Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2008, 167 pagina 23 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2008, 167 pagina 23 | Besluiten van algemene strekking |
Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 25 augustus 2008, nr. AV/PB/2008/23900, tot wijziging van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met invoering van het toeslagenlabel
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op artikel 48, vierde lid, van de Pensioenwet, artikel 59, vierde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling en artikel 22, vierde lid, van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen;
Besluit:
De Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4 komt te luiden:
1. De kwalitatieve en beeldende maatstaf waarin de informatie over toeslagverlening wordt uitgedrukt als bedoeld in artikel 48, tweede lid, van de Pensioenwet of artikel 59, tweede lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling is het toeslagenlabel.
2. In het toeslagenlabel worden de verwachtingen ten aanzien van de toekomstige toeslagverlening, bedoeld in artikel 48, derde lid, van de Pensioenwet of artikel 59, derde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling weergegeven als volgt:
a. de verwachte toeslagverlening in de komende 15 jaar; en
b. de toeslagverlening in een pessimistisch scenario in de komende 15 jaar.
3. De berekening van de verwachtingen ten aanzien van de toekomstige toeslagverlening, bedoeld in het tweede lid, wordt door fondsen uitgevoerd in een continuïteitsanalyse en door verzekeraars met het rekeninstrument voor verzekeraars, bedoeld in artikel 4b.
4. De verwachte toeslagverlening, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, wordt bepaald als de verwachtingswaarde van de verdeling van uitkomsten op basis van het pensioenresultaat. De toeslagverlening in een pessimistisch scenario, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt bepaald als het 5%-risicopercentiel van de verdeling van uitkomsten op basis van het pensioenresultaat.
5. Het pensioenresultaat, bedoeld in het vierde lid, wordt gedefinieerd als: 1 plus de cumulatieve toeslagverlening in de komende 15 jaar gedeeld door 1 plus de cumulatieve groeivoet van het prijsindexcijfer in de komende 15 jaar en vermenigvuldigd met 100%.
6. De cumulatieve groeivoet van het prijsindexcijfer, bedoeld in het vijfde lid, wordt berekend op basis van de minimale verwachtingswaarde voor de groeivoet van het prijsindexcijfer, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Regeling parameters pensioenfondsen.
7. De verwachte toeslagverlening en de toeslagverlening in een pessimistisch scenario, bedoeld in het tweede lid, worden beiden afgezet tegen de cumulatieve groeivoet van het prijsindexcijfer en ingedeeld in een categorie. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de volgende categorieën:
a. categorie 1: de toeslagverlening bedraagt ten minste 110%;
b. categorie 2: de toeslagverlening bedraagt minder dan 110% maar ten minste 97%;
c. categorie 3: de toeslagverlening bedraagt minder dan 97% maar ten minste 90%;
d. categorie 4: de toeslagverlening bedraagt minder dan 90% maar ten minste 80%; en
e. categorie 5: de toeslagverlening bedraagt minder dan 80%.
8. Indien toeslagcategorie A of B van de toeslagenmatrix, bedoeld in artikel 6, van toepassing is kan, in afwijking van het derde lid, afgezien worden van berekening van de verwachtingen ten aanzien van toekomstige toeslagverlening, bedoeld in het tweede lid. De verwachte toeslagverlening en de toeslagverlening in een pessimistisch scenario, bedoeld in het tweede lid, worden in die situatie ingedeeld in categorie 5 als bedoeld in het zevende lid.
9. Het toeslagenlabel wordt geactualiseerd:
a. door fondsen:
1°. bij iedere continuïteitsanalyse die plaatsvindt op grond van artikel 22 van het Besluit financieel toetsingkader pensioenfondsen en die plaatsvindt bij iedere ingrijpende wijziging van de pensioenregeling die gevolgen heeft voor het toeslagbeleid; en
2°. indien de dichtst bij de feitelijke dekkingsgraad op 31 december van enig jaar gelegen fictieve dekkingsgraad een andere is dan de dichtst bij de feitelijke dekkingsgraad op 31 december van het voorgaande jaar gelegen fictieve dekkingsgraad; en
b. door verzekeraars:
1°. iedere 3 jaar; en
2°. bij iedere ingrijpende wijziging van de pensioenregeling die gevolgen heeft voor het toeslagbeleid.
B
Na artikel 4 worden 4 artikelen ingevoegd, luidende:
Fictieve dekkingsgraden continuïteitsanalyse
1. In de continuïteitsanalyse berekenen fondsen de verwachte toeslagverlening en de toeslagverlening in een pessimistisch scenario, bedoeld in artikel 4, tweede lid, vanuit de actuele dekkingsgraad en vanuit fictieve dekkingsgraden met stappen van 5 procentpunt vanaf het minimaal vereist eigen vermogen tot de dekkingsgraad waarbij de toeslagen volledig afgefinancierd zijn.
2. Indien de laatste stap tot aan de dekkingsgraad waarbij de toeslagen volledig afgefinancierd zijn geen 5 procentpunt bedraagt, wordt de omvang van deze stap op de feitelijke afstand vastgesteld.
1. Verzekeraars berekenen de verwachte toeslagverlening en de toeslagverlening in een pessimistisch scenario, bedoeld in artikel 4, tweede lid, met het rekeninstrument voor verzekeraars. Dit rekeninstrument is door verzekeraars op te vragen bij het Verbond van Verzekeraars.
2. Voor wijziging van het, in het eerste lid bedoelde rekeninstrument, is instemming van De Nederlandsche Bank en Onze Minister vereist.
1. Indien sprake is van verschillend toeslagbeleid voor verschillende pensioensoorten wordt in de informatieverstrekking aan de deelnemer of gewezen deelnemer het toeslagenlabel opgenomen dat betrekking heeft op het ouderdomspensioen.
2. Indien een pensioenregeling meerdere toeslagenregelingen kent wordt in de informatieverstrekking het toeslagenlabel opgenomen dat betrekking heeft op het basisdeel van de pensioenregeling. In dat geval wordt in de informatieverstrekking aan de deelnemer naast het toeslagenlabel de volgende, in te vullen, tekst opgenomen:
U hebt een loon dat hoger is dan €…. Het pensioen dat u opbouwt over het deel boven €… wordt <niet/minder/anders> aangepast aan de stijging van de prijzen. (als minder of anders: Dat deel van het pensioen wordt <wijze van indexatie>’). Dit ziet u niet terug in het plaatje.
