maximale subsidiebedrag bedraagt € 625.000 voor een combinatie van 500 te realiseren EVC-trajecten en 500 maatwerktrajecten werkend leren.

Omdat de subsidie maximaal 75% van de subsidiabele kosten bedraagt, zal de aanvrager de resterende 25% van de organisatiekosten zelf aan het project moeten bijdragen. Dit wordt ‘cofinanciering’ genoemd. Indien sprake is van een samenwerkingsverband van hogescholen, geldt dat alle betrokken hogescholen kunnen bijdragen aan de cofinanciering in een onderling te bepalen verdeling. Deze bijdragen aan de cofinanciering moeten op het aanvraagformulier voor de subsidie worden vermeld.

2. Voorwaarden en beoordeling

SenterNovem is verantwoordelijk voor de afhandeling en beoordeling van de subsidieaanvraag. Aanvragen worden in volgorde van indiening afgehandeld. Het moment waarop de aanvraag compleet is verklaard, is daarbij bepalend. Elke aanvraag wordt afzonderlijk beoordeeld en beschikt, totdat het budget is uitgeput. In dit hoofdstuk worden de subsidievoorwaarden beschreven en wordt het bijbehorende beoordelingsproces uitgelegd.

Stap 1. Volledigheidstoets

Zodra een aanvraag binnenkomt, zal SenterNovem toetsen of de aanvraag volledig is. Hiertoe wordt gekeken of is voldaan aan de volgende criteria.

1. Criteria voor volledigheid

Bij de aanvraag moet gebruik worden gemaakt van een modelformulier (bijlage 1), vergezeld van:

– een schriftelijke machtiging door de hogeschoolpartners indien de aanvrager optreedt namens een samenwerkingsverband van meerdere hogescholen (bijlage 2);

– een activiteitenplan (bijlage 3);

– een begroting (bijlage 4); en

– een afschrift van het advies van het KC EVC.

De voor de aanvraag benodigde formulieren en modellen zijn opgenomen in de bijlagen van deze handleiding. Deze documenten zijn ook te vinden op www.leren-werken.nl.

Indien de aanvraag niet volledig is, hanteert SenterNovem nog twee weken (tien werkdagen) als termijn waarbinnen de aanvullende informatie moet zijn ontvangen. De aanvraag kan ook worden ingediend als vormvrij verzoek. De aanvraag wordt niet verder in behandeling genomen als deze niet volledig is verklaard.

LET OP! Met betrekking tot de verdeling van het beschikbare bedrag geldt dat de datum waarop de vereiste aanvullende informatie is ontvangen en de aanvraag daarmee volledig is, als definitieve datum van ontvangst geldt.

Stap 2. Procedurele toets

Zodra de aanvraag volledig is verklaard, zal SenterNovem de aanvraag, op volgorde van de definitieve ontvangstdatum, beoordelen op de criteria van de regeling. Hiertoe worden allereerst de volgende procedurele criteria gehanteerd:

2. Procedurele criteria (zie bijlage 1)

– De aanvrager is een bekostigde hogeschool.

– Het project is uiterlijk 31 december 2009 geëindigd.

– Er worden minimaal 200 EVC-trajecten of minimaal 200 maatwerktrajecten werkend leren gerealiseerd, dan wel een combinatie van minimaal 100 EVC-trajecten en 100 maatwerktrajecten werkend leren.

– De EVC-trajecten en maatwerktrajecten werkend leren zijn bedoeld voor werkenden van 18 jaar en ouder en/of werkzoekenden van 23 jaar en ouder.

– De EVC-trajecten richten zich op het beoordelen van competenties die werkenden en/of werkzoekenden via non-formeel en informeel leren hebben verworven.

– In de te ontwikkelen / aan te passen EVC-procedures wordt een landelijk erkende standaard op HBO-niveau als beoordelingsstandaard gehanteerd.

– De maatwerktrajecten werkend leren zijn trajecten binnen CROHO-opleidingen, gericht op het behalen van HBO-getuigschriften (Associate Degree, Bachelors, Masters).

– In de maatwerktrajecten werkend leren wordt op maat aangesloten bij de reeds verworven competenties van individuele deelnemers.

– Van de maatwerktrajecten maakt werkend leren op de werkplek een substantieel deel uit.

– Binnen de maatwerktrajecten werkend leren is sprake van samenhang en wisselwerking tussen werken en leren.

– De voorzieningen voor EVC en/of maatwerktrajecten werkend leren zijn niet al voor de indiening tot stand gekomen.

– De aanvrager heeft niet eerder subsidie ontvangen op grond van deze regeling

– Er is niet eerder subsidie ontvangen voor de doelstellingen van dit project.

– In de aanvraag is vermeld hoe de cofinanciering van de eigen bijdrage (minimaal 25%) wordt gerealiseerd. Op het aanvraagformulier is de bijdrage van elke partij vermeld.

De aanvraag zal niet verder in behandeling worden genomen als niet aan alle procedurele criteria is voldaan. De subsidieaanvraag wordt in dit geval afgewezen.

Stap 3. Toets kwaliteit activiteitenplan en begroting

Indien de subsidieaanvraag voldoet aan alle procedurele criteria zal SenterNovem deze verder beoordelen op de volgende kwalitatieve criteria:

3. Kwaliteitscriteria

– Activiteitenplan (zie bijlage 3 voor een uitgebreide toelichting)

(Regeling Artikel 2.3. Activiteitenplan)

Het activiteitenplan moet, voor zover dat betrekking heeft op het realiseren van extra EVC trajecten, ten minste in het volgende voorzien.

– Een kwantitatieve en kwalitatieve beschrijving van de bestaande activiteiten en voorzieningen van de aanvrager en eventuele overige betrokken hogescholen op het gebied van eerder verworven competenties, in termen van:

• de beschikbaarheid van de EVC-procedures;

• de beschikbaarheid van de EVC-expertise; en

• het aantal deelnemers aan EVC-trajecten in 2006, 2007 en 2008.

– Een kwantitatieve en kwalitatieve beschrijving van de per 31 december 2009 beoogde resultaten in termen van:

• het aantal ontwikkelde EVC-procedures, voor welke opleidingen en voor welke wettelijke standaarden;

• de toename van EVC-expertise;

• het aantal nieuwe deelnemers aan EVC-trajecten; en

• de realisatie van een bij de vraag passend aanbod van EVC-procedures.

– Voor zover van toepassing, een beschrijving van de verdeling van taken binnen het samenwerkingsverband.

– Een beschrijving van de wijze waarop de kandidaten geworven gaan worden (acquisitieactiviteiten) c.q. hoe met werkgevers of individuele werknemers of werkzoekenden afspraken gemaakt worden met het oog op de realisatie van EVC-trajecten.

– Een beschrijving van de wijze waarop wordt samengewerkt in de regio c.q. (het) regioproject(en) leren & werken.

– Een beschrijving van de wijze waarop de te ontwikkelen EVC-procedures en te realiseren EVC-trajecten bijdragen aan oplossing van problemen in tekortsectoren.

– Een beschrijving van de wijze waarop maximaal gebruik wordt gemaakt van elders of eerder ontwikkelde instrumenten, procedures en materialen.

– Een beschrijving van de wijze waarop een EVC-traject als een opzichzelfstaande voorziening wordt aangeboden die los staat van instroom of inschrijving in een opleiding en afgerond wordt met een EVC-rapportage;

– Een beschrijving van de wijze waarop de kwaliteitscodes EVC van het KC EVC worden gehanteerd en hoe opname van de te ontwikkelen / aan te passen EVC-procedures in het landelijke EVC-register van erkende EVC-procedures wordt gerealiseerd.

– Een beschrijving van de wijze waarop de te realiseren EVC-trajecten na afloop van het project duurzaam zullen worden aangeboden.

– Een beschrijving van de wijze waarop de projectresultaten worden verspreid (inclusief de PR-activiteiten).

– Een beschrijving van de wijze waarop EVC structureel verankerd is in het geheel van activiteiten en diensten op het gebied van een leven lang leren van de aanvrager en het samenwerkingsverband.

