Regeling van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat houdende bepalingen met betrekking tot de tijdelijke verstrekking van subsidies aan de Stichting Projecten Binnenvaart ten behoeve van een expertise- en innovatiecentrum voor de binnenvaart (Tijdelijke subsidieregeling expertise- en innovatiecentrum binnenvaart)

2 oktober 2008

Nr. CEND/HDJZ-2008/1343 sector SCH

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 2, onderdelen a en c, en 3 van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

algemene indirecte kosten:

loonkosten van het management, de secretariële en de boekhoudkundige ondersteuning, huisvestingskosten en kosten van aanschaf van computerapparatuur en kantoorbehoeften;

directe kosten:

kosten die een rechtstreekse relatie hebben met expertiseontwikkeling en innovatie bevorderende activiteiten op het terrein van de binnenvaart;

EICB:

onder de stichting ressorterend bureau voor expertise en innovatie ten dienste van de binnenvaartsector;

Minister:

Minister van Verkeer en Waterstaat;

stichting:

Stichting Projecten Binnenvaart, gevestigd te Rotterdam.

Artikel 2

  • 1. De Minister verstrekt de stichting jaarlijks een subsidie om het EICB in staat te stellen:

    • a. de kennisontwikkeling en de verspreiding van kennis op het terrein van de binnenvaart te versterken; en

    • b. het tussen de Minister en de binnenvaartsector overeengekomen Innovatieprogramma Binnenvaart uit te voeren.

  • 2. Voor subsidie komen in aanmerking de gemaakte en betaalde directe en algemene indirecte kosten die rechtstreeks aan de in het eerste lid bedoelde activiteiten zijn toe te rekenen op basis van bedrijfseconomisch aanvaardbare principes.

  • 3. De stichting verstrekt het EICB geen middelen voor activiteiten die in concurrentie met derden worden ontplooid of zouden kunnen worden ontplooid.

  • 4. De subsidie wordt per boekjaar verleend.

Artikel 3

  • 1. De subsidie voor de gezamenlijke directe en algemene indirecte kosten van de stichting ten behoeve van de activiteit, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, bedraagt over de totale looptijd van deze regeling ten hoogste € 1.900.000 en per boekjaar ten hoogste € 475.000,–.

  • 2. De subsidie voor de gezamenlijke directe en algemene indirecte kosten ten behoeve van de activiteit, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, bedraagt over de totale looptijd van deze regeling ten hoogste € 920.000 en per boekjaar ten hoogste € 300.000,–.

Artikel 4

De subsidie voor de algemene indirecte kosten bedraagt jaarlijks een op basis van de begroting door de Minister te bepalen percentage van de directe kosten en wordt vermeld bij de subsidieverlening.

Artikel 5

Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

Artikel 6

  • 1. De stichting richt de aanvraag tot subsidieverlening aan de Minister, ter attentie van de directeur-generaal Luchtvaart en Maritieme Zaken, Postbus 20904, 2500 EX Den Haag.

  • 2. De aanvraag van de subsidie voor het kalenderjaar 2008 dient uiterlijk vier weken na het van kracht worden van de regeling te zijn ingediend bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

  • 3. De aanvraag van de subsidie voor de kalenderjaren 2009, 2010 en 2011 dient jaarlijks, uiterlijk 1 november van het jaar voorafgaand aan het desbetreffende boekjaar, te zijn ingediend bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 7

Gevallen als bedoeld in artikel 4:50, eerste lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht, waarin de Minister de subsidieverlening kan intrekken of ten nadele van de stichting kan wijzigen, zijn:

  • a. de stichting krijgt voor de uitoefening van de gesubsidieerde activiteiten tevens andere financiële bijdragen;

  • b. met de door de subsidie verstrekte gelden is vermogen gevormd;

  • c. de stichting is ontbonden;

  • d. de accountantscontrole mondt niet uit in een eenduidig oordeel omdat de stichting niet heeft voldaan aan artikel 10, eerste lid, dan wel uit de accountantsverklaring blijkt dat de gedeclareerde kosten niet subsidiabel zijn op grond van artikel 2;

  • e. het in artikel 4:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde activiteitenverslag voldoet niet aan artikel 4:80 van die wet.

Artikel 8

De Minister kan weigeren om voor een aansluitend boekjaar subsidie te verlenen voor directe of algemene indirecte kosten ten behoeve van de in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, bedoelde activiteiten indien deze activiteiten naar het oordeel van de Minister in onvoldoende mate hebben geleid tot subsidiabele projecten als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Tijdelijke subsidieregeling innovatie binnenvaart.

Artikel 9

De Minister kan de stichting voorschotten verlenen. Het voorschot bedraagt maximaal 80% van de toegekende subsidie.

Artikel 10

  • 1. De stichting draagt er zorg voor dat de externe accountant van de stichting en de Minister of een door de Minister aangewezen accountant te allen tijde kunnen controleren of de verleende subsidie is aangewend overeenkomstig deze regeling.

  • 2. De stichting voert haar administratie op een zodanige wijze dat onderscheid wordt gemaakt tussen:

    • a. de kosten die verband houden met de activiteit, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a;

    • b. de kosten die verband houden met de activiteit, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b;

    • c. de kosten van andere activiteiten die de stichting, eventueel voor derden, uitvoert.

Artikel 11

  • 1. De accountantsverklaring bedoeld in artikel 4:78, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht voldoet aan het toepasselijke model van de accountantsverklaringen, zoals uitgegeven door een beroepsorganisatie als bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De algemene uitgangspunten en specifieke vereisten voor de controle worden opgenomen in een bij de subsidieverlening gevoegd controleprotocol.

  • 2. De Minister of een door hem aan te wijzen accountant kan een onderzoek uitvoeren bij de externe accountant van de stichting ter toetsing van de naleving van het controleprotocol. De kosten hiervan zijn voor rekening van de Minister, tenzij van onjuistheden blijkt. Indien een review wordt gehouden wordt hierover overleg gevoerd met de stichting.

Artikel 12

De stichting verleent op verzoek van de Minister alle medewerking aan een door de Minister ingesteld evaluatieonderzoek, bedoeld om te beoordelen in welke mate het EICB bij het uitoefenen van de activiteiten een bijdrage heeft geleverd aan het bereiken van de door de Minister geformuleerde beleidsdoelstellingen.

Artikel 13

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, werkt terug tot en met 1 april 2008 en vervalt met ingang van 1 april 2012, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de subsidies die voor die datum zijn verleend.

Artikel 14

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling Expertise- en innovatiecentrum binnenvaart.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J.C. Huizinga-Heringa.

TOELICHTING

Algemeen

Achtergrond

De onderhavige regeling strekt ertoe een financiële basis te verschaffen voor de activiteiten in het kader van het Expertise- en Innovatiecentrum Binnenvaart (EICB), dat als onderdeel van de bestaande stichting Projecten Binnenvaart (SPB) zal gaan functioneren. De activiteiten van het EICB zijn gericht op de structurele versterking van de kennisontwikkeling en verspreiding van kennis op het terrein van de binnenvaart, alsmede op de innovatie van de binnenvaart.

Gezien de aard van de werkzaamheden zijn deze geplaatst binnen een bestaande sectorbreed bekende organisatie voor enerzijds een efficiënt gebruik van de bestaande netwerken en anderzijds een optimale toegankelijkheid voor alle binnenvaartondernemingen.

De subsidie bedraagt maximaal € 2.820.000 over de totale looptijd van de regeling van vier jaar. Conform de afspraken in het dd. 14 november 2006 gesloten Convenant Binnenvaart zullen hiervoor de middelen worden aangewend die zijn gevormd vanuit de prijscompensatie op het door het bedrijfsleven opgebrachte Nederlandse aandeel in het Europese reservefonds voor de binnenvaart. Het fonds, dat voortvloeit uit verordening (EG) nr. 718/1999 van de Raad van de Europese Unie van 29 maart 1999 betreffende het beleid ten aanzien van de capaciteit van de communautaire binnenvaartvloot met het oog op de bevordering van het vervoer over de binnenwateren (PbEG L 90), blijft zelf onaangetast. Uiteindelijk doel van de gesubsidieerde activiteiten is de stimulering van de binnenvaart om een evenwichtig intermodaal vervoersysteem tot stand te brengen en het concurrentievermogen van de binnenvaart in het gecombineerde vervoer te bevorderen.

