De Minister van Economische Zaken,
Procesverloop:
- Wintershall Noordzee B.V., Cirrus Energy Nederland B.V. en Dana
Petroleum (E&P) Ltd. (hierna genoemd de vergunninghouder) zijn houder
van de bij beschikking van de Minister van Economische Zaken van 12-01-1999,
kenmerk: E/EOG/MW/98086397 (Staatscourant 21-01-1999, nr. 14) verleende opsporingsvergunning
voor een deel van blok A15 van het Continentaal Plat, welk blok is aangegeven
op de als bijlage 3 bij de Mijnbouwregeling gevoegde kaart, genaamd blokdeel
A15a;
- Bovengenoemde vergunninghouder heeft per brief van 22-07-2008,
ontvangen op 23-07-2008, gevraagd om toestemming, op grond van artikel 20,
eerste lid van de Mijnbouwwet, voor overdracht van bovenbedoelde vergunning
aan Cirrus, Dana en Venture Production Nederland B.V. (hierna genoemd Venture)
en gevraagd om Venture aan te wijzen als de persoon die de feitelijke werkzaamheden
verricht of daartoe opdracht verleent, als bedoeld in artikel 22, vijfde lid,
van de Mijnbouwwet;
Overwegingen:
- Voor het blok waarvoor de opsporingsvergunning geldt, geldt niet
ook een door een ander gehouden opslagvergunning (artikel 20, eerste lid,
Mijnbouwwet in samenhang met artikel 7, tweede lid, Mijnbouwwet);
- De aanvraag wordt als volgt begrepen, dat de huidige vergunninghouder
de vergunning wil overdragen, zodanig dat de beoogde vergunninghouder bestaat
uit Cirrus, Dana en Venture gezamenlijk;
- Venture wordt aangewezen als de persoon die de feitelijke werkzaamheden
verricht of daartoe opdracht verleent, zoals bedoeld in artikel 22, vijfde
lid, van de Mijnbouwwet;
- Noch de technische of financiële mogelijkheden van de beoogde
vergunninghouder, noch de wijze waarop hij voornemens is met de vergunning
activiteiten te verrichten, noch zijn efficiëntie en verantwoordelijkheidszin
bij opsporingsactiviteiten geven aanleiding de gevraagde toestemming te weigeren
(artikel 20, eerste lid, Mijnbouwwet in samenhang met artikel 9, eerste lid,
onder a tot en met c, Mijnbouwwet).
Gelet op:
- Artikel 20, eerste lid, artikel 22, derde en vijfde lid, van de
Mijnbouwwet en artikel 1.3.7, derde lid, van de Mijnbouwregeling.
Besluit:
Artikel 1
Aan de houder van de opsporingsvergunning voor blokdeel A15a, verleend
bij beschikking van de Minister van Economische Zaken van 12-01-1999, kenmerk:
E/EOG/MW/98086397 (Staatscourant 21-01-1999, nr. 14), wordt toestemming gegeven
tot het doen overgaan van deze vergunning, zodanig dat Cirrus Energy Nederland
B.V., Dana Petroleum (E&P) Ltd. en Venture Production Nederland B.V. gezamenlijk
houder zullen worden van deze opsporingsvergunning.
Artikel 2
Venture Production Nederland B.V wordt aangewezen als de persoon bedoeld
in artikel 22, vijfde lid, van de Mijnbouwwet.
Artikel 3
De vergunning dient binnen één jaar na bekendmaking van
deze beschikking daadwerkelijk te zijn overgedragen.
Artikel 4
De vergunninghouder doet van de overdracht onverwijld schriftelijk mededeling
aan de Minister van Economische Zaken en aan Energie Beheer Nederland B.V.,
Postbus 19063, 3501 DB Utrecht.
Artikel 5
Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die waarop
de beschikking is bekendgemaakt.
Deze beschikking wordt bekendgemaakt door toezending aan de aanvrager.
Van deze beschikking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit
is betrokken binnen 6 weken na de dag van verzending van dit besluit een gemotiveerd
bezwaarschrift indienen bij de Minister van Economische Zaken, Directie Wetgeving
en Juridische Zaken (ALP/L204), Postbus 20101, 2500 EC ’s-Gravenhage.
Dit besluit is verzonden op de in de in de aanhef vermelde datum.