Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 2 december 2008, nr. TRCJZ/2008/3273, houdende strafbaarstelling van overtreding van bepalingen in verordening (EG) 1523/2007

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 81m van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en op verordening (EG) nr. 1523/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 houdende een verbod op het in de handel brengen, de invoer naar en de uitvoer uit de Gemeenschap van katten- en hondenbont en van producten die dergelijk bont bevatten (PbEG 343);

Besluit:

Artikel 1

Het is verboden te handelen in strijd met artikel 3 van verordening (EG) nr. 1523/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 houdende een verbod op het in de handel brengen, de invoer naar en de uitvoer uit de Gemeenschap van katten- en hondenbont en van producten die dergelijk bont bevatten (PbEG L 343).

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van 31 december 2008.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

TOELICHTING

Verordening (EG) nr. 1523/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 houdende een verbod op het in de handel brengen, de invoer naar en de uitvoer uit de Gemeenschap van katten- en hondenbont en van producten die dergelijk bont bevatten (PbEG 343) (de honden- en kattenbontverordening) bevat een verbod op het op de markt brengen en op het binnen en buiten de Europese gemeenschap brengen van honden- en kattenbont en van producten die dergelijk bont bevatten. In de verordening wordt een uitzondering gemaakt voor invoer waaraan elk handelskarakter vreemd is, dat wil zeggen invoer met een incidenteel karakter en betreffende goederen die uitsluitend bestemd zijn voor persoonlijk gebruik.

De onderhavige regeling is gebaseerd op artikel 81m van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD). Handelen in strijd met dit artikel is ingevolge artikel 1a, onderdeel 1°, van de Wet op de economische delicten strafbaar gesteld. Dit betekent dat degene die handelt in strijd met het bepaalde in de honden- en kattenbontverordening kan worden gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden, een taakstraf of een geldboete van de vijfde categorie.

Met toezicht op de naleving zijn ambtenaren aangewezen krachtens artikel 114, eerste lid, van de GWWD belast. Die aanwijzing is geëffectueerd door middel van de Regeling aanwijzing ambtenaren Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.

Op grond van artikel 1:3 van de Algemene Douanewet kunnen douanebevoegdheden worden ingezet ter handhaving van verboden of beperkingen die zijn gesteld krachtens de GWWD zijn gesteld. Op grond van die bepaling heeft ook de Douane toezichthoudende bevoegdheden.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

Naar boven