Het activiteitenplan moet, voor zover dat betrekking heeft op extra maatwerktrajecten werkend leren, ten minste voorzien in:

– een kwantitatieve en kwalitatieve beschrijving van de bestaande activiteiten en voorzieningen op het gebied van maatwerktrajecten werkend leren van de subsidieaanvrager en eventuele overige betrokken hogescholen, in termen van:

• de beschikbaarheid van instrumenten, methoden, werkwijzen en faciliteiten voor het realiseren van maatwerktrajecten werkend leren;

• de beschikbaarheid van expertise benodigd voor het vormgeven, inrichten, begeleiden en beoordelen van maatwerktrajecten werkend leren, en

• het aantal deelnemers aan maatwerktrajecten werkend leren in 2006, 2007 en 2008;

• de per 1 januari 2010 beoogde resultaten in termen van:

○ ontwikkelde instrumenten, methoden, werkwijzen en faciliteiten voor maatwerktrajecten werkend leren en voor welke (landelijk erkende) opleidingen;

○ de toename van expertise op het gebied van het vormgeven, inrichten, begeleiden en beoordelen van maatwerktrajecten werkend leren;

○ voor zover van toepassing, een beschrijving van de verdeling van taken binnen het samenwerkingsverband.

○ het aantal nieuwe deelnemers (werkenden / werkzoekenden) aan maatwerktrajecten werkend leren;

○ een beschrijving van de acquisitie- en pr-activiteiten en de verspreiding van de resultaten.

○ een beschrijving van de wijze waarop de deelnemers geworven gaan worden c.q. hoe met werkgevers of individuele werknemers of werkzoekenden afspraken gemaakt worden met het oog op de realisatie van maatwerktrajecten werkend leren.

○ een beschrijving van de wijze waarop wordt samengewerkt in de regio c.q. (het) regioproject(en) leren & werken.

○ een beschrijving van de wijze waarop de te realiseren maatwerktrajecten werkend leren bijdragen aan oplossing van problemen in tekortsectoren.

○ een beschrijving van de wijze waarop maximaal gebruik wordt gemaakt van elders of eerder ontwikkelde instrumenten, methoden en materialen voor maatwerktrajecten werkend leren.

○ een beschrijving van de wijze waarop de te realiseren voorzieningen voor maatwerktrajecten werkend leren na afloop duurzaam worden aangeboden door de aanvrager en het samenwerkingsverband.

○ een beschrijving van de wijze waarop maatwerktrajecten werkend leren deel uitmaken van het geheel aan activiteiten en diensten op het gebied van een leven lang leren van de aanvrager en het samenwerkingsverband.

– Begroting (zie bijlage 4 voor een uitgebreide toelichting)

De begroting moet gericht zijn op de organisatiekosten die nodig zijn voor de verwezenlijking van de doelen zoals genoemd in het activiteitenplan en moet ten minste onderscheid maken in:

– de organisatiekosten tot 31 december 2009.

– voor zover van toepassing, de verdeling van de kosten over de verschillende hogescholen van het samenwerkingsverband.

– alle voor subsidie in aanmerking komende kosten, te weten: loonkosten, materiële kosten, kosten voor diensten van derden en voor overhead.

In bijlage 3 is een model-projectplan (activiteitenplan) en in bijlage 4 een modelbegroting opgenomen. SenterNovem adviseert de aanvragers van deze modellen gebruik te maken om er zeker van te zijn dat alle informatie wordt gegeven, die voor de afhandeling en beoordeling van de aanvraag vereist is.

Afschrift: advies Kenniscentrum EVC! De aanvrager dient een advies in te winnen bij het Kenniscentrum EVC over de onderbouwing bij de te ontwikkelen activiteiten en -voorzieningen en de wijze waarop dit (duurzaam) gerealiseerd gaat worden, ofwel alle genoemde punten in het activiteitenplan ten aanzien van EVC en maatwerktrajecten werkend leren. Een afschrift van dit advies dient bij de subsidieaanvraag te worden gevoegd. Zie voor meer informatie over (de kwaliteitscodes) EVC: www.kenniscentrumevc.nl.

Belangrijkste doel van de kwaliteitscriteria is dat de aanvrager aannemelijk dient te maken dat de beschreven activiteiten in het activiteitenplan en de begroting leiden tot de beoogde resultaten van het project. Het is van belang dat de beantwoording van de vragen in het model activiteitenplan zo concreet mogelijk zijn. We adviseren u de uitwerkingen nog eens kritisch te beoordelen aan de hand van de vraag of daarin voldoende duidelijk wordt omschreven ‘wat’, ‘wanneer’, ‘hoe’, ‘waarom’ en ‘(door en voor) wie’. SenterNovem zal een kwalitatief oordeel geven over de aannemelijkheid van de haalbaarheid van het project. Aannemelijkheid van de haalbaarheid van de beoogde aantallen trajecten is bijvoorbeeld een harde eis. Bij de beoordeling wordt ook het advies van het Kenniscentrum EVC betrokken.

Deze toetsing is het uitgangspunt op basis waarvan de Minister van OCW het besluit neemt al dan niet over te gaan tot het verlenen van subsidie. Bij deze toetsing zal naar het volgende worden gekeken:

– In welke mate waarborgt de projectorganisatie een adequate uitvoering van het project?

– Is de relatie tussen inhoud, beoogde resultaten, planning, projectorganisatie en begroting van een projectvoorstel goed?

– Sluit het aanbod aan op de vraag van werkgevers, werkenden en werkzoekenden?

– Zijn de beoogde aantallen EVC-trajecten en/of maatwerktrajecten werkend leren realistisch en haalbaar op grond van het activiteitenplan en informatie over de marktvraag?

– Hoe worden de relatie en samenwerking met werkgevers, werkenden en werkzoekenden op- en uitgebouwd en vindt stimulering van de vraag bij hen plaats?

– Is de relatie tussen de uit te voeren activiteiten en de opgenomen kosten(posten) helder?

– Is de verhouding tussen de kosten en de opbrengsten reëel?

De uiteindelijke beslissing volgt binnen zes weken na ontvangst van de volledige subsidieaanvraag.

3. Subsidiabele en niet-subsidiabele kosten

De kosten die voor subsidie in aanmerking komen betreffen de organisatie- en ontwikkelingskosten die zijn gericht op de verwezenlijking van de doelen in het activiteitenplan. De op te voeren totale subsidiabele projectkosten zijn derhalve de rechtstreeks aan het project toe te rekenen kosten, gemaakt en betaald door de samenwerkende partijen vanaf de startdatum van het project. De vroegste startdatum is de datum van indiening van de volledige aanvraag. De projectkosten moeten zowel in de begroting als op het aanvraagformulier worden vermeld.

De regeling is nadrukkelijk bedoeld als ondersteuning van het zogenoemde ‘organiserend vermogen’, voor het werven van nieuwe deelnemers aan EVC- en maatwerktrajecten werkend leren, het ontwikkelen van nieuwe en aanpassen van bestaande EVC-procedures en maatwerktrajecten en de inbedding van daarvan in de organisatie. Dat wil zeggen dat de organisatiekosten voor deze voorzieningen subsidiabel zijn, maar de exploitatie- of uitvoeringskosten niet. Met het organiserend vermogen kan tevens worden toegewerkt naar een blijvende infrastructuur op betrokken terreinen.

Subsidiabele kosten

– Loonkosten

– Materiaalkosten

– Kosten voor inhuur van derden.

– Kosten voor overhead.

Omdat de regeling de nadruk legt op organiserend vermogen en infrastructurele verankering van ontwikkelde voorzieningen, maakt een aanvraag meer kans als vooral loonkosten worden gemaakt. Materiële kosten of inhuur van derden kunnen het bereiken van beoogde doelen wel faciliteren, maar moeten in die zin goed worden onderbouwd.

