Splitsing en toestemming overdracht opsporingsvergunning blok Q10

5 augustus 2008

ET/EM / 8098501

De Minister van Economische Zaken,

Procesverloop:

- Cirrus Energy Nederland B.V. (hierna genoemd Cirrus) is de houder van de bij beschikking van de Minister van Economische Zaken van 27 juni 2007, kenmerk ET/EM/7069791, verleende opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen voor blok Q10, van het continentaal plat; dit blok is aangegeven op de als bijlage 2 bij de Mijnbouwregeling gevoegde kaart;

- Cirrus heeft, mede namens Smart Energy Solutions B.V. (hierna te noemen Smart) en Scotsdale Petroleum Ltd. (hierna te noemen Scotsdale), bij brief van 27 maart 2008, ontvangen op 28 maart 2008, gevraagd om toestemming, op grond van artikel 20 van de Mijnbouwwet, tot splitsing van de vergunning, zodanig dat twee opsporingsvergunningen ontstaan, en aansluitend om overdracht van één van de twee opsporingsvergunningen aan Smart en Scotsdale.

Overwegingen:

- De aanvraag wordt als volgt begrepen dat Cirrus (de huidige vergunninghouder) vraagt om splitsing van de vergunning, op grond van artikel 20, tweede lid, van de Mijnbouwwet in samenhang met artikel 19, aanhef en onder a, van de Mijnbouwwet;

- Op grond van artikel 135, tweede en vierde lid, van het Mijnbouwbesluit gelden na de splitsing van de te splitsen opsporingsvergunning voor de nieuwe opsporingsvergunningen dezelfde beperkingen en voorschriften als voor de te splitsen vergunning;

- De twee na splitsing ontstane vergunningen tezamen gelden voor hetzelfde gebied als waarvoor de te splitsen vergunning geldt. Hiermee is voldaan aan het vereiste van artikel 135, derde lid, van het Mijnbouwbesluit;

- Voor het voorkomen waarvoor de opsporingsvergunning geldt, geldt niet ook een opslagvergunning (artikel 20, eerste lid, van de Mijnbouwwet in samenhang met artikel 7, tweede lid, van de Mijnbouwwet);

- Op basis van de huidige kennis leidt splitsing van het vergunninggebied er niet toe dat een voorkomen in het oorspronkelijke vergunninggebied zich in de twee door splitsing ontstane vergunningsgebieden zal bevinden;

- Er bestaat geen reden de toestemming tot splitsing te weigeren op grond van artikel 141, eerste lid en onder a en b van het Mijnbouwbesluit;

- De vergunninghouder vraagt om na splitsing van de opsporingsvergunning voor het blok Q10 in de opsporingsvergunning voor het blokdeel Q10a (het noordoostelijke deel van blok Q10) en de opsporingsvergunning voor het blokdeel Q10b (het zuid-westelijke deel), toestemming de vergunning voor het blokdeel Q10a over te dragen aan Smart en Scotsdale;

- Noch de technische of financiële mogelijkheden van de beoogde vergunninghouders Smart en Scotsdale, noch de wijze waarop zij voornemens zijn de opsporingsactiviteiten te verrichten, noch hun efficiëntie en verantwoordelijkheidszin bij opsporingsactiviteiten geven aanleiding de gevraagde toestemming te weigeren (artikel 20, eerste 1id in samenhang met artikel 9, eerste lid, sub a t/m c van de Mijnbouwwet);

Gelet op:

De artikelen 19, onder a, artikel 20, eerste en tweede lid en artikel 22, derde lid van de Mijnbouwwet, de artikelen 135, 136, 141, 142 van het Mijnbouwbesluit en de artikelen 1.3.7, derde lid, en 1.8.1 van de Mijnbouwregeling.

Besluit:

Artikel I

Artikel 1

De opsporingsvergunning voor blok Q10 wordt gesplitst in twee opsporingsvergunningen, elk voor een apart blokdeel.

Artikel 2

Het ene deel van blok Q10, dat door de in artikel 1 bedoelde splitsing ontstaat, zal worden aangeduid als blokdeel Q10a.

Blokdeel Q10a (het noordoostelijke deel van blok Q10) is het blokdeel dat wordt begrensd door de breedtecirkels tussen puntenparen A-B en C-D, door de lengtecirkels tussen de punten B en C en de grootcirkel tussen de punten A en D. De coördinaten van eerder genoemde punten zijn:

A

52° 30’ 00.000” NB en

 

04° 11’ 00.000” OL

B

52° 30’ 00.000” NB en

 

04° 20’ 00.000” OL

C

52º 26’ 00.000” NB en

 

04° 20’ 00.000” OL

D

52º 26’ 00.000” NB en

 

04° 16’ 20.000” OL

De oppervlakte van dit van dit blokdeel bedraagt 53.2 km2.

