Bekendmaking legitimatiebewijs algemeen opsporingsambtenaar VROM-IOD

De inspecteur-generaal van de VROM-Inspectie maakt bekend dat de algemeen opsporingsambtenaar van de VROM-IOD bij het uitoefenen van zijn functie een legitimatiebewijs bij zich draagt volgens het volgende model:

stcrt-2008-159-p8-SC87217-1.gifstcrt-2008-159-p8-SC87217-2.gif

Toelichting

Met ingang van 1 juni 2007 is de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten (Wet BOD) in werking getreden. De VROM Inlichtingen- en Opsporingsdienst (VROM-IOD) is de bijzondere opsporingsdienst bedoeld in artikel 2 onder b van de Wet BOD.

De VROM-IOD is op grond van artikel 3 onder a van die wet belast met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde waarvoor de Minister van VROM verantwoordelijkheid draagt. Op grond van artikel 3 onder b tot en met d van de Wet BOD rusten ook andere taken op de VROM-IOD. Uit artikel 141 onder d van het Wetboek van Strafvordering vloeit voort dat de opsporingsambtenaar van de VROM-IOD algemeen opsporingsambtenaar is.

Op grond van artikel 36a, eerste lid, van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren dient een opsporingsambtenaar van de VROM-IOD te handelen overeenkomstig artikel 2 van deze ambtsinstructie. Dit houdt in dat hij zich legitimeert met het legitimatiebewijs dat aan hem is verstrekt: a. bij optreden in burgerkleding ongevraagd, tenzij bijzondere omstandigheden dit onmogelijk maken, en b. bij optreden in uniform, op verzoek daartoe.

Hiernaast geldt op grond van artikel 1, eerste lid, van de Algemene wet op het binnentreden dat hij verplicht is zich voorafgaand te legitimeren indien hij uit hoofde van zijn functie binnentreedt in een woning. Ingevolge artikel 1, derde lid, van die wet dient hij dan een legitimatiebewijs te tonen dat is uitgegeven door of in opdracht van de Minister VROM. Dit legitimatiebewijs moet, zo volgt uit dit artikellid, een foto van hem bevatten en diens naam en hoedanigheid vermelden. Uit een en ander vloeit voort dat de opsporingsambtenaar van de VROM-IOD voor de uitoefening van zijn functie dient te beschikken over een legitimatiebewijs dat ten minste een foto van hem bevat en zijn naam en hoedanigheid (functie) vermeldt.

Het legitimatiebewijs zoals dat is vastgesteld bij de Regeling vaststelling legitimatiebewijs voor de buitengewoon opsporingsambtenaar (Stcrt. 2001, 171) voldoet niet meer omdat de opsporingsambtenaar van de VROM-IOD, zoals hiervoor aangegeven, thans algemeen opsporingsambtenaar is. Daarom is het legitimatiebewijs aangepast volgens het model dat hierbij wordt bekendgemaakt.

De inspecteur-generaal,
H. Paul.

Naar boven