Loonkosten

Het gaat hier om loonkosten van het eigen personeel van de subsidieaanvrager en, voor zover van toepassing, van de overige partijen van het samenwerkingsverband, dat rechtstreeks productieve arbeid verricht ten behoeve van het project. De inzet van deze medewerkers moeten worden verantwoord door middel van een tijdregistratiesysteem.

Bij de bepaling van de loonkosten wordt uitgegaan van het brutoloon. Dit bruto jaarloon wordt verhoogd met de wettelijke dan wel op grond van een arbeidsovereenkomst verschuldigde opslag voor sociale lasten (de werkgeverslasten voor sociale verzekering, vervroegd uittreden en pensioen). Bij de berekening van het uurloon wordt uitgegaan van een norm van 1.659 arbeidsuren per jaar.

Materiaalkosten

Het gaat hier om materiaalkosten met een functionele relatie tot het project. Daarbij gelden de laagste prijzen die onder vergelijkbare omstandigheden moeten worden betaald.

Aan derden verschuldigde kosten

Hieronder vallen de kosten van door derden verrichte werkzaamheden en geleverde diensten, zoals adviesbureaus. Als kosten van derden worden opgevoerd, moet de geaccepteerde offerte bij de aanvraag worden gevoegd. Deze offerte moet aansluiten op de doelstellingen en activiteiten zoals die in het projectplan zijn geformuleerd.

Kosten voor overhead

Onder overheadkosten wordt bijvoorbeeld verstaan: uitgaven voor facilitaire en ondersteunende activiteiten (secretariaat e.d.), drukkosten, vergaderkosten (zaalhuur e.d.) en reiskosten. Deze kosten moeten in redelijke verhouding staan tot de loonkosten. Indien de kosten voor overhead meer dan 20% van de loonkosten bedragen, dient u hiervoor een nadere specificatie en onderbouwing te geven.

4. Financiering van de eigen bijdrage

Zoals eerder vermeld bedraagt de subsidie maximaal 75% van de subsidiabele projectkosten en is de subsidie aan een maximum gebonden (zie hoofdstuk 1). De resterende 25% moet door de aanvrager als cofinanciering worden ingebracht: dit is de eigen bijdrage aan het project. De bijdragen aan de cofinanciering moeten op het aanvraagformulier worden vermeld. Dit bedrag moet gelijk zijn aan de totale subsidiabele projectkosten minus de gevraagde subsidie. In de praktijk komt dit neer op ten minste 25% van de subsidiabele kosten, tenzij er kosten worden opgevoerd die niet vallen onder de kostendefinitie van deze regeling.

Voor wat betreft de financiering zijn de volgende beperkingen opgenomen:

– Het betreft de kosten die gedurende de looptijd van het project worden gemaakt.

– Uitsluitend de kostensoorten zoals vermeld in het vorige hoofdstuk, worden meegenomen bij het bepalen van de projectkosten, de subsidie en de financiering van de eigen bijdrage. Financiering door de aanvrager van kosten die vallen buiten de kostendefinitie van de regeling is mogelijk, maar hier staat dan geen subsidie tegenover.

– Als de subsidieplafonds in acht worden genomen en de totale projectkosten hoog zijn, kan de eigen bijdrage meer dan 25% van de cofinanciering bedragen. In de toelichting op artikel 1.5 wordt hiervan een voorbeeld gegeven.

De eigen bijdragen kunnen worden ingebracht door de partijen van het eventuele samenwerkingsverband van hogescholen. Zij bepalen onderling hoe deze bijdragen worden verdeeld. Bijdragen van (andere) derde partijen, worden niet meegenomen bij het bepalen van de hoogte van de financiering van de eigen bijdrage. Deze bijdragen worden op de totale projectkosten in mindering gebracht.

Cumulatiebeding

Voor deze regeling geldt een cumulatiebeding. Dat betekent dat andere subsidies van Nederlandse rijksoverheden met een overeenkomstige doelstelling in mindering worden gebracht op de subsidie uit de Tijdelijke stimuleringsregeling EVC en Maatwerktrajecten werkend leren in het HBO. De subsidie kan wel worden gecombineerd met een al verstrekte subsidie vanuit de Subsidieregeling ESF-3.

5. Praktische informatie

Inhoudelijke ondersteuning bij een projectidee en/of conceptaanvraag

Patrick Leushuis, projectleider EVC en Maatwerktrajecten werkend leren in het HBO bij de projectdirectie Leren & Werken, ondersteunt bij inhoudelijke vragen en geeft advies over de projectideeën en conceptaanvragen. Patrick Leushuis is eerste contactpersoon en voert de ondersteuning en begeleiding van de projectaanvragen uit in samenwerking met andere accounthouders vanuit de projectdirectie. Hogescholen die een vervolgaanvraag indienen kunnen ook rechtstreeks contact opnemen met hun eigen accounthouder / contactpersoon bij de projectdirectie. Projectideeën kunnen aan de projectdirectie worden voorgelegd met het verzoek om de haalbaarheid en kansrijkheid te beoordelen. Eventueel kan aansluitend een adviesgesprek worden aangevraagd, om de aanvraag nader te concretiseren en te versterken.

Projectdirectie Leren en Werken

Patrick Leushuis (pleushuis@minszw.nl, tel. 06-18306505)

Ministerie van SZW en OCW

Postbus 90801

2509 LV Den Haag

Zie voor meer informatie, publicaties en nieuws: www.leren-werken.nl.

Advies Kenniscentrum EVC

De aanvrager dient een advies in te winnen bij het Kenniscentrum EVC over de onderbouwing bij de genoemde punten in het activiteitenplan. Een afschrift van dit advies dient bij de subsidieaanvraag te worden gevoegd.

Kenniscentrum EVC

Kantoorgebouw Cluetinckborch

Postbus 19194

3501 DD Utrecht

info@kenniscentru⁠mevc.nl

Zie voor meer informatie over (de kwaliteitscodes) EVC: www.kenniscentru⁠mevc.nl.

Indienen van aanvragen

De schriftelijke subsidieaanvraag moet bij SenterNovem worden ingediend. De aanvraag kan ook persoonlijk bij SenterNovem worden afgegeven. De receptie geeft dan een ontvangstbewijs af. Aanvragen per e-mail of telefax worden niet in behandeling genomen.

SenterNovem

Afd. Human Capital

Regeling EVC en Maatwerktrajecten werkend leren in het HBO 2008

Juliana van Stolberglaan 3

Postbus 93144

2509 AC Den Haag

Periode van indiening

Een aanvraag voor subsidie kan tot en met 15 oktober 2008 worden ingediend.

Looptijd van een project

Een project moet uiterlijk 31 december 2009 worden afgerond.

Beoordelingstermijn

Vanaf het moment dat een volledige subsidieaanvraag is ingediend, wordt binnen zes weken hierover beslist.

Subsidiebeschikking

Als een aanvraag is gehonoreerd, treft de aanvrager in de beschikking het totale maximale subsidiebedrag, de eventuele verplichtingen waaraan een aanvraag dient te voldoen en de voorwaarden waaronder de aanvrager de verleende subsidie ontvangt.

Betaling

De bevoorschotting vindt plaats in één termijn: 100% van de subsidie direct na de subsidieverlening.

Subsidievaststelling

Het project moet uiterlijk 31 december 2009 zijn afgerond. Binnen de daarop volgende vier maanden (uiterlijk 1 mei 2010) moet een aanvraag tot definitieve subsidievaststelling worden ingediend. Hierbij dient een verslag van activiteiten conform artikel 5.2 te worden gevoegd. Dit verslag bevat in ieder geval een financiële paragraaf en een overzicht van de werkzaamheden en de gerealiseerde resultaten in termen van:

– Het aantal afgeronde EVC- en maatwerktrajecten werkend leren

– Het aantal EVC- en maatwerktrajecten werkend leren trajecten in uitvoering

– Aantoonbare afspraken over de nog uit te voeren EVC- en maatwerktrajecten werkend leren.

Vervolgens beslist de Minister binnen 90 dagen over de vaststelling. Het activiteitenverslag is hierbij het uitgangspunt.

