Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatscourant 2008, 163 pagina 7 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatscourant 2008, 163 pagina 7 | Besluiten van algemene strekking |
Besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 18 augustus 2008, nr. 2008/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000
De Staatssecretaris van Justitie,
Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;
Besluit:
A
Paragraaf C11/2.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Indiening van de asielaanvraag
De asielaanvraag van een vreemdeling van wie de vrijheid is ontnomen wordt, op grond van artikel 3.108, derde lid, Vb, ingediend op de plaats waar de vrijheidsontneming ten uitvoer wordt gelegd. Dat kan een politiecel, een cel van de KMar, een Huis van Bewaring of een uitzetcentrum zijn.
Indien een vreemdeling van wie op grond van de Vw de vrijheid is ontnomen te kennen geeft een asielaanvraag in te willen dienen, kan door de IND worden besloten de vreemdeling voor de indiening van de aanvraag over te plaatsen naar het AC Schiphol. Dit geldt zowel voor vreemdelingen die een eerste asielaanvraag willen indienen, als voor vreemdelingen die een tweede of volgende asielaanvraag willen indienen. Op het AC zal de vrijheidsontneming worden voortgezet en zal de vreemdeling in de gelegenheid worden gesteld de asielaanvraag in te dienen. Alsdan wordt door de IND de brochure bedoeld in artikel 3.43a VV uitgereikt. Voor het overige geldt voor de vreemdeling die voor de behandeling van de asielaanvraag is overgeplaatst naar het AC Schiphol de gewone procedure. In afwijking van het gestelde in C14/1.1 geldt, dat indien blijkt dat de asielaanvraag zich niet leent voor afdoening in de AC-procedure, de IND beoordeelt of de bewaringsmaatregel dient te worden opgeheven en de asielzoeker wordt doorverwezen naar een opvanglocatie, óf dat de bewaringsmaatregel wordt voortgezet en de asielaanvraag wordt behandeld op de wijze zoals is neergelegd in C13/4, C15/3 en C18/3.3.
Of de vreemdeling ter behandeling van de asielaanvraag wordt overgeplaatst naar het AC Schiphol wordt beoordeeld door de IND in overleg met de DT&V, de KMar dan wel de vreemdelingenpolitie. Aspecten die bij deze beoordeling van belang zijn, zijn onder meer de mogelijkheid van een spoedige uitzetting na een eventuele afwijzing, de capaciteit en beschikbaarheid van tolken op het AC Schiphol en de mogelijkheden tot vervoer van de vreemdeling. Ook omstandigheden gelegen in de persoon van de vreemdeling kunnen hierbij een rol spelen. Uitgangspunt is dat de vreemdeling ter behandeling van de asielaanvraag wordt overgeplaatst naar AC Schiphol. Echter, vreemdelingen aan wie op strafrechtelijke gronden de vrijheid is ontnomen zullen in beginsel niet ter behandeling van een asielaanvraag worden overgebracht naar het AC Schiphol.
Indien niet wordt besloten tot overplaatsing naar het AC Schiphol en de vreemdeling in een cel van de KMar of een uitzetcentrum verblijft, neemt de KMar de aanvraag in ontvangst en zendt deze door naar de IND.
Ingeval de vreemdeling zich in een politiecel of een Huis van Bewaring bevindt, zal de vreemdelingenpolitie de aanvraag in ontvangst nemen en zorgdragen voor verzending aan de IND.
In deze gevallen wordt door de KMar dan wel de vreemdelingenpolitie bij het in ontvangst nemen van de aanvraag de brochure bedoeld in artikel 3.43a VV uitgereikt.
Nadat de vreemdeling bij de vreemdelingenpolitie dan wel bij de KMar een asielaanvraag heeft ingediend, dient de vreemdelingenpolitie dan wel de KMar onverwijld de IND hieromtrent in te lichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van model M56 (kennisgeving aanvraag verblijfsvergunning door een inbewaringgestelde vreemdeling).
Het indienen van de asielaanvraag heeft, gelet op artikel 5.3, tweede lid, Vb, niet tot gevolg dat de vreemdelingenbewaring op grond van artikel 59 Vw om die enkele reden wordt opgeheven. Wel dient de Korpschef de grond van de inbewaringstelling zo spoedig mogelijk te wijzigen. Deze maatregel dient, net zoals de inbewaringstelling zelf, te worden gemotiveerd en uitgereikt aan de vreemdeling. De vreemdeling verblijft vervolgens niet langer in bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, onder a, Vw, maar op grond van artikel 59, eerste lid, onder b, Vw. Dit is slechts anders indien de vreemdeling in kwestie een ongewenst verklaarde vreemdeling betreft, daar een ongewenst verklaarde vreemdeling door de indiening van een asielaanvraag geen rechtmatig verblijf verkrijgt. In dat geval kan de bewaring derhalve op grond van artikel 59, eerste lid, onder a, Vw, voortduren.
Bovenstaande is van overeenkomstige toepassing indien de vreemdeling ter behandeling van de asielaanvraag is overgebracht naar het AC Schiphol en zal in dat geval geschieden nadat de asielaanvraag in het AC is ingediend.
Het indienen van de asielaanvraag door een vreemdeling aan wie rechtens de vrijheid is ontnomen heeft evenmin tot gevolg dat de uitzettingshandelingen worden stopgezet of opgeschort, met dien verstande dat de uitgangspunten van de asielprocedure niet worden aangetast. Zo blijven handelingen waarbij contact wordt gelegd met de autoriteiten van het land van herkomst achterwege.
B
Paragraaf C15/3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
3 Voornemenprocedure als de vrijheid is ontnomen
Alvorens een beslissing op de asielaanvraag wordt genomen, wordt de asielzoeker van wie rechtens de vrijheid is ontnomen in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze op de voorgenomen afwijzing te geven. Het voornemen wordt uitgereikt.
Ingevolge artikel 3.116 Vb brengt de vreemdeling aan wie de vrijheid is ontnomen op grond van artikel 6 of artikel 59 Vw zijn zienswijze binnen twee weken na uitreiking van het voornemen naar voren, tenzij de AC-procedure wordt toegepast. In dat geval is artikel 3.117 Vb van toepassing (zie C15/4). De asielzoeker krijgt voor het indienen van een zienswijze geen uitstel.
Voor het overige is het gestelde in C15/2 van overeenkomstige toepassing.
C
Paragraaf C24/ChinaVreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Deze landenparagraaf bevat het landgebonden asielbeleid voor China. Het landgebonden asielbeleid is een uitwerking van het algemene beleid van C1 tot en met C23 en kan niet worden gezien als een uitzonderingsregeling. De algemene wet- en regelgeving blijft steeds de basis voor de individuele beoordeling van een asielaanvraag.
De beleidsconclusies in deze landenparagraaf zijn mede gebaseerd op het algemeen ambtsbericht van de Minister van BuZa van april 2008 over de situatie in China (zie de website van het Ministerie van BuZa).
Ten aanzien van asielzoekers uit China is geen besluit genomen in de zin van artikel 43 Vw.
3 Groepen van personen die verhoogde aandacht vragen
3.1 Aanhangers van een spirituele beweging
De Falun Gong is sinds 1999 een verboden sekte. Falun Gong-aanhangers lopen het gevaar te worden opgepakt, zodra het algemeen bekend is dat ze Falun Gong-aanhanger zijn.
Duizenden Falun Gong-aanhangers zijn naar intensieve anti-Falun Gong ‘studiesessies’ gestuurd waar ze onder grote druk worden gezet om afstand te nemen van de Falun Gong. Volharden zij in hun overtuiging, dan worden naar heropvoedingskampen gestuurd. Leiders van de Falun Gong worden zij onmiddellijk in deze kampen opgesloten. Ook worden veel Falun Gong aanhangers naar gevangenissen en psychiatrische instellingen gestuurd. Falun Gong-aanhangers lopen hierbij een groot risico om gemarteld te worden.
Ook andere spirituele bewegingen als de Zhong Gong, Guo Gong en de Xian Gong-groep worden, net als de Falun Gong, aangemerkt als ‘evil cult’.