De ligging van de bovengenoemde punten is uitgedrukt in geografische coördinaten, berekend volgens het stelsel van de Europese vereffening.

Artikel 3

Het andere deel van blok Q10, dat door de in artikel 1 bedoelde splitsing ontstaat, zal worden aangeduid als blokdeel Q10b.

Blokdeel Q10b (het zuidwestelijke deel van Q10) wordt begrensd door de breedtecirkels tussen de puntenparen A-G, C-D en E-F, door de lengtecirkels tussen de puntenparen C-E en F-G en door de grootcirkel tussen de punten A en D. De coördinaten van eerdergenoemde punten zijn:

A

52° 30’ 00.000” NB en

 

04° 11’ 00.000” OL

C

52º 26’ 00.000” NB en

 

04° 20’ 00.000” OL

D

52º 26’ 00.000” NB en

 

04° 16’ 20.000” OL

E

52° 20’ 00.000” NB en

 

04° 20’ 00.000” OL

F

52º 20’ 00.000” NB en

 

04° 00’ 00.000” OL

G

52º 30’ 00.000” NB en

 

04° 00’ 00.000” OL

De oppervlakte van dit van dit blokdeel bedraagt 367.0 km2.

De ligging van de bovengenoemde punten is uitgedrukt in geografische coördinaten, berekend volgens het stelsel van de Europese vereffening.

Artikel II (opsporingsvergunning Q10a)

Artikel 1

Aan Cirrus Energy Nederland B.V. (hierna genoemd Cirrus) wordt een opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen verleend voor het blokdeel Q10a.

Artikel 2

Het gebied waarvoor de vergunning geldt, wordt begrensd zoals bepaald in artikel I, artikel 2.

Artikel 3

Energie Beheer Nederland wordt aangewezen als de vennootschap als bedoeld in artikel 82 van de Mijnbouwwet.

Artikel 4

De vergunninghouder geeft uitvoering aan het werkprogramma dat onderdeel uitmaakt van zijn op 29 mei 2006 ingediende aanvraag om een opsporingsvergunning voor blok Q10.

Artikel 5

Het tijdvak waarvoor de vergunning geldt, eindigt op het tijdstip waarop het tijdvak van de opsporingsvergunning Q10, kenmerk ET/EM/7069791, zou zijn geëindigd.

Artikel III (opsporingsvergunning Q10b)

Artikel 1

Aan Cirrus Energy Nederland B.V. wordt een opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen verleend voor het blokdeel Q10b.

Artikel 2

Het gebied waarvoor de vergunning geldt wordt begrensd zoals bepaald in artikel I, artikel 3.

Artikel 3

Energie Beheer Nederland B.V. wordt aangewezen als de vennootschap als bedoeld in artikel 82 van de Mijnbouwwet.

Artikel 4

De vergunning dient binnen één jaar na bekendmaking van deze beschikking daadwerkelijk te zijn overgedragen.

Artikel IV (opsporingsvergunning Q10a)

Artikel 1

Aan Cirrus Energy Nederland B.V. wordt toestemming verleend tot het doen overgaan van de vergunning genoemd in Artikel II zodat Smart Energy Solutions en Scotsdale Petroleum Ltd. gezamenlijk houder worden van de opsporingsvergunning voor blokdeel Q10a.

Artikel 2

Na overdracht van de vergunning is Smart Energy Solutions B.V. de persoon als bedoeld in artikel 22, vijfde lid, van de Mijnbouwwet.

Artikel 3

De vergunning dient binnen één jaar na bekendmaking van deze beschikking daadwerkelijk te zijn overgedragen.

Artikel 4

De vergunninghouder doet van de overdracht onverwijld schriftelijk mededeling aan de Minister van Economische Zaken en aan Energie Beheer Nederland B.V., Postbus 19063, 3501 DB Utrecht.

Artikel V

Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die waarop de beschikking bekend is gemaakt.

Deze beschikking wordt bekendgemaakt door toezending aan de aanvrager. Van deze beschikking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

De Minister van Economische Zaken,namens deze:
J.C. De Groot,
directeur Energiemarkt.

Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen 6 weken na de dag van verzending van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Economische Zaken, Directie Wetgeving en Juridische Zaken (ALP: L/204), Postbus 20101, 2500 EC ’s-Gravenhage. Dit besluit is verzonden op de in de aanhef vermelde datum.

Naar boven