Een aanvraag tot subsidievaststelling moet vergezeld gaan van de volgende documenten:

– een door alle partijen ondertekend activiteitenverslag, zoals bedoeld in artikel 5.2; en

– een ingevuld formulier ‘aanvraag subsidievaststelling’ dat u ontvangt bij de beschikking na goedkeuring van uw projectaanvraag.

De subsidie kan lager worden vastgesteld als wordt geoordeeld dat er onvoldoende is gerealiseerd en/ of als de activiteiten onvoldoende hebben bijgedragen aan het realiseren van de beoogde doelstelling. In dit geval zal terugvordering plaatsvinden omdat eerder 100% subsidie is bevoorschot.

Bijlage 1

Aanvraagformulier

stcrt-2008-174-p4-SC87383-1.gifstcrt-2008-174-p4-SC87383-2.gifstcrt-2008-174-p4-SC87383-3.gif

Bijlage 2

Machtigingsformulier (indien nodig)

stcrt-2008-174-p4-SC87383-4.gifstcrt-2008-174-p4-SC87383-5.gif

Bijlage 3

Model activiteitenplan

stcrt-2008-174-p4-SC87383-6.gifstcrt-2008-174-p4-SC87383-7.gifstcrt-2008-174-p4-SC87383-8.gifstcrt-2008-174-p4-SC87383-9.gifstcrt-2008-174-p4-SC87383-10.gifstcrt-2008-174-p4-SC87383-11.gif

Bijlage 4

Model projectbegroting

stcrt-2008-174-p4-SC87383-12.gif

Algemeen

– Alle offertes van derde partijen moeten met de aanvraag worden meegestuurd.

– Prijslijsten van de materiaalkosten moeten met de aanvraag worden meegestuurd. Materiaalkosten moeten worden opgevoerd op basis van afschrijving voor de periode waarin het materiaal wordt ge-/verbruikt tijdens het project.

Samenvatting van de begroting en gegevens over de financiering

Deze gegevens kunnen worden overgenomen op het aanvraagformulier.

Projectkosten tot 31 december 2009

Totale loonkosten

Totale materiële kosten

Totale kosten derden

Totale overheadkosten

Totaal

Financiering van het project (let op! Cofinanciering minimaal 25%)

Hogeschool A (aanvrager)

Hogeschool B

Hogeschool C

……………..

Gevraagde subsidie (maximaal 75%)

Totaal

Begroting per doelstelling

Indien uw activiteitenplan zich op meerdere doelstellingen van de regeling richt, moeten de kosten per doelstelling worden uitgesplitst. In de kolom ‘activiteiten’ kunt u per doelstelling een relatie leggen tussen de kosten per partij en de activiteiten.

Kosten doelstelling 1: EVC / Begroting per (sub)doelstelling

In de begroting moeten de organisatiekosten tot 31 december 2009 worden uitgesplitst over de volgende (sub)doelstellingen:

– De werving van nieuwe deelnemers aan EVC-trajecten.

– De ontwikkeling van nieuwe EVC-procedures en aanpassing van bestaande EVC-procedures.

– De inbedding van EVC-trajecten in de organisatie.

In de begroting moeten, voor zover van toepassing, tevens de kosten over de verschillende hogescholen van het samenwerkingsverband worden onderscheiden. In de kolom ‘activiteiten’ kunt u per doelstelling een relatie leggen tussen de kosten per partij en de activiteiten.

Kosten werving deelnemers

Activiteit

Aantal uren

Uurtarief

Hogeschool A (aanvrager)

  

Hogeschool B

  

Hogeschool C

  

……………..

  

Materiële kosten

 

Nvt

Nvt

Kosten hogeschool A

  

Kosten hogeschool B

  

Kosten hogeschool C

  

……………..

  

Overheadkosten1

 

Nvt

Nvt

Totaal

   

Deze kosten moeten in redelijke verhouding staan tot de loonkosten. Indien de kosten voor overhead meer dan 20% van de loonkosten bedragen, dient hiervoor een nadere specificatie en onderbouwing te worden gegeven.

Kosten ontwikkeling en aanpassing EVC-procedures

Activiteit

Aantal uren

Uurtarief

Hogeschool A (aanvrager)

  

Hogeschool B

  

Hogeschool C

  

……………..

  

Materiële kosten

 

Nvt

Nvt

Kosten hogeschool A

  

Kosten hogeschool B

  

Kosten hogeschool C

  

……………..

  

Overheadkosten

 

Nvt

Nvt

Totaal

   

Kosten inbedding EVC-trajecten

Activiteit

Aantal uren

Uurtarief

Hogeschool A (aanvrager)

  

Hogeschool B

  

Hogeschool C

  

……………..

  

Materiële kosten

 

Nvt

Nvt

Kosten hogeschool A

  

Kosten hogeschool B

  

Kosten hogeschool C

  

……………..

  

Overheadkosten

 

Nvt

Nvt

Totaal

   

Kosten doelstelling 2 (Maatwerktrajecten werkend leren)

In de begroting moeten de organisatiekosten tot 31 december 2009 worden uitgesplitst over de volgende (sub)doelstellingen:

– De werving van nieuwe deelnemers aan maatwerktrajecten werkend leren.

– De ontwikkeling van nieuwe instrumenten en methoden en aanpassen van bestaande instrumenten en methoden voor maatwerktrajecten werkend leren.

– De inbedding van maatwerktrajecten werkend leren in de opleidingsinfrastructuur.

In de begroting moeten, voor zover van toepassing, tevens de kosten over de verschillende hogescholen van het samenwerkingsverband worden onderscheiden. In de kolom ‘activiteiten’ kunt u per doelstelling een relatie leggen tussen de kosten per partij en de activiteiten.

Kosten werving deelnemers

Activiteit

Aantal uren

Uurtarief

Hogeschool A (aanvrager)

  

Hogeschool B

  

Hogeschool C

  

……………..

  

Materiële kosten

 

Nvt

Nvt

Kosten hogeschool A

  

Kosten hogeschool B

  

Kosten hogeschool C

  

……………..

  

Overheadkosten5

 

Nvt

Nvt

Totaal

   

Kosten ontwikkeling

Activiteit

Aantal uren

Uurtarief

Hogeschool A (aanvrager)

  

Hogeschool B

  

Hogeschool C

  

……………..

  

Materiële kosten

 

Nvt

Nvt

Kosten hogeschool A

  

Kosten hogeschool B

  

Kosten hogeschool C

  

……………..

  

Overheadkosten

 

Nvt

Nvt

Totaal

   

Kosten inbedding Maatwerktrajecten werkend leren

Activiteit

Aantal uren

Uurtarief

Hogeschool A (aanvrager)

  

Hogeschool B

  

Hogeschool C

  

……………..

  

Materiële kosten

 

Nvt

Nvt

Kosten hogeschool A

  

Kosten hogeschool B

  

Kosten hogeschool C

  

……………..

  

Overheadkosten

 

Nvt

Nvt

Totaal

   

Bijlage 5

Begrippenomschrijving

Verworven competenties

Door werkervaring of op andere wijze verworven kennis, vaardigheden en competenties.

EVC: Erkennen van Verworven Competenties

– Erkennen: Het op grond van een onafhankelijke beoordeling verlenen van civiel effect aan competenties.

– Verworven: Alle competenties die een individu zich eigen heeft gemaakt, ongeacht de leervorm.

– Competentie: Competenties zijn ontwikkelbare vermogens van mensen om in voorkomende situaties op adequate, doelbewuste en gemotiveerde wijze proces- en resultaatgericht te handelen

EVC-procedure

Een procedure door middel waarvan verworven competenties van iemand in kaart worden gebracht.

EVC-traject

Een traject waarin een EVC-procedure wordt gehanteerd.

EVC-voorziening

Het geheel aan EVC-procedure en EVC-expertise van een hogeschool.

EVC-expertise

De deskundigheid binnen een hogeschool, die noodzakelijk is om EVC-procedures te kunnen hanteren volgens de kwaliteitscode EVC van het Kenniscentrum EVC te Utrecht.