In de informatieverstrekking aan de gewezen deelnemer en pensioengerechtigde wordt naast het toeslagenlabel de volgende, in te vullen, tekst opgenomen:
Het pensioen dat u hebt opgebouwd in aanvulling op het basisdeel van de pensioenregeling wordt <niet/minder/anders> aangepast aan de stijging van de prijzen. (als minder of anders: Dat deel van het pensioen wordt <wijze van indexatie>). Dit ziet u niet terug in het plaatje.
3. Indien een pensioenregeling een verschillend toeslagbeleid kent voor deelnemers enerzijds en gewezen deelnemers en pensioengerechtigden anderzijds wordt in de informatieverstrekking aan de deelnemer naast het toeslagenlabel de volgende, in te vullen, tekst opgenomen:
Uw pensioen wordt op een andere manier aangepast aan de stijging van de prijzen, als u niet meer meedoet aan deze pensioenregeling of als u al pensioen krijgt. Uw opgebouwde pensioen wordt dan <wijze van indexatie>. Dit ziet u niet terug in het plaatje.
4. In de omstandigheden, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, wordt in de informatieverstrekking aan de deelnemer, gewezen deelnemer of pensioengerechtigde vermeld dat deze op verzoek het niet in deze informatieverstrekking opgenomen toeslagenlabel kan ontvangen.
5. Indien in de informatieverstrekking aan de deelnemer, gewezen deelnemer of pensioengerechtigde geen toeslagenlabel wordt opgenomen, wordt op de plaats van het toeslagenlabel een tekst opgenomen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de toepasselijke tekst in bijlage 1b.
6. De Autoriteit Financiële Markten kan in bijzondere gevallen toestemming verlenen voor afwijking van de teksten in het tweede en derde lid en bijlage 1b.
1. Pensioenuitvoerders maken gebruik van de toeslagenlabels die beschikbaar worden gesteld op www.afm.nl.
2. In het uniform pensioenoverzicht, bedoeld in artikel 38, tweede lid, van de Pensioenwet en artikel 49, tweede lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, wordt het toeslagenlabel opgenomen in het cijfermatig deel, in het onderdeel ‘Houdt uw pensioen zijn waarde?’.
C
Na artikel 31 wordt in paragraaf 2 van hoofdstuk 3 een artikel ingevoegd, luidende:
Tijdelijk rekeninstrument fondsen
Indien artikel 36 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen van toepassing is gebruikt het fonds jaarlijks, in afwijking van artikel 4, derde lid, een tijdelijk rekeninstrument voor de berekening van de verwachtingen ten aanzien van de toekomstige toeslagverlening, bedoeld in artikel 4, tweede lid. Dit tijdelijk rekeninstrument wordt beschikbaar gesteld via www.toezicht.dnb.nl.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.
Deze regeling zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.
soort deelnemer / soort regeling | |||
---|---|---|---|
Deelnemer | Gewezen deelnemer | Pensioengerechtigde | |
Uitkeringsovereenkomsten | |||
Eindloonregeling | Tekst in plaats van label: Kunt u met uw pensioen in de toekomst nog evenveel kopen? Zolang u werkt, bouwt u ieder jaar pensioen op. Dit noemen we het opgebouwde pensioen. Uw opgebouwde pensioen groeit mee met de stijging van uw loon. Hoeveel pensioen u krijgt als u stopt met werken, wordt dus helemaal gebaseerd op het loon dat u vlak daarvoor heeft ontvangen. | Label | Label |
(Voorwaardelijk) geïndexeerde middelloonregeling | Label | Label | Label |
Middelloonregeling zonder toeslagverlening in de opbouwfase | Tekst in plaats van label: Kunt u met uw pensioen in de toekomst nog evenveel kopen? Zolang u werkt, bouwt u ieder jaar pensioen op. Dit noemen we het opgebouwde pensioen. Zolang u werkt, groeit uw opgebouwde pensioen niet mee met de stijging van de prijzen. Hoeveel pensioen u krijgt als u stopt met werken, wordt gebaseerd op het gemiddelde van het loon dat u hebt verdiend. | Label | Label |
Vastebedragenregeling | Label | Label | Label |
Kapitaalovereenkomsten | |||
Tekst in plaats van label: Kunt u met uw pensioen in de toekomst nog evenveel kopen? Dat is niet zeker. Hoe hoog uw pensioen straks is, hangt vooral af van: – de afspraak die u hebt over hoeveel kapitaal er voor uw pensioen is, en – hoeveel pensioen u met dat kapitaal kunt kopen. | Tekst in plaats van label: Kunt u met uw pensioen in de toekomst nog evenveel kopen? Dat is niet zeker. Hoe hoog uw pensioen straks is, hangt vooral af van: – de afspraak die u hebt over hoeveel kapitaal er voor uw pensioen is, en – hoeveel pensioen u met dat kapitaal kunt kopen. | Tekst in plaats van label: Kunt u met uw pensioen in de toekomst nog evenveel kopen? Alleen als u dat zelf geregeld heeft. Uw <werkgever/pensioenfonds> heeft namelijk niets geregeld om uw pensioen aan te passen aan het stijgen van de prijzen. | |
Premieovereenkomsten | |||
Regeling voorziet in onmiddellijke aankoop van pensioenaanspraak die verhoogd kan worden met toeslagen | Label | Label | Label |
Regeling voorziet in aankoop van kapitaal | Tekst in plaats van label: Kunt u met uw pensioen in de toekomst nog evenveel kopen? Die vraag kunnen we niet beantwoorden. Hoe hoog uw pensioen straks is, weten we nog niet. Hoeveel pensioen u krijgt, hangt namelijk vooral af van: – hoeveel pensioenpremie is betaald; – hoeveel kapitaal <en winst> er is; – hoeveel pensioen u met dat kapitaal kunt kopen. | Tekst in plaats van label: Kunt u met uw pensioen in de toekomst nog evenveel kopen? Die vraag kunnen we niet beantwoorden. Hoe hoog uw pensioen straks is, weten we nog niet. Hoeveel pensioen u krijgt, hangt namelijk vooral af van: – hoeveel pensioenpremie is betaald; – hoeveel kapitaal <en winst> er is; – hoeveel pensioen u met dat kapitaal kunt kopen. | Tekst in plaats van label: Kunt u met uw pensioen in de toekomst nog evenveel kopen? Alleen als u dat zelf geregeld heeft. Uw <werkgever/pensioenfonds> heeft namelijk niets geregeld om uw pensioen aan te passen aan het stijgen van de prijzen. |
Regeling voorziet in belegging | Tekst in plaats van label: Kunt u met uw pensioen in de toekomst nog evenveel kopen? Die vraag kunnen we niet beantwoorden. Hoe hoog uw pensioen straks is, weten we nog niet. Hoeveel pensioen u krijgt, hangt namelijk vooral af van: – hoeveel pensioenpremie is betaald; – hoeveel kapitaal er is na het beleggen van de pensioenpremies; – hoeveel pensioen u met dat kapitaal kunt kopen. | Tekst in plaats van label: Kunt u met uw pensioen in de toekomst nog evenveel kopen? Die vraag kunnen we niet beantwoorden. Hoe hoog uw pensioen straks is, weten we nog niet. Hoeveel pensioen u krijgt, hangt namelijk vooral af van: – hoeveel pensioenpremie is betaald; – hoeveel kapitaal er is na het beleggen van de pensioenpremies; – hoeveel pensioen u met dat kapitaal kunt kopen. | Tekst in plaats van label: Kunt u met uw pensioen in de toekomst nog evenveel kopen? Alleen als u dat zelf geregeld heeft. Uw <werkgever/pensioenfonds> heeft namelijk niets geregeld om uw pensioen aan te passen aan het stijgen van de prijzen. |
In artikel 48, tweede en derde lid, van de Pensioenwet (verder ‘Pw’) en artikel 59, tweede en derde lid van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (verder ‘Wvb’) is bepaald dat informatie over de toeslagverlening in ieder geval moet plaatsvinden via een kwalitatieve en beeldende maatstaf, die de verwachtingen ten aanzien van toekomstige toeslagverlening afzet tegen de prijsstijging.
