25 november 2008
Nr. 2008-552749
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gelet op artikel 8a, derde lid, van het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, artikel 19, tweede lid, van het
Rechtspositiebesluit gedeputeerden, artikel 32, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters en artikel 23, tweede
lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling rechtspositie burgemeesters wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 4, eerste lid, onder b, onderdeel 2°, en tweede lid, onder b, en in artikel 5, eerste lid, onder b, wordt ‘€ 0,14’
vervangen door: € 0,15.
B
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vijfde lid wordt vernummerd tot zevende lid.
2. Het eerste tot en met vijfde lid komen te luiden:
1. Indien de burgemeester voor de uitoefening van zijn functie voor vervoer binnen de gemeente regelmatig zakelijk gebruik maakt
van een eigen personenauto, heeft hij daarvoor aanspraak op een vaste vergoeding of een vergoeding op basis van het jaarlijks
per eigen personenauto afgelegde aantal kilometers.
2. De vaste vergoeding, bedoeld in het eerste lid, bedraagt per maand:
a. € 64,75 in gemeenten met een oppervlak tot 50 vierkante kilometer;
b. € 92,50 in gemeenten met een oppervlak van 50 tot 100 vierkante kilometer;
c. € 138,75 in gemeenten met een oppervlak van 100 tot 150 vierkante kilometer;
d. € 166,50 in gemeenten met een oppervlak van 150 vierkante kilometer en meer.
3. De vergoeding op basis van het jaarlijks per eigen personenauto afgelegde aantal kilometers, bedoeld in het eerste lid, is
gelijk aan het product van het aantal kilometers en het bedrag, genoemd in artikel 2 van de Reisregeling binnenland. Het aantal
kilometers dat maximaal kan worden gedeclareerd bedraagt per jaar:
a. 2100 in gemeenten met een oppervlak tot 50 vierkante kilometer;
b. 3000 in gemeenten met een oppervlak van 50 tot 100 vierkante kilometer;
c. 4500 in gemeenten met een oppervlak van 100 tot 150 vierkante kilometer;
d. 5400 in gemeenten met een oppervlak van 150 vierkante kilometer en meer.
4. Indien de burgemeester voor de uitoefening van de functie binnen de gemeente geen aanspraak maakt op de vergoeding, bedoeld
in het eerste lid, ontvangt hij de kosten voor het gebruik van het openbaar vervoer.
5. Een burgemeester die de beschikking heeft over een dienstauto en daarnaast regelmatig gebruik maakt van een eigen personenauto,
ontvangt een vergoeding die is gebaseerd op de helft van de in het tweede lid genoemde bedragen, respectievelijk op de helft
van het in het derde lid genoemde aantal kilometers.
3. Na het vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
6. Voor een dienstreis met een bestemming buiten de gemeente, geldt bij gebruik van een eigen personenauto een vergoeding van
het bedrag per kilometer, genoemd in artikel 2 van de Reisregeling binnenland of een vergoeding van de kosten voor het gebruik
van het openbaar vervoer.
ARTIKEL II
In artikel 4, eerste lid, onder b, onderdeel 2° en tweede lid, onder b, van de Regeling rechtspositie commissaris van de Koning,
wordt ‘€ 0,14’ vervangen door: € 0,15.
ARTIKEL III
In artikel 1, eerste lid, onder b, onderdeel 2°, en tweede lid, onder b, en in artikel 3, onder b, van de Regeling rechtspositie
gedeputeerden, wordt ‘€ 0,14’ vervangen door: € 0,15.
ARTIKEL IV
In artikel 1, eerste lid, onder b, onderdeel 2°, en tweede lid, onder b, en in artikel 3, onder b, van de Regeling rechtspositie
wethouders wordt ‘€ 0,14’ vervangen door: € 0,15.
ARTIKEL V
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst,
met dien verstande dat:
a. artikel I, onderdeel A, alsmede de artikelen II, III en IV terugwerken tot en met 1 juli 2008;
b. artikel I, onderdeel B, onder 1 en 2, terugwerkt en tot en met 1 januari 2008;
c. artikel I, onderdeel B, onder 3, terugwerkt tot en met 1 januari 2007.
TOELICHTING
De administratieve lastendruk voor met name kleine gemeenten in verband met de nieuwe vergoedingsregeling van reiskosten voor
de burgemeester voor het gebruik van de eigen auto voor dienstreizen binnen de gemeente, zoals die met ingang van 1 januari
2007 gold, is hoog gebleken. De vergoeding wordt berekend op basis van het aantal gereden kilometers met een jaarlijks maximum
per gemeentegrootte. Het bijhouden van een kilometerregistratie en rittenadministratie is vanuit fiscaal oogpunt voor de vergoeding
per kilometer noodzakelijk. Het zakelijk karakter van de dienstreis moet achteraf inzichtelijk worden gemaakt. Per gereden
kilometer blijft in dat geval € 0,19 onbelast. Het deel van de maandelijkse kilometervergoeding boven de € 0,19 wordt in de
belastingheffing betrokken.