EVC-rapportage

Een document waarin het eindresultaat van een EVC-procedure is vastgelegd. Een EVC-rapportage dient te voldoen aan het landelijk format voor de EVC-rapportage.

Een opleidingsinfrastructuur

Het totale aanbod van opleidingen, de transitiemogelijkheden tussen opleidingen en de wijze waarop de opleidingen worden aangeboden naar vorm, plaats en tijd.

Kwaliteitscodes EVC

Omdat alle gebruikers en betrokkenen erop moeten kunnen vertrouwen dat de kwaliteit van de EVC-beoordeling en de daarbij behorende certificaten en/of diploma's gelijk zijn aan die in het onderwijs, is een nationale kwaliteitsstandaard EVC noodzakelijk. Het afgelopen jaar heeft het Kenniscentrum EVC in nauwe samenwerking met het KwaliteitsCentrum Examinering (KCE) en de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) kwaliteitscodes ontwikkeld waarin de principes en uitgangspunten over de kwaliteit van EVC zijn vastgelegd. De volledige naam die gebruikt wordt is ‘5 kwaliteitscodes voor EVC’. Wanneer u gebruik gaat maken van de kwaliteitscodes EVC in uw organisatie, zijn twee uitgangspunten van belang:

1. Het individu staat centraal. EVC is bedoeld voor het individu binnen uw organisatie en daarom is het kwaliteitsmodel ook op deze manier vormgegeven;

2. Het kwaliteitsmodel is ontwikkelingsgericht en gaat uit ervan uit dat uw organisatie het model vertaalt naar uw eigen werkwijze.

De kwaliteitscodes EVC doen uitspraken over vijf kwaliteitsstandaarden:

1. Doel van EVC

2. Bevoegdheden van deelnemers

3. Vertrouwen in de procedure en instrumenten

4. Onpartijdigheid van assessoren en begeleiders

5. Kwaliteitsborging en verantwoording

Elke standaard is uitgewerkt in meerdere toetscriteria. De convenantpartijen hebben de kwaliteitscodes EVC en een uitwerking van de normering bij de kwaliteitscodes vastgesteld. Organisaties die met EVC aan de slag gaan, kunnen (de normering bij) de kwaliteitscodes EVC gebruiken bij het beoordelen van EVC-procedures. Meer en uitgebreide informatie is te vinden op www.kenniscentrumevc.nl.

Civiel effect

Binnen EVC spreken we van erkenning als competenties zodanig zijn vastgelegd en gewaardeerd dat ze (enig) civiel effect hebben. Civiel effect heeft betrekking op de rechten (bijvoorbeeld toelating tot beroepsgroepen, toelating tot opleidingen, inschaling binnen een CAO) die aan een certificaat ontleend kunnen worden op de arbeidsmarktpositie. Het civiel effect wordt met name bepaald door de acceptatie van en het draagvlak voor de gehanteerde beoordelingsstandaard of meetlat enerzijds en door de kwaliteit van de gehanteerde beoordelingsprocedures anderzijds.

Formeel leren

Schools leren, intentionele en schematische overdracht van kennis, vaardigheden en attitudes waarbij bijvoorbeeld een leraar of stagebegeleider als kennisoverdrager optreedt en lerenden kennisontvanger zijn. Dit alles binnen vaste, institutionele grenzen van leeromgeving en tijd.

Informeel leren

Het leren dat zich, min of meer spontaan, in contexten voordoet die niet expliciet rond het leren georganiseerd zijn (incidentele leerervaringen). Bijvoorbeeld het leren koken bij het helpen in de keuken.

Non-formeel leren

Intentioneel georganiseerd, gestructureerd leren bedoeld dat zich in een andere institutioneel verband dan school afspeelt. Bijvoorbeeld bedrijfsopleidingen, vormingswerk.

Assessment

Letterlijk: beoordeling of toewijzing. In Nederland wordt de term assessment vaak gebruik als synoniem voor performance assessment, ook wel authentieke beoordeling. Assessment wordt in de literatuur gedefinieerd als het multidimensioneel beoordelen van de geschiktheid van een persoon voor een (toekomstige) taak of functie.

Assessor

De persoon die optreedt als beoordelaar in een EVC-procedure.

1

Dit is een regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), handelend in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).

2

Deze interdepartementale projectdirectie bestaat uit vertegenwoordigers van de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en heeft als doelstelling om in de periode 2008–2011 het volgende te realiseren voor werkzoekenden en werknemers. In totaal 90.000 trajecten (duaal / maatwerktrajecten werkend leren en EVC):

– waarvan 30.000 trajecten voor jongeren zonder startkwalificatie;

– waarvan 20.000 trajecten voor moeilijk bemiddelbare werkzoekenden;

– met de focus op tekortsectoren.

3

Een uit ’s Rijks kas bekostigde hogeschool, zoals bedoeld in de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (1992).

4

Een hogeschool kan eenmaal in de hoedanigheid van aanvrager subsidie ontvangen, maar kan wel participeren in meerdere samenwerkingsverbanden.

5

Deze kosten moeten in redelijke verhouding staan tot de loonkosten. Indien de kosten voor overhead meer dan 20% van de loonkosten bedragen, dient hiervoor een nadere specificatie en onderbouwing te worden gegeven.

Toelichting

Algemeen

In de ‘prestatieagenda 2005 OCW – HBO-raad’ (18 mei 2005) zijn afspraken vastgelegd tussen de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de HBO-raad die moeten leiden tot een meetbare versterking van de opleidingsfunctie, de kennisproductie en de kenniscirculatie van hogescholen. Een van de centrale uitgangspunten daarbij is dat hogescholen meer mensen met een zeer gevarieerde achtergrond tot een HBO-bachelorgraad brengen en dat de instroom in het hoger onderwijs van nu ondervertegenwoordigde groepen wordt vergroot. Het gebruik van procedures voor erkenning van verworven competenties (EVC) en het realiseren van maatwerktrajecten werkend leren zullen daarbij steeds belangrijker worden.

Op grond van het EVC-traject kan dan door de examencommissie van een opleiding een advies of maatwerkprogramma voor individuele deelnemers (werkenden, werkzoekenden) worden opgesteld voor het bereiken van de bachelor- of mastergraad of de Associate Degree. Het EVC-traject voor de student kan worden vastgesteld door de examencommissie en is object van het interne stelsel van kwaliteitszorg en de externe kwaliteitsborging in het kader van accreditatie en opname in het landelijke register van erkende EVC-procedures.

In de Memorie van Toelichting op het wetsvoorstel WHW wordt erop gewezen dat studenten van 21 jaar en ouder zonder vereiste vooropleiding kunnen worden toegelaten tot een opleiding op basis van een toelatingsonderzoek (colloquium doctum). Het ligt voor de hand het toelatingsonderzoek te koppelen aan een EVC-traject, zeker als het gaat om het stimuleren van de instroom van werkenden en werkzoekenden in het hoger onderwijs.

Deze ‘Tijdelijke stimuleringsregeling EVC en maatwerktrajecten werkend leren in het HBO 2008’ is een vervolg op de in 2006 gepubliceerde ‘Tijdelijke stimuleringsregeling EVC in het HBO’ (Stcr. 21-7-2006, nr. 140) en de in 2007 gepubliceerde ‘Tijdelijke stimuleringsregeling EVC en maatwerktrajecten werkend leren in het HBO’ (Stcr. 5-6-2007, nr. 105).

Belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de voorgaande regeling (2007) zijn:

– het begrip 'EVC-procedure' is gehanteerd in plaats van het begrip 'EVC-methodiek', om aan te sluiten bij het begrippengebruik in de kwaliteitscode EVC;

– in de regeling zijn bij artikel 2.3 Activiteitenplan enkele zaken toegevoegd, namelijk:

• samenwerking in de regio / met regioproject(en) leren & werken;

• bijdragen aan oplossingen met betrekking tot tekortsectoren;

• verankering van activiteiten en diensten op het gebied van LLL in beleid en organisatie;

– aanscherpingen in de formuleringen in de toelichting over wat in het kader van de regeling wel en niet verstaan wordt onder 'maatwerktrajecten werkend leren';

– aanvulling in de toelichting m.b.t. landelijke afstemming ivm overdraagbaarheid;

– uitbreiding van de toelichting m.b.t. de punten die in de regeling zijn toegevoegd in artikel 2.3 Activiteitenplan.