Indien de vreemdeling aannemelijk maakt dat hij het gevaar loopt opgepakt te worden, dat hij strafrechtelijk vervolgd wordt of zal worden, of dat hij naar een heropvoedingskamp, een gevangenis of een psychiatrische instelling zal worden gestuurd vanwege het lidmaatschap van een verboden spirituele beweging, kan hij op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
3.2 Aanhangers van religieuze groeperingen
In de Chinese grondwet staat vrijheid van godsdienst en de vrijheid om niet te geloven omschreven. Ten opzichte van religieuze activiteiten van officieel geregistreerde kerken is er sprake van tolerantie.
Het komt geregeld voor dat lokale autoriteiten leden van niet-geregistreerde kerkgenootschappen veroordelen tot een straf in een heropvoedingskamp. Vooral leiders van ongeoorloofde kerken lopen het risico te worden geïntimideerd, verhoord, vastgezet en mishandeld. Ook worden niet-geregistreerde kerken en tempels gesloten of gesloopt.
Sinds 1996 worden groepen verboden die worden aangeduid als ‘evil cults’. Zie voor een opsomming van groepen het ambtsbericht van de Minister van BuZa. Sekteleden kunnen drie tot zeven jaar gevangenisstraf krijgen wegens het verstoren van de publieke orde of het uitdelen van publicaties. Sekteleiders lopen het risico op minimaal zeven jaar gevangenisstraf, net als personen die zich bezig houden met het werven van nieuwe leden.
Indien de vreemdeling aannemelijk maakt dat hij strafrechtelijk vervolgd wordt, of zal worden, vanwege lidmaatschap van een religieuze groepering of sekte, en er sprake is van een strafmaat van een zeker gewicht, kan hij op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
3.3 Politieke dissidenten en mensenrechtenactivisten
Uit het ambtsbericht van de Minister van BuZa blijkt dat de Chinese autoriteiten politieke partijen die zich kritisch opstellen tegenover de Chinese Communistische Partij niet toestaan. Ook het pleiten voor meer democratie wordt niet geduld.
Politieke dissidenten en mensenrechtenactivisten kunnen op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel, indien zij aannemelijk hebben gemaakt dat zij als zodanig bekend zijn bij de Chinese autoriteiten en dat de problemen die zij verwachten van de zijde van de autoriteiten, te herleiden zijn tot daden van vervolging zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag.
Uit het ambtsbericht van de Minister van BuZa blijkt dat Oeigoeren zich achtergesteld voelen ten opzichte van Han-Chinezen en dat veel van de protesten van Oeigoerse organisaties gericht zijn tegen de bevoordeling van de Han-bevolking in Xinjiang. Indien een Oeigoer zich beroept op discriminatie, is het algemene beleid van C2/2.5 van toepassing.
3.4.1.2 Onafhankelijkheidsstreven en religieus extremisme
Diverse groeperingen spannen zich in voor een onafhankelijk Xinjiang, dat Oost-Turkestan zou moeten heten. Een kleine minderheid van de Oeigoeren grijpt naar geweld om het onafhankelijkheidsstreven kracht bij te zetten.
China voert in Xinjiang een actief beleid tegen de ‘Drie Kwaden’ separatisme, terrorisme en religieus extremisme, waarbij nauwelijks onderscheid wordt gemaakt tussen vreedzame uitingen van protest enerzijds en gewelddadige anderzijds. De Chinese overheid treedt hierbij hard op.
Oeigoeren die aannemelijk maken dat zij bij terugkeer strafrechtelijk vervolgd zullen worden vanwege politieke of religieuze activiteiten in China, terwijl er sprake is van een strafmaat van een zeker gewicht, kunnen op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
In zaken waarbij aanslagen of separatistische activiteiten een rol spelen, wordt bijzondere aandacht besteed aan de mogelijke toepassing van artikel 1F Vluchtelingenverdrag (zie C4/3.11.3).
Op basis van het ambtsbericht van 31 mei 2006 geldt tot nog toe een bijzonder beleid ten aanzien van Oeigoeren die het land hebben verlaten zonder de juiste procedures te volgen (bijvoorbeeld zonder paspoort of met een vals paspoort), Oeigoeren van wie de autoriteiten vermoeden dat zij politiek asiel hebben aangevraagd in het buitenland en Oeigoeren die langere tijd in het buitenland hebben verbleven.
