Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar divisie Havenmeester van het Havenbedrijf Rotterdam N.V. 2008

Besluit van de Minister van Justitie van 25 augustus 2008, nr. 5557254/Justis/08, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren van medewerkers van de divisie Havenmeester van het Havenbedrijf Rotterdam N.V.

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de Ministers die het aangaan;

Gelezen het verzoek van de algemeen directeur van het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam van 17 juli 2008 en de daaropvolgende adviezen van de korpschef van de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond en de korpschef van de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond;

Gelet op:

– artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, van de Wet op de economische delicten;

– artikel 142, eerste lid, onder b en c en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;

– het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar.

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

De personen in dienst van de divisie Havenmeester van het Havenbedrijf Rotterdam N.V., zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van feiten, strafbaar gesteld bij of krachtens:

a. de in artikel 1a van de Wet op de economische delicten genoemde wetten;

b. de artikelen 173a, 173b, 180, 184, 185, 199, 225, 285, 435, onder ten vierde, 447e en 461, van het Wetboek van Strafrecht;

c. de Scheepvaartverkeerswet;

d. de Wet van 13 september 2007;

e. de verordeningen van de gemeente Rotterdam, voor zover hij daarvoor is aangewezen;

f. de verordeningen van de provincie Zuid-Holland, voor zover hij daarvoor is aangewezen;

g. de bijzondere wetten of verordeningen, waarvoor hij na inwerkingtreding van dit besluit wordt, aangewezen door of namens de bevoegde minister of instantie.

h. andere wetten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast, voor de duur van dat onderzoek.

2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de politieregio Rotterdam-Rijnmond en het aanloopgebied Rotterdam, omschreven in het Scheepvaartreglement Territoriale zee.

Artikel 4

Op grond van dit besluit kunnen maximaal 225 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.

Artikel 5

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het regionaal politiekorps Rotterdam-Rijnmond.

Artikel 6

1. De divisiemanager Havenmeester van het Havenbedrijf Rotterdam N.V. brengt jaarlijks, voor 1 april, over het jaar daaraan voorafgaand aan de Minister van Justitie verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december werkzaam was binnen de dienst;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.

2. Dit verslag dient te worden toegezonden aan de toezichthouder en de direct toezichthouder, als bedoeld in artikel 5 van dit besluit, alsmede aan het Ministerie van Justitie, dienst Justis afd. BTR/BOA, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag.

Artikel 7

Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar divisie Rotterdam Port Authority van het Havenbedrijf Rotterdam N.V. 2003, wordt ingetrokken.

Artikel 8

De op naam gestelde akten van beëdiging, de legitimatiebewijzen buitengewoon opsporingsambtenaar en de overige benoemingsbescheiden, welke zijn uitgevaardigd, op het in artikel 7 van dit besluit omschreven besluit, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn akten en overige benoemingsbescheiden mede op basis van het onderhavige besluit.

Artikel 9

1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 januari 2014, alsmede met ingang van de dag waarop een of meer aandelen van het Havenbedrijf Rotterdam N.V. worden vervreemd aan een natuurlijke persoon of private rechtspersoon, die niet voor 100% in overheidshanden is.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar divisie Havenmeester van het Havenbedrijf Rotterdam N.V. 2008.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, dienst Justis, afdeling BTR/BOA, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 25 augustus 2008.
De Minister van Justitie,
namens deze:
de teammanager BTR, P.W.C. Collard.

Toelichting

Het Havenbedrijf Rotterdam heeft bij brief van 17 juli 2008 verzocht om verlenging van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar divisie Port Authority van het Havenbedrijf Rotterdam N.V. 2003. Dit besluit vervalt met ingang van 1 januari 2009.

Uitgangspunt is dat opsporing een overheidstaak is. Dit betekent dat buitengewoon opsporingsambtenaren in bezoldigde dienst moeten zijn van een publieke rechtspersoon of een private rechtspersoon die voor 100% in overheidshanden is en blijft.

Om dit te waarborgen is in het onderhavige besluit in artikel 9 bepaald dat het besluit vervalt indien aandelen worden vervreemd aan een natuurlijke persoon of een private rechtspersoon die niet voor 100% in overheidshanden is.

Gezien het feit dat het wegens administratieve procedures praktisch niet uitvoerbaar is om met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit aan alle buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van de divisie Havenmeester van het Havenbedrijf Rotterdam N.V. een nieuwe akte van beëdiging uit te reiken, is in artikel 8 een overgangsregeling opgenomen. Op grond van deze regeling behouden de akten en legitimatiebewijzen van de buitengewoon opsporingsambtenaren van de betreffende buitengewoon opsporingsambtenaren nog hun geldigheid tot het moment waarop zij vervallen.

Op basis van de door mij ingewonnen adviezen van de toezichthouder en de direct toezichthouder kan tot verdere verlenging van het besluit worden besloten.

De Minister van Justitie

namens deze:

P.W.C. Collard

Naar boven