Vanwege deze administratieve lastendruk wordt er nu in artikel 6 een keuzemogelijkheid geïntroduceerd. Naar aanleiding van
de discussie in het Georganiseerd Overleg Burgemeesters wordt een burgemeester weer de mogelijkheid geboden om voor een vaste
maandelijkse vergoeding te kiezen. De vaste vergoeding voor het gebruik van de eigen auto voor vervoer binnen de gemeente
is afhankelijk van de omvang van de gemeente. Deze vaste maandelijkse vergoeding wordt in zijn geheel in de belastingheffing
betrokken. Een vaste vergoeding is dus fiscaal minder aantrekkelijk, maar het voordeel is dat niet voortdurend een uitgebreide
rittenadministratie hoeft te worden bijgehouden.
De hoogte van de vaste vergoeding is bepaald door het maximum aantal kilometers op jaarbasis te vermenigvuldigen met de kilometervergoeding
van € 0,37. De uitkomst wordt gedeeld door 12 om een vast maandbedrag te krijgen. De per 1 januari 2008 vervallen vaste vergoeding
was nog gebaseerd op een kilometervergoeding van € 0,28. Als de burgemeester blijft bij de variabele vergoeding op grond van
het aantal gereden kilometers met een jaarlijks maximum, is dit fiscaal aantrekkelijk maar blijft de verplichting gelden dat
het zakelijk karakter van de gereden kilometers achteraf aan de Belastingdienst aangetoond moet kunnen worden. Het betreft
een jaarmaximum omdat het vervoerspatroon per maand aanzienlijk kan verschillen. Gezien het jaarlijks maximum aantal kilometers
ligt het voor de hand dat een burgemeester tijdig voorafgaand aan het nieuwe kalenderjaar aan de salarisadministratie zijn
keuze voor een vergoedingswijze aan zijn gemeente kenbaar maakt. De gekozen systematiek van een jaarmaximum laat het niet
toe dat deze gedurende het kalenderjaar wordt gewijzigd in vaste vergoeding per maand. Een vaste vergoeding per maand kan
om dezelfde reden ook niet gedurende het kalenderjaar worden gewijzigd in een variabele vergoeding met een jaarmaximum. Als
maandelijks de vergoedingswijze door betrokkene kan worden aangepast, zou dit ook weer tot een forse toename van de administratieve
lastendruk voor de betrokken gemeente leiden.
In het geval de burgemeester de beschikking heeft over een dienstauto en daarnaast regelmatig de eigen auto gebruikt binnen
de gemeente, is de vergoeding gebaseerd op de helft van de in het tweede lid genoemde vaste bedragen, of op de helft van de
in het derde lid genoemde aantal kilometers.
De burgemeester kan in plaats hiervan ook kiezen voor een vergoeding van de kosten van het openbaar vervoer. De burgemeester
dient voor een geheel kalenderjaar ook zijn keuze voor deze vergoedingswijze kenbaar te maken om een toename van de administratieve
lastendruk voor de gemeente te vermijden.
Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt om de verhoging van de kilometervergoeding met één cent naar € 0,15 in een aantal
rechtspositieregelingen per 1 juli 2008 in te voegen. Deze regeling sluit aan bij de aangekondigde wijziging van de vergoedingsregeling
voor woon-werkverkeer voor rijksambtenaren (Stcrt. 2008, nr. 85).
Bij de wijziging van 12 december 2007 (Stcrt. 2007, nr. 249) en met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2007 is de regeling
gewijzigd in een variabele vergoeding voor gebruik binnen de gemeente. Daarvoor gold de vaste vergoeding voor gebruik binnen
de gemeente. Als er niet volgens dat artikellid werd vergoed, kreeg de burgemeester een openbaar vervoervergoeding of een
bedrag per kilometer. Deze vergoeding betrof een vergoeding voor vervoer zowel binnen als buiten de gemeente. Zie Stcrt. 2004,
nr. 41, pag. 12, artikel 6, derde lid. Bij genoemde wijziging van 2007 is de grondslag voor een vergoeding voor het gebruik
van de eigen auto of openbaar vervoer voor dienstreizen buitende gemeente geschrapt. Dit wordt hersteld in artikel I onderdeel B, onder 3. De hiervoor genoemde regeling werkte terug tot
en met 1 januari 2007. Daarom geldt voor artikel I, onderdeel B, onder 3 eveneens de terugwerkende kracht tot en met 1 januari
2007.
Het Georganiseerd overleg van burgemeesters heeft op 19 juni 2008 ingestemd met deze regeling.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst.