Tijdelijke subsidieregeling VoortVarend Besparen

Tijdelijke regeling van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat houdende regels met betrekking tot subsidie voor de aanschaf van technische hulpmiddelen die schippers en stuurlieden in de binnenvaart helpen bij het besparen van brandstof (Tijdelijke subsidieregeling VoortVarend Besparen)

21 augustus 2008

Nr. CEND/HDJZ-2008/1055 sector SCH

Hoofddirectie juridische zaken

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 2, onderdeel c, 3 en 4 van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat;

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister: de Minister van Verkeer en Waterstaat;

b. binnenvaartonderneming: in Nederland gevestigde onderneming waarvan de hoofdactiviteiten bestaan uit het transport van goederen over binnenwateren;

c. technisch hulpmiddel: apparaat dat op een binnenvaartschip helpt bij het besparen van brandstof.

Artikel 2

Doelgroep

De Minister kan op aanvraag subsidie verstrekken aan een binnenvaartonderneming voor de aanschaf van technische hulpmiddelen.

Artikel 3

Voorwaarden

De aanvrager komt in aanmerking voor subsidie als:

a. een technisch hulpmiddel is aangeschaft, zijnde:

1°. een brandstofverbruikmeter die het actuele verbruik van de motor(en) weergeeft,

2°. een geautomatiseerd routeplanningssysteem dat schippers en stuurlieden een snelheid adviseert die leidt tot een minimaal brandstofverbruik, afhankelijk van de vaaromstandigheden en het gewenste aankomsttijdstip, of

3°. een geautomatiseerd routeplanningssysteem dat de snelheid van het schip aanpast aan de vaaromstandigheden en aan het gewenste aankomsttijdstip, leidend tot een minimaal brandstofverbruik,

b. de factuur voor de aanschaf van het technisch hulpmiddel bij de aanvraag tot subsidievaststelling niet ouder is dan twee maanden, en

c. voor het binnenvaartschip nog niet eerder subsidie op grond van deze regeling is verstrekt.

Artikel 4

Subsidiabele kosten

Als subsidiabele kosten worden in aanmerking genomen de gemaakte en betaalde kosten die rechtstreeks betrekking hebben op de aanschaf van technische hulpmiddelen.

Artikel 5

Hoogte subsidie

1. De subsidie bedraagt maximaal 25 procent van de subsidiabele kosten met een maximum van:

a. € 1.250 voor een technisch hulpmiddel als bedoeld in artikel 3, onderdeel a, onder 1°;

b. € 2.000 voor een technisch hulpmiddel als bedoeld in artikel 3, onderdeel a, onder 2°;

c. € 3.000 voor een technisch hulpmiddel als bedoeld in artikel 3, onderdeel a, onder 3°.

2. Als voor de aanschaf van het technisch hulpmiddel of een deel daarvan al eerder subsidie door een ander bestuursorgaan is verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat de som van de subsidies niet groter is dan het bedrag dat op grond van deze regeling kan worden verstrekt.

Artikel 6

Subsidieplafond

Het subsidieplafond bedraagt € 250.000.

Artikel 7

Subsidievaststelling

1. De binnenvaartonderneming dient uiterlijk 31 oktober 2008, 17.00 uur, een aanvraag voor subsidievaststelling in bij SenterNovem met gebruikmaking van het door SenterNovem ter beschikking gestelde aanvraagformulier, dat wordt vergezeld van een de-minimisverklaring als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Europese Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 379) en de andere in het aanvraagformulier bedoelde bescheiden.

2. Bij de subsidievaststelling wordt beslist in volgorde van ontvangst van de aanvragen, met inachtneming van het derde lid, met dien verstande dat, wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvulling compleet is ontvangen, als datum van ontvangst van de aanvraag geldt.

3. Voor zover door de vaststelling van subsidie voor aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond, genoemd in artikel 6, wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen bepaald door middel van loting.

Artikel 8

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2009, met dien verstande dat deze regeling van toepassing blijft op vóór deze datum aangevraagde of verstrekte subsidie.

Artikel 9

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling VoortVarend Besparen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, J.C. Huizinga-Heringa.

Toelichting

Algemeen

De Tijdelijke subsidieregeling VoortVarend Besparen is bedoeld als stimulans voor de aanschaf van technische hulpmiddelen die schippers en stuurlieden in de binnenvaart helpen bij het besparen van brandstof.

Bij een aanvraag tot subsidievaststelling worden de desbetreffende bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat in acht genomen. Op grond van deze wetten zijn een aantal bepalingen rechtstreeks van toepassing.

