Wijziging voortgezette toepassing Tijdelijke regeling eenmalige uitkering bestrijding regionale wateroverlast

Wijziging van de voortgezette toepassing van de Tijdelijke regeling eenmalige uitkering bestrijding regionale wateroverlast, in verband met invoering van het principe van ‘single information en single audit’ (Sisa)

17 januari 2008

Nr. HDJZ/WAT 2008-20

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet;

Besluit:

Artikel I

Bij de voortgezette toepassing, met ingang van 1 januari 2008, van de Tijdelijke regeling eenmalige uitkering bestrijding regionale wateroverlast1 op voordien reeds verleende uitkeringen, overeenkomstig artikel 18 van die regeling, worden de volgende wijzigingen en afwijkingen in aanmerking genomen.

A

Artikel 10 van de genoemde regeling wordt toegepast met de volgende wijzigingen:

1. In het eerste lid wordt in plaats van ‘bedraagt niet meer dan 80%, met een maximum van € 2 miljoen per jaar, van het bedrag van de verleende uitkering’ gelezen: bedraagt niet meer dan 95% van het bedrag van de verleende uitkering.

2. Het tweede lid wordt als volgt gelezen:

2. Voorschotten worden jaarlijks op aanvraag verleend en worden betaald binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

3. Het derde, vierde en vijfde lid worden niet toegepast.

B

Bij de toepassing van artikel 11, eerste lid, wordt in plaats van ‘Indien wijzigingen worden aangebracht in het projectplan of in een uitvoeringsplan’ gelezen: Indien als gevolg van vertraging dan wel anderszins wijzigingen worden aangebracht in het projectplan of in een uitvoeringsplan.

C

Indien de aanvrager van de uitkering een gemeente is, al dan niet optredend mede namens een waterschap, wordt, in afwijking van artikel 12, eerste lid, de vaststelling van de uitkering aangevraagd in het jaar na de voltooiing van de activiteiten, waarbij het tweede lid, onderdeel b, en het derde lid buiten toepassing blijven en het vierde lid van overeenkomstige toepassing is.

D

Indien de aanvrager van de uitkering een gemeente is, al dan niet optredend mede namens een waterschap, wordt geen jaarlijkse voortgangsrapportage als bedoeld in artikel 16, eerste tot en met derde lid, ingediend met betrekking tot de activiteiten in de jaren 2007 en volgende.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt, met uitzondering van artikel I, onderdeel B, terug tot en met 1 januari 2008.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, J.C. Huizinga-Heringa.

Toelichting

Algemeen

In de financiële verhouding tussen het Rijk enerzijds en provincies en gemeenten anderzijds is in 2006 een begin gemaakt met gefaseerde invoering van het principe van ‘single information en single audit’ (Sisa). Dit houdt in dat door een provincie of gemeente via één kader (dat van de provinciale onderscheidenlijk gemeentelijke jaarrekening en jaarverslag) jaarlijks informatie ten behoeve van de verantwoording over de uitvoering van specifieke uitkeringen wordt verstrekt aan het Rijk.

Via het Besluit van 4 juli 2006 (Stb. 2006, 328) houdende wijziging van het Besluit financiële verhouding 2001 en enkele andere algemene maatregelen van bestuur in verband met de invoering van Sisa is onder andere het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten gewijzigd, in die zin dat thans in artikel 58a van dat besluit is bepaald dat bij de jaarrekening van de provincies en gemeenten een bijlage wordt gevoegd met daarin de verantwoordingsinformatie over specifieke uitkeringen, op basis van per uitkeringsregeling vermelde indicatoren. Dit is nader uitgewerkt in de Regeling verantwoordingsinformatie specifieke uitkeringen. Blijkens de bijlage bij die regeling, zoals die is komen te luiden ingevolge de wijziging d.d. 10 juli 2007 (Stcrt. 139), behoort tot die specifieke uitkeringen met betrekking tot de jaarstukken over de begrotingsjaren 2007 en volgende ook de uitkering die is geregeld in de Tijdelijke regeling eenmalige uitkering bestrijding regionale wateroverlast. In die bijlage zijn voor laatstgenoemde regeling ook de indicatoren voor de verantwoordingsinformatie vermeld.

In verband met het voorgaande wordt de toepassing van de Tijdelijke regeling eenmalige uitkering bestrijding regionale wateroverlast (hierna: de Tijdelijke regeling) thans gewijzigd ten aanzien van de jaarlijkse voortgangsrapportage door gemeenten over de gesubsidieerde projecten, alsmede enkele daarmee verband houdende onderwerpen. De Tijdelijke regeling is als zodanig weliswaar op grond van artikel 18 met ingang van 1 januari 2008 vervallen, maar de wijziging is nodig omdat de afronding en administratieve afwikkeling van de projecten waarvoor reeds bijdragen zijn toegekend nog enkele jaren zal vergen. De wijziging knoopt aan bij de voortgezette toepassing vanaf genoemde datum op reeds verleende uitkeringen die is vastgelegd in genoemd artikel 18.