De informatie in het huidige ambtsbericht is andersluidend. Mede gezien de recente ontwikkelingen in China, waarbij een negatieve trend op het gebied van de mensenrechten is waar te nemen, is niettemin besloten om het huidig beleid te handhaven om te bezien of de situatie zich op dit punt bestendigt.
Dit houdt in, dat indien een Oeigoer aannemelijk maakt dat hij deel uitmaakt van één van de hierboven genoemde categorieën en dat hij bij terugkeer niet alleen zal worden ondervraagd, maar tevens zal worden gearresteerd, hij op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking kan komen voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel.
Hierbij wordt aangetekend dat:
a. het onderzocht en geloofwaardig dient te zijn dat de vreemdeling daadwerkelijk een Oeigoer is uit China;
b. het vermoeden bij de Chinese autoriteiten dat de vreemdeling asiel heeft aangevraagd niet het gevolg mag zijn van eigen (bewust of opzettelijk) toedoen van de betrokken asielzoeker;
c. indien de asielmotieven geen verband houden met de gronden voor vluchtelingschap, of indien de asielzoeker slechts zeer geringe activiteiten heeft verricht, het niet op voorhand aannemelijk is dat de autoriteiten vermoeden dat de vreemdeling asiel heeft aangevraagd;
d. als ‘langere tijd’ wordt aangemerkt een termijn van meer dan zes maanden;
e. aangezien het ambtsbericht stelt dat niet is aan te geven in welke gevallen een ondervraging zal uitmonden in een arrestatie, hiermee voorzichtig dient te worden omgegaan.
Dit wordt in ieder geval aangenomen indien de vreemdeling zelf (of via zijn gemachtigde) aan de Chinese autoriteiten kenbaar heeft gemaakt dat hij asiel heeft aangevraagd in het buitenland of dat hij problemen heeft (gehad) met de Chinese autoriteiten. Het feit dat de vreemdeling contact heeft gezocht met de autoriteiten vormt dan een sterke aanwijzing dat er geen sprake is van gegronde vrees voor vervolging door de autoriteiten.
In deze gevallen geldt een verzwaarde bewijslast aan de kant van de asielzoeker. De asielzoeker zal in deze gevallen overtuigend moeten motiveren dat hij een risico loopt.
Ingeval van Oeigoeren geldt dat Centraal-Aziatische landen meewerken aan het uitleveren van Oeigoeren aan China. Kazachstan en China hebben hiertoe een verdrag getekend. De derdelandenexceptie kan daarom niet aan Oeigoeren met de Chinese nationaliteit worden tegengeworpen als het gaat om Afghanistan, Kazachstan, Kyrgyzstan, Nepal, Oezbekistan, Pakistan, Tadzjikistan en Turkmenistan.
Er wordt nauwkeurig onderzocht of de betrokken vreemdeling daadwerkelijk een Oeigoer uit China is. Indien betrokkene Oeigoers spreekt, is dit een vrij sterke aanwijzing dat hij daadwerkelijk Oeigoer is. Indien betrokkene geen documenten heeft, wordt extra aandacht besteed aan de vraag of betrokkene daadwerkelijk afkomstig is uit China. Ook in de aan Xinjiang grenzende landen (met name in Kazachstan) komen Oeigoeren voor.
Aanknopingspunt hiervoor is dat Oeigoeren uit China enig Chinees (Mandarijn) moeten kunnen spreken en schrijven. Deze taal is de officiële taal in China en wordt op alle openbare scholen in China gedoceerd. Overal in China zijn er Chinezen die steeds in het Mandarijn spreken. Hoewel het ambtsbericht van de Minister van BuZa aangeeft dat veel Oeigoeren een gebrekkige kennis van het Mandarijn hebben, moet een Oeigoer iets in het Mandarijn kunnen vertellen. Documentloze Oeigoeren die niets over de Chinese taal (Mandarijn) kunnen vertellen komen in beginsel niet uit China.
Tibetanen die openlijk uitkomen voor een onafhankelijk Tibet of publiekelijk hun steun betuigen aan de Dalai Lama, kunnen te maken krijgen met martelingen, arrestaties en detenties zonder berechting. Op het in gevaar brengen van de staatsveiligheid en op separatistische activiteiten staat elk vijftien jaar gevangenisstraf, met een maximum van twintig jaar in totaal.