Deze wijzigingen en aanvullingen zijn mede voortgekomen uit de evaluatie van de projecten EVC in het HBO en de bespreking van de eindrapportage kwalitatieve monitoring.

De voor subsidie in aanmerking komende kosten zijn de organisatiekosten voor een actieve werkgeversbenadering c.q. het werven van deelnemers aan EVC-trajecten en maatwerktrajecten werkend leren in het HBO, voor het aanpassen van het aanbod aan de vraag naar EVC-trajecten en maatwerktrajecten werkend leren en voor activiteiten gericht op duurzame verankering van EVC en maatwerktrajecten werkend leren. Niet subsidiabel zijn de kosten voor de feitelijke uitvoering van nieuwe EVC-trajecten en voor de uitvoering van nieuwe maatwerktrajecten werkend leren. De uiteindelijke subsidievaststelling is gerelateerd aan de feitelijk gemaakte kosten en niet aan het feitelijk gerealiseerde aantal deelnemers. Doel van de regeling is immers om een bijdrage te geven aan de organisatiekosten.

Voor de regeling is een bedrag beschikbaar van € 4.800.000,–

SenterNovem voert de regeling uit. Hogescholen of samenwerkingsverbanden van hogescholen die gebruik willen maken van deze subsidieregeling kunnen een aanvraag voor subsidie indienen bij:

SenterNovem

Afd. Human Capital

Juliana van Stolberglaan 3

Postbus 93144

2509 AC Den Haag

www.senternovem.nl

Artikelsgewijs

Artikel 1.1

onderdeel b

Een EVC-procedure kan verschillen per doelgroep (b.v. hoogopgeleid / laagopgeleid), per opleidingsniveau en per landelijke standaard en daarbinnen per individu. Uit het beschikbare EVC-instrumentarium (portfolio-instrumenten, interviewtechnieken, praktijktoetsen) wordt de bij de vraag en het doel van het individu passende procedure samengesteld.

onderdeel e

Het convenant over de kwaliteitscode EVC is ondertekend door:

– Stichting van de Arbeid (STvdA)

– Vereniging kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (Colo)

– Het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI)

– De Vereniging van Hogescholen (HBO-raad)

– De brancheorganisatie voor middelbaar beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (MBO-raad)

– De brancheorganisatie voor agrarisch middelbaar beroepsonderwijs (AOC-raad)

– Open Universiteit Nederland (OUNL)

– De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

– Nederlandse Vereniging voor Examens (NVE) (nieuw toegetreden per februari 2007)

– Paepon

Deze partijen onderschrijven de principes en uitgangspunten over de kwaliteit van EVC die zijn vastgelegd in de kwaliteitscode EVC:

1. Het doel van EVC is het zichtbaar maken, waarderen en erkennen van individuele competenties. Het erkennen van verworven competenties heeft een waarde in zichzelf en draagt bij aan employability. EVC leidt in veel gevallen tot verdere loopbaanontwikkeling.

2. EVC beantwoordt aan de behoefte van het individu. Rechten en afspraken met EVC biedende organisaties zijn duidelijk verwoord en geborgd.

3. Procedures en instrumenten zijn betrouwbaar en gebaseerd op goede standaarden.

Vertrouwen is hierbij het sleutelbegrip. Vertrouwen heeft te maken met goed gedefinieerde standaarden, civiel effect en duidelijke informatie over de manier waarop assessments worden uitgevoerd en op basis van welke argumenten conclusies zijn getrokken.

4. Assessoren en begeleiders zijn competent, onpartijdig en onafhankelijk.

Onpartijdigheid en onafhankelijkheid zijn cruciale factoren binnen de beoordeling en zijn ingebed in de rollen en verantwoordelijkheden van de betrokken assessoren. Het is van groot belang om onnodige vermenging van rollen te voorkomen. Onpartijdigheid kan versterkt worden door trainingen en door deel te nemen aan lerende netwerken.

5. De kwaliteit van EVC-procedures is geborgd en wordt continu verbeterd.

De kwaliteit van de EVC-procedure en het bij de procedure gehanteerde instrumentarium zijn geborgd. Er vinden regelmatig evaluaties plaats. De resultaten worden verwerkt in verbeteracties.

De volledige tekst van het convenant over de kwaliteitscode EVC is te vinden op de website van het kenniscentrum EVC: http://www.kenniscentrumevc.nl/ufc/file2/evc_sites/rspan/76f7e9de9a4802443747e96c39be99a7/pu/Convenant_EVC_codes_tekenversie.pdf

Bij de kwaliteitscode EVC is een normering uitgewerkt, aan de hand waarvan beoordeeld kan worden of EVC aanbieders voldoen aan de kwaliteitscode EVC. De normeringstekst is ook te vinden op de website van het kenniscentrum EVC: http://www.kenniscentrumevc.nl/ufc/file2/evc_sites/rene/646666cf35255d852f14af9b9b9a9063/pu/Model_beoordelen_EVC_versie_12_februari_2007.doc

onderdeel f

Met de omschrijving ’maatwerktraject werkend leren’ wordt niet bedoeld dat de voorzieningen voor maatwerktrajecten werkend leren alleen gerealiseerd mogen worden binnen opleidingen met een licentie voor duaal onderwijs; ook het realiseren van voorzieningen voor maatwerktrajecten werkend leren binnen deeltijd onderwijs en/of voltijd onderwijs is subsidiabel. Voorwaarde is wel dat sprake is van trajecten die aansluiten op competenties van individuele deelnemers en waarin werkend leren in de beroepspraktijk een substantieel deel uitmaakt van het opleidingstraject en waarin theoretisch leren en praktijkleren op elkaar zijn afgestemd en elkaar versterken. Maatwerktrajecten werkend leren vinden plaats binnen CROHO-opleidingen en strekken tot het behalen van een HBO-getuigschrift (associate degree, HBO-bachelor, HBO-master).

De gehanteerde omschrijving van maatwerktrajecten werkend leren impliceert dat een beoordeling van competenties van individuele deelnemers ten opzichte van een landelijke standaard c.q. ten opzichte van een opleidingsstandaard voorafgaat aan de samenstelling en start van een maatwerktraject werkend leren. Standaard verkorte opleidingstrajecten, al dan niet voorafgegaan door een meting van ‘ingangscompetenties’ gekoppeld aan toelatingseisen, vallen niet onder de in deze regeling gehanteerde omschrijving van maatwerktrajecten werkend leren.

Artikel 1.2

Eerste lid, onderdeel b

Met ‘maatwerktrajecten werkend leren voor werkenden’ wordt bedoeld dat deze deelnemers hun werkplek (en/of andere werkplekken binnen de organisatie waar zij werkzaam zijn) binnen hun maatwerktraject moeten kunnen benutten als leerplek. Het georganiseerde, intentionele leren moet dus gekoppeld worden aan werkzaamheden die in het kader van de functievervulling / beroepsuitoefening binnen de organisatie verricht worden. Met ‘maatwerktrajecten werkend leren voor werkzoekenden’ wordt bedoeld dat deze deelnemers middels stages of werkervaringsplaatsen e.d. invulling kunnen geven aan een substantieel deel van hun maatwerktraject.

Artikel 1.5

In het kader van deze regeling kan een subsidie aangevraagd worden voor organisatiekosten verbonden aan het realiseren van:

a. extra EVC-trajecten, of

b. extra maatwerktrajecten werkend leren, of

c. een combinatie van extra EVC-trajecten en extra maatwerktrajecten werkend leren.