Beleidsmatige overwegingen

Door de strategische ligging van Nederland vervult de binnenvaart een belangrijke logistieke functie voor zowel Nederland als het Europese achterland. De binnenvaart verzorgt 30 procent van de goederenstroom vanuit de zeehavens naar het Europese achterland; dit is ruim 328 miljoen ton. Daarnaast verzorgt de binnenvaart een belangrijk deel van het binnenlands transport. Daarmee is de binnenvaart voor Nederland onmisbaar voor de aan- en afvoer van goederen. Uit onderzoek is gebleken dat de binnenvaart in staat moet worden geacht om een aanzienlijk deel in de nog te verwachten groei van het goederentransport op te vangen. Op de vaarwegen is immers, in vergelijking met de wegen, nog voldoende capaciteit. Deze groei moet echter niet leiden tot een evenredige groei van de CO2-emissie van de binnenvaart. Om deze groei te beperken is het programma VoortVarend Besparen opgesteld. Dit programma richt zich op het gedrag van binnenvaartschippers en heeft tot doel om door middel van gedragsverandering 5 procent besparing op het brandstofgebruik door de binnenvaart te bewerkstelligen. Het programma VoortVarend Besparen is opgenomen in het in november 2006 gesloten convenant tussen de Staatssecretaris en vier branchepartijen in de binnenvaart. SenterNovem is daarbij aangewezen als uitvoeringsorganisatie.

EG-staatssteunregelgeving

Op grond van artikel 87 en 88 van het EG-verdrag en diverse verordeningen, communautaire kaderregelingen en richtsnoeren van de Commissie van de Europese Gemeenschappen gelden er beperkingen op de subsidies die ondernemingen van overheidswege mogen ontvangen. Bij het verlenen van subsidies in het kader van deze regeling moet rekening gehouden worden met de Europeesrechtelijke kaders inzake staatssteun. Op basis van het Europees recht worden, ter voorkoming van oneerlijke concurrentie, grenzen gesteld aan de maximaal te verlenen steun aan ondernemingen. Worden deze grenzen overschreden dan is er mogelijk sprake van ongeoorloofde staatssteun. Het begrip ‘onderneming’ wordt in het EG-recht ruim opgevat. In de jurisprudentie van het Europese Hof is het begrip ‘onderneming’ als volgt omschreven: ‘iedere eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd’. Onder een ‘economische activiteit’ wordt verstaan: ‘het aanbieden van goederen of diensten op de markt.’ ‘Ongeacht haar rechtsvorm’ houdt in dat bijvoorbeeld ook stichtingen ‘ondernemingen’ in de zin van het EG-recht kunnen zijn. Het feit dat het om een eenheid zonder winstoogmerk gaat, vormt geen garantie dat het niet om een ‘onderneming’ in de zin van het EG-recht gaat. Onder bepaalde omstandigheden en onder strikte voorwaarden is staatssteun toegestaan.

Voor de toepassing van deze regeling is de de-minimisverordening van de Europese Commissie1 van belang. Deze verordening maakt het mogelijk dat ondernemingen in de zin van artikel 87 van het EG-Verdrag voor steun op grond van deze regeling in aanmerking komen (de zogenaamde de-minimis-steun), indien zij voor een periode van drie belastingjaren niet meer aan de-minimissteun hebben ontvangen dan € 200.000 (artikel 3, eerste lid, de-minimisverordening). Geen recht op subsidie bestaat daarom indien de onderneming in het belastingjaar waarin de gevraagde subsidie wordt verleend evenals de twee voorgaande belastingjaren al eerder de-minimissteun heeft ontvangen (ongeacht het doel van de steun), en het totale bedrag van de-minimissteun over deze periode meer dan het genoemde plafond van € 200.000 bedraagt. Eveneens bestaat geen recht op subsidie indien de onderneming ten aanzien van dezelfde kosten die in aanmerking komen voor de huidige de-minimissteun, al staatssteun heeft ontvangen op basis van een groepsvrijstellingsverordening of een besluit van de Europese Commissie waardoor het op basis daarvan toegestane maximum door de gevraagde subsidie zou worden overschreden (artikel 3, vijfde lid, de-minimisverordening). Om bij de behandeling van de aanvraag te kunnen beoordelen of aan de genoemde voorwaarden is voldaan, is het noodzakelijk dat de onderneming een verklaring overlegt alvorens de subsidie wordt verleend. Artikel 7, eerste lid, bepaalt daarom dat de subsidieaanvraag van een de-minimis verklaring voorzien wordt.

Administratieve lasten

Op basis van het standaardkostenmodel is een berekening gemaakt van de administratieve lasten die voortvloeien uit de toepassing van deze regeling. De tijd benodigd voor het invullen van het subsidievaststellingsformulier is 0,5 uur. Het uurtarief van de aanvrager is € 70. Het verwachte aantal aanvragen waarover het beschikbare budget verdeeld wordt is 830. Het totaalbedrag administratieve lasten komt hiermee op € 29.050. Uit deze berekening blijkt dat het totale percentage administratieve lasten ten opzichte van het totale subsidiebedrag circa 2,25 procent bedraagt. Een concept van deze regeling is ter toetsing aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) voorgelegd. Bij brief heeft de voorzitter van Actal meegedeeld dat de regeling niet voor een advies is geselecteerd vanwege de door Actal gehanteerde selectiecriteria.

Artikelsgewijs

Artikel 3 (Voorwaarden)

In artikel 3, onderdeel a, wordt een nadere omschrijving gegeven van de technische hulpmiddelen die voor subsidie in aanmerking komen. Uit eerdere projecten is gebleken dat de aanwezigheid van een brandstofverbruiksmeter of een geautomatiseerd systeem dat de schippers en stuurlieden aanwijzingen geeft over de te varen snelheid, dan wel een systeem dat de snelheid van het schip automatisch aanpast aan de vaaromstandigheden, zoals waterdiepte, stroomsnelheid en aan het gewenste aankomsttijdstip, een grote besparing op het brandstofgebruik kan realiseren. De aanschaf van dergelijke systemen zal een bijdrage leveren aan het realiseren van de doelstelling van het programma VoortVarend Besparen: 5 procent besparing op brandstof over de totale binnenvaart. De hele binnenvaartsector verbruikte in 2006 ongeveer 630 miljoen liter brandstof.2 Bij het realiseren van de doelstelling wordt dus 31,5 miljoen liter brandstof bespaard, wat overeenkomt met 83,8 kton CO2.

Uit artikel 3, onderdeel b, volgt dat alleen subsidie wordt verstrekt over recent aangeschafte technische hulpmiddelen.

De aanvraag tot subsidievaststelling wordt afgewezen als niet wordt voldaan aan de voorwaarden.

Artikel 4 (Subsidiabele kosten)

In artikel 4, eerste lid, is aangegeven welke kosten voor subsidie in aanmerking komen. Het betreft enkel de aanschafkosten van de apparatuur. Kosten voor de installatie komen volledig voor rekening van de eigenaar van het schip, omdat de gehele investering zich door de bereikte brandstofbesparing in redelijk korte tijd terugverdient.

Artikel 5 (Hoogte subsidie)

Tweede lid: als bij andere bestuursorganen een subsidieaanvraag voor hetzelfde technische hulpmiddel is ingediend en een zodanige cumulatie van subsidie ontstaat dat daardoor het totale verkregen subsidiebedrag het maximaal toe te kennen bedrag op basis van deze regeling overschrijdt, dan worden alle subsidiebijdragen ten behoeve van de aanschafkosten of een deel daarvan, in mindering gebracht op het subsidiebedrag dat op grond van deze regeling kan worden verstrekt.

Artikel 7 (Subsidievaststelling)

De uitvoering van deze regeling is gemandateerd aan SenterNovem.

Aanvragen worden behandeld in volgorde van binnenkomst op basis van de ontvangstdatum van de complete aanvraag. Als het subsidieplafond door toewijzing van de subsidieaanvragen met dezelfde datum van ontvangst zou worden overschreden, dan komt de onderlinge rangschikking tot stand door middel van loting van de aanvragen van de desbetreffende dag. Loting vindt plaats in het bijzijn van minimaal een lid van de juridische staf van SenterNovem. Na rangschikking zal de aanvraag worden getoetst aan de voorwaarden van deze regeling. Mocht blijken dat de aanvraag niet voldoet aan deze regeling, dan komt de aanvraag die de volgende is in de rangorde aan de beurt. Bij elke aanvraag tot subsidievaststelling kan SenterNovem extern advies inwinnen.

Op de aanvraag is de termijn van de artikelen 4:13 en 4:14 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing: de Minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen acht weken na ontvangst van de subsidieaanvraag, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is en de aanvrager hiervan in kennis wordt gesteld met vermelding van een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

De tekst van het subsidieprogramma, het aanvraagformulier en de de-minimisverklaring zijn verkrijgbaar bij:

SenterNovem, het secretariaat VoortVarend Besparen,

Juliana van Stolberglaan 3, 2595 CA Den Haag,

Postbus 93144, 2509 AC Den Haag

of via www.voortvarendbesparen.nl

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J.C. Huizinga-Heringa

Naar boven