Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar bij de afdeling Reiniging, Sector Openbare Werken van het Stadsdeel Centrum van de gemeente Amsterdam 2008

Besluit van de Minister van Justitie van 4 juni 2008, nr. 550871/Justis/07, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij de afdeling Reiniging, Sector Openbare Werken van het Stadsdeel Centrum van de gemeente Amsterdam

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de betrokken Ministers;

Gelezen het verzoek van het hoofd Reiniging van het stadsdeel Amsterdam-Centrum van de gemeente Amsterdam en de daaropvolgende adviezen van de hoofdofficier van justitie te Amsterdam en de korpschef van het regionaal politiekorps Amsterdam-Amstelland;

Gelet op:

– artikel 142, eerste lid, onder b en c, en het derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;

– artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, van de Wet op de economische delicten;

– artikel 8, zevende lid, van de Politiewet 1993;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

Maximaal 30 personen werkzaam bij de Reinigingspolitie van de afdeling Reiniging van het stadsdeel Amsterdam-Centrum van de gemeente Amsterdam, die de functie vervullen van handhaver, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, is bevoegd tot opsporing van feiten strafbaar gesteld bij of krachtens:

De in artikel 1a van de WED genoemde wetten alsmede de artikelen 26, 33 en 34 van de WED; de Woningwet; de Visserijwet 1963; de Wet op de openluchtrecreatie; Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden; de Plantenziektewet; de Veewet; de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren; het Besluit gebruik meststoffen; artikel 45 Luchtverkeersreglement; Binnenvaartpolitiereglement, de Binnenschepenwet; de Wegenverkeerswet 1994, met uitzondering van parkeerovertredingen; artikel 2 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (i.v.m. onverzekerd crossen);

de artikelen 141, 157, 161 t/m 163,173, 173a, 173b, 174, 175, 177, 177a, 179, 180, 181, 182, 184, 185, 198, 199, 225, 239, 266, 267, 284, 285, 310, 311, 314, 315, 350, 351, 351 bis, 352, 424 t/m 429, 435, onder ten vierde, 447e , 458 t/⁠m 461 van het Wetboek van Strafrecht;

Verordeningen en/of Keuren voor zover betrokkene daarvoor door het bevoegde bestuursorgaan is aangewezen.

De buitengewoon opsporingsambtenaar is tevens bevoegd tot het opsporen van andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie is belast voor de duur van dat onderzoek.

2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de gemeente Amsterdam.

Artikel 4

De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd bij de opsporing van de in artikel 3, eerste lid, van dit besluit genoemde strafbare feiten, gebruik te maken van de bevoegdheden bedoeld in:

a. artikel 55b van het Wetboek van Strafvordering;

b. artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993, vooralsnog voor een periode van twee jaar, hij gedraagt zich daarbij overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 5

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar kan gedurende de uitoefening van zijn dienst als buitengewoon opsporingsambtenaar gebruik maken van handboeien van een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie goedgekeurd merk en type. Vooralsnog voor een periode van twee jaar.

2. De buitengewoon opsporingsambtenaar wordt daadwerkelijk uitgerust met handboeien nadat de direct toezichthouder heeft vastgesteld dat betrokkene beschikt over de vereiste bekwaamheid ten aanzien van het gebruik van het omgaan met handboeien.

Artikel 6

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket te Amsterdam.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het regionaal politiekorps Amsterdam-Amstelland.

Artikel 7

1. Het hoofd Reiniging van het stadsdeel Amsterdam-Centrum brengt jaarlijks, voor 1 april, over het jaar daaraan voorafgaand aan de Minister van Justitie verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december werkzaam was binnen de dienst;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.

2. Dit verslag dient te worden toegezonden aan de toezichthouder en de direct toezichthouder, als bedoeld in artikel 5 van dit besluit, alsmede aan het Ministerie van Justitie, dienst JUSTIS, afd. BTR/BOA, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag.

Artikel 8

De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging, de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van de in artikel 9 genoemde besluit, buitengewoon opsporingsambtenaar reinigingsagenten stadsdeel Amsterdam-Centrum 2006, kenmerk 5409029/Justis/06, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn akten en overige benoemingsbescheiden mede op basis van het onderhavige besluit.

Artikel 9

Het besluit buitengewoon opsporingsambtenaar reinigingsagenten stadsdeel Amsterdam-Centrum 2006, kenmerk 5409029/Justis/06, wordt ingetrokken.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt vijf jaar na inwerkingtreding.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar bij de afdeling Reiniging, Sector Openbare Werken van het Stadsdeel Centrum van de gemeente Amsterdam 2008.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, dienst Justis, afdeling BTR, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Dit besluit wordt met toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Den Haag, 4 juni 2008.
De Minister van Justitie,
namens deze:
de teammanager BTR, P.W.C. Collard.

Toelichting

Het hoofd Reiniging van het stadsdeel Amsterdam-Centrum van de gemeente Amsterdam heeft bij brief van 7 augustus 2007, verzocht om een wijziging van de categoriaal beschikking.

Hierover heb ik advies ingewonnen bij de toezichthouder, de hoofdofficier van justitie te Amsterdam en de direct toezichthouder, de korpschef van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland.

Gelet op het feit dat er een groot aantal tekstuele wijzigingen in het besluit buitengewoon opsporingsambtenaar reinigingsagenten stadsdeel Amsterdam-Centrum 2006, kenmerk 5409029/Justis/06 dienen plaats te vinden, heb ik besloten, naar aanleiding van de adviezen van de toezichthouder en de direct toezichthouder, om een nieuw categoriaal besluit te vervaardigen.

Gezien de door hen uitgebrachte adviezen acht ik de noodzaak tot het toekennen van de politiebevoegdheden en handboeien vooralsnog aangetoond voor een periode van één jaar. Na een jaar zal een evaluatie plaatsvinden tussen de toezichthouder, direct toezichthouder en het hoofd Reiniging van het stadsdeel Amsterdam-Centrum en zal door mij worden beoordeeld of de politiebevoegdheden en het geweldsmiddel worden verlengd.

Gezien het feit dat het wegens administratieve procedures praktisch niet uitvoerbaar is om met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit aan de buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam bij de afdeling Reiniging van de Sector Openbare Ruimte bij het stadsdeel Amsterdam-Centrum van de gemeente Amsterdam een nieuwe akte van beëdiging en bijbehorend legitimatiebewijs uit te reiken, is in artikel 8 van dit besluit een overgangsregeling opgenomen. Op grond van deze regeling behouden de akten en legitimatiebewijzen van de betreffende buitengewoon opsporingsambtenaren nog hun geldigheid tot het moment waarop zij vervallen.

De Minister van Justitie

namens deze:

de teammanager BTR,

P.W.C. Collard

Naar boven