Doelstellingen EICB

Expertise

Het doel van het EICB is een bijdrage te leveren aan de structurele vergroting van het kennisniveau in de binnenvaartsector door te functioneren als programmabureau voor expertiseontwikkeling. Het EICB zal een intermediair karakter hebben en fungeren als:

centraal aanspreekpunt voor kennis en innovatie;

centraal punt voor het verspreiden van nieuwe kennis op het terrein binnenvaart;

makelaar en schakelaar binnen bestaande en nieuw op te zetten kennisnetwerken (kenniskringen), waarin het EICB een verbinding legt tussen kennisvragen vanuit de markt en kennisaanbod vanuit kennisinstellingen en toeleveranciers;

secretariaat van een door het bedrijfsleven opgerichte Innovatieraad. Deze Raad zal worden ingezet om vanuit een meer strategisch perspectief draagvlak te verwerven voor innovatieprojecten;

initiator van onderzoek waarvan de resultaten openbaar zijn en ten goede komen aan de gehele binnenvaartsector.

Hierbij kan het EICB een belangrijke bijdrage leveren aan de versterking van de positie van de binnenvaart, hetgeen overeenstemt met de beleidsdoelen die op dit punt zijn geformuleerd. Voor zover de bovengenoemde activiteiten dienstverlening inhouden wordt bij de subsidieverlening bepaald dat deze diensten gratis worden verstrekt.

Innovatie

De rijksoverheid heeft samen met de sector een innovatieprogramma voor de binnenvaart opgesteld. In het kader van dit innovatieprogramma is de Tijdelijke subsidieregeling innovatie binnenvaart vastgesteld. Op grond van deze regeling kunnen beperkte subsidies tot een plafond van € 200.000 over een periode van drie jaar worden verstrekt aan haalbaarheidsstudies, industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling. De concrete uitvoering van de regeling en het toekennen van subsidies geschiedt in mandaat door SenterNovem.

Om te bevorderen dat de Tijdelijke subsidieregeling innovatie binnenvaart goed zal werken is een programmabureau nodig. Conform de afspraken die hierover zijn gemaakt in het Convenant Binnenvaart, zal het EICB fungeren als programmabureau. Dit behelst, onder andere, de volgende taken:

  • in het kader van de ‘makel- en schakelfunctie’ bijeenbrengen van marktpartijen en kennisinstellingen in zogeheten kenniskringen;

  • ondersteuning bij de indiening van subsidieaanvragen;

  • communiceren over het Innovatieprogramma in brede zin;

  • voorbereiden en coördineren van concrete educatieprojecten;

  • participeren in netwerken en gremia die van belang zijn met het oog op de makel- en schakelfunctie en de te bereiken synergie tussen het nationale en Europese innovatieprogramma.

Ook hiervoor geldt dat bij de subsidiebeschikking wordt bepaald dat voor activiteiten met een dienstverlenend karakter geen kosten in rekening worden gebracht.

Staatssteuntoets

De onderhavige regeling is getoetst op mogelijke staatssteunelementen. Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van staatssteun in de zin van artikel 87, eerste lid, van het EG-verdrag omdat de gesubsidieerde activiteiten van het EICB zonder winstoogmerk worden uitgevoerd en de resultaten daarvan op niet-discriminerende basis aan een ieder om niet ter beschikking worden gesteld. Artikel 2, derde lid, van de regeling verbiedt dat het EICB activiteiten verricht die in concurrentie met derden (zouden kunnen) worden ontplooid. Daarmee is beoogd uit te sluiten dat hier sprake kan zijn van (potentiële) economische activiteiten. Een systematische aanpak van kennisverbetering en innovatie in de binnenvaart is mede door de kleinschaligheid van het merendeel van de bedrijven in deze sector tot dusver niet van de grond gekomen. Voor de te subsidiëren activiteiten is door de markt in elk geval geen belangstelling getoond.

Toets administratieve lasten

Op basis van het standaardkostenmodel is een berekening gemaakt van de administratieve lasten die voortvloeien uit de toepassing van deze regeling. Uit deze berekening blijkt dat het totale percentage administratieve lasten ten opzichte van het totale subsidiebedrag jaarlijks circa 0,8% bedraagt. Dit komt neer op een bedrag van € 5.309 op de € 650.000. Dit bedrag bestaat uit € 623 aan kosten in de aanvraagfase, € 824 aan kosten in de exploitatiefase en € 3.802 aan kosten in de vaststellingsfase van de subsidie.