Het Tibetaanse boeddhisme kan openlijk worden beleden. De Chinese autoriteiten handhaven wel strikte controles op alle religieuze activiteiten en op de gang van zaken in tempels en kloosters. Het komt voor dat religieuze activiteiten, zoals festivals, door de overheid worden gezien als uitingen van politieke onvrede of onafhankelijkheidsstreven. Ook worden kloosters gesloten en worden monniken en nonnen opgepakt die beschuldigd worden van politieke gedragingen.
Tibetaanse asielzoekers, die aannemelijk maken dat zij strafrechtelijk vervolgd worden of zullen worden vanwege politieke activiteiten in China en er sprake is van een strafmaat van een zeker gewicht, kunnen op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Op basis van het ambtsbericht van 31 mei 2006 geldt tot nog toe een bijzonder beleid ten aanzien van Tibetanen die het land hebben verlaten zonder de juiste procedures te volgen (bijvoorbeeld zonder paspoort of met een vals paspoort), Tibetanen van wie de autoriteiten vermoeden dat zij politiek asiel hebben aangevraagd in het buitenland en Tibetanen die langere tijd in het buitenland hebben verbleven.
Hoewel de informatie in het huidige ambtsbericht andersluidend is, is besloten om dit beleid, mede gezien de recente ontwikkelingen in China, te handhaven om te bezien of de situatie zich op dit punt bestendigt.
Dit houdt in, dat indien een Tibetaan aannemelijk maakt dat hij deel uitmaakt van één van de hierboven genoemde categorieën en dat hij bij terugkeer niet alleen zal worden ondervraagd, maar tevens zal worden gearresteerd, hij op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking kan komen voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel.
Hierbij wordt aangetekend dat:
a. het onderzocht en geloofwaardig dient te zijn dat de vreemdeling daadwerkelijk een Tibetaan is uit China;
b. het vermoeden bij de Chinese autoriteiten dat de vreemdeling asiel heeft aangevraagd niet het gevolg mag zijn van eigen (bewust of opzettelijk) toedoen van de betrokken asielzoeker;
c. indien de asielmotieven geen verband houden met de gronden voor vluchtelingschap, of indien de asielzoeker slechts zeer geringe activiteiten heeft verricht, het niet op voorhand aannemelijk is dat de autoriteiten vermoeden dat de vreemdeling asiel heeft aangevraagd;
d. als ‘langere tijd’ wordt aangemerkt een termijn van meer dan zes maanden;
e. aangezien het ambtsbericht stelt dat niet is aan te geven in welke gevallen een ondervraging zal uitmonden in een arrestatie, hiermee voorzichtig dient te worden omgegaan.
Dit wordt in ieder geval aangenomen indien de vreemdeling zelf (of via zijn gemachtigde) aan de Chinese autoriteiten kenbaar heeft gemaakt dat hij asiel heeft aangevraagd in het buitenland of dat hij problemen heeft (gehad) met de Chinese autoriteiten. Het feit dat de vreemdeling contact heeft gezocht met de autoriteiten vormt dan een sterke aanwijzing dat er geen sprake is van gegronde vrees voor vervolging door de autoriteiten.
In deze gevallen geldt een verzwaarde bewijslast aan de kant van de asielzoeker. De asielzoeker zal in deze gevallen overtuigend moeten motiveren dat hij een risico loopt.
Verhoogde aandacht wordt besteed aan de vraag of betrokkene daadwerkelijk een Tibetaan uit China is. Indien betrokkene Tibetaans spreekt, is dit een vrij sterke aanwijzing dat hij daadwerkelijk Tibetaan is. Indien betrokkene geen documenten heeft, wordt extra aandacht besteed aan de vraag of betrokkene daadwerkelijk afkomstig is uit China.
Aanknopingspunt hiervoor is dat Tibetanen uit China Chinees (Mandarijn) moeten kunnen spreken en schrijven Deze taal is de officiële taal in China en wordt op alle openbare scholen in China gedoceerd. Overal in China zijn er Chinezen die steeds in het Mandarijn spreken. Hoewel het mogelijk is dat betrokkene in het dagelijks leven Tibetaans spreekt, moet hij iets in het Mandarijn kunnen vertellen. Documentloze Tibetanen die niets over de Chinese taal (Mandarijn) kunnen vertellen komen in beginsel niet uit China.
3.4.3 Etnische Mongolen uit Binnen-Mongolië
In Binnen-Mongolië is voorzover bekend geen sprake van discriminatie van de etnisch Mongoolse minderheid. Activiteiten van Binnen-Mongolen die door de Chinese autoriteiten worden beschouwd als separatisme worden niet geduld en kunnen leiden tot een lange gevangenisstraf. Protestbewegingen die openlijk streven naar een onafhankelijk Binnen-Mongolië zijn sinds 1995 niet of nauwelijks meer actief in Mongolië.
Etnisch Mongoolse asielzoekers, die aannemelijk maken dat zij strafrechtelijk vervolgd worden of zullen worden vanwege politieke activiteiten in Binnen-Mongolië en er sprake is van een strafmaat van een zeker gewicht, kunnen op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
In zaken waarbij aanslagen of separatistische activiteiten een rol spelen, wordt aandacht besteed aan de mogelijke toepassing van artikel 1F Vluchtelingenverdrag (zie C4/3.11.3).
3.5 Gezinnen met meerdere kinderen
Op grond van de Wet op de gezinsplanning mag een Chinees echtpaar in beginsel slechts één kind krijgen. In veel gevallen kan daarop echter een uitzondering worden gemaakt door de Chinese autoriteiten.
Stellen die meer kinderen krijgen dan is toegestaan, moeten een boete betalen, de zogenaamde ‘social compensation fee’. De hoogte hiervan kan per provincie en per regio verschillen.
Sinds 2002 is een wet van kracht die fysieke dwang tot abortus en sterilisatie in het kader van family planning verbiedt, hoewel incidenten op regionaal niveau toch nog voorkomen.
Een beroep op het geboortebeleid is op zichzelf onvoldoende voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Indien de vreemdeling aannemelijk maakt dat hij of zij te maken zal krijgen met gedwongen abortus of sterilisatie, kan de vreemdeling op grond van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
3.6 Dienstplichtigen en deserteurs
Het algemene beleid, zoals weergegeven in C2/2.12 is van toepassing.
Uit het ambtsbericht van de Minister van BuZa blijkt dat dienstplichtigen wel worden ingeschreven, maar niet worden opgeroepen. In de praktijk hoeft iemand niet in dienst als hij dat niet wil. Door het grote aantal jongeren dat carrière wil maken in het leger, werkt China de facto met een beroepsleger. Universiteitsstudenten, zowel mannen als vrouwen, zijn wel verplicht een militaire training te ondergaan gedurende hun studententijd.
Ten aanzien van China heeft zich niet de situatie voorgedaan dat militaire acties in totaliteit door de internationale gemeenschap zijn veroordeeld als strijdig met de grondbeginselen voor humaan gedrag of met de fundamentele normen die gelden tijdens een gewapend conflict.
Het algemene beleid, zoals weergegeven in C2/4.2 is van toepassing. Voor het overige zijn er met betrekking tot China geen bijzonderheden.
Asielzoekers uit China komen niet op grond van artikel 29, eerste lid, onder d, Vw in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel (zie C2/5).
6 Verdere beleidsconclusies en aandachtspunten
6.1 Vlucht- en/of vestigingsalternatief
Het algemene beleid, zoals weergegeven in C4/2.2 is van toepassing.
China wordt niet beschouwd als veilig land van herkomst.
6.3 Veilig derde land / land van eerder verblijf
China wordt niet beschouwd als veilig derde land.
6.4 Artikel 1F Vluchtelingenverdrag
Het beleid zoals neergelegd in C4/3.11.3 is van toepassing. Voor de procedure omtrent getuigen van oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid wordt verwezen naar C11/3.1.
Uit het ambtsbericht van de Minister van BuZa blijkt dat uitreis van migranten uit China dikwijls legaal geschiedt. Na de legale uitreis reist men vaak onder een valse naam verder. De reis eindigt veelal zonder papieren. Door de Chinese autoriteiten worden deze mensen niet als illegale emigranten beschouwd; zij hebben China immers legaal verlaten.
