Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar dienst Beveiliging, Bewaking en Vervoer Amsterdam 2008

Besluit van de Minister van Justitie van 26 augustus 2008, nr. 5561670/Justis/08, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij de dienst Beveiliging, Bewaking en Vervoer in het arrondissement Amsterdam

De Minister van Justitie,

Gelezen het verzoek van de directeur van de Gemeenschappelijke Beheerdienst Parnas van 6 augustus 2008;

Gelet op artikel 142, eerste lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering, het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar, artikel 8, zevende lid en artikel 9, zesde lid, van de Politiewet 1993;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 2;

b. de dienst BB&V: de dienst Beveiliging, Bewaking en Vervoer bij de Gemeenschappelijke Beheerdienst van het Arrondissement Amsterdam.

Artikel 2

Maximaal 150 ambtenaren werkzaam bij de dienst BB&V zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar voor zover zij daadwerkelijk zijn belast met:

a. de uitvoering van de dienst bij de gerechten als bedoeld in artikel 124, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering;

b. de werkzaamheden als bedoeld in artikelen 373, 391, 541, tweede lid, 556, eerste lid, en 587, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering;

c. het vervoer van rechtens van hun vrijheid beroofde personen als bedoeld in artikel 9, zesde lid, van de Politiewet 1993.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de feiten strafbaar gesteld bij of krachtens:

a. de artikelen 177, 179 tot en met 182, 184 en 191 van het Wetboek van Strafrecht;

b. de Opiumwet;

c. de artikelen 13 en 26 van de Wet wapens en munitie;

d. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast, voor de duur van dat onderzoek.

2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland.

Artikel 4

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket te Amsterdam.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon is aangewezen de korpschef van het regionaal politiekorps Amsterdam-Amstelland.

Artikel 5

De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd bij de opsporing van de in artikel 3, eerste lid, genoemde strafbare feiten gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich daarbij overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 6

De buitengewoon opsporingsambtenaar kan gedurende de uitoefening van zijn taak als buitengewoon opsporingsambtenaar uitgerust zijn met:

a. handboeien van een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie goedgekeurd merkt en type;

b. een korte wapenstok van een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie goed gekeurd merk en type;

c. een semi-automatisch pistool van het merk Walther, type P5, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter.

Artikel 7

De directeur van de dienst BB&V brengt jaarlijks, vóór 1 april over het jaar daaraan voorafgaand, aan de Minister van Justitie verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december van dat jaar werkzaam was bij de dienst BB&V;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte opsporingsactiviteiten en het aantal gevallen waarbij daarbij gebruik is gemaakt van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993, alsmede van handboeien, korte wapenstok en het semi-automatische pistool;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.

Artikel 8

Het besluit buitengewoon opsporingsambtenaar dienst Bewaking, Beveiliging en Vervoer Amsterdam 2003 wordt ingetrokken.

Artikel 9

De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en van beëdiging, de legitimatiebewijzen buitengewoon opsporingsambtenaar en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het in artikel 8 genoemde besluit, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn akten en overige benoemingsbescheiden mede op basis van het onderhavige besluit.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 oktober 2008 en vervalt op 1 oktober 2013.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar dienst Beveiliging, Bewaking en Vervoer Amsterdam 2008.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, dienst Justis, afdeling BTR, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Dit besluit wordt in de Staatscourant geplaatst.

Den Haag, 26 augustus 2008.
De Minister van Justitie,
namens deze:
de teammanager BTR, P.W.C. Collard.

Toelichting

Met ingang van 1 oktober 2008 vervalt de geldigheid van het besluit buitengewoon opsporingsambtenaar dienst Bewaking, Beveiliging en Vervoer Amsterdam 2003. Door deze dienst is mij verzocht om de geldigheidsduur van dit besluit te verlengen.

Op basis van de door mij ingewonnen adviezen van de toezichthouder en de direct toezichthouder kan tot verdere verlenging van het besluit worden besloten.

Gezien het feit dat het wegens administratieve procedures praktisch niet uitvoerbaar is om met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit aan alle buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst Beveiliging, Bewaking en Vervoer in het arrondissement Amsterdam een nieuwe akte van beëdiging uit te reiken, is in artikel 8 een overgangsregeling opgenomen. Op grond van deze regeling behouden de akten en legitimatiebewijzen van de buitengewoon opsporingsambtenaren van de betreffende buitengewoon opsporingsambtenaren nog hun geldigheid tot het moment waarop zij vervallen.

Den Haag, 26 augustus 2008

De Minister van Justitie

namens deze:

de teammanager BTR,

P.W.C. Collard

Naar boven