Een concept van deze regeling is ter toetsing aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) voorgelegd. Vanuit het secretariaat van het Actal is medegedeeld dat het College heeft besloten de regeling niet te selecteren voor een toets op de gevolgen voor de administratieve lasten, vanwege de door Actal gehanteerde selectiecriteria.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Onder directe kosten moet hier worden verstaan de loonkosten van het personeel dat zich inhoudelijk bezig houdt met de gesubsidieerde activiteiten, de kosten van kenniskringen, kosten voor publicaties en voorlichting, advieskosten en kosten van onderzoek, die een rechtstreekse relatie hebben met expertiseontwikkeling en innovatie in de binnenvaart.

Artikel 2

In dit artikel zijn de te subsidiëren activiteiten alsmede de subsidiabele kosten daarvan aangegeven. Bij de in het eerste lid, onderdeel a, genoemde activiteiten moet gedacht worden aan:

  • bemensen van een centraal loket voor kennisvragen op het terrein van binnenvaart;

  • vormen van en participeren in voor de binnenvaart relevante kennisnetwerken;

  • geven van voorlichting;

  • stimuleren van bewustwording over het nut van kennis en innovatie binnen de sector;

  • bevorderen van samenwerking tussen binnenvaartorganisaties en kennisinstellingen;

  • initiëren van onderzoek waarvan de resultaten voor een ieder beschikbaar zijn en ten goede komen aan de gehele binnenvaartsector;

  • andere activiteiten die daarmee verband houden of daartoe bevorderlijk zijn, zoals formuleren van onderzoeksvragen.

Bij de in het eerste lid, onderdeel b, genoemde activiteiten moet gedacht worden aan:

  • door middel van voorlichting en advies bevorderen dat binnenvaartondernemers concrete innovatieprojecten tot ontwikkeling brengen;

  • voorbereiden en coördineren van concrete educatieprojecten;

  • onderhouden van contacten met Europese onderzoeks- en innovatieprogramma’s;

  • verspreiden van kennis die voortkomt uit het Innovatieprogramma Binnenvaart;

  • inhoudelijk en secretarieel ondersteunen van de Innovatieraad Binnenvaart.

Om te voorkomen dat de subsidie wordt aangemerkt als staatssteun is het noodzakelijk dat het EICB geen (potentiële) marktactiviteiten verricht, zodat het niet wordt aangemerkt als ondernemer in Europeesrechtelijke zin. Derhalve verbiedt het derde lid dat het EICB (potentiële) marktactiviteiten uitvoert. Indien hieraan niet wordt voldaan kan de subsidieverlening worden ingetrokken of gewijzigd op grond van artikel 4:48, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 3

Teneinde de regeling beheersbaar te houden zijn in dit artikel de subsidiemaxima voor zowel de expertise- als de innovatieactiviteiten genoemd. Alle bedragen zijn inclusief BTW.

Artikel 4

Teneinde de berekening van het subsidieplafond voor de algemene indirecte kosten niet onnodig gecompliceerd te maken wordt hiervoor jaarlijks een percentage van de directe kosten vastgesteld. Hierdoor kan jaarlijks bezien worden of dit percentage verhoogd of verlaagd moet worden. Dit percentage wordt bij de subsidieverlening vermeld.

Artikel 5

Door te bepalen dat afdeling 4.2.8 van de Awb van toepassing is, zijn op eenvoudige wijze enkele belangrijke aspecten van de subsidieverstrekking geregeld. Het betreft hier voorschriften met betrekking tot de aanvraag (artikelen 4:60–4.65 Awb), de verplichtingen van de stichting (artikelen 4:68–4:72 Awb) alsmede de subsidievaststelling (artikelen 4:73–4:80 Awb). Uiteraard laat dit onverlet dat overige bepalingen van de Awb eveneens van toepassing zijn.

Artikel 6

Op grond van artikel 4.61, eerste lid, van de Awb is de stichting verplicht bij de subsidieaanvraag een activiteitenplan met een daarbij behorende begroting in te dienen. Op de inhoud van de begroting is artikel 4:63 Awb van toepassing, hetgeen voor de onderhavige regeling betekent dat de begroting van de kosten van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde activiteiten een raming dient te bevatten van de directe kosten, waaronder begrepen de kosten van de personele bezetting, kosten van inhuur van expertise, promotiekosten, reis- en verblijfskosten, onderhoudskosten van een datasysteem, kosten van kenniskringen en kosten van door derden uit te voeren onderzoek. Hieronder vallen ook de kosten die verband houden met de ondersteuning van de Innovatieraad Binnenvaart, zoals vergaderkosten en de kosten voor een deeltijdvoorzitter van de Innovatieraad.