Deze bepaling is bij amendement (Kamerstukken II 2006/07, 30 413, nr. 83) aan de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling toegevoegd. Getuige de toelichting heeft het amendement tot doel ‘bij wet vast te leggen dat de informatieverstrekking aan de (potentiële) deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden over de toeslagverlening eerlijk, toegankelijk en begrijpelijk is’.
Toeslagverlening is een belangrijk onderdeel van de pensioenregeling. De hoogte van de toeslagverlening bepaalt immers in welke mate de opgebouwde pensioenaanspraken en de pensioenuitkering worden aangepast aan de prijsontwikkeling.
Het belang van toeslagverlening is verder toegenomen nu het aandeel van voorwaardelijke geïndexeerde middelloonregelingen ver de overhand heeft boven eindloonregelingen.
In overleg met experts van individuele pensioenuitvoerders en met communicatiedeskundigen en een designbureau is ‘een kwalitatieve en beeldende maatstaf’ ontwikkeld, het toeslagenlabel:
– die ‘deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden inzicht geeft in de mate en zekerheid waarmee hun pensioenregeling inflatiebestendig is’, en
– welke ‘gebaseerd is op de continuïteitsanalyse’.
Deze invulling volgt uit (de toelichting bij) het bovengenoemde amendement.
Het eerdere conceptlabel (met bootjes) is zowel kwalitatief als kwantitatief getest. Uit die kwantitatieve test bleek dat het ondanks een beeldende maatstaf toeslagverlening voor mensen nog steeds een moeilijk te begrijpen onderwerp is.
Dit onderzoeksresultaat was voor een aantal organisaties van pensioenuitvoerders vervolgens aanleiding om alsnog met een alternatief te komen.
Het alternatief is ook kwantitatief getest in verschillende varianten en uit die test is gebleken dat het alternatieve label met muntjes beter begrepen werd dan het label met bootjes.
Omdat ook het alternatieve label volledig voldoet aan de bedoeling van het amendement en aan de uitgangspunten voor een ontwerp van het label, wordt via deze regeling het alternatieve label met muntjes ingevoerd.
De ontwikkelde maatstaf wordt in deze regeling ‘het toeslagenlabel’ genoemd.
Uitgangspunten bij het ontwerp zijn:
– Voldoen aan de wettelijke eisen (verwachte toeslagverlening volgt uit de continuïteitsanalyse, moet worden afgezet tegen de prijsstijgingen en zowel verwachting ten aanzien van de toeslagverlening als de zekerheid daarvan wordt weergeven in de beeldende maatstaf).
– Onderscheidendheid van het label.
– Een duidelijk communicatiemiddel.
Tussen deze uitgangspunten is een balans gezocht. Dit heeft geleid tot het volgende toeslagenlabel (hier weergegeven voor één mogelijke situatie):
Deze afbeelding in alle verschillende varianten zal in alle varianten op de website van de Autoriteit Financiële Markten te vinden zijn.
Het toeslagenlabel moet worden gecommuniceerd op alle momenten waarop op grond van de artikelen 21 en 38 tot en met 45 van de Pw en de artikelen 48 tot en met 56 van de Wvb informatie over de toeslagverlening moet worden verstrekt.
2. Technische aspecten van het toeslagenlabel
De verschillende onderdelen in het label
– De cumulatieve groeivoet van het prijsindexcijfer, afgebeeld via de vier muntjes aan de linkerkant in de zwarte kolom, is voor beide dimensies het referentiepunt. Dit is de cumulatieve minimale verwachtingswaarde voor de groeivoet van het prijsindexcijfer van 2%, zoals bepaald in artikel 1, onderdeel a, van de Regeling parameters pensioenfondsen. Mogelijk zal dit percentage in de Regeling parameters pensioenfondsen in de toekomst eens worden gewijzigd. De onderhavige regeling voorziet erin dat het eventuele nieuwe percentage dan ook voor het vaststellen van het toeslagenlabel moet worden gehanteerd.
– De middelste stapel muntjes in de afbeelding geeft aan wat de toeslagverlening is zoals die in de komende 15 jaar verwacht kan worden op basis van een continuïteitsanalyse (artikel 22 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen), het tijdelijke rekeninstrument voor de fondsen of het rekeninstrument voor verzekeraars. Het gaat daarbij om de verwachtingswaarde van de uitkomsten van alle mogelijke scenario´s die in de continuïteitsanalyse, respectievelijk het rekeninstrument, worden doorgerekend.
– Als het economisch tegenzit, door bijvoorbeeld een hoge inflatie of tegenvallende rendementen, is er mogelijk minder ruimte voor de toeslagverlening (bijvoorbeeld door lagere dekkingsgraden bij fondsen). De muntjes in de rechterkant van de afbeelding tonen de toeslagverlening in een pessimistisch scenario, en maken daarmee duidelijk welk risico verbonden is aan de verwachtingen ten aanzien van de toekomstige toeslagverlening. Het geeft een beeld van de onzekerheid die samenhangt met de verwachte toeslagverlening.
Het toeslagenlabel kent voor zowel de verwachting als het risico vijf verschillende standen, dat wil zeggen vijf categorieën. Deze categorieën worden afgezet tegen de stijging van de prijzen in de komende 15 jaar.
Zowel de verwachte toeslagverlening als de toeslagverlening in een pessimistisch scenario worden berekend op basis van het pensioenresultaat.
Het pensioenresultaat wordt gedefinieerd als:
Feitelijk geeft het pensioenresultaat in een percentage weer welk deel van de huidige koopkracht over 15 jaar nog aanwezig is in het pensioen dat dan is opgebouwd of wordt uitgekeerd, uitgaande van de verwachte toeslagverlening afgezet tegen de veronderstelde groeivoet van het prijsindexcijfer.
De verwachte toeslagverlening wordt bepaald als de verwachtingswaarde van de verdeling van uitkomsten op basis van het pensioenresultaat (d.i. de waarde die deze stochastische variabele ‘gemiddeld genomen’ zal aannemen).
De toeslagverlening in een pessimistisch scenario wordt bepaald als het 5%-risicopercentiel van de verdeling van uitkomsten op basis van het pensioenresultaat.
De in deze regeling opgenomen categorie-indeling is tot stand gekomen op basis van berekeningen over de hoogte van de verwachte toeslagverlening en de toeslagverlening onder minder gunstige omstandigheden (5% en 10% percentiel), zoals pensioenuitvoerders die vóór 1 april 2008 moesten aanleveren bij De Nederlandsche Bank NV (DNB). Op deze wijze kon een zorgvuldige categorie-indeling worden gemaakt, waardoor het label voldoende onderscheidend is. Immers, als alle toeslagverleningen van de verschillende pensioenregelingen in dezelfde categorie zouden vallen, dan geeft het label geen inzicht in de kwaliteit van de toeslagverlening in een bepaalde pensioenregeling ten opzichte van andere pensioenregelingen. Evenmin wordt dan duidelijk dat er aan de verwachting voor de toeslagverlening risico’s verbonden zijn.
De percentages van de categorieën geven, populair gezegd, de verwachte stijging van de pensioenen weer ten opzichte van de verwachte stijging van de prijzen:
– Vijf muntjes, de hoogste categorie, is voor de pensioenregelingen waarin de verwachte toeslagverlening in de komende 15 jaar meer dan 110% van de cumulatieve verwachte prijsstijging zal bedragen;
– Vier muntjes is aan de orde wanneer de verwachte toeslagverlening van een pensioenregeling minder dan 110% maar ten minste 97% van de cumulatieve verwachte prijsstijging bedraagt;
– De verwachte toeslagverlening van een pensioenregeling krijgt drie muntjes wanneer deze minder dan 97% maar ten minste 90% van de cumulatieve verwachte prijsstijging bedraagt;
– Bij twee muntjes is dat minder dan 90% maar ten minste 80% van de cumulatieve verwachte prijsstijging, en
– Eén muntje, de laagste categorie, geeft aan dat de verwachte toeslagverlening in de komende 15 jaar minder dan 80% van de cumulatieve verwachte prijsstijging zal bedragen.
Ter vergelijking: als er 15 jaar geen toeslag wordt verleend, dan bedraagt het pensioenresultaat circa 74% bij een inflatie van 2%. De koopkracht van het pensioen is in dat geval dus met ongeveer een kwart gedaald.
In zowel de continuïteitsanalyse, het tijdelijke rekeninstrument voor fondsen, als het rekeninstrument voor verzekeraars wordt voor het pessimistische scenario gerekend met als risicomaat het 5%-percentiel van alle uitkomsten. Dit houdt in: de uitkomst waarvan op voorhand met 95% zekerheid, gegeven alle aannames, kan worden gesteld dat de werkelijke uitkomst hier boven zal liggen.
Er is gekozen voor 5% omdat dit, zoals bleek in de eerder genoemde berekeningen, het meest onderscheidende label oplevert.
Bovendien sluit dit aan op de in de tot 1 januari 2009 van kracht zijnde Toeslagenmatrix (Staatscourant 2007, 246, pag. 32) opgenomen verplichting om deelnemers te informeren over het feit dat ‘de verhoging per jaar kan verschillen, maar dat de deelnemer bijna altijd x% ontvangt’. Die x% is ook gekoppeld aan de risicomaat van het 5%-percentiel.
De pensioenuitvoerder stelt zelf het juiste toeslagenlabel (de juiste hoeveelheid muntjes voor zowel de verwachting in de normale situatie als de verwachting in een pessimistisch scenario) vast. Een fonds (een ondernemings-, bedrijfstak- of beroepspensioenfonds) maakt daarvoor gebruik van de continuïteitsanalyse bedoeld in artikel 22, van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen. Fondsen die nog geen continuïteitsanalyse hebben uitgevoerd, kunnen gebruik maken van het tijdelijke rekeninstrument, dat beschikbaar gesteld wordt via www.toezicht.dnb.nl.
Rekeninstrument voor verzekeraars
Indien de pensioenregeling wordt uitgevoerd door een verzekeraar, wordt voor de selectie van de juiste categorieën in het label gebruik gemaakt van het rekeninstrument voor verzekeraars. Dit instrument is door verzekeraars op te vragen bij het Verbond van Verzekeraars.
Het rekeninstrument voor verzekeraars mag ook worden gebruikt als een pensioenregeling wordt uitgevoerd door een fonds als dat fonds volledig herverzekerd is bij een verzekeraar.
In tegenstelling tot het rekeninstrument voor fondsen (tijdelijk, omdat alle fondsen een stochastische continuïteitsanalyse moeten gaan uitvoeren), heeft het rekeninstrument voor verzekeraars een permanent karakter.
Het in opdracht van de verzekeraars ontwikkelde instrument, zoals dat in februari 2008 is geoperationaliseerd, kan alleen worden gewijzigd na instemming met de wijziging door DNB en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Actualiseren van het toeslagenlabel: fondsen
Op grond van het Besluit Financieel toetsingkader pensioenfondsen moeten fondsen ten minste iedere 3 jaar een nieuwe continuïteitsanalyse uitvoeren, en tussentijds als er naar de mening van DNB sprake is van aanzienlijke wijzigingen in de huidige of verwachte financiële positie van het fonds.
Aangezien het bepalen van de juiste categorie in het toeslagenlabel voor fondsen gekoppeld is aan de continuïteitsanalyse, betekent dit dat ten minste iedere 3 jaar het label moet worden geactualiseerd aan de hand van de uitgevoerde continuïteitsanalyse.
Het vaststellen van het label aan de hand van de ten minste driejaarlijkse continuïteitsanalyse zou er toe kunnen leiden dat er maximaal bijna drie jaar zit tussen het moment van vaststelling van het label door het ene fonds ten opzichte van een ander fonds, omdat de ten minste driejaarlijkse continuïteitsanalyse niet noodzakelijk door alle fondsen in dezelfde jaren wordt uitgevoerd.
In drie jaar kunnen er grote wijzigingen optreden in de financiële wereld, waarin de fondsen zich bevinden. Bijvoorbeeld lagere of hogere beurskoersen (en daarmee mogelijk lagere dekkingsgraden) zullen een effect hebben op het label.
Daarom wordt in deze regeling bepaald dat alle fondsen jaarlijks moeten beoordelen of hun toeslagenlabel(s) moet(en) worden geactualiseerd. Een jaarlijkse beoordeling door alle fondsen verbetert de vergelijkbaarheid van het toeslagenlabel van de verschillende fondsen.
Om deze jaarlijkse beoordeling mogelijk te maken zonder een jaarlijkse continuïteitsanalyse, moet in de ten minste driejaarlijkse continuïteitsanalyse – voor zover die door fondsen ten behoeve van het toeslagenlabel wordt uitgevoerd – niet alleen worden uitgegaan van de feitelijke dekkingsgraad.
In de continuïteitsanalyse moet ten behoeve van de vaststelling van het toeslagenlabel ook vanuit een aantal fictieve dekkingsgraden worden gerekend. Het gaat daarbij om stappen van 5 procentpunt fictieve dekkingsgraad tussen het minimaal vereist eigen vermogen en de dekkingsgraad waarbij de toeslagen volledig afgefinancierd zouden zijn. Indien de afstand tussen de laatste stap en het vereist eigen vermogen geen 5 procentpunt bedraagt, moet de omvang van deze laatste stap op de feitelijke afstand worden vastgesteld.
Met behulp van de fictieve dekkingsgraden kunnen fondsen vervolgens op grond van hun actuele feitelijke dekkingsgraad ieder jaar beoordelen of een aanpassing van het toeslagenlabel noodzakelijk is, zonder dat zij ieder jaar een nieuwe continuïteitsanalyse hoeven uit te voeren.
Een aanpassing van het toeslagenlabel is noodzakelijk als de dichtst bij de feitelijke dekkingsgraad op peildatum 31 december van enig jaar gelegen fictieve dekkingsgraad – zoals die in de laatste continuïteitsanalyse is gebruikt – een andere is dan de dichtst bij de feitelijke dekkingsgraad op 31 december van het voorgaande jaar gelegen fictieve dekkingsgraad.
Stel: de feitelijke dekkingsgraad op 31 december 2008 bedraagt 118% en de feitelijke dekkingsgraad op 31 december 2007 was 127%. Er is eerder een continuïteitsanalyse vanuit fictieve dekkingsgraden van 105%, 110%, 115%, 120%, 125%, etc. doorgerekend.
De fictieve dekkingsgraad van 120% ligt dan het dichtste bij de feitelijke dekkingsgraad van 118% op 31 december 2008, terwijl de dichtst bij de feitelijke dekkingsgraad op 31 december 2007 (127%) gelegen fictieve dekkingsgraad 125% was. De toe te passen fictieve dekkingsgraad per 31 december 2007 (125%) is dus een andere dan de toe te passen fictieve dekkingsgraad per 31 december 2008 (120%).
Er moet voor de invulling van het toeslagenlabel voor 2009 dan worden uitgegaan van de verwachte toeslagverlening en de toeslagverlening in een pessimistisch scenario, die naar voren komen uit de continuïteitsanalyse vanuit de fictieve dekkingsgraad van 120%.
Fondsen die nog gebruik maken van het tijdelijke rekeninstrument voor fondsen hoeven geen fictieve dekkingsgraden te berekenen. Zij moeten dit instrument jaarlijks hanteren om de berekeningen ten behoeve van het toeslagenlabel te maken. Het hanteren van fictieve dekkingsgraden door fondsen die gebruik maken van het tijdelijke rekeninstrument is ingewikkelder dan het jaarlijks uitvoeren van de berekening.
Fondsen die al een continuïteitsanalyse hebben gedaan vóór de inwerkingtreding van deze regeling moeten de uitgevoerde analyse uitbreiden met de fictieve dekkingsgraden of eenmalig een nieuwe continuïteitsanalyse doorvoeren ten behoeve van het toeslagenlabel.
Fondsen moeten het toeslagenlabel dus actualiseren bij iedere nieuwe continuïteitsanalyse zoals die op grond van artikel 22 van het Besluit financieel toetsingkader pensioenfondsen moet worden gedaan en bij iedere ingrijpende wijziging van de pensioenregeling met gevolgen voor het toeslagenlabel waarvoor ze dan ook een continuïteitsanalyse moeten uitvoeren.
Fondsen beoordelen verder jaarlijks, als er in dat jaar geen continuïteitsanalyse is uitgevoerd, aan de hand van de hiervoor vermelde systematiek met fictieve dekkingsgraden of actualisering van het toeslagenlabel nodig is.
Actualiseren van het toeslagenlabel: verzekeraars
Voor de verzekeraars geldt dat zij aan de hand van het rekeninstrument iedere drie jaar het toeslagenlabel voor alle pensioenregelingen moeten actualiseren en bij iedere ingrijpende wijziging van een pensioenregeling die gevolgen heeft voor het toeslagenlabel.
Deze afwijkende regeling ten aanzien van de regeling bij fondsen heeft een aantal redenen:
– Verzekeraars voeren geen continuïteitsanalyse uit, maar moeten wel een toeslagenlabel communiceren. Om toch berekeningen uit te voeren waarop dat label kan worden gebaseerd, is het rekeninstrument voor verzekeraars ontwikkeld. En net als bij de continuïteitsanalyse is besloten tot een ten minste driejaarlijkse berekening ter actualisering van het label.
– De schommelingen in de toeslagverlening zijn bij verzekeraars minder hevig en dus is ook het belang van een jaarlijkse actualisering geringer. Verzekeraars rekenen met een vaste rekenrente en er bestaat voor de toeslagverlening bij verzekeraars geen relatie met de dekkingsgraad. Dat wil overigens niet zeggen dat beleggingsresultaten bij verzekeraars helemaal geen invloed hebben op de toeslagverlening.
En anders dan bij fondsen waar meestal sprake is van een jaarlijks bestuursbesluit over de toeslagverlening, is bij verzekerde regelingen de inhoud van het langer lopende contract van belang.
In verband met de administratieve lasten die samenhangen met het grote aantal verzekerde regelingen waarvoor een beoordeling zou moeten worden gemaakt, wordt bij de verzekeraars afgezien van een jaarlijkse beoordeling of actualisering van het toeslagenlabel nodig is.
3. Gebruik van het toeslagenlabel
In artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, is aangegeven dat de informatie over toeslagverlening in ieder geval betrekking moet hebben op het ambitieniveau. Dit betekent dat wanneer geen sprake is van een ambitie om toeslagen te verlenen, dit expliciet aan de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden moet worden gemeld.
Artikel 4, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, bepaalt dat de informatieverstrekking over de toeslagverlening betrekking heeft op onder andere de verwachtingen ten aanzien van de toekomstige toeslagverlening. Met het communiceren van het toeslagenlabel en de relevante teksten uit de toeslagenmatrix wordt hieraan voldaan.
Het toeslagenlabel geeft informatie over de verwachte toeslagverlening en niet over het ambitieniveau. Dit onderscheid is ook terug te vinden in de toeslagenmatrix:
– het ambitieniveau is wat het fonds of de werkgever nastreeft;
– de verwachte toeslagverlening geeft aan wat het fonds of de werkgever denkt te kunnen realiseren ten opzichte van de prijsstijging.
Het toeslagenlabel moet bij alle pensioenovereenkomsten worden gecommuniceerd, tenzij toeslagen naar de aard van de pensioenregeling niet aan de orde zijn of toeslagverlening expliciet is uitgesloten.
Eindloonregelingen en het label
Bij een eindloonregeling in de opbouwfase wordt geen toeslagenlabel gecommuniceerd. Er is daar namelijk door de aard van de pensioenregeling geen sprake van toeslagverlening.
Premie- en kapitaalovereenkomsten en het label
In premie- en kapitaalovereenkomsten, waar de pensioengerechtigde op pensioendatum vaak de keuze heeft om met het kapitaal een levenslange pensioenuitkering te kopen die gelijk blijft, of een uitkering die nog zal stijgen, is geen sprake van een toeslag als bedoeld in artikel 13 PW (zie ook Kamerstukken II 2007/08, 31 226, nr. 7, blz. 17). Er hoeft bij deze pensioenovereenkomsten dan ook geen label te worden gecommuniceerd.
Dit geldt voor alle premie- en kapitaalovereenkomsten met uitzondering van die premieovereenkomsten waarin onmiddellijke aankoop van een pensioenaanspraak plaatsvindt en voor de vrijwillige premieovereenkomsten bij fondsen die bij einde deelneming worden omgezet in een pensioenaanspraak die gelijk behandeld wordt met de basispensioenregeling (artikel 120, tweede lid, onderdeel b, PW en artikel 118, onderdeel b Wvb).
Toeslagenmatrix: toeslagencategorieën A en B en het label
Als toeslagcategorie A of B uit de toeslagenmatrix van toepassing is, maakt de aard van de pensioenregeling het niet onmogelijk om toeslagen te verlenen. Evenmin wordt het verlenen van toeslagen expliciet uitgesloten.
Zowel bij toeslagcategorie A als bij toeslagcategorie B is er een mogelijkheid dat in de komende 15 jaar één of meerdere toeslagen verleend zullen worden. Daarom moet in deze gevallen wel een toeslagenlabel worden gecommuniceerd.
Er hoeft op grond van de toeslagenmatrix geen berekening met behulp van een continuïteitsanalyse of met het (tijdelijke) rekeninstrument te worden gemaakt om de verwachte toeslagverlening te bepalen, omdat er geen (doelgericht) toeslagbeleid is. Overigens betekent dit niet dat dergelijke fondsen de continuïteitsanalyse achterwege kunnen laten. Deze is immers nodig voor de beoordeling van de financiële opzet van het fonds.
In geval van toeslagcategorie A en B zal vaak op voorhand vaststaan dat de verwachte toeslagverlening nul is. In dat geval is een dergelijke berekening niet zinvol.
Indien een fonds of een verzekeraar ervoor kiest om voor de indeling van het toeslagenlabel geen berekeningen te maken, heeft dat automatisch tot gevolg dat zowel de verwachte toeslagverlening als de toeslagverlening in een pessimistisch scenario in categorie 5 van het toeslagenlabel terecht komen. Er wordt dan immers niet door middel van een continuïteitsanalyse of het (tijdelijke) rekeninstrument aangetoond dat de verwachte toeslagverlening wellicht toch hoger uitkomt dan de toeslagcategorie uit de matrix op voorhand doet vermoeden.
Geen toeslagenlabel, dan een voorgeschreven tekst
In de gevallen waarin niet met behulp van een label wordt gecommuniceerd, moet in de plaats van het label een tekst worden opgenomen.
De gevallen waarin dit aan de orde is en de teksten die dan moeten worden gebruikt, zijn opgenomen in bijlage 1b. De teksten zijn beoordeeld op begrijpelijkheid.
Van deze teksten mag alleen worden afgeweken na toestemming van de Autoriteit Financiële Markten.
Iedere toeslagenregeling zijn eigen toeslagenlabel, maar in de communicatie slechts één label en eventueel een voorgeschreven tekst
Voor iedere pensioenregeling of deel van de regeling met een eigen toeslagenregeling moet een toeslagenlabel worden vastgesteld. In verband met de behoefte aan begrijpelijk en toegankelijk communiceren, is het echter niet wenselijk dat deelnemers worden geconfronteerd met meerdere labels. Daarom zal in alle vormen van informatieverstrekking (bijvoorbeeld startbrief en UPO) slechts één label worden gecommuniceerd. In deze paragraaf wordt een aantal van die situaties behandeld.
Wanneer meerdere toeslagenlabels van toepassing zijn, dan zal een label dat niet in de communicatie wordt opgenomen worden vervangen door een voorgeschreven tekst. Deze teksten zijn opgenomen in artikel 4c. Ook hier mag de pensioenuitvoerder uitsluitend na toestemming van de AFM een afwijkende tekst communiceren.
In het geval dat meerdere labels van toepassing zijn, wordt in de informatieverstrekking aan de deelnemer, gewezen deelnemer of pensioengerechtigde één label verstrekt en wel het label zoals in artikel 4c is bepaald met daarbij eventueel de voorgeschreven tekst. Daarnaast wordt in de informatieverstrekking aan de deelnemer, gewezen deelnemer of pensioengerechtigde vermeld dat deze op verzoek het niet in deze informatieverstrekking opgenomen toeslagenlabel kan ontvangen.
Verschillende toeslagverlening per pensioensoort
Het toeslagenlabel moet worden gecommuniceerd voor alle pensioensoorten waar sprake is van een toeslag, dus zowel voor ouderdomspensioen als voor nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidspensioen.
Wanneer er sprake is van een verschillend toeslagbeleid voor de verschillende pensioensoorten, moet aan de deelnemers en gewezen deelnemers het label worden gecommuniceerd van de toeslagverlening op het ouderdomspensioen. Voor de deelnemer zal dat het label zijn dat hoort bij de actieve opbouw van ouderdomspensioen, voor de gewezen deelnemer het label van de toeslagverlening op het ouderdomspensioen aan gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. De pensioengerechtigden ontvangen het label dat hoort bij de pensioensoort waarvoor zij een uitkering ontvangen.
Een voorbeeld: een deelnemer wordt gedeeltelijk arbeidsongeschikt, maar blijft ook actieve deelnemer en bouwt verder pensioen op in de regeling. Deze deelnemer zal dan jaarlijks een Uniform Pensioenoverzicht (UPO) ontvangen met daarin het label behorend bij de opbouw van het ouderdomspensioen. Wanneer deze deelnemer ook een arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt, is hij voor dat deel pensioengerechtigde. Daarvoor ontvangt deze deelnemer dan jaarlijks informatie met het label dat hoort bij het ingegane arbeidsongeschiktheidspensioen.
Meerdere toeslagenregelingen in één pensioenregeling
In geval van een pensioenregeling waarbij meerdere toeslagenregelingen gelden (bijvoorbeeld looninflatie tot een bepaalde grens en daarboven prijsinflatie), geldt dat de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden het toeslagenlabel te zien krijgen van het basisdeel van de pensioenregeling.
In dit geval wordt in de pensioencommunicatie aan de deelnemers naast het toeslagenlabel ook opgenomen:
‘U hebt een loon dat hoger is dan €…. Het pensioen dat u opbouwt over het deel boven €… wordt <niet/minder/anders> aangepast aan de stijging van de prijzen. (als minder of anders: Dat deel van het pensioen wordt <wijze van indexatie>’). Dit ziet u niet terug in het plaatje’.
In de informatieverstrekking aan de gewezen deelnemer en pensioengerechtigde wordt in dit geval naast het toeslagenlabel opgenomen:
‘Het pensioen dat u hebt opgebouwd in aanvulling op het basisdeel van de pensioenregeling wordt <niet/minder/anders> aangepast aan de stijging van de prijzen. (als minder of anders: Dat deel van het pensioen wordt <wijze van indexatie>’). Dit ziet u niet terug in het plaatje’.
Mocht de scheiding tussen de verschillende toeslagenregelingen anders worden bepaald dan door een salarisgrens, dan is dat een bijzonder geval waarbij na toestemming van de AFM een andere tekst kan worden gecommuniceerd.
Verschillend toeslagbeleid voor deelnemers enerzijds en gewezen deelnemers en pensioengerechtigden anderzijds
Indien in een pensioenregeling er een verschillend toeslagbeleid is voor deelnemers en inactieven (gewezen deelnemers en pensioengerechtigden), moet voor deelnemers in de pensioencommunicatie naast het opnemen van het label een zin worden opgenomen:
‘Uw pensioen wordt op een andere manier aangepast aan de stijging van de prijzen, als u niet meer meedoet aan deze pensioenregeling of als u al pensioen krijgt. Uw opgebouwde pensioen wordt dan <wijze van indexatie>. Dit ziet u niet terug in het plaatje’.
Zo’n zin biedt betere informatie voor alle deelnemers die nog meer dan 15 jaar moeten werken tot aan pensioendatum dan het plaatsen van ook het label voor pensioengerechtigden. Het label geeft immers slechts de verwachting voor de komende 15 jaar.
Alle deelnemers, dus ook degene die kort bij de pensioendatum zitten of overwegen van baan te veranderen, kunnen verzoeken het niet verstrekte toeslagenlabel dat hoort bij de toeslagverlening aan inactieven te mogen ontvangen.
Voor afwijking van teksten toestemming AFM vereist
Als uitgangspunt geldt dat de voorgeschreven teksten uit artikel 4c en bijlage 1b moeten worden gebruikt.
De regeling laat echter ruimte om in bijzondere gevallen een afwijkende tekst te gebruiken. Dit kan nodig zijn, wanneer zich in de praktijk een situatie voordoet die niet één op één is onder te brengen in één van de situaties uit bijlage 1b of wanneer een situatie niet aansluit op de in artikel 4c voorgeschreven teksten.
De pensioenuitvoerder moet van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) toestemming krijgen voor het afwijken van in deze regeling voorgeschreven tekst en voor de tekst die de pensioenuitvoerder ter vervanging daarvan wil communiceren. Op deze manier wordt gewaarborgd dat deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden zoveel mogelijk uniform en op begrijpelijke wijze worden geïnformeerd.
4. Vormvereisten toeslagenlabel
Het toeslagenlabel vormt een nieuw onderdeel van de al uitgebreide pensioencommunicatie en geeft informatie over de toeslagverlening.
Over toeslagverlening moet op grond van de wetgeving in iedere geval via de startbrief, het uniform pensioenoverzicht (UPO) en de voorgeschreven informatieverstrekking aan de gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen partners worden gecommuniceerd. Het toeslagenlabel dient dus in deze informatieverstrekking te worden opgenomen.
