Opsporingsvergunning voor aardwarmte Lansingerland

3 december 2008

Nr. ET/EM / 8189867

De Minister van Economische Zaken,

Procesverloop

  • Hollandplant Vastgoed B.V. (hierna te noemen Hollandplant) heeft op 16 oktober 2007 (later aangevuld bij schrijven d.d. 7 februari 2008) een aanvraag ingediend om een opsporingsvergunning ingevolge artikel 6 van de Mijnbouwwet voor de opsporing van aardwarmte voor de duur van 4 jaar in het gebied Lansingerland met een omvang van 7,00 km2;

  • Naar aanleiding van de onderhavige aanvraag is in de Staatscourant van 14 maart 2008 nr. 239, een uitnodiging geplaatst voor het indienen van concurrerende aanvragen om een opsporingsvergunning voor aardwarmte;

  • Binnen de periode van dertien weken na plaatsing van bovenbedoelde uitnodiging in de Staatscourant is geen andere aanvraag om een opsporingsvergunning voor aardwarmte in het gebied Lansingerland ontvangen;

  • TNO Bouw en Ondergrond, adviesgroep EZ (hierna te noemen TNO), heeft op verzoek van de Minister van Economische Zaken per brief d.d. 24 juli 2008, ontvangen op 25 juli 2008, advies uitgebracht. Staatstoezicht op de mijnen (hierna te noemen Sodm) heeft op verzoek van de Minister van Economische Zaken per brief d.d. 4 december 2007, ontvangen op 6 december 2007, advies uitgebracht;

  • Het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland heeft op verzoek van de Minister van Economische Zaken per brief d.d. 11 september 2008, ontvangen op 12 september 2008, advies uitgebracht met kenmerk PZH-2008-724316;

  • De Mijnraad heeft op 27 november 2008 op basis van artikel 105, derde lid, van de Mijnbouwwet advies uitgebracht met kenmerk MIJR/8177764.

Overwegingen:

  • Voor het gebied waarvoor de opsporingsvergunning wordt aangevraagd zijn geen opsporings- of opslagvergunningen voor aardwarmte in werking (artikel 7 eerste en tweede lid van de Mijnbouwwet). Het bedoelde gebied ligt in het gebied van de winningsvergunning Rijswijk van de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.;

  • Sodm adviseert het voorschrift op te nemen om op permanente basis een contactpersoon met de vereiste boortechnische en operationele ervaring beschikbaar te stellen. Daarnaast verwijst Sodm naar bijlage 2 van de aanvraag, waarin een weergave van de organisatie, alsmede een organogram is opgenomen. Sodm geeft aan dat uit voornoemde beschrijving blijkt dat de organisatie bestaat uit verschillende deskundigen, ondermeer uit een boordeskundige die eerder soortgelijke putten heeft laten boren;

  • TNO acht het door aanvrager ingediende werkprogramma adequaat en passend en beoordeelt de kwaliteit van de geologische onderbouwing als voldoende. Daarnaast constateert TNO dat geen sprake is van interferentie met de opsporing of winning van koolwaterstoffen. Wel voorziet TNO dat de beoogde toekomstige winning van aardwarmte in het aangevraagde gebied, mogelijk zal interfereren met de voorgenomen winning van aardwarmte in het aangrenzende gebied, waarvoor reeds een opsporingsvergunning is verleend aan een derde.

    TNO adviseert een opsporingsvergunning voor aardwarmte te verlenen aan Hollandplant voor een periode van vier jaar;

  • Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland merken in hun advies op dat de bovenliggende kleilagen binnen het gebied Lansingerland – anders dan in bijlage 3 van de aanvraag staat vermeld – naar hun verwachting niet vanzelf rond de filterbuis zullen sluiten. In dat kader wijzen Gedeputeerde Staten op het belang om in de bovenste bodemlagen (tot en met het derde watervoerende pakket) het goed afsluiten van de bodem rondom de bronnen te borgen, gelet op de mogelijkheid dat deze bodemlagen later nog voor andere doeleinden gebruikt kunnen worden.

    Hieromtrent verwijs ik naar afdeling 5.3 van het Mijnbouwbesluit, waarin ondermeer het aanleggen van boorgaten aan nadere regels is onderworpen. Tevens merk ik op dat ik de opmerkingen van Gedeputeerde Staten heb doorgestuurd aan de Inspecteur- Generaal der Mijnen.

    Voor het overige geeft de aanvraag Gedeputeerde Staten geen reden tot opmerkingen;

  • De Mijnraad adviseert de Minister van Economische Zaken de opsporingsvergunning in overeenstemming met het ingediende en nader geconcretiseerde werkprogramma te verlenen aan Hollandplant voor de duur van vier jaren;

  • Noch de technische of financiële mogelijkheden van de aanvrager, noch de wijze waarop hij voornemens is de opsporingsactiviteiten in het gebied Lansingerland te verrichten, noch zijn efficiëntie en verantwoordelijkheidszin bij opsporingsactiviteiten geven aanleiding de gevraagde vergunning te weigeren. Hiermee is voldaan aan het vereiste van artikel 9, eerste lid, onder a tot en met c van de Mijnbouwwet;

  • Met inachtneming van de hiervoor aangehaalde adviezen heb ik besloten over te gaan tot het verlenen van een opsporingsvergunning voor aardwarmte aan Hollandplant.

Gelet op de artikelen 2, derde lid, 6, 7, 9, 11, eerste tot en met het derde lid alsmede eerste volzin vierde lid, 12, 15, 16, 17, en 105, derde lid, van de Mijnbouwwet, alsmede artikel 1.3.1 van de Mijnbouwregeling.

Besluit:

Artikel 1

Aan Hollandplant Vastgoed B.V. wordt een opsporingsvergunning voor aardwarmte verleend.

Artikel 2

De vergunning geldt voor het gebied Lansingerland, dat wordt begrensd door de volgende punten 1, 2, 3 en 4 en de rechte lijnen daartussen. De coördinaten van deze punten zijn:

 

X

Y

1.

92750

446675

2.

96870

445190

3.

96330

443690

4.

92200

445175

Bovenstaande coördinaten zijn weergegeven volgens het coördinatenstelsel van de Rijksdriehoekmeting zoals vermeld in artikel 1.2.2, onder a, van de Mijnbouwregeling.

De oppervlakte van het vergunde gebied bedraagt 7,00 km2.

Artikel 3

De vergunninghouder geeft uitvoering aan het werkprogramma dat onderdeel uitmaakt van zijn op 16 oktober 2007 ingediende en bij schrijven van 7 februari 2008 aangevulde aanvraag.

Artikel 4

De vergunninghouder stelt voor aanvang van de boorwerkzaamheden een contactpersoon aan met boortechnische en operationele ervaring en stelt hiervan de Minister van Economische Zaken alsmede Sodm schriftelijk onverwijld op de hoogte.

Artikel 5

De vergunning geldt tot 4 jaren, nadat zij onherroepelijk is geworden.

Artikel 6

De vergunning treedt in werking met ingang van de dag na die waarop de beschikking is bekendgemaakt.

Deze beschikking wordt bekendgemaakt door toezending aan de aanvrager. Van deze beschikking wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

De Minister van Economische Zaken,

namens deze:

MT-lid directie Energiemarkt,

Y. Peters.

Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen 6 weken na verzending van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Economische Zaken, Directie Wetgeving en Juridische Zaken (ALP: L/204), Postbus 20101, 2500 EC ’s-Gravenhage. Dit besluit is verzonden op de in de aanhef vermelde datum.

Naar boven