Inhoud van deze wijzigingsregeling

De Tijdelijke regeling richt zich zowel tot gemeenten als tot waterschappen. De thans aangebrachte wijziging ter implementatie van het Sisa-principe richt zich in eerste instantie tot gemeenten, gelet op het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Met deze wijziging wordt met ingang van de – in het jaar 2008 plaatsvindende – verantwoording over het begrotingsjaar 2007 het Sisa-principe voor deze uitkering gevolgd. Dit betekent dat de bepalingen van artikel 16 ten aanzien van de jaarlijkse voortgangsrapportage niet meer van toepassing zijn voor gemeenten. In het verlengde hiervan wordt de bevoorschottingsregeling (artikel 10) gewijzigd, zowel voor gemeenten als voor waterschappen. Ten slotte wordt ook het artikel over de subsidievaststelling (artikel 12) gewijzigd; ook hiervoor kan bij gemeenten thans de informatie uit de gemeentelijke jaarrekening worden benut.

Een en ander levert, zoals reeds aangeduid, een beperking van bestuurlijke lasten in de administratieve sfeer voor de betrokken gemeenten en waterschappen op.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A (gewijzigde toepassing artikel 10)

Het maximale voorschotpercentage wordt op het niveau van het uitvoeringsplan tot 95% van het in de verleningsbeschikking vastgelegde maximale subsidiebedrag verhoogd. In lijn hiermee wordt tevens het maximum van € 2 miljoen per jaar voor de verlening van voorschotten verlaten.

De aanvraag voor een voorschot vergt tot nog toe overlegging van financiële gegevens (declaraties) over de afgelopen periode en is in feite dus een ‘benaschotting’. De bedoelde gegevens zullen bij gemeenten in het kader van de Sisa (dus de totale jaarrekening) pas veel later beschikbaar komen dan tot nog toe, waardoor gemeenten zonder nadere voorziening lang zouden moeten wachten op voorschotten. Het past binnen de benadering van Sisa om de ontvangers van rijksbijdragen binnen bepaalde kaders meer ruimte te geven. Dat leidt bij de onderhavige regeling ertoe dat voorschotten niet meer worden uitgekeerd op basis van nacalculatie, maar op basis van aangevraagde bedragen, tot het al vermelde maximumpercentage. De minister kan hiervan echter afwijken indien een aanzienlijke vertraging in de uitvoering van een project optreedt.

De bepalingen over indiening van declaraties en ad hoc-voortgangsrapportage worden dus niet langer toegepast. Uit een oogpunt van eenvoud en beperking van administratieve lasten wordt een en ander ook voor waterschappen doorgevoerd.

Artikel I, onderdeel B (gewijzigde toepassing artikel 11)

Met het oog op de toepassing van artikel 10 is het gewenst dat de minister tijdig op de hoogte wordt gesteld van vertragingen in de uitvoering van projecten die leiden tot wijziging van een uitvoeringsplan of een projectplan. Aangezien de Sisa-systematiek daarin niet voorziet, wordt dit thans afzonderlijk verplicht gesteld.

Artikel I, onderdeel C (gewijzigde toepassing artikel 12)

Binnen het principe van Sisa past een ruimere termijn voor indiening van de aanvraag voor vaststelling voor gemeenten. De verplichting tot overlegging van een afzonderlijk financieel eindverslag vergezeld van een separate accountantsverklaring vervalt. Vaststelling vindt aldus plaats op basis van het gedurende de looptijd van het project cumulatief daaraan bestede bedrag zoals dat blijkt uit de gemeentelijke jaarrekening en een inhoudelijk eindverslag. Nader zal in overleg met het Ministerie van Binnenlandse Zaken worden bezien of door aanpassing van de in de algemene regeling over verantwoordingsinformatie genoemde indicatoren voldoende informatie op basis van die regeling kan worden verkregen, in welk geval ook de verplichting in artikel 12 tot het inzenden van een inhoudelijk eindverslag buiten toepassing zal kunnen blijven.

Artikel I, onderdeel D (gewijzigde toepassing artikel 16)

Het nieuwe verantwoordingsregime voor gemeenten wordt voor het eerst toegepast in januari 2008, bij de verantwoording over het boekjaar 2007, conform een overeenkomstige bepaling in artikel II van de in het algemeen deel van deze toelichting genoemde regeling tot wijziging van de Regeling verantwoordingsinformatie specifieke uitkeringen.

Artikel 16, vierde lid, van de Tijdelijke regeling blijft ook voor gemeenten van overeenkomstige toepassing. Dit lid voorziet in de mogelijkheid om in specifieke omstandigheden, genoemd in artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht, de uitkering in te trekken zolang die niet (overeenkomstig artikel 12) is vastgesteld, bijvoorbeeld indien de met de uitkering beoogde activiteiten niet of niet geheel blijken te hebben plaatsgevonden.

Artikel II

Door eindejaarsdrukte in 2007 is het niet gelukt onmiddellijk met ingang van 1 januari 2008 de beoogde wijzigingen in door te voeren. Aangezien bijna alle wijzigingen begunstigend van aard zijn voor de betrokken decentrale overheden, wordt met het oog op een ongestoorde verdere uitvoering van de Tijdelijke regeling aan de onderhavige wijzigingsregeling – met uitzondering van artikel I, onderdeel B – terugwerkende kracht verleend.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J.C. Huizinga-Heringa

  • 1

    Stcrt. 2004, 40.

Naar boven