Besluit van 4 december 2008 houdende toestemming als bedoeld in artikel 9, aanhef en onder c, van de Bankwet 1998 met het oog op de eenmalige uitvoering van het IJslandse depositogarantiestelsel door De Nederlandsche Bank N.V.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 3 december 2008, nr. FM/2008/3097 M;

Gelet op artikel 9, aanhef en onder c, van de Bankwet 1998;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Wij verlenen toestemming aan De Nederlandsche Bank N.V. om die werkzaamheden te verrichten die noodzakelijk zijn in het kader van de afwikkeling van het IJslandse depositogarantiestelsel.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

Den Haag, 4 december 2008

Beatrix

De Minister van Financiën,

W.J. Bos.

TOELICHTING

Inleiding

Door middel van dit besluit wordt toestemming gegeven aan De Nederlandsche Bank N.V. (hierna: de Bank) om werkzaamheden te verrichten in het kader van de afwikkeling van het IJslandse depositogarantiestelsel. Het besluit heeft een tijdelijk karakter en zal na afwikkeling van het IJslandse depositogarantiestelsel worden ingetrokken.

Op basis van de richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels (Pb. EU L 135) is de IJslandse Staat verantwoordelijk voor de terugbetaling van de eerste € 20.887,– die rekeninghouders bij de Landsbanki Íslands hf. op een depositorekening aanhouden, ook voor wat betreft de rekeninghouders van het Nederlandse bijkantoor. Bovenop de eerste € 20.887,– hebben rekeninghouders bij het Nederlandse bijkantoor recht op een aanvullende dekking onder het Nederlandse depositogarantiestelsel.

Op 13 oktober 2008 heeft de Rechtbank Amsterdam op verzoek van de Bank de noodregeling ex afdeling 3.5.5 van de Wet op het financieel toezicht (hierna: de Wft) van toepassing verklaard op het Nederlandse bijkantoor van de IJslandse bank Landsbanki Íslands hf. Nog diezelfde datum heeft de Bank het Nederlandse depositogarantiestelsel in werking gesteld, ex artikel 3:260 van de Wft. Dit heeft gevolgen voor vele (Nederlandse) deposanten van het Nederlandse bijkantoor van Landsbanki Íslands hf., die aldaar deposito’s aanhouden.

Gebleken is dat het voor de rekeninghouders van het Nederlandse bijkantoor van Landsbanki Íslands hf. praktischer uitvoerbaar en daarom in het belang van (de rechtsbescherming van) Nederlandse spaarders is, dat zij met hun aanvragen tot terugbetaling van hun tegoeden terecht kunnen in Nederland, bij de Bank. Om deze reden zal de Bank de uitvoering van het IJslandse depositogarantiestelsel in Nederland voor zijn rekening nemen.

Ter uitvoering hiervan is het in het algemeen belang noodzakelijk dat de Bank enkele bevoegdheden bezit waarin bestaande regelingen niet voorzagen. Derhalve worden in het onderhavige besluit de beoogde tijdelijke uitbreiding van werkzaamheden aan de Bank toegekend op de wijze als voorzien in artikel 9, aanhef en onder c, van de Bankwet 1998. Wanneer de behandeling van aanvragen onder het IJslandse depositogarantiestelsel door de Bank, de hieruit voortvloeiende betalingen en de eventuele procedures zijn afgerond, zal dit besluit worden ingetrokken.

Werkzaamheden van de Bank

In het kader van de afwikkeling van het IJslandse depositogarantiestelsel zal de Bank verschillende werkzaamheden verrichten. Zo stelt de Bank bijvoorbeeld de formulieren vast waarmee een aanvraag om vergoeding kan worden gedaan. Dit zal hetzelfde formulier zijn als hij vaststelt voor een aanvraag om vergoeding onder het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft voor de aanvullende dekking onder het Nederlandse depositogarantiestelsel. Vervolgens zal de Bank het bestaan en de hoogte van de vergoeding onder het IJslandse depositogarantiestelsel vaststellen en de uitkeringen van de vastgestelde bedragen moeten kunnen verrichten.

Materiële regels IJslandse depositogarantiestelsel

Door de afwikkeling van het IJslandse depositogarantiestelsel door de Bank wordt de positie van de Nederlandse depositohouders op generlei wijze gewijzigd. De Bank zal bij de besluitvorming omtrent de vorderingen aansluiten bij de inhoudelijk normen van het IJslandse depositogarantiestelsel. Voorts geldt onverkort dat rekeninghouders van een ‘en/of-rekening’ beiden aanspraak kunnen maken op een vergoeding onder het IJslandse depositogarantiestelsel. Tevens zal de Bank, wanneer Landsbanki Íslands hf. nog een vordering heeft op de rekeninghouder, tegoeden moeten kunnen ‘verrekenen’, zoals dit overigens ook onder het Nederlandse depositogarantiestelsel gebeurt.

Afstemming IJslandse en Nederlandse stelsel

Ten behoeve van de praktische uitvoerbaarheid van het depositogarantiestelsel en eenheid van rechtsbescherming, is het noodzakelijk dat de Bank onder het IJslandse en onder het Nederlandse stelsel dezelfde procedurele regels volgt. Daartoe behoren in elk geval de termijnen waarbinnen rekeninghouders hun claims kunnen indienen, en de regels omtrent aanvraagformulieren. De Bank neemt bij het uitvoeren van de werkzaamheden de procedurele regels van het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft in acht. Voor zover deze regels afwijken van de regeling van het IJslandse depositogarantiestelsel, prevaleren de procedurele regels van het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft. Zo is het, zoals dat naar Nederlands (faillissements)recht geldt, bijvoorbeeld niet noodzakelijk dat rekeninghouders hun vordering in IJsland bij de (curator van de failliete) boedel hebben aangemeld.

Algemene wet bestuursrecht

De besluiten die de Bank in het kader van de afwikkeling van het IJslandse DGS neemt, zijn besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertegen kan bezwaar worden gemaakt en beroep worden ingesteld.

De Minister van Financiën,

W.J. Bos.

Naar boven