Voor Amv’s is adequate opvang in China voorhanden. Amv’s van Chinese nationaliteit komen derhalve niet in aanmerking voor verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd bedoeld voor Amv’s. Voorts blijkt dat er duidelijkheid bestaat over de ontvangst van de Amv in China door de autoriteiten aldaar. Op grond hiervan kan worden geconcludeerd dat bij de feitelijke terugkeer de toegang tot een concrete opvangplaats niet door de Nederlandse autoriteiten geregeld behoeft te worden.
In beginsel wordt ervan uitgegaan dat de opvang in weeshuizen in China adequaat is. Dit geldt ook voor situaties waarin sprake is van een minderjarige vrouw met een kind.
Indien in het individuele geval wordt betwist dat adequate opvang voor betrokkene aanwezig is, wordt – gelet op de uitgebreide mogelijkheden van (adequate) opvang – van de betrokkene verwacht dat hij aantoont dat in zijn geval geen adequate opvang aanwezig is ofwel dat hij aantoont dat er een reële kans is dat hij geplaatst wordt in een weeshuis of verzorgingshuis dat, naar lokale maatstaven gemeten, niet adequaat is. De bewijslast ligt hierbij bij de betrokken asielzoeker.
Ten aanzien van asielzoekers uit China geldt geen besluit in de zin van artikel 45, vierde lid, Vw.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 18 augustus 2008.
De Staatssecretaris van Justitie,
namens deze:
de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken, L. Mulder, plv.
Door middel van dit wijzigingsbesluit worden drie wijzigingen aangebracht in de Vreemdelingencirculaire 2000. De onderdelen A en B hebben betrekking op de asielprocedure van vreemdelingen aan wie rechtens de vrijheid wordt ontnomen. Onderdeel C betreft een wijziging van de paragraaf met het landgebonden asielbeleid voor China, naar aanleiding van het algemeen ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van 24 april 2008.
In paragraaf C11/2.1 was voorheen in de eerste volzin ten onrechte opgenomen dat artikel 3.108, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 betrekking heeft op vreemdelingen aan wie de vrijheid is ontnomen op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Deze bepaling heeft echter betrekking op alle vreemdelingen aan wie rechtens de vrijheid is ontnomen. Dit is in dit wijzigingsbesluit hersteld.
In deze paragraaf is tevens, ter verduidelijking, opgenomen dat het indienen van de asielaanvraag niet tot gevolg heeft dat uitzettingshandelingen worden stopgezet of opgeschort, met dien verstande dat de uitgangspunten van de asielprocedure niet worden aangetast. Zo blijven handelingen waarbij contact wordt gelegd met de autoriteiten van het land van herkomt achterwege.
In paragraaf C15/3 was voorheen ten onrechte opgenomen dat de verkorte reactietermijn om een zienswijze op de voorgenomen afwijzing te geven gold voor alle vreemdelingen aan wie rechtens de vrijheid was ontnomen. Ingevolge artikel 3.116 van het Vreemdelingenbesluit 2000 gaat het alleen om vreemdelingen aan wie de vrijheid is ontnomen op grond van artikel 6 of artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Dit is in dit wijzigingsbesluit hersteld.
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft in april 2008 een algemeen ambtsbericht over China uitgebracht. Het ambtsbericht beslaat de periode van juni 2006 tot en met maart 2008. Het ambtsbericht heeft geen aanleiding gegeven tot wijziging van het beleid. In dit wijzigingsbesluit zijn wel enkele actualiseringen als gevolg van het ambtsbericht opgenomen.
Ten aanzien van de terugkeer van Oeigoeren en Tibetanen is opgenomen dat het bijzonder beleid, dat tot nog toe geldt op basis van het ambtsbericht van 31 mei 2006, wordt gehandhaafd. De informatie in het huidige ambtsbericht is andersluidend. Mede gezien de recente ontwikkelingen in China, waarbij een negatieve trend op het gebied van de mensenrechten is waar te nemen, is niettemin besloten om het huidig beleid te handhaven om te bezien of de situatie zich op dit punt bestendigt.
De Staatssecretaris van Justitie
namens deze:
de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,
L. Mulder, plv
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008-163-p7-SC87250.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.