Bij a. geldt een minimumaantal van 200 extra EVC trajecten; bij b. geldt een minimumaantal van 200 extra maatwerktrajecten werkend leren; bij c. geldt een minimumaantal van 100 extra EVC-trajecten en een minimumaantal van 100 extra maatwerktrajecten werkend leren.

Voor het verlenen van de subsidie zijn het activiteitenplan en de begroting het uitgangspunt. Hierbij gelden twee regels:

1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de voor subsidie in aanmerking komende kosten, en

2. de subsidie bedraagt niet meer dan een bepaald maximumbedrag dat mede afhankelijk is van de doelstelling van de aanvrager.

Twee voorbeelden:

a. De aanvrager heeft de ambitie om 500 personen een EVC-traject te laten doorlopen. Uit de begroting blijkt dat de voor subsidie in aanmerking komende kosten € 440.000 bedragen. De subsidie bedraagt 75% hiervan, namelijk € 330.000. De aanvrager moet zelf € 110.000 financieren.

b. De aanvrager heeft de ambitie om 500 personen een EVC-traject te laten doorlopen en 500 personen een maatwerktraject werkend leren te laten doorlopen. Uit de begroting blijkt dat de voor subsidie in aanmerking komende kosten € 1 miljoen bedragen. De subsidie zou 75% hiervan bedragen, namelijk € 750.000,–. De maximum subsidie is echter € 625.000,–. Dit betekent dat de aanvrager zelf € 375.000,– moet financieren.

De rekenregel in artikel 1.5 dient om de hoogte van de subsidie per aanvraag te berekenen. Daarvoor zijn het activiteitenplan en de begroting het uitgangspunt. Er is uitdrukkelijk geen sprake van een zogenaamde outputfinanciering. De definitieve subsidievaststelling na afronding van het project gebeurt op basis van de werkelijk gemaakte kosten voor activiteiten in het kader van de projectdoelstellingen, voor zover deze passen binnen de regeling.

Artikel 2.2

Eerste lid, onderdeel b

Het Kenniscentrum EVC geeft een advies over de onderbouwing die de hogeschool geeft in de subsidieaanvraag ten aanzien van artikel 2.3. De aanvrager van de subsidie verzoekt het Kenniscentrum dit advies te verlenen en voegt een afschrift van het ontvangen advies van het Kenniscentrum EVC bij de subsidieaanvraag. Het advies van het Kenniscentrum EVC wordt door de Minister betrokken bij de beoordeling van de aanvraag voor subsidie.

Artikel 2.3

Eerste lid, onderdeel a

Om aannemelijk te maken dat sprake is van nieuwe, dat wil zeggen meer of andere vormen van EVC-trajecten dan in het verleden door een hogeschool zijn uitgevoerd dient een korte typering te worden gegeven van hetgeen op dit vlak in de voorafgaande periode is gebeurd. Het gaat hier om een beschrijving toegespitst op specifieke EVC-procedures en het soort deelnemers en/of de sector waar de nieuwe trajecten betrekking op hebben. Deze beschrijving wordt gebruikt bij het advies dat wordt opgesteld door het Kenniscentrum EVC

Eerste lid, onderdeel e, onder 1° en 3° en tweede lid, onderdeel e, onder 1° en 3°

Bij het onderdeel werving is het van belang dat aannemelijk wordt gemaakt (middels arbeidsmarktanalyses en concrete vragen van marktpartijen) dat er behoefte bestaat aan de te ontwikkelen voorzieningen voor EVC respectievelijk maatwerktrajecten werkend leren. Hierbij dient ook aangegeven te worden hoe de te ontwikkelen voorzieningen bijdragen aan geconstateerde en verwachte problemen in tekortsectoren. Gekoppeld aan de geïdentificeerde behoeften moet sprake zijn van een gerichte, actieve benadering van de markt om de vraag naar EVC en maatwerktrajecten werkend leren te stimuleren en te inventariseren en om in de te ontwikkelen voorzieningen aan te sluiten op de vraag van de markt (werkgevers, werknemers en werkzoekenden).

In de monitoring van de projecten in het kader van de Tijdelijke stimuleringsregeling EVC in het HBO is duidelijk geworden dat er een sterke impuls gegeven dient te worden aan het klant- en vraaggericht werken in en vanuit de hogescholen. Voorbeelden van mogelijke activiteiten in dit kader zijn:

– versterking deskundigheid wervers m.b.t. personeels- en organisatievraagstukken (werkgeversperspectief)

– EVC op maat:

• ook combinaties maken van landelijke standaarden, en

• combinaties van landelijke standaarden met bedrijfs- of branche-eigen competenties

– Uitbreiding c.q. doorontwikkeling van LLL-dienstverlening in brede zin met activiteiten gericht op loopbaanadvisering individuen en HRM-/HRD-activiteiten voor bedrijven en instellingen.

Eerste lid, onderdeel e, onder 2° en tweede lid, onderdeel e, onder 2°

In het verlengde van het voorgaande is het van belang dat in het kader van EVC, maatwerktrajecten werkend leren en een leven lang leren (LLL) in brede zin duurzame samenwerkingsrelaties worden aangegaan en uitgebouwd. Dit heeft bijvoorbeeld betrekking op samenwerking met andere partijen in regioprojecten leren & werken, waar vanuit leerwerkloketten informatievoorziening geboden wordt over en wervingsactiviteiten plaatsvinden m.b.t. EVC, maatwerktrajecten werkend leren en andere LLL-diensten voor werkgevers, werknemers en werkzoekenden.

Eerste lid, onderdeel e, onder 4°

De EVC-voorziening mag niet verplichtend gekoppeld worden aan het inschrijven bij een opleiding. Een EVC-traject wordt afgesloten met een EVC-rapportage. Kandidaten moeten na afloop van het EVC-traject vrijblijvend kunnen kiezen of ze wel of niet een vervolgtraject aangaan en, indien dat een opleidingstraject is, bij welke hogeschool.

Eerste lid, onderdeel e, onder 6°

Van hanteren van de kwaliteitscode EVC kan bijvoorbeeld worden gesproken, indien sprake is van:

a. registratie als erkend EVC aanbieder;

b. registratie als voorlopig erkend EVC aanbieder met het voornemen zich te laten beoordelen op adequate toepassing en hantering van de kwaliteitscode EVC

c. het inzichtelijk en controleerbaar gebruiken van de kwaliteitscode EVC in ontwikkeling (b.v. door gebruik te maken van de zelfevaluatie bij de kwaliteitscode EVC);

d. EVC met loopbaaneffecten voor het individu en van individueel toegesneden ontwikkelingstrajecten;

e. EVC-trajecten die leiden tot aantoonbaar civiel effect;

f. EVC-assessoren die aantoonbaar beschikken over de voor de rol van EVC-assessor benodigde competenties; en

g. gewaarborgde onderlinge uitwisselbaarheid van de resultaten van het EVC-traject voor het individu tussen hogescholen.

Een bekend knelpunt op het gebied van EVC in het HBO is de overdraagbaarheid van EVC-resultaten tussen instellingen. De beoordeelde competenties kunnen voor een individu dat wil instromen in een opleidingstraject op maat bij de ene instelling leiden tot een andere omvang en inhoud van dat traject dan bij de andere instelling. Bovendien stelt overdraagbaarheid van EVC-rapportages eisen aan de wijze waarop de beoordeling van de competenties en de bijbehorende onderbouwing beschreven wordt in de EVC-rapportage. Activiteiten gericht op landelijke afstemming en overdraagbaarheid (op sectoraal c.q. opleidingsniveau) komen dan ook voor subsidie in aanmerking binnen deze regeling.

Eerste lid, onderdeel e, onder 7° en 8° en tweede lid, onderdeel e, onder 6° en 7°

Hierbij gaat het erom dat de projectresultaten met betrekking tot het organiserend vermogen op het gebied van EVC respectievelijk maatwerktrajecten werkend leren duurzaam verankerd worden in de staande organisatie, zodat de voorzieningen voor EVC en maatwerktrajecten werkend leren ook na de projectperiode actief aangeboden en uitgevoerd worden.

Op grond van de monitoring van de projecten die in het kader van de Tijdelijke stimuleringsregeling EVC in het HBO zijn uitgevoerd gelden op dit punt de volgende aanbevelingen, die in de uitwerking van de activiteitenplannen binnen deze regeling opgenomen kunnen worden.

Uitwerking c.q. doorontwikkeling beleid hogescho(o)l(en) ten aanzien van Leven Lang Leren:

– Visie: strategische beleidskeuze, wat wil je als hogeschool zijn in het kader van Leven Lang Leren?

• Hogeschool als opleider

• Hogeschool als partner in loopbaanontwikkeling (individu)

• Hogeschool als partner in personeels- en organisatieontwikkeling (bedrijven en instellingen)

– Uitwerking strategische beleidskeuze in concrete, meetbare doelstellingen en resultaten

• Kwantitatief: aantallen extra deelnemers, omzet, marktaandeel etc.

• Kwalitatief: opbrengsten in termen van expertiseontwikkeling en kwaliteitsverbetering, breedte dienstverlening e.d.

– Uitwerking concrete actieplannen, incl. .

• Investering van middelen (expertise, menskracht, tijd en geld).

• Sturing en monitoring,

• Organisatorische positionering en verankering,

• Cultuur- en organisatieontwikkeling.

– Koppeling aan andere activiteiten en diensten i.h.k.v. kenniscirculatie (toegepast onderzoek, consultancy, lectoraten en kenniskringen e.d.)

– Koppeling aan andere onderwijsinnovaties

– Flexibilisering bedrijfsvoering (incl. flexibilisering personele inzet en ICT-middelen e.d.)

Activiteiten in het kader van deskundigheidsbevordering en certificering op het gebied van EVC en maatwerktrajecten werkend leren, zowel intern (eigen medewerkers) als extern (betrokkenen uit de beroepspraktijk) dragen bij aan kwaliteit en duurzame verankering en komen daarom ook voor subsidiëring in aanmerking.

Tweede lid, onderdeel a

Om aannemelijk te maken dat sprake is van nieuwe, dat wil zeggen meer of andere vormen van maatwerktrajecten werkend leren dan in het verleden door een hogeschool zijn uitgevoerd dient een korte typering te worden gegeven van hetgeen op dit vlak in de voorafgaande periode is gebeurd. Het gaat hier om een beschrijving toegespitst op het type maatwerktrajecten werkend leren, binnen welke opleidingen en op het soort deelnemers en/of de sector waar de nieuwe trajecten betrekking op hebben. Deze beschrijving wordt gebruikt bij het advies dat wordt opgesteld door het Kenniscentrum EVC.

Artikel 2.4

Eerste en tweede lid

De kosten die voor subsidie in aanmerking komen betreffen de kosten voortvloeiend uit de organisatie en ontwikkeling voorzover gericht op de verwezenlijking van de doelen genoemd in het activiteitenplan.

Eerste lid, onderdeel a, onder 2°

Er is al een groot aantal EVC-procedures en -instrumenten ontwikkeld dat bruikbaar is of bruikbaar gemaakt kan worden voor diverse opleidingen en opleidingsomgevingen. Onder ‘nieuwe EVC-procedures’ en ‘nieuwe EVC-instrumenten’ wordt dan ook met name verstaan het samenstellen, samenvoegen en aanpassen van bestaande procedures en instrumenten ten behoeve van opleidingen of opleidingsomgevingen waar EVC nog niet wordt toegepast. Onder ‘aanpassing van bestaande EVC procedures’ wordt ook verstaan het aanpassen van reeds ontwikkelde EVC- procedures naar aanleiding van in sectoraal verband (HBO-sectorraad of landelijk opleidingsoverleg) gemaakte afspraken die gericht zijn op optimalisering van de onderlinge afstemming, overdraagbaarheid en wederzijdse acceptatie van EVC-resultaten, zoals weergegeven in EVC-rapportages.

Eerste lid, onderdeel a, onder 5°

Er is al een groot aantal methoden en instrumenten voor maatwerktrajecten werkend leren ontwikkeld dat bruikbaar is of bruikbaar gemaakt kan worden voor diverse opleidingen en opleidingsomgevingen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het werken met persoonlijke opleidings- of ontwikkelingsplannen (POP), tripartite overeenkomsten (tussen deelnemer, werkgever en opleiding), werkplekscans, didactische werkwijzen gericht op het (werkend) leren van volwassenen, modellen en instrumenten voor begeleiding en beoordeling in de beroepspraktijk e.d. Onder ‘nieuwe methoden’ en ‘nieuwe instrumenten’ wordt dan ook met name verstaan het samenstellen, samenvoegen en aanpassen van bestaande methoden en instrumenten ten behoeve van opleidingen of opleidingsomgevingen waar duale maatwerktrajecten nog niet wordt toegepast.

Artikel 3.1

De subsidieaanvragen worden in volgorde van ontvangst van de volledige aanvragen behandeld. Het beschikbare bedrag wordt dus volgens het principe ‘wie het eerst komt, die het eerst maalt’ verdeeld over de goedgekeurde aanvragen. Is een ontvangen aanvraag niet volledig, dan wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de aanvraag alsnog te completeren (krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht). De dag waarop de aanvullende informatie is ontvangen geldt in dat geval als datum van ontvangst van de aanvraag. Een te laat ingediende subsidieaanvraag wordt niet in behandeling genomen.

Artikel 3.4

onderdeel a

De subsidieaanvrager dient aannemelijk te maken dat de activiteiten zoals beschreven in het activiteitenplan (artikel 2.3) en de begroting (artikel 2.4) leiden tot de beoogde resultaten van het project. Bij de beoordeling wordt gekeken in welke mate de organisatie van het project een adequate uitvoering van het project waarborgt. Voor de slaagkans van het project is tevens van belang dat de relatie tussen de inhoud, de beoogde resultaten, de planning, de projectorganisatie en de begroting van een projectvoorstel goed is. Het activiteitenplan dient daartoe voldoende informatie te geven over de fasering en tijdsplanning van de activiteiten, de aard van de activiteiten en de taken en verantwoordelijkheden van de diverse betrokkenen. Tenslotte moet de relatie tussen de uit te voeren activiteiten en de beoogde resultaten en de relatie tussen de uit te voeren activiteiten en de in de projectbegroting opgenomen kosten(posten) helder zijn.

onderdeel d

Een hogeschool kan één keer in de hoedanigheid van aanvrager subsidie ontvangen, maar kan wel participeren in meerdere samenwerkingsverbanden.

Artikel 5.1

Overeenkomstig de OCenW-Richtlijnen Jaarverslaggeving wordt in de jaarrekening de aan het verslagjaar toe te rekenen subsidie herkenbaar als bate verantwoord, en worden de lasten verwerkt binnen de daartoe bestemde posten. De subsidie wordt opgenomen in bijlage D2 bij de jaarrekening onder het onderdeel: Geoormerkte subsidies.

In een vaststellingsbeschikking wordt de hoogte van de subsidie definitief beoordeeld en vastgesteld en door de uitvoeringsorganisatie aan de subsidieontvanger medegedeeld. De subsidieontvanger blijft daarna verplicht om in de eerstvolgende jaarrekening de verkregen subsidie expliciet op te nemen.

Op grond van artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht kan de subsidie lager dan de verlening worden vastgesteld indien bijvoorbeeld de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden, of indien niet aan de verplichtingen is voldaan.

Ook indien uiteindelijk de subsidiabele kosten minder bedragen dan de aangevraagde subsidie doordat minder kosten zijn gemaakt bijvoorbeeld als gevolg van een uitvoering op een meer beperkte schaal dan in het activiteitenplan was aangegeven kan de subsidie lager worden vastgesteld. Indien minder dan de beoogde aantallen trajecten zijn gerealiseerd voor 1 januari 2010 heeft dit als zodanig geen invloed op de hoogte van de subsidievaststelling.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk

Naar boven