Wijziging van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid in verband met de doorberekening van de kosten van onderzoeken naar de geschiktheid

27 november 2008

Nr. CEND/HDJZ-2008/1536 sector AWW

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 131, eerste en zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

Besluit:

ARTIKEL I

Na artikel 6 van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a

  • 1. De kosten verbonden aan een onderzoek naar de geschiktheid komen voor rekening van de betrokken rijbewijshouder:

    • a. in de in artikel 6, eerste lid, bedoelde gevallen, en

    • b. in de in artikel 6, derde lid, onderdeel a, bedoelde gevallen, voor zover er sprake is van feiten en omstandigheden als genoemd in de bijlage I bij deze regeling, onder B, onderdeel III, Drogerende stoffen, andere drogerende stoffen.

  • 2. De kosten van dit onderzoek worden jaarlijks vastgesteld en bedragen voor 2009 € 907,91.

  • 3. Artikel 10, eerste lid, tweede en derde volzin, tweede, derde en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL II

Zaken waarin vóór de inwerkingtreding van deze regeling door het CBR een beslissing is genomen als bedoeld in artikel 131, eerste lid, van de wet, worden afgehandeld overeenkomstig de bepalingen zoals die luidden voor de inwerkingtreding van deze regeling.

ARTIKEL III

Artikel I treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I, onderdelen J en K, van de de wet van 24 oktober 2008 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 op een aantal punten van uiteenlopende aard alsmede wijziging van de Wet bereikbaarheid en mobiliteit, de Binnenschepenwet en de Wet wegvervoer goederen op enkele technische punten (Stb. 428) in werking treedt.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.

TOELICHTING

De in deze regeling opgenomen wijziging is het gevolg van het besluit dat in bij ministeriële regeling genoemde gevallen de kosten van het onderzoek naar de rijvaardigheid of geschiktheid voor rekening zullen komen van de betrokken rijbewijshouder. Aanleiding hiervoor is de wens om een duidelijk signaal af te geven aan alle rijbewijshouders dat te allen tijde moet worden voldaan aan de eisen uit de Regeling eisen geschiktheid 2000.

In de wet van 24 oktober 2008 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 op een aantal punten van uiteenlopende aard alsmede wijziging van de Wet bereikbaarheid en mobiliteit, de Binnenschepenwet en de Wet wegvervoer goederen op enkele technische punten (Stb. 428) wordt geregeld dat in bij ministeriële regeling bepaalde gevallen de kosten voor het eerste onderzoek op grond van artikel 131, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 voor rekening komen van de betrokken rijbewijshouder. Het nieuwe artikel 6a van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid voorziet hierin. Tevens wordt in dit artikel aangegeven op welke wijze in die gevallen betaling dient te geschieden. Voor dit laatste is aansluiting gezocht bij de systematiek die thans ook reeds geldt voor de betaling van de kosten van de educatieve maatregel. Voor de verdere onderbouwing van de wens om tot doorberekening van de kosten over te gaan, wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij de hierboven genoemde wet.

Voor de kosten van het onderzoek wordt uitgegaan van de volgende onderdelen: de kosten van het door de keurend arts te declareren onderzoek, de kosten van het CBR en de kosten van het laboratorium. Op basis van het prijspeil van 2008 zou een en ander neerkomen op een respectievelijk € 339,15 + € 499,75 + € 40,– = € 878,15. Aangepast aan het prijspeil voor 2009 wordt het bedrag voor het eerste onderzoek vastgesteld op € 907,91.

Op grond van de tariefbeschikking van het College tarieven gezondheidszorg/Zorgautoriteit i.o van 26 mei 2008 (beleidsregel CI-1058, www.nza.nl/aanbieder/GGZ/beleidsregels/CI-1058) wordt door de keurend arts € 339,15 in rekening gebracht (het bedrag zoals vastgesteld door de Zorgautoriteit, vermeerderd met de BTW). De kosten van het CBR bestaan uit administratiekosten zoals het inplannen van de onderzoeken en het naar aanleiding van de ontvangen rapporten motiveren van besluiten. Deze kosten worden vastgesteld op € 499,75. De kosten van het laboratorium blijven € 40,–.

Het bedrag van de kosten van het onderzoek zal vervolgens jaarlijks worden bijgesteld aan de hand van de rekenformule die ook van toepassing is op de kosten van de educatieve maatregelen en het tweede onderzoek. In het nieuwe artikel 6a is die rekenformule van overeenkomstige toepassing verklaard.

De kosten zullen vooraf moeten worden betaald binnen een termijn van tien weken. Voor deze relatief korte termijn is gekozen omdat het van belang is dat snel duidelijkheid komt over de vraag of de betrokken rijbewijshouder wel of niet geschikt is. De gevallen die voor een onderzoek in aanmerking komen, betreffen immers de ernstiger gevallen, waarin de kans zeer groot is dat betrokkene niet langer als rijvaardig of geschikt zal worden beoordeeld.

Om bijzondere redenen kan echter een langere betalingstermijn nodig zijn. Die uitzonderlijke gevallen zijn ter beoordeling door het CBR. Ook voor deze punten zijn de desbetreffende bepalingen ten aanzien van de educatieve maatregel alcohol en verkeer van overeenkomstige toepassing verklaard.

Voor de organisatorische financiële gevolgen van de doorberekening van de kosten van het eerste onderzoek voor het CBR alsmede voor de gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven of de burger wordt verwezen naar hetgeen hieromtrent in de memorie van toelichting bij de wet is opgenomen (Kamerstukken II 2007/08, 31 340, nr. 3).

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.

Naar boven