Een deel van de voorzieningen zal zowel benut worden voor expertisebevorderende activiteiten als voor activiteiten in het kader van het Innovatieprogramma. Het betreft dan met name de kosten van een datasysteem, het maken en onderhouden van een Internetsite en promotieactiviteiten. De totale kosten hiervan zullen voor een derde deel worden toegekend aan de directe kosten van de in artikel 2 eerste lid, onderdeel a, bedoelde activiteiten en voor tweederde aan de directe kosten van de in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, bedoelde activiteiten.

Tevens bevatten de begrotingen voor de in artikel 2 eerste lid bedoelde activiteiten een gespecificeerde raming van de soorten indirecte kosten die zijn aangegeven in artikel 1, zodat op basis daarvan het voor deze kosten geldende percentage van de directe kosten kan worden bepaald. Zie hiervoor ook de toelichting op artikel 4.

Artikel 7

Het onderhavige artikel bevat de op grond van artikel 4:50, eerste lid, onderdeel c, van de Awb te bepalen gevallen, op grond waarvan een subsidie kan worden ingetrokken of gewijzigd zolang de subsidie niet is vastgesteld.

Artikel 8

Dit artikel bevat de grondslag om de kosten voor activiteiten ter stimulering van innovatieprojecten als bedoeld in de Tijdelijke subsidieregeling innovatie binnenvaart niet langer te subsidiëren indien mocht blijken dat deze niet het gewenste resultaat opleveren. In dat geval kan het accent beter op de kennisactiviteiten en de inhoudelijke invulling van het educatieprogramma gelegd worden. Hiertoe wordt bij de subsidieverlening een bepaald percentage als maatstaf genoemd.

Artikel 9

Dit artikel stelt buiten twijfel dat aan de stichting voorschotten kunnen worden verleend. De voorschotverlening geschiedt bij beschikking, waarin het bedrag of de bedragen zijn vermeld, dan wel de wijze waarop het bedrag wordt bepaald (artikel 4:54 van de Awb). Eventueel kunnen subsidieverlening en voorschotverlening in één beschikking worden gecombineerd.

Artikel 10

Het eerste lid verplicht de stichting een ordelijke en inzichtelijke administratie te voeren opdat het werk van de accountant niet onnodig wordt belemmerd dan wel geheel of ten dele onmogelijk is. Indien dit niet het geval is kan de subsidie op grond van artikel 7, onderdeel d, worden ingetrokken of verlaagd.

Op grond van het tweede lid dient bij het voeren van de administratie onderscheid te worden gemaakt tussen de kosten en middelen die verband houden met de werkzaamheden van de stichting als programmabureau voor expertiseontwikkeling, als programmabureau voor de uitvoering van het Innovatieprogramma Binnenvaart en de overige activiteiten van de stichting, in die zin dat deze kosten- of middelencategorieën afzonderlijk en controleerbaar uit de administratie blijken. Op grond van artikel 4:69, tweede lid, van de Awb worden de administratie en de daartoe behorende bescheiden gedurende zeven jaar bewaard.

Artikel 11

Dit artikel is een praktische uitwerking van artikel 4:79 van de Awb. Aangezien accountants als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek gebonden zijn aan controlevoorschriften en voorgeschreven model-verklaringen van hun beroepsorganisaties wordt geen protocol met modelverklaring in deze regeling opgenomen. In plaats daarvan wordt hier dynamisch verwezen naar de toepasselijke modelaccountantsverklaring en aangegeven dat te zijner tijd een actueel controleprotocol bij de verleningsbeschikking zal worden uitgegeven.

De accountantsverklaring betreft ingevolge artikel 4:78 van Awb het financiële verslag en het activiteitenverslag van de stichting. De accountantsverklaring wordt met beide verslagen ingediend bij de jaarlijkse aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 12

In de tweede helft van 2009 zal een evaluatie uitgevoerd worden om te kunnen bepalen of de in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, bedoelde activiteiten tot voldoende resultaten hebben geleid in de vorm van concrete innovatieprojecten die met hulp van het EICB zijn ontwikkeld. Dit zal jaarlijks bij de subsidieverlening bekend worden gemaakt.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J.C. Huizinga-Heringa.

Naar boven