Aan wie / welk label Wanneer | Deelnemer | Gewezen deelnemer/ pensioengerechtigde (inactieven) | Welk label | |
---|---|---|---|---|
1. | toetreding tot de pensioenregeling | In startbrief (art. 21, lid 1 PW) | Label deelnemer | |
2. | voorafgaand aan deelneming aan vrijwillige pensioenregeling | In informatie over vrijwillige regeling (art. 45, lid 1 PW) | Label deelnemer (behorend bij de vrijwillige pensioenregeling) | |
3. | wijziging van de toeslagverlening in een pensioenovereenkomst | In informatie over wijziging (art. 21, lid 2 PW) | Nieuw label deelnemer | |
4. | beëindiging van de deelneming | In informatie over de beëindiging (art. 39, lid 1 PW) | Label inactieven | |
5. | jaarlijks aan deelnemers | In UPO (art. 38, lid 1 en 2 PW) | Label deelnemer | |
6. | bij pensioeningang | In informatie over pensioeningang (art. 43, lid 1 PW) | Label inactieven | |
7. | jaarlijks aan pensioengerechtigde | In jaarlijkse informatie (art. 44, lid 1 PW) | Label inactieven | |
8. | binnen 3 maanden na wijziging van het toeslagbeleid aan de pensioengerechtigde | In informatie over wijziging toeslagbeleid (art. 44, lid 2 PW) | Nieuw label inactieven | |
9. | eens per 5 jaar aan gewezen deelnemers | In periodieke informatie (art. 40, lid 1 PW) | Label inactieven | |
10. | binnen 3 maanden na wijziging van het toeslagbeleid aan de gewezen deelnemer | In informatie over wijziging toeslagbeleid (art. 40, lid 2 PW) | Nieuw label inactieven | |
11. | bij scheiding (aan gewezen partner met aanspraak op bijzonder partnerpensioen) | In informatie over bijzonder partner-pensioen (art. 41, lid 1 PW) | Afhankelijk van de pensioenregeling | |
12. | eens per 5 jaar aan gewezen partner | In periodieke informatie over bijzonder partner-pensioen (art. 42, lid 1 PW) | Afhankelijk van de pensioenregeling | |
13. | binnen 3 maanden na wijziging van het toeslagbeleid aan de gewezen partner | In informatie over wijziging toeslagbeleid (art. 42, lid 2 PW) | Afhankelijk van de pensioenregeling, het nieuwe label | |
14. | waardeoverdracht | In informatie o.g.v. artikel 20 Besluit PW en Wvb | Label deelnemer van de nieuwe pensioenregeling (zie ook punt 4) |
Alle varianten (verschillende hoeveelheden muntjes voor verwachting en risico) van het toeslagenlabel worden via de website van AFM aan de pensioenuitvoerders beschikbaar gesteld: www.afm.nl.
Er mag in alle pensioencommunicatie waarin het toeslagenlabel wordt opgenomen, niet worden afgeweken van de labels zoals deze te vinden zijn op de website van AFM. De pensioenuitvoerders hoeven enkel het juiste toeslagenlabel te selecteren en in de pensioencommunicatie te verwerken.
In het geval van het UPO moet het toeslagenlabel worden geplaatst in het cijfermatige deel van het UPO dat gaat over toeslagverlening.
Voor alle andere momenten en pensioencommunicatie waarin het toeslagenlabel zal worden opgenomen, gelden geen voorschriften over de plaats ervan.
In artikel 36, eerste en tweede lid, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, is bepaald dat de AFM toezicht houdt op de naleving van regels gesteld bij of krachtens onder andere artikel 48 Pw en artikel 59 Wvb.
In de onderhavige wijziging van de Ministeriële regeling wordt ook een taak neergelegd bij DNB. Deze toezichthouder dient toe te zien op het ten behoeve van het toeslagenlabel ontwikkelde rekeninstrument van de verzekeraars evenals op het tijdelijke rekeninstrument voor de fondsen. Ook zal DNB toezien op de onderliggende berekeningen voor het toeslagenlabel, zoals die met genoemde instrumenten of de continuïteitsanalyse worden gemaakt.
Artikel 36 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling zal hierop worden aangepast.
Het gebruikelijke toezichtsinstrumentarium is ook op onderhavige bepalingen met betrekking tot het toeslagenlabel van toepassing. Extra regels zijn niet nodig.
De mogelijkheid wordt opengehouden om het toeslagenlabel verder te verbeteren. Daarom zal het toeslagenlabel, zoals toegezegd in de brief van 14 april 2008 van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer, in 2011 worden geëvalueerd.
De regeling leidt tot een toename van de administratieve lasten voor de pensioenuitvoerders met naar schatting in totaal € 120.000 per jaar.
De toename vloeit voort uit het moeten maken van extra berekeningen in het kader van de continuïteitsanalyse door fondsen, het toepassen van het rekeninstrument door verzekeraars en het toezicht dat door DNB wordt uitgeoefend.
8. Tijdstip van inwerkingtreding
De verplichting het toeslagenlabel op te nemen in de voorgeschreven informatieverstrekking treedt op 1 januari 2009 in werking. Vooruitlopend op deze inwerkingtreding vindt publicatie in Staatscourant plaats opdat de pensioenuitvoerders voldoende tijd hebben hun pensioencommunicatie aan te passen.
Artikel I, onderdelen A, B en C, zijn in het algemeen deel van de toelichting toegelicht.
Bijlage 1b, gebaseerd op artikel 4c, bevat teksten die worden gebruikt in situaties waarbij geen toeslagenlabel wordt verstrekt, bijvoorbeeld in geval van een eindloonregeling aan deelnemers omdat daar geen sprake is van een toeslag. Omdat hierbij geen sprake is van een ‘beeldende en kwalitatieve maatstaf’ als bedoeld in artikel 48, tweede lid, van de Pensioenwet en artikel 59, tweede lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling kan het voorschrijven van deze teksten niet worden gebaseerd op de genoemde bepalingen. Op grond van de artikelen 21 en 38 tot en met 45 van de Pensioenwet en 48 tot en met 56 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de informatie over toeslagverlening. Op grond van deze artikelen zal alsnog een grondslag worden gemaakt in het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling waardoor bij Ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld over de informatieverstrekking over toeslagverlening. Zodra het Besluit is aangepast is daarmee de grondslag gegeven.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.P.H. Donner
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008-167